Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het Presidium heeft met eenparigheid van stemmen besloten, te stellen in handen van:

a. de vaste commissie voor Justitie:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de regeling van de splitsing van rechtspersonen (24702);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet van 25 maart 1981, houdende regeling van het conflictenrecht inzake ontbinding van het huwelijk en scheiding van tafel en bed en erkenning daarvan, in verband met de bekrachtiging van de Verdragen van Luxemburg en 's-Gravenhage inzake erkenning van beslissingen betreffende de huwelijksband, onderscheidenlijk de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed (24709);

b. de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet, houdende opneming daarin van de bevoegdheid van de burgemeester om woningen, niet voor het publiek toegankelijke lokalen of bij die woningen of lokalen behorende erven te sluiten bij verstoring van de openbare orde als gevolg van gebruik van en handel in drugs (24699);

c. de vaste commissie voor Financiën:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (levering van bouwkavels en van gebouwen) (24703);

d. de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer:

  • - het wetsvoorstel Instelling van de Waddenadviesraad (Wet op de Waddenadviesraad) (24704);

e. de vaste commissie voor Economische Zaken:

  • - het wetsvoorstel Nieuwe regels omtrent de economische mededinging (Mededingingswet) (24707);

f. de vaste commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Justitie gezamenlijk:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met het klachtrecht (24712).

Ik stel voor, hedenmiddag nog te stemmen over de amendementen en artikelen van de wetsvoorstellen Financiële-verhoudingswet (24552 en 24553) en de eindstemming en de stemming over de moties te houden op dinsdag 21 mei.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

In verband met de beschikbaarheid van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking stel ik voor, na deze regeling eerst te stemmen en daarna pas het vragenuurtje te houden. Het zal rond kwart voor drie beginnen. Een en ander hangt samen met een ontvangst van de president van Bolivia.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de PvdA-fractie benoem ik in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het lid Van Nieuwenhoven tot lid in plaats van het lid Huys en het lid Huys tot plv. lid in plaats van het lid Van Nieuwenhoven.

Het woord is aan de heer Van Boxtel.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Ik heb op 9 mei jl. antwoorden ontvangen van de minister van Volksgezondheid op mijn vragen over de wachtlijsten in de gezondheidszorg. Vooral het antwoord op vraag 3 vond ik onbevredigend, omdat de minister niet uitsluit dat er tijdelijke oplossingen mogelijk moeten zijn, waarbij niet-medische criteria een rol mogen vervullen.

Ik zou graag op de kortst mogelijke termijn een brief van de minister willen ontvangen met een verduidelijking van deze passage. Ik zou graag zien dat in die brief ook uitsluitsel wordt gegeven over de conferentie bij de KNMG over wachtlijsten in de zorg. In de nieuwsbrief van het blad Zorgvisie van 3 mei jl. lees ik dat die conferentie niet geleid heeft tot eenduidige meningsvorming. Ik hoop dat wij, als de brief er eenmaal is, daarover zo snel mogelijk een algemeen overleg kunnen voeren.

Ik ontvang graag binnen twee weken antwoord op deze vraag.

De voorzitter:

De heer Van Boxtel stelt voor om een algemeen overleg te voeren over een brief waar hij om heeft gevraagd.

