Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het Presidium heeft met eenparigheid van stemmen besloten, te stellen in handen van:

a. de vaste commissie voor Economische Zaken:

  • - het wetsvoorstel Instelling van een vast college van advies van het Rijk op het terrein van het energiebeleid (Wet op de Algemene energieraad 1997) (24582);

b. de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken:

  • - het voorstel van rijkswet Wijziging van de rijkswet van 15 april 1994 tot wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van het Kapittel voor de civiele orden, met betrekking tot het vervallen van de algemene adviestaak van het Kapittel (24579, R1563);

c. de vaste commissie voor Financiën:

  • - het voorstel van rijkswet Wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk in verband met maatregelen met het oog op het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik alsmede in verband met de technische aanpassingen (24583, R1564).

Ik stel voor, de spreektijden bij de brief inzake de dienstplicht vast te stellen op 5 minuten.

Ik stel voor, te behandelen op dinsdag 6 februari bij het begin van de vergadering:

  • - Partiële herziening van het structuurschema Militaire terreinen (23707).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van 13, 14, en 15 februari:

  • - Goedkeuring van het op 26 april 1994 te Bonn tot stand gekomen Protocol betreffende de gevolgen van de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Dublin voor een aantal bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen (24046).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 20, 21 en 22 februari:

  • - Wijziging van de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps en de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960 (reparatie samenloopregelingen pensioenen) (24415);

  • - Goedkeuring van de op 19 maart 1991 te Genève tot stand gekomen herziening van het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (Trb. 1992, 52), alsmede wijziging van de Zaaizaad- en Plantgoedwet (Uitvoeringswet UPOV 1991) (24129);

  • - Goedkeuring van het op 2 februari 1993 te Straatsburg tot stand gekomen tweede Protocol tot wijziging van het Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit (Trb. 1994, 265) (24152, R1536).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

In verband met de behandeling van het rapport van de Enquêtecommissie opsporingsmethoden stel ik het volgende voor.

De leden van de Kamer kunnen vragen aan de enquêtecommissie en vragen aan het kabinet inzenden bij het Presidium, bij voorkeur op dinsdag 20 februari, maar in ieder geval uiterlijk donderdag 22 februari te 12.00 uur. Als ik uitga van donderdag 22 februari, is dat dus een termijn van maximaal drie weken. In de komende weken zal ik nadere voorstellen doen met betrekking tot de verdere procedure. Tevens zal ik voorstellen doen met betrekking tot de wijze van besluitvorming over aanbevelingen van de commissie na afloop van de debatten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Aangezien voor het stuk, gedrukt onder nr. 24551, R1561, de termijn is verstreken, stel ik vast, dat wat deze Kamer betreft, de daarbij ter stilzwijgende goedkeuring overgelegde stukken zijn goedgekeurd.

Ik stel voor, dit stuk voor kennisgeving aan te nemen.

Aangezien voor de stukken 24550 en 24570 de termijnen zijn verstreken, stel ik voor, deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Ik stel voor, de stukken 22343, nr. 24, 23057, nr. 15, 23817, nr. 51, 24051, nr. 11, 24158, nr. 10, 24172, nr. 20, 24400-III, nr. 11, 24400-VII, nrs. 29 en 30, 24400-V, nr. 39, 24400-VIII, nrs. 52 en 55, 24400-X, nrs. 56, 57 en 59, 24440, 24428, nrs. 10 en 11, en 24521, nr. 5, voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Versnel-Schmitz.

Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):

Voorzitter! Namens de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer wil ik u vragen, volgende week een twee-minutendebatje mogelijk te maken met de ministers van Verkeer en Waterstaat en van VROM over het algemeen overleg over Seppe en Budel, over de brief van de minister over Seppe en Budel van 18 december 1995 en over de aangehouden motie op stuk nr. 20 van het lid Van 't Riet, ingediend bij de begroting voor Verkeer en Waterstaat. Dit alles vormt samen een klein pakketje.

De voorzitter:

Ik stel voor, conform het voorstel van mevrouw Versnel te besluiten en volgende week een twee-minutendebatje te houden over al deze stukken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Korthals.

De heer Korthals (VVD):

Voorzitter! Uw voorstel met betrekking tot de behandeling van het rapport van de enquêtecommissie gaat ervan uit dat de vragen tegelijkertijd gesteld worden aan de enquêtecommissie en aan de regering. Ik ga ervan uit dat op een gegeven moment de regering met een standpunt komt over het rapport van de enquêtecommissie. Wellicht is het dan weer noodzakelijk daarover vragen te stellen. Heeft u enig idee wanneer het standpunt van de regering bekend is? Zo niet, is het dan niet verstandig te wachten met het stellen van vragen aan de regering totdat haar standpunt bekend is?

De voorzitter:

Het is gebruikelijk bij enquêterapporten dat zo snel mogelijk een datum wordt bepaald voor het stellen van vragen zowel aan de enquêtecommissie als aan de regering. Dat doen wij dus ook nu. Vervolgens kan het zijn dat de regering met een standpunt komt. Ik kan mij van vorige enquêterapporten herinneren dat dit standpunt pas bekend werd gemaakt na het debat tussen Kamer en enquêtecommissie. Daarom heb ik gezegd dat ik binnenkort nadere procedures bekend zal maken. Dat heeft te maken met de manier waarop het kabinet voornemens is te reageren. Daarover kon tot op heden geen uitsluitsel worden verkregen. Zowel de leden van het kabinet als wij hebben ons hedenochtend om zes uur op de rapporten gestort.

Het staat de leden vrij, welke vragen dan ook te stellen. Alvorens Kamer en enquêtecommissie gaan debatteren, kan soms informatie van de kant van de regering relevant zijn voor het debat met de enquêtecommissie. Het is de bedoeling dat de vragen voor die tijd beantwoord zijn. Het kan best zijn dat de procedure na 22 februari verder zal worden gespecificeerd. Het leek mij wijs daarover nu niets te concluderen. U heeft uit mijn woorden wel begrepen dat aan de ene kant zorgvuldigheid hoog in het vaandel staat geschreven en dat aan de andere kant spoed zal worden betracht. Ik hoop volgende week of de week daarop het overleg met de betrokkenen te hebben afgerond, zodat ik iets over de procedures kan zeggen en de Kamer weet waaraan zij toe is.

Naar boven