Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 5, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 5, item 3 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen) ( 36151 ).
De voorzitter:
Aan de orde is thans de behandeling van het wetsvoorstel 36151, Regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen). Ik heet de staatssecretaris Toeslagen en Douane van harte welkom in de Eerste Kamer.
Dit is de eerste termijn. De heer Van Rooijen heeft zich als spreker afgemeld. Mevrouw Karimi spreekt mede namens de Partij van de Arbeid. De heer Ester wordt vervangen door de heer Verkerk.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Voorzitter. Als je met ouders spreekt die slachtoffer zijn geworden van het kinderopvangtoeslagschandaal, dan is het eerste waaraan ze refereren als ze zich voorstellen, naast hun naam, het jaartal sinds wanneer ze gedupeerd zijn door de Staat. Het drama van onmacht tegenover de Belastingdienst, een machtige staatsdienst die hen als fraudeur bestempelde, hen niet geloofde, hun alles afpakte en hun leven en het leven van hun kinderen verwoestte, duurt soms al bijna twee decennia. Een van de moeders zei recentelijk in een gesprek waaraan ook de collega's Geerdink en Van Apeldoorn deelnamen, dat zij keer op keer werd geconfronteerd met vorderingen van de Staat om geld terug te geven, geld dat ze niet had. Als ze vroeg om uitleg over het waarom, kreeg ze alleen het antwoord: u heeft geen recht op de toeslag. Daar moest ze het mee doen. Het is dan ook wrang om te zien dat deze ouders nu zulke ingewikkelde procedures moeten doorlopen.
Een van de belangrijkste vragen is of het genoeg is wat de Staat nu doet. Zijn de fundamenten waarop de hersteloperatie is gebaseerd passend? Ik doel op de institutionele vooringenomenheid en de hardheid van het stelsel die als basis voor dit wetsvoorstel dienen. In de optiek van GroenLinks en PvdA is dit niet het geval. Overheidsinstellingen dienen zonder vooringenomenheid te handelen. Dat is de basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De Belastingdienst heeft de wet overtreden en onrechtmatig gehandeld. De dienst heeft ongeoorloofd lijsten met namen van mensen bijgehouden en heeft mensen zonder reden als fraudeur bestempeld en behandeld, alleen omdat ze een vreemd klinkende naam of een dubbele nationaliteit hebben. Waarom is het zo moeilijk voor de Nederlandse overheid om dit toe te geven? Wat wil de staatssecretaris eigenlijk zeggen met de formulering "dat het handelen van de overheid een samenspel was van onrechtmatig handelen en handelen dat juridisch rechtmatig was, maar in de praktijk onevenredig en onbillijk"? Heeft de overheid nu wel of niet de wetten overtreden? Zo ja, waarom is dat niet als basis van dit wetsvoorstel verwoord?
Dit wetsvoorstel beoogt de bestaande beleidsmaatregelen voor de hersteloperatie van een wettelijke basis te voorzien, de versnippering van de regels tegen te gaan en het introduceert een aantal nieuwe regels ten behoeve van herstel. Ik noem de kindregeling. Wij vrezen dat ook met het aannemen van dit wetsvoorstel nog steeds geen rechtvaardige basis wordt gelegd voor genoegdoening voor het leed van tienduizenden ouders en 90.000 kinderen, zolang het onrechtmatig handelen van de overheid in dit schandaal niet ruiterlijk wordt erkend. Waarom zo zuinig met reflectie op de eigen rol? Waarom altijd wachten tot derden — de Tweede Kamer, de Ombudsman of het College voor de Rechten van de Mens — de regering hard aanspreken? Dit is een patroon dat we ook bij andere dossiers zien. Het reflecterende vermogen van het kabinet laat keer op keer te wensen over. Graag een antwoord van de staatssecretaris op dit fundamentele punt.