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Hoop Scheffer.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Wij lezen in enige ochtendkranten berichten over het voornemen van sommige Duitse Länder om toch tot gedwongen uitzetting van Bosnische vluchtelingen over te gaan en de vrees die de minister van Buitenlandse Zaken gisteren op een vergadering met zijn collegae heeft geuit dat dit tot een aanzienlijk asieltoerisme – een vreselijk woord, mijn excuus daarvoor – naar Nederland zou kunnen leiden. Wij zouden graag over dit onderwerp een brief van de minister van Buitenlandse Zaken willen hebben waarin hij ingaat op de actuele stand van zaken in Duitsland rond de uitzetting van Bosnische vluchtelingen. Ik zeg er ten overvloede bij dat het Nederlandse beleid om de UNHCR-lijn te volgen door onze fractie wordt gesteund. In de brief moet een antwoord worden gegeven op de vraag, wat de minister van Buitenlandse Zaken in de bilaterale contacten met zijn Duitse collega zou willen doen om te voorkomen dat deze onevenwichtigheid gaat ontstaan.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter! De fractie van de VVD sluit zich gaarne aan bij het verzoek van de heer De Hoop Scheffer.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Gijzel.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Voorzitter! Naar aanleiding van het verzoek dat vorige week door mijn fractie is gedaan, hebben wij gisteravond een brief van de minister van Verkeer en Waterstaat ontvangen over de El Al-ramp. Dat is voor mijn fractie aanleiding de Kamer te verzoeken om deze week nog een debat te hebben over deze brief.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Wij hebben de brief ook gelezen. De CDA-fractie sluit zich graag aan bij het verzoek van de heer Van Gijzel. Indien mogelijk zou het debat deze week moeten worden gehouden.

De heer Keur (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie zou zich, gezien de lengte van het debat over het onderhavige onderwerp en de voorbereiding, goed kunnen voorstellen dat het debat volgende week wordt gevoerd.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Wij willen het verzoek van collega Van Gijzel ondersteunen. Het debat met de minister moet deze week worden gehouden en afgerond.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Voorzitter! Ik steun het verzoek van de heer Van Gijzel. Ik heb de vorige keer gezegd dat ik eerst de brief van de minister wilde zien. Ik zie daarin zeer veel aanleiding om het debat wèl te houden, graag op zo kort mogelijke termijn.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Wij ondersteunen het verzoek van de heer Van Gijzel. Wat ons betreft, liefst deze week een debat over dit onderwerp.

De voorzitter:

Conform het verzoek van de heer Van Gijzel stel ik voor om naar aanleiding van de brief te debatteren en de spreektijden vast te stellen op vijf minuten.

Bij een groot aantal woordvoerders bestaat de wens om deze week het debat te hebben. Eén woordvoerder geeft de voorkeur aan volgende week. Mij is bekend dat de minister morgen niet te verwaarlozen – een understatement – verplichtingen in het buitenland heeft. Het is niet verstandig daaraan voorbij te gaan. Mijn compromisvoorstel is, lettend op de agenda voor vanmiddag, vanavond en morgenmiddag – met een kleine uitloop in de avond – om vanavond na de eerste termijn over de "vereenvoudiging Londo" het debat te hebben. Dat zal na de dinerpauze zijn. Morgen zal het Londo-debat worden voortgezet. Gelet op de spreektijden en de techniek die daarbij in het geding is, zou het een tijdwinst zijn als wij dat ordelijk zouden kunnen doen. Dan krijgen wij morgen een pregnant antwoord. Wij kunnen deze week dan alle debatten netjes op tijd afronden.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verhagen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik had mondelinge vragen willen stellen over de Liberiaanse vluchtelingen die op dit moment op de Bulk Challenge verblijven. Volgens de laatste berichten heeft Ghana tòch toestemming gegeven om aan te meren. Ik wil volstaan met het vragen van een brief aan de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking, waarin zij ingaan op de positie van Nederland en de mogelijkheden om een oplossing te vinden voor de vluchtelingen in Liberia en met name ook op de mogelijkheden van een veilige zone voor Liberiaanse vluchtelingen en de financiële bijdrage die door Nederland en de EU in dit kader gegeven kan worden.

Mevrouw Roethof (D66):

Voorzitter! Wij steunen het verzoek van de heer Verhagen. Wel willen we dat de scope iets breder is. Het conflict in Liberia kenmerkt zich ook door een geweldige wapentoevoer naar dat gebied. Wij willen meer weten over deze wapentoevoer. Misschien kan de regering in haar brief hierop ingaan. Tevens zijn we geïnteresseerd in de rol van de VN en een evaluatie van wat er tot nu toe is gebeurd. Wat zal de toekomstige rol van de VN zijn? Wat is de rol van Ecomog? Hoe onpartijdig of partijdig is deze vredesmacht geweest?

