Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, te behandelen donderdag 25 april bij het begin van de vergadering:

  • - de verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften (24425, nrs. 66 t/m 93);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer (24604) (herstel van enige onvolkomenheden).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van 23, 24 en 25 april:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van artikel 55 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met de wijziging van de bepalingen in de Grondwet inzake veranderingen in de Grondwet (24511, R1559);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet N.V. RCC in verband met de vervreemding van aandelen (24495);

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van bedragen in verband met uitkeringen uit het Provinciefonds voor de uitkeringsjaren 1992 en 1993 alsmede wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten in verband met de nieuwe comptabiliteitsvoorschriften voor provincies en gemeenten (24497);

  • - het wetsvoorstel Bijzondere bepalingen voor de toepassing van de sociale zekerheidswetten in verband met de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen (Wet gevolgen brutering uitkeringsregelingen) (23971).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 21, 22 en 23 mei:

  • - het wetsvoorstel Gemeentelijke herindeling in de samenwerkingsgebieden Midden-Brabant, Breda en Westelijk Noord-Brabant en in een gedeelte van de samenwerkingsgebieden Zuidoost-Brabant en 's-Hertogenbosch (24571).

Ik deel aan de Kamer mede, dat de tijdelijke commissie onderzoek CTSV tot haar voorzitter heeft benoemd het lid Van Zijl en tot haar ondervoorzitter het lid Reitsma.

Ik stel voor, wetsvoorstel 24245 (Kaderwet dienstplicht) van de agenda af te voeren.

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van een wetgevings- c.q. nota-overleg met stenografisch verslag op:

maandag 20 mei:

  • - van 11.15 uur tot 18.30 uur van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake de eigen bijdrage ziekenfonds (24678).

Ik stel voor, de stukken 19326, nrs. 132, 133, 134, 135, 136, 137 en 138, 24071, nr. 33, 24400-VI, nr. 38, 24400-XV, nr. 37, 24400-XVI, nr. 77 voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Dankers.

Mevrouw Dankers (CDA):

Voorzitter! De behandeling van de Wet op de medische keuringen staat komende week op de plenaire agenda. Uit perspublikaties, onder andere in Trouw van hedenochtend, hebben wij echter begrepen dat een regeling omtrent de medische keuringen een integraal onderdeel van het kennelijke WAO-akkoord binnen het kabinet en de coalitie is. De CDA-fractie is daarom van mening dat wij niet aan de behandeling van dat initiatiefvoorstel kunnen beginnen, voordat de wij beschikken over de brief van het kabinet over de inhoud van dat akkoord, waarvan wij nog niet op de hoogte zijn. Dit huis hecht aan een zorgvuldige wetgeving. Wij vinden dan ook dat alle fracties in de Kamer, en niet alleen de coalitiepartijen, tijdig moeten kunnen beschikken over de stukken die van belang zijn om het initiatiefvoorstel echt te kunnen behandelen.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Als verdediger van het wetsvoorstel zou ik deze suggestie van mevrouw Dankers willen ontraden. Ik heb daarvoor een aantal redenen. Als ik goed geïnformeerd ben, komt er morgen een bericht van het kabinet over de PEMBA. Maar wat boeiender is: dit initiatiefvoorstel staat nu al acht weken geagendeerd. Het heeft misschien voor het kabinet ook een relatie met de PEMBA, en wellicht ook voor een aantal fracties, maar het gaat over veel meer. Ik vind dat verder uitstel gewoon niet aan de orde zou moeten zijn. Dit is echt al wekenlang bekend. De voorbereiding hoeft er volgens mij volstrekt niet onder te lijden.

Mevrouw Dankers (CDA):

Voorzitter! In reactie op hetgeen de heer Van Boxtel heeft gezegd, wil ik zeggen dat hij kennelijk dingen weet die wij nog niet weten en dat is dat er waarschijnlijk morgen een brief gaat komen. Wij horen zaken waarin termen als bijvoorbeeld entreekeuringen voorkomen. Dat begrip ken ik niet, althans niet uit het wetsvoorstel omtrent de medische keuringen. Wij hebben er recht op een en ander zorgvuldig te doen. Ik weet dat, als de oppositie vraagt om de zaken snel ter hand te nemen, de regering en de coalitie zeggen dat het zorgvuldig moet gebeuren. Je moet daar wel de kans voor krijgen. Het is dan gebruikelijk dat wij te horen krijgen dat even wat meer tijd nemen om het zorgvuldig te doen, belangrijker is.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Het valt mij op dat de heer Van Boxtel tamelijk vaag is met betrekking tot de vraag. Hij zegt dat hij denkt dat, als hij goed is geïnformeerd, het wellicht morgen zo zal zijn dat wij, enzovoorts. Dat betekent dat wij daar niet zeker van zijn en het toch volgende week zullen moeten behandelen. Ook ik neem graag kennis van die stukken en steun dus het verzoek.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik wil de sfeer wegnemen alsof hier de coalitie tegenover de oppositie staat. Dat is volstrekt niet aan de orde. Ik spreek hier als verdediger van het wetsvoorstel. Ik spreek dus niet namens de coalitie. Ik bagatelliseer ook niet de wens van mevrouw Dankers. Het is echter mijn stellige overtuiging dat ook hetgeen nog naar haar toekomt, niet hoeft te verhinderen dat deze wet gewoon behandeld kan worden.

