Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het Presidium heeft met eenparigheid van stemmen besloten, te stellen in handen van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de commissie voor de Rijksuitgaven:

  • - het rapport van de tijdelijke commissie Stichting Woningbeheer Limburg (24339, nrs. 13-15).

Ik voeg eraan toe, dat de Kamer ervan dient uit te gaan dat krachtig gestreefd zal worden naar een debat voor het zomerreces, dit op verzoek van de commissie.

Op verzoek van de vaste commissies voor Justitie en voor Binnenlandse Zaken stel ik voor, de wens te kennen te geven dat de bij brief van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken d.d. 20 mei 1996 overgelegde ontwerp-besluiten Unie-Verdrag (23490, nr. 47) de uitdrukkelijke instemming van de Staten-Generaal behoeven.

Ik stel voor, de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de bevordering van de kwaliteit en de studeerbaarheid van het onderwijs (24619) te verplaatsen naar de vergaderingen van 29 en 30 mei (dat is dus een week eerder dan oorspronkelijk gepland).

Ik stel tevens voor, toe te voegen aan de agenda van die week:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met decentralisatie van regelgeving op arbeidsvoorwaardelijk terrein, alsmede wijziging van enkele andere wetten (decentralisatie rechtspositieregeling educatie en beroepsonderwijs) (23946).

Ook stel ik voor, het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake de bestuursvorm van het openbaar onderwijs (24138) te verplaatsen naar de vergaderingen van 11, 12 en 13 juni (onder het nadrukkelijk voorbehoud dat er in die week voldoende vergadertijd beschikbaar is).

Ik stel voor, te behandelen op dinsdag 11 juni bij het begin van de vergadering:

  • - de voordrachten ter vervulling van drie vacatures in de Hoge Raad (24720).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 11, 12 en 13 juni:

  • - het wetsvoorstel Het onderbrengen van de zorg, bestaande uit duurzaam verblijf en verzorging in een verzorgingshuis, in de aanspraken op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de tijdelijke regeling van de subsidiëring van verzorgingshuizen door de Ziekenfondsraad (Overgangswet verzorgingshuizen) (24606).

Met betrekking tot het te voeren Europese debat, waarover deze week is gesproken en waarna besloten is tot wat genoemd wordt een fractievoorzittersdebat, stel ik het volgende voor.

a. Het debat te houden in de week van 18, 19 en 20 juni.

b. Het debat te houden in de plaats van het geagendeerde algemeen overleg van 19 juni.

Dit plenaire debat dient dus mede ter voorbereiding van de Algemene Raad en de Europese top. Dit impliceert dat de desbetreffende geannoteerde agenda's, die vooraf ter kennisname aan de Kamer worden toegezonden, bij de beschouwingen kunnen worden betrokken.

Daarnaast zal er een notitie over de IGC aan de orde zijn, waarvan het zeer waarschijnlijk is dat de regering die met het oog op het debat de Kamer zal toezenden. Ik ga ervan uit dat het debat ter bespreking van de resultaten van de top in Florence zal worden vervangen door een algemeen overleg, afgerond door een twee-minutendebat voor het eventueel indienen van moties.

c. De spreektijden vast te stellen op 15 minuten voor de fracties van de PvdA, het CDA en de VVD, 12 minuten voor de fractie van D66, 10 minuten voor de fractie van GroenLinks, 7 minuten voor de overige fracties en 3,5 minuten voor de groep-Nijpels en het lid Hendriks.

Op verzoek van de vaste commissie voor Justitie stel ik voor, wetsvoorstel 23251 (Gerechtelijk vooronderzoek) van de agenda af te voeren.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

De leden moeten er rekening mee houden dat ik op verzoek van leden van de Kamer voor zal stellen in week 25 niet zoals gebruikelijk te stemmen op dinsdag 18 juni, maar op woensdag 19 juni, na de middagpauze.

Het Presidium heeft de termijn waarbinnen de verslagen omtrent de suppletore begrotingen samenhangende met de Voorjaarsnota 1996 moeten worden vastgesteld, bepaald op dinsdag 11 juni te 16.00 uur.

De beantwoording van de vragen dient plaats te vinden uiterlijk 19 juni. De plenaire behandeling kan dan plaatsvinden in de laatste vergaderweek voor het zomerreces. Ik zal aan de bewindslieden meedelen, dat zij er rekening mee moeten houden dat zij in die laatste week beschikbaar dienen te zijn om vragen te beantwoorden en te debatteren, indien dat noodzakelijk wordt geoordeeld, over de suppletore begrotingen.

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! De rechtbank in Leeuwarden heeft dinsdag de vergunningen voor vier van de vijf proefboringen in de Noordzee ten noorden van de Waddenzee geschorst. Zij heeft geoordeeld dat de milieu-effectrapportage aangeeft dat er aanzienlijke milieu-effecten kunnen optreden en dat de minister van Economische Zaken in de vergunningen onvoldoende rekening heeft gehouden met leemtes die er nog zijn in kennis over de milieu-effecten en ook onvoldoende rekening heeft gehouden met eventuele cumulatieve milieu-effecten. De rechtbank is van oordeel dat geen boringen in dit kostbare natuurgebied zouden moeten plaatsvinden.

Ik zou graag in aanvulling op een door mij eerder gevraagde brief over boringen in de Waddenzee, ook dit keer een brief van de minister van Economische Zaken vragen, waarin hij een reactie geeft op de uitspraak van de rechtbank in Leeuwarden, waarin hij aangeeft welke consequenties dat zal hebben voor de proefboringen in de Noordzee en waarin hij ook aangeeft of de uitspraak van de rechter gevolgen zal hebben voor de verlening van vergunning voor de proefboringen in de Waddenzee.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister van Economische Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Remkes.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Met betrekking tot het grote-stedenbeleid is er kennelijk sprake van een impasse in het overleg tussen staatssecretaris Kohnstamm met de vier grote steden over de zogenaamde kansenzones. Collega Van Heemst en ik zouden het op prijs stellen een brief van de staatssecretaris te krijgen over de geschillen en de huidige situatie.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Weisglas.

De heer Weisglas (VVD):

Ik heb twee vragen naar aanleiding van mededelingen die uzelf heeft gedaan. Mogen wij er, ten eerste, van uitgaan dat bij het debat over Europa de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken aanwezig zijn?

De voorzitter:

Dat spreekt toch vanzelf? Dat was van de week het verzoek van de Kamer.

De heer Weisglas (VVD):

Dank u wel! Ten tweede stelde u voor, in plaats van op dinsdag 18 juni te stemmen op woensdag 19 juni. Waarom is dat?

De voorzitter:

Ik heb gezegd: op verzoek van leden van de Kamer. Het feit dat ik van eventuele gebeurtenissen aan de overzijde van de Noordzee op bepaalde tijdstippen kennis draag, deed mij veronderstellen dat ik de laatste in de Kamer zou zijn die er kennis van genomen had. Ik verheug mij erover dat ik nummer 149 ben en u nummer 150.

De heer Weisglas (VVD):

Ik sta met mijn mond vol tanden.

De voorzitter:

Dat beoogde ik ook.

De heer Weisglas (VVD):

Het is u gelukt.

Naar boven