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Voorzitter! Ik ondersteun graag het verzoek van de heer Verhagen. Wil de minister van Buitenlandse Zaken zijn licht eens laten schijnen over de mogelijkheid van een VN-missie in Liberia? Het is natuurlijk niet voldoende als we alleen de gevolgen, dat wil zeggen de grote vluchtelingenstroom, opvangen. We moeten de kern van het probleem aanpakken. Mijns inziens heeft de Ecomog een onvoldoende rol gespeeld. Ik stel het op prijs als de minister beziet of een VN-missie zinvol is. Onder welke voorwaarden kan deze dan een rol spelen?

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik steun van harte het verzoek van de heer Verhagen. Hij sprak over het idee van de veilige zones. Ik onderschrijf dat. Tegelijkertijd vraag ik de regering deze optie te bezien in vergelijking met de veilige zones die we kenden in het voormalige Joegoslavië. De voor- en nadelen hiervan moeten hierbij zeker op een rij worden gezet.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Afgelopen donderdagavond had het televisieprogramma NOVA een vrij schokkende reportage over de problemen waarmee sociale diensten te kampen hebben in verband met de automatisering van hun gegevensbestanden en projecten in grote en middelgrote steden. Het lijkt erop dat bij deze projecten de kosten de pan uitrijzen. Er dreigen echter ook gevolgen te ontstaan voor de meest essentiële taken die met ingang van 1 januari a.s. in verband met de nieuwe Algemene bijstandswet door de sociale diensten moeten worden verricht. Deze taken zijn erop gericht om mensen die in de bijstand zitten aan werk te helpen. Tevens wordt hierbij aan fraudebestrijding gedaan.

Ik verzoek het kabinet om een brief waarin we worden geïnformeerd over deze problematiek in het algemeen en meer toegespitst op drie punten.

1. Welke problemen zijn het kabinet bekend met betrekking tot de automatisering van de sociale diensten en de daarmee gepaard gaande kosten?

2. Kan het kabinet ons mededelen welke consequenties dit heeft voor de kerntaken van de sociale diensten? Activering is daarbij het belangrijke woord sinds 1 januari jl.

3. Welke maatregelen overweegt het kabinet, samen met sociale diensten en/of in overleg met de VNG, om aan deze problemen een eind te maken? Dan kunnen de sociale diensten zo snel mogelijk zoveel mogelijk menskracht inzetten voor de kerntaken in het kader van de nieuwe Algemene bijstandswet.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voorzitter! Mijn fractie maakt zich grote zorgen over deze problematiek. Ik ondersteun het verzoek van de heer Rosenmöller en ik wil graag dat de gevraagde brief zo spoedig mogelijk de Kamer bereikt.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! Ik deel de zorg van de heer Rosenmöller. Ik voeg hier een vraag aan toe.

Wat is de consequentie voor de samenwerking en de gegevensuitwisseling bij de uitvoeringsorganen hiervan en van de "één loket één dossier"-gedachte?

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Ook ik ben mij naar geschrokken van de berichten die verschenen. Ik vraag mij af of naast de vragen die de heer Rosenmöller stelde, niet de vraag moet worden gesteld of de regelgeving die wij hebben vastgesteld, ook niet grote problemen heeft opgeleverd bij die automatisering.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik sluit mij bij de vraag aan, hoewel ik erg belangstellend ben om te weten of er daadwerkelijk reden is om ons hier grote zorgen over te maken. In elk geval wil ik graag ook de vraag beantwoord zien, of de minister mogelijkheden ziet om daadwerkelijk verbeteringen aan te brengen, mocht de analyse zijn dat de problemen groot zijn.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mevrouw Bijleveld sprak over zo spoedig mogelijk. Dat heb ik ook gezegd. Misschien mogen wij van het kabinet vragen om die brief uiterlijk maandag te ontvangen. Als daar aanleiding toe is, kunnen wij dinsdag bij de regeling van werkzaamheden daarop terugkomen en een debat overwegen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter! Mijn fractie heeft enkele weken geleden tijdens het mondelinge vragenuur bij de minister van Economische Zaken aangekaart dat de PNEM de MAP-heffing wilde afschaffen. De minister heeft toen gezegd dat hij daar niet blij mee was, dat hij dat inmiddels had laten weten aan de PNEM en dat hij zou laten weten wat hij verder ging doen. Inmiddels is duidelijk dat de PNEM zich van al die bezorgdheid niets aantrekt en gewoon op de ingeslagen weg wil doorgaan. Het lijkt mij nu ook goed, de minister te vragen om in een brief aan de Kamer mee te delen wat zijn reactie is op deze afwijzende houding van de PNEM en welke stappen hij verder zal ondernemen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Poppe.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Ik verzoek de Kamer mij toestemming te geven tot het interpelleren van de minister van Economische Zaken. Uit de uitzending van Brandpunt van afgelopen zondag, maar ook uit eigen onderzoek blijkt vooralsnog een veel grotere betrokkenheid van het ministerie bij de financiële steun door de gemeente Nijmegen aan Philips dan de minister in antwoord op eerdere vragen van mij aangeeft. Daar het om een subsidie gaat die mogelijk op grond van Europese regelgeving niet is toegestaan, wil ik toch proberen om de waarheid boven tafel te krijgen. Vandaar mijn verzoek om de interpellatie.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Naast het feit dat het een goed gebruik is om collega's te honoreren in een interpellatieverzoek, zou ik dit ook actiever willen ondersteunen.

De heer Van Erp (VVD):

Mijn fractie ondersteunt ook het verzoek van de heer Poppe.

De heer Van Walsem (D66):

Wij zullen deze interpellatie zeker niet weigeren. Of wij er nu echt behoefte aan hebben, is een tweede.

De heer Woltjer (PvdA):

Voorzitter! Nu de Europese Commissie deze zaak in onderzoek heeft genomen, vragen wij ons af welk doel met deze interpellatie is gediend.

De heer Poppe (SP):

Het gaat inderdaad om de actieve steun van het ministerie.

De voorzitter:

Mijnheer Woltjer, u hebt een antwoord.

De heer Woltjer (PvdA):

Ik heb een antwoord, maar de vraag blijft nog steeds, waar de Europese Commissie heeft aangegeven dat zij wil nagaan in hoeverre dit in overeenstemming is met de Europese regels, of het zinvol is om op dit moment de minister te interpelleren en of het niet zinvoller is het onderzoek af te wachten.

De heer Poppe (SP):

Ik denk dat de Kamer haar eigen verantwoordelijkheid in dezen heeft. Ik persisteer bij mijn verzoek.

De heer Woltjer (PvdA):

Dan blijft nog steeds de vraag waarom. Waar de Europese Commissie zelf een onderzoek instelt, krijgen wij gegevens om daarna met de minister daarover te debatteren. Zolang de Commissie dit onderzoek nog niet heeft afgerond, kunnen wij ook niet oordelen of wel of niet is gehandeld in strijd met de Europese regelgeving. Dat is het probleem.

De heer Poppe (SP):

De minister heeft op vragen van mij antwoord gegeven. Die stemmen in het geheel niet overeen met andere informatie, onder andere in de uitzending van Brandpunt en eigen informatie. Dat is voor mij voldoende om een interpellatie aan te vragen.

De voorzitter:

Gehoord de discussie, stel ik allereerst voor, de heer Poppe toe te staan de minister van Economische Zaken te interpelleren, onder de aantekening dat men uiteraard niet verplicht is aan de interpellatie deel te nemen, indien men de interpellatie als zodanig niet nodig oordeelt. Voorts stel ik voor, de spreektijden hierbij vast te stellen op telkens vijf minuten.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

De minister van Economische Zaken is thans in het buitenland; derhalve zal de interpellatie volgende week plaatsvinden, vermoedelijk op dinsdag.

Naar boven