Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel op verzoek van de betrokken commissies voor, van de agenda af te voeren:

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 24 juni 1986 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende veiligheid bij het gebruik van asbest (Verdrag nr. 162 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar 72ste zitting) (23984);

  • - het wetsvoorstel Intrekking van de Wet interne lastenverevening particuliere ziektekostenverzekeringsbedrijf (23864).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda voor 9, 10 en 11 mei:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Gratiewet (herziene gratieregeling en regeling inzake schadevergoeding voor voorlopige hechtenis) (23960);

  • - de Raming der voor de Tweede Kamer in 1996 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (24143);

  • - de brief van de minister en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over zorgverzekeringen en kostenbeheersing (24124), met maximumspreektijden voor de fracties van PvdA, CDA en VVD van 20 minuten, D66 15 minuten, GroenLinks en AOV 7 minuten, overige fracties 5 minuten en de heer Hendriks 2,5 minuut;

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en van enkele andere wetten inzake samenvoeging van de schoolsoorten onderwijs aan blinde kinderen en onderwijs aan slechtziende kinderen tot de schoolsoort onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen (24136) (indien de voorbereiding zal zijn voltooid).

Ik stel voor, te behandelen op donderdag 11 mei bij het begin van de vergadering:

  • - de verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften (23954, nrs. 62 t/m 81).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 16, 17 en 18 mei:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening en het Wetboek van Strafrecht in verband met hulpverlening aan weggelopen minderjarigen (23179);

  • - het wetsvoorstel Intrekking van de Vestigingswet detailhandel en wijziging van de Drank- en Horecawet en van de Vestigingswet Bedrijven 1954 (23963);

de gezamenlijke behandeling van:

  • - het verslag van de vaste commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten over haar werkzaamheden in 1993 (23956);

  • - het verslag van de vaste commissie voor de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten van haar werkzaamheden in het jaar 1994 (24147).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik bepaal nader, dat het wetgevingsoverleg van maandag 1 mei van 11.15 uur tot 15.00 uur van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met sociale vernieuwing (Regeling samenwerking sociale vernieuwing onderwijs) (23078) niet doorgaat.

Ik stel voor, de stukken 20298, nr. 19, 22589, nr. 70, 22847, nr. 10, 22977, nr. 6, 23546, nr. 14, 23726, nr. 7, 23900-XII, nr. 27, 23900-XVI, nr. 59, 23934, nr. 12 en 23972, nr. 9 voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Hoop Scheffer.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Ik heb een tweetal verzoeken. Het eerste betreft een debat over het verslag van een algemeen overleg dat hedenmorgen is gehouden over Schengen en meer in het bijzonder over Schiphol en Schengen. Ik realiseer mij, voorzitter, dat dit normaliter een twee-minutendebat is. Morgen is er internationaal Schengenoverleg. De regering heeft vanochtend toegezegd de Kamer zo spoedig mogelijk een nadere notitie te sturen met antwoorden op de gestelde vragen.

Ik zou u willen verzoeken, voorzitter, een debat toe te staan waarbij de spreektijd de normale twee minuten in niet onaanzienlijke mate overschrijdt. Het hoeft niet eindeloos te duren, maar twee minuten lijkt mij aan de korte kant, mede gezien het feit dat er nadere informatie van de regering komt.

De heer Wallage (PvdA):

Dan maken wij er drie minuten van.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Dat is zeer genereus van de heer Wallage.

Mijn tweede verzoek betreft een verslag van een algemeen overleg dat gistermorgen is gehouden over de oprichting van het zogenaamde Koerdisch parlement in ballingschap. Mijn fractie hecht eraan ook aan dat algemeen overleg een politiek vervolg te geven in de plenaire vergadering.

De voorzitter:

Wenst iemand naar aanleiding van het eerste verzoek van de heer De Hoop Scheffer het woord te voeren?

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Wij hebben, zeker in afwachting van de toegezegde notities, op dit ogenblik geen behoefte aan plenair overleg, maar wij willen de heer De Hoop Scheffer natuurlijk niet van zijn oppositionele plichten afhouden. Wellicht wil hij met ons overwegen om af te wachten wat de discussie morgen in het Uitvoerend comité van Schengen oplevert en bijvoorbeeld volgende week bij de regeling van werkzaamheden het tijdstip te bepalen waarop het debat wordt gehouden.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil het verzoek van de heer De Hoop Scheffer graag steunen. Ik zie dat niet als een oppositionele plicht, maar meer als het nemen van parlementaire verantwoordelijkheid. Ik wil mij ook aansluiten bij zijn dringende oproep aan u om er iets meer van te maken dan twee minuten, omdat een aantal zaken toch vrij uitvoerig nog aan de orde moeten komen.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Wanneer een kamerlid gebruik maakt van het recht om een debat aan te vragen, houd ook ik er niet zo van om dat te plaatsen in het kader van oppositionele plichten. De heer De Hoop Scheffer vraagt een debat aan, daar heeft hij het recht toe en dat is zijn parlementaire verantwoordelijkheid.

Als het debat wordt gevoerd, is het goed om te kunnen beschikken over àlle informatie. Ik bedoel niet alleen de uitkomst van het internationaal Schengenoverleg van morgen, Voorzittermaar ook de twee notities die – overigens niet door mijn fractie – vanochtend in het algemeen overleg zijn gevraagd aan de regering. Anders gaan wij toch verbrokkeld werken.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Collega Sipkes haalde mij de woorden uit de mond: parlementaire plicht. Collega Weisglas zal zich herinneren dat het algemeen overleg wat mijn fractie betreft een bepaalde politieke inzet kende. Ik denk dat niet alleen mijn parlementaire plicht, maar ook een zekere mate van politieke zuiverheid, ook naar de regering toe, zou moeten meebrengen dat met de politieke afronding van het algemeen overleg niet te lang kan worden gewacht. Uiteraard willen wij de regering de gelegenheid geven het overleg te voeren en het resultaat daarvan aan de Kamer mede te delen – dat kan snel – maar wij zouden willen verhinderen dat de politieke afronding van het algemeen overleg van hedenmorgen bijvoorbeeld na volgende week plaatsvindt. Ik zou dat ook tegenover het kabinet geen zuivere manier van opereren vinden.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Is het niet toch denkbaar dat wij die beslissing volgende week bij de regeling van werkzaamheden nemen? Dan is wellicht het antwoord van de regering binnen en kunnen wij besluiten om, mede afhankelijk daarvan, volgende week of de week daarop een discussie te voeren.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil de heer De Hoop Scheffer steunen in zijn pleidooi om dit zo snel mogelijk te doen. De heer Van Oven zegt: laten wij volgende week een besluit nemen. Gegeven de discussies die vanmorgen gevoerd zijn, neem ik evenwel aan dat het kabinet – dat heeft per slot van rekening op verzoek van de Kamer ook het een en ander na te kijken – in staat is om ons dit weekend in ieder geval één van de notities, namelijk het geheel van procedures en afspraken rond Schengen, te doen toekomen. Ik denk dat wij er volgende week gewoon een debat over kunnen voeren.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Voorzitter! De bewindspersoon heeft toegezegd dat de informatie – ik doel op de twee notities en het verslag van de bijeenkomst van morgen – zo snel mogelijk naar ons toe komt. Het lijkt ons goed om bij de regeling aanstaande dinsdag te kijken wat het geëigende moment kan zijn om eventueel volgende week het debat te voeren.

De voorzitter:

Ik stel u het volgende voor, gehoord de discussie. De heer De Hoop Scheffer heeft naar aanleiding van het gevoerde algemeen overleg gevraagd om een debat. Daartegen bestaat, zoals gebruikelijk, geen bezwaar. Ik stel voor, dat debat volgende week te houden, maar niet op dinsdag. Dat betekent automatisch dat het woensdag wordt. Daarbij wordt uitgegaan van spreektijden van twee minuten. Ik stel voor dat, mocht er behoefte zijn aan meer tijd vanwege de notitie en andere stukken, wij daar dinsdag bij de regeling of anderszins nog een besluit over nemen. Dit is de normale route. Ik kan er op dit moment niet meer van maken.

De heer Van Oven (PvdA):

Mij is bekend dat de staatssecretaris van Justitie strikt persoonlijke problemen heeft met het in de loop van volgende week in de Kamer verschijnen. Ik suggereer u, mijnheer de voorzitter, om nog even met haar te overleggen.

De voorzitter:

De Kamer gaat voor.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Dat is juist, maar ik kan mij voorstellen dat de Kamer deze persoonlijke problemen respecteert. Per slot van rekening is de eerstverantwoordelijke staatssecretaris, de heer Patijn van Buitenlandse Zaken, wel beschikbaar.

De voorzitter:

Ik stel u voor, de gebruikelijke procedure te volgen. Derhalve laat ik het verzoek van de heer De Hoop Scheffer om meer spreektijd nu rusten. Mocht de notitie of iets anders aanleiding zijn om dit nader te bezien en er meer dan een twee-minutendebat van te maken, dan kunnen wij daarover dinsdag een besluit nemen. Dat lijkt mij de zuivere route.

De heer Van Traa (PvdA):

Bij de regeling van aanstaande dinsdag kunnen wij bezien of het debat volgende week louter het karakter zal hebben van het debat waar de heer De Hoop Scheffer zijn politieke conclusies, naar aanleiding van de informatie die hij nu ook al heeft, wil trekken. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken dan de honneurs voor de regering waarneemt. Mocht het anders zijn, dan zitten wij in een andere situatie.

De voorzitter:

Als de heer Van Traa naar mij geluisterd had, zou hij deze opmerking niet gemaakt hebben, want ik heb niets anders gezegd.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

De heer De Hoop Scheffer heeft ook een debat aangevraagd over de oprichting van het Koerdisch parlement.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Ook op dit punt heeft de heer De Hoop Scheffer zijn rechten, die wij volledig willen respecteren. Het zij mij wel vergund op te merken, dat hij de Kamer overvalt met zijn verzoek. Gisteren hebben wij vrij langdurig over dit punt overlegd. Ik heb bij dat overleg geen begin van een vermoeden gekregen dat de heer De Hoop Scheffer het debat een plenair vervolg wilde geven. Meestal wordt zoiets wel aangekondigd, hoewel het geen formele regel is.

Na deze verbazing te hebben verwoord, vraag ik de heer De Hoop Scheffer met welke bewindslieden hij dit debat wenst te voeren. Het antwoord op die vraag kan een begin van een indicatie geven van waar hij naartoe wil.

Mevrouw Roethof (D66):

Mijnheer de voorzitter! Gisteren hebben wij inderdaad in een algemeen overleg gesproken over de oprichting van het Koerdisch parlement. Wij menen dat alle ins en outs aan de orde zijn geweest en hebben niet het idee dat dingen onbesproken zijn gebleven. Derhalve hebben wij geen behoefte aan een plenair debat. Uiteraard zullen wij het houden ervan ook niet dwarsbomen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Met de heer Van Middelkoop was ik verbaasd toen ik vanochtend in de krant las dat de heer De Hoop Scheffer het debat plenair wilde voortzetten. Misschien kan hij iets duidelijker zijn over datgene wat hij plenair wil bespreken.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

VoorzitterVoorzitter! In de richting van de persoon van collega Van Middelkoop buig ik mijn hoofd naar de collegae die terecht zeggen dat ik dit eigenlijk gisteren had moeten aankondigen. Laat ik zeggen hoe het gegaan is. Gisteravond is in de CDA-fractie naar aanleiding van mijn verslag van het overleg de wens naar voren gekomen naar een vervolg van het debat in de plenaire vergadering. Ik heb dus niet kunnen voldoen aan de terechte wens tot vooraankondiging. Daarvoor mijn verontschuldigingen.

Gisteren is inderdaad uitgebreid gediscussieerd, onder meer over de stellingname van de regering inzake het ontbreken van wettelijke mogelijkheden om in zeer bijzondere gevallen anders te handelen dan zij in het geval van het zogenaamde Koerdisch parlement heeft gehandeld. Ik heb de minister van Binnenlandse Zaken in dat kader een vraag over de toekomst gesteld. Moeten wij niet eens een discussie voeren om...? Het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken luidde zodanig, dat hij die opmerking niet geheel irrelevant vond. Daarop zou ik in een twee-minutendebat graag terugkomen, begeleid met een motie. Het gaat mij dus met name om de openbare orde en andere aspecten rond de oprichting van dit zogenaamde parlement.