De heer Wallage (PvdA):

Ik spreek ook niet namens de coalitie, maar namens mijn fractie! Wij zijn er bij onze afweging om het wetsvoorstel volgende week wel te behandelen van uitgegaan dat iedereen die het wetsvoorstel dan behandelt, ook beschikt over een kabinetsstandpunt met betrekking tot de arbeidsongeschiktheidswetgeving. In dat vertrouwen hebben wij die procedurele keuze gemaakt. Nu vind ik dat collega Dankers terecht zegt: dat moge zo zijn, maar ik heb het nu nog niet en ik kan het dus niet overzien. Dat is een correct argument. Dat leidt mij tot de gedachte dat, uitgaande van mijn vertrouwen dat de informatie er zal zijn, ik namens mijn fractie behandeling volgende week op prijs stel. Ik kan mij echter voorstellen dat de Kamer dat nog eens afweegt aan het begin van de vergaderweek. Dan zal blijken of de informatie er is. Als die er is, kunnen wij het wetsvoorstel behandelen. Als die informatie er niet is, begrijp ik de gedachtengang van de collega.

Mevrouw Dankers (CDA):

De heer Van Boxtel heeft allerlei kennelijke overtuigingen, waarschijnlijk vanuit de wetenschap van wat er naar ons toe gaat komen. Die wetenschap ontbreekt ons. Het is inderdaad waar dat de commissie acht weken geleden het voorstel gereed voor plenaire behandeling heeft verklaard. Toen was ons nog niet bekend dat er kennelijk over het onderwerp WAO binnen de coalitie en binnen het kabinet onderhandelingen waren. Ik weet niet wanneer de brief er komt. Ik weet ook niet hoe uitgebreid die brief zal zijn en in hoeverre daarin al dan niet afwijkende standpunten worden ingenomen. Wij willen die kunnen beoordelen. Het blote feit dat, als wij dinsdag hier aankomen, er wellicht in de postkamer iets ligt dat wij snel kunnen ophalen, wil niet zeggen dat wij 's middags het geval al hebben kunnen beoordelen en zullen kunnen bespreken. Dat hangt helemaal af van de inhoud van wat wij kennelijk krijgen en waar in ieder geval de heer Van Boxtel en wellicht ook de heer Wallage kennis van hebben, maar wij niet.

De voorzitter:

Ik stel voor, gehoord de discussie, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Dat betekent dat er op enig moment, hopelijk spoedig, een brief is. Dan zullen wij opnieuw, zoals gebruikelijk, naar bevind van zaken handelen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Verspaget.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Voorzitter! Sinds ruim een week is er sprake van ernstige vijandelijkheden tussen Israël en de Hezbollah-beweging in het zuiden van Libanon. Als gevolg daarvan is een grote vluchtelingenstroom op gang gekomen. Het ziet er niet naar uit dat er heel snel een oplossing zal komen voor deze problemen. Dat is de reden waarom de fractie van de Partij van de Arbeid wil voorstellen, de regering te vragen om een brief waarin aandacht wordt besteed aan de gevolgen van deze problemen voor het vredesproces in het Midden-Oosten.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Scheltema-de Nie.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Uit persberichten hebben wij moeten opmaken dat het kabinet heeft besloten om spoedig het beheer van de politie in Friesland bij de commissaris van de koningin onder te brengen. Via u vraag ik de desbetreffende bewindslieden om met spoed de Kamer een brief voor te leggen waarin alle ins en outs over deze besluitvorming zijn opgenomen, opdat wij daarover van gedachten kunnen wisselen.

De heer Gabor (CDA):

Voorzitter! De fractie van het CDA ondersteunt dit verzoek.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Klein Molekamp.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Gisteren hebben wij in de commissie van gedachten gewisseld over het verpakkingenbeleid. Wij zouden het op prijs stellen deze gedachtenwisseling plenair voort te zetten.

De voorzitter:

U vraagt om een twee-minutendebat over dit onderwerp?

De heer Klein Molekamp (VVD):

Juist.

De voorzitter:

Dan weten wij precies wat de consequenties van uw verzoek zijn.

Ik stel voor, conform dit verzoek te besluiten en dit punt toe te voegen aan de agenda voor de volgende week.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven