Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Bepalingen inzake de arbeids- en rusttijden (Arbeidstijdenwet) (23646)

, en van:

- de motie-Bakker c.s. over de combinatie van zorgtaken en betaalde arbeid (23646, nr. 50);

- de motie-Marijnissen over de 14/14-regeling in de offshore (23646, nr. 51);

- de motie-Hofstra c.s. over nadelige gevolgen van de Arbeidstijdenwet voor kleine bedrijven (23646, nr. 52);

- de gewijzigde motie-Hofstra c.s. over evaluatie van de consignatieregeling (23646, nr. 56).

(Zie vergadering van 3 mei 1995.)

De voorzitter:

Wie van de leden wenst hierbij het woord? Er is om heropening gevraagd, maar mij is niet gemeld wie daarbij het woord zouden willen voeren.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Als niemand zich meldt, wil ik u wel helpen. Ik heb de indruk dat wij eigenlijk naar de heer Hofstra behoren te luisteren, want hij was degene die aan het einde van het debat een voorbehoud heeft gemaakt, althans, hij wilde terug naar de fractie. Ik ben benieuwd wat zijn bevindingen daar zijn geweest.

De voorzitter:

De heer Hofstra komt juist binnen en wellicht kunnen wij hem vragen of dit inderdaad de bedoeling is. Wil de heer Hofstra het woord?

De heer Hofstra (VVD):

Ja, voorzitter, maar op de plaats waar ik op de sprekerslijst sta: nummer 9.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Bij gebrek aan belangstelling, in ieder geval bij de collega's, wil ik nu het woord voeren. Wij hebben vandaag de niet alledaagse derde termijn van de Arbeidstijdenwet, waarbij het nog steeds een vraag is, wie deze derde termijn heeft aangevraagd. Die vraag zal wel nooit beantwoord worden.

De heer Van Erp (VVD):

De SP.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Kijk eens aan, maar de non-verbale reactie van de SP is "nee" en dat zal ongetwijfeld ook de verbale reactie van de SP zijn...

De heer Marijnissen (SP):

Nee.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dank u wel, mijnheer Marijnissen.

Voorzitter! Mijn handen zijn nog warm van een negende nota van wijziging, die wij gekregen hebben van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Een negende nota van wijziging bij een wetsvoorstel is bepaald niet alledaags. In de voetbalstadions gaan ze dan roepen: tien, tien, tien! Dat zal ik hier niet doen. Wel ga ik in op de kern van de discussie waarvoor een derde termijn noodzakelijk zou kunnen zijn, te weten het vraagstuk rond de oplossing die de coalitie zich heeft voorgenomen met betrekking tot de positie van dan wel de vakbeweging, dan wel de ondernemingsraad ten aanzien van de arbeids- en rusttijden: wat regel je in de CAO en hoe verhoudt zich het een en ander ten opzichte van de standaardregeling en de overlegregeling?

Voorzitter! Ik denk dat wij de minister van Sociale Zaken mogen vragen, wat precies de materiële inhoud is van hetgeen wij nu als een soort warm gebakken broodje voorgeschoteld hebben gekregen. Ik denk dat in redelijkheid niet van ons gevraagd kan worden, wat het oordeel is over deze negende nota van wijziging, die slechts mede kan gaan over hetgeen waarover de minister ook iets gezegd heeft, te weten hetgeen in de achtste nota van wijziging stond. Wat dat betreft denk ik dat ik de vraag in die zin aan de minister zou moeten stellen. De coalitiepartijen moeten voor zichzelf maar een nadere uitleg geven. De kern van de vraag heb ik al in eerste en tweede termijn aangeduid. Het gaat om een omissie in de wet: als de vakbeweging één element in de CAO regelt, wordt daarmee de werkgever de vrijheid gegeven om alle andere terreinen van arbeids- en rusttijden tot en met de overlegregeling te regelen. Dat lijkt mij onverstandig. De minister heeft daar een goede oplossing voor gevonden via de achtste nota van wijziging. Er ligt nu iets van de coalitie wat ik merkwaardig vind, maar we kunnen daar nu inhoudelijk niets over zeggen.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter!...

De voorzitter:

Even over de orde. Als wij toch al bezig zijn met de derde termijn, lijkt het mij toch verstandig om dan ook de volgorde te hanteren...

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter, met alle respect, maar ik krijg nu van de bode de negende nota van wijziging in mijn handen en ik word geacht hierover te debatteren. Ik heb bezwaar tegen deze manier van werken.

De heer Bakker (D66):

En daar doet zich het praktische probleem voor waarvoor ik zojuist ook al uw aandacht vroeg. Ik heb er geen bezwaar tegen om een termijn af te werken, maar dat komt ook omdat ik datgene wat zojuist is ingediend, iets eerder had gezien. Ik kan mij heel goed de problemen voorstellen van collega's die het stuk nog maar net hebben kunnen lezen, laat staan dat zij erover kunnen debatteren. Dan moeten we dus praten over het moment waarop we heropening dan wel een derde termijn houden.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Met alle respect voor de heer Bakker die natuurlijk de historie van de negende nota van wijziging kent en waarschijnlijk goed bekend is met de inhoud ervan: wij zijn dat niet. Het is natuurlijk een formeel probleem dat wij hier niet inhoudelijk over die zaak kunnen debatteren. Aan de andere kant is er gewoon gerommel in de coalitie geweest over de positie van de vakbeweging en de positie van de ondernemingsraad in relatie tot arbeids- en rusttijden. Het is natuurlijk niet voor niets dat de heer Hofstra aan het einde van de tweede termijn onomwonden heeft gezegd, er nog eens over te moeten nadenken of dit wetsvoorstel wel zijn steun kan krijgen, gezien de verregaande wijziging die de minister de Kamer via de achtste nota van wijziging heeft voorgehouden. Dat is natuurlijk het politieke vraagstuk. Ik wil graag duidelijkheid hebben over de positie van de fracties, omdat ik die wil betrekken bij lezing, bestudering en beoordeling van de negende nota van wijziging. That's it!

De voorzitter:

Ik doe het volgende voorstel. Er is kennelijk bezwaar tegen het tijdstip van nu. Als wij eerst de beantwoording van de minister inzake de WEB beluisteren en daarna hierover spreken...

De heer Van Dijke (RPF):

Ik heb daar bezwaar tegen, omdat ik het niet meer in de fractie kan bespreken en omdat ik dan niet het standpunt van de regeringsfracties ken. Dat zou ik graag willen kennen.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voorzitter! Ik wil best een derde termijn houden, maar ik wil dan wel graag de stellingen van zowel de minister als de coalitiepartners horen. Ik heb dit papiertje absoluut niet kunnen lezen en heb mij dus ook niet kunnen voorbereiden op dit debat. Dat konden wij als oppositie niet. Ik sluit namelijk niet uit dat ik nog eens in mijn fractie wil spreken na die opvattingen gehoord te hebben. Wellicht vraag ik wel een vierde termijn. Ik zou daarom eerst willen horen wat het overleg allemaal heeft opgeleverd.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter! Ik ben het eens met die collega's die eerst de mening van de anderen willen horen. Ik ben ook altijd benieuwd naar de hunne.

Waar het echter om gaat, is dat iedereen wist dat deze heropening zou plaatsvinden. Het was logisch dat de minister een nota van wijziging zou indienen, als dat mogelijk was. Ik heb begrip voor het feit dat men deze nota van wijziging niet heeft kunnen lezen en daarom vind ik het voorstel van de voorzitter nog niet zo gek. Het gebeurt heel vaak dat vlak voor of tijdens een debat nota's van wijziging worden ingediend of amendementen worden ingediend. Op zichzelf hoeft dat dus niet het argument te zijn waarom er niet verder over wordt gesproken. Ik ben te allen tijde bereid om te vertellen wat ik van die nota van wijziging vind. Ik weet zeker, dat de minister ook een toelichting daarop wil geven, maar het zou mijn voorkeur hebben als iedereen deze nota heeft kunnen lezen, opdat wij er ook gericht over kunnen spreken. Ik stel voor, het voorstel van de voorzitter te volgen en deze wet verder te behandelen na het antwoord van de minister van OCW.

De voorzitter:

Ik stel vast, dat er bezwaren bestaan tegen die benadering. Wij kunnen haar dan ook in redelijkheid niet volgen. Dat betekent dat de afhandeling van dit wetsvoorstel de volgende week moet plaatsvinden.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat lijkt mij een goed idee. Ik heb de minister gevraagd om een toelichting op de inhoud en op de diepere beweegredenen om na een achtste nota van wijziging nu een negende in te dienen, die over precies hetzelfde onderwerp gaat. Waarom is dat gebeurd? Wat is de aanleiding? Dat staat hier ongetwijfeld niet in.

De voorzitter:

Neen, mijnheer Rosenmöller! Ik stel nu feitelijk vast, dat een aantal collega's daar nu niet over wensen te spreken. Dat hebben wij te respecteren. Ik stel daarom voor, de behandeling van het wetsvoorstel de volgende week voort te zetten.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 13.20 uur tot 13.30 uur geschorst.

Naar boven