De heer Van Traa (PvdA):

Welke ministers wil de heer De Hoop Scheffer daar bij hebben?

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Bij voorkeur wil ik de ministers uitnodigen die er gisteren ook bij waren, te weten de ministers van Buitenlandse Zaken en van Binnenlandse Zaken.

De heer Van Traa (PvdA):

Heeft de heer De Hoop Scheffer de minister van Buitenlandse Zaken dan nog wat te vragen?

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Ik heb nog een vraag over de afwegingen die hebben geleid tot de beslissing die de regering heeft genomen. Dit is overigens een verslag van een AO dat wat betreft de CDA-fractie geen brandende haast heeft.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Als ik het goed begrijp, wil de heer De Hoop Scheffer dit op de agenda hebben, teneinde de bewindslieden te vragen om een verdere uitwerking van mogelijkheden ter ontduiking van de vrijheid van vereniging en vergadering. Ik kan mij voorstellen – ik hoop dat dit een academische discussie is – dat het via een procedurevergadering van de commissie had gekund.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Dat had ook gekund, maar zoals u van de CDA-fractie en van mij gewend bent, zullen wij niet alleen vragen aan de bewindslieden stellen, maar ook zelf een inhoudelijke inbreng leveren.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek van de heer De Hoop Scheffer te voldoen en het punt aan de agenda van volgende week toe te voegen, met spreektijden van twee minuten en één termijn.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Roethof.

Mevrouw Roethof (D66):

Voorzitter! Bij de regeling van afgelopen dinsdag hebben wij gevraagd om een plenair debat over de situatie in de vluchtelingenkampen in Kibeho. Wij hebben vandaag de brief van minister Pronk binnengekregen die al in een eerdere brief was aangekondigd. Wij willen de vraag die wij dinsdag hebben gesteld dan ook herbevestigen.

De voorzitter:

Dat betekent dat u vraagt om een debat volgende week?

Mevrouw Roethof (D66):

Ja, dat betekent het.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit punt aan de agenda van volgende week toe te voegen. Ik heb nog geen indicatie gekregen voor de spreektijden. Zijn spreektijden van ongeveer drie minuten voor iedere fractie voldoende?

Mevrouw Roethof (D66):

Ik kan mij voorstellen dat mijn fractie daar liever vijf minuten van wil maken, maar ik weet niet hoe de andere partijen daarover denken.

De voorzitter:

Ik ga uit van drie minuten, dan kunnen wij ons altijd nog aanpassen. Misschien is het goed dat vanmiddag in de commissie wordt bekeken hoe het procedureel het beste kan worden behandeld. Het kan wellicht uiteindelijk een twee-minutendebat worden, met een motie. Mijn voorkeur zou het hebben als er een overleg wordt gevoerd, met vervolgens een plenaire afronding. Dan kan de zaak namelijk grondig worden behandeld, voor zover dat nodig is, in plaats van dat wij de zaak hier op een paar minuten vastprikken. Wij hebben volgende week ook maar twee vergaderdagen. Dat zou de overweging zijn om eerst in de commissie te bekijken wat een goede procedurele behandeling is, zodat de zaak plenair netjes kan worden afgerond.

Ik stel voor – en ik ga er voorlopig van uit dat dit kan – dat de commissie eerst een overleg houdt en dat hier een plenaire afronding kan plaatsvinden in een twee-minutendebat. Mocht het anders zijn, dan verneem ik dat dinsdag wel bij de regeling van werkzaamheden. Is dat een goede afspraak? Het is een gebruikelijke procedure.

Mevrouw Roethof (D66):

Dat is waar, maar ik aarzel omdat wij niet voor niets hebben gevraagd om een plenair debat. Vanwege de publieke onrust en verontwaardiging over wat daar is gebeurd en gelet op het belang van de zaak, hechten wij een bepaalde betekenis aan de statuur van deze zaal. Ik ben echter bereid om dit te heroverwegen.

De voorzitter:

Als u dat wilt doen en dat kunt bespreken met de collega's in de commissie, lijkt mij dat een goede zaak.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

Naar boven