Voorzitter. Voor 97% van de ruim 57.000 aanmeldingen heeft de UHT een eerste toets gedaan. Bij iets minder dan de helft is vastgesteld dat ze gedupeerd zijn en heeft het gros €30.000 gekregen. Publieke schulden zijn grotendeels kwijtgescholden en private schulden voor ongeveer 40% van de aanvragen. We zijn op weg, maar we zijn er nog lang niet. Bij de integrale beoordelingen gaat het veel langzamer en worden de wettelijke termijnen niet gehaald. Volgens de planning van de integrale behandeling, zo schrijft de staatssecretaris in haar laatste rapportage, zullen ouders die zich sinds het vierde kwartaal van 2021 hebben aangemeld, pas in 2025 of 2026 een beoordeling ontvangen. Daar vier of vijf jaar over doen, is veel te langzaam. Worden de wettelijke termijnen hier overschreden? Heeft dat dwangsommen tot gevolg, vraag ik de staatssecretaris. Vertraging betekent nog langer ellende voor de ouders. Hoe kan dit versneld worden?
Helaas zal dit wetsvoorstel de uitvoering niet versnellen, schrijft de staatssecretaris. Er is ook veel kritiek op dit voorstel. Zo plaatst het ATR kanttekeningen bij de beoogde verbeterslag, wijst de Raad voor de rechtspraak op een ingewikkeld systeem voor gedupeerden, waarschuwt de Raad voor Rechtsbijstand voor een groter beroep op rechtsbijstand en het gevaar van juridisering van de hersteloperatie, en merkt de Raad van State op dat gedane beloften de hersteloperatie hebben gecompliceerd en dat veel mankracht is vereist. Kan de staatssecretaris reageren op deze kritiek, ook in het licht van de druk op de rechtsbijstand en het doenvermogen van gedupeerden?
Voorzitter. Het eigenlijke systeem van inkomensafhankelijke toeslagen om miljoenen met te lage inkomens te compenseren voor huur, zorg en kinderopvang, staat als zodanig vandaag niet op de agenda. De berg administratie die ouders hebben voor de kinderopvangtoeslag leidt tot fouten, naheffingen van de Belastingdienst en uiteindelijk het schandaal waar het vandaag over gaat. De gratis kinderopvang uit het regeerakkoord is er niet voor 2025, maar we kunnen nu ook al het aantal ouders in het stelsel terugbrengen, door versnelde verhoging van het wettelijk minimumloon en de arbeidskorting, die dan ook verzilverbaar moet worden. Die paar honderd euro per jaar betekenen duizenden mensen minder die afhankelijk worden van toeslagen. Is het kabinet hiertoe de komende jaren al bereid, of moeten we nog jaren wachten op het nieuwe stelsel?
Voorzitter. Ik wil ten aanzien van dit voorstel en de hersteloperatie nu vijf punten nader toelichten: de complexe juridisering, de positie van de kinderen, de informele schulden, de mensen die zelf al de onterecht door de Belastingdienst gevorderde bedragen hebben terugbetaald en niet worden gecompenseerd, en als laatste de mensen die geen andere oplossing zagen dan het land te ontvluchten. Ook al doen ouders hun uiterste best om het debat, de regels en de wet goed te volgen en te begrijpen, de ingewikkeldheid van voorstellen en uitvoering blijft een doorn in het oog. Zo vinden de ouders dat de Commissie Werkelijke Schade een uiterst juridische benadering heeft en dat er bij de commissie te weinig inlevingsvermogen aanwezig is voor de verhalen van ouders. Vindt de staatssecretaris dat de samenstelling van de CWS gebalanceerd is? Kan deze commissie een goed oordeel geven, ook over immateriële schade die is geleden? Zit zij niet vast in juridische regels en heeft zij oog voor hoe het eraan toegaat in het echte leven van een mens die door een staatsmacht tot wanhoop wordt gedreven? Graag een reactie.
De inschatting is dat in totaal 90.000 kinderen op enigerlei wijze zijn getroffen door dit schandaal. Velen van hen zijn nu jongvolwassenen. Het gaat om allerlei situaties, van uit huis geplaatste kinderen tot kinderen die zichzelf in de schulden hebben gestoken om hun ouders te steunen en alles wat daartussenin zit. Het zijn hartverscheurende verhalen met onherstelbaar leed. Aan deze kinderen zal, afhankelijk van hun leeftijd, €2.000 tot €10.000 ambtshalve worden uitgekeerd. Dat is een goed begin, maar dit voorstel houdt te weinig rekening met bijvoorbeeld kinderen die zélf in de schulden zijn geraakt. Ouders konden al niet of veel minder in hun kinderen investeren, maar deze groep kinderen kon daarnaast ook niet in zichzelf investeren. Ze waren of voelden zich verantwoordelijk voor zaken die niet op hun bord hadden mogen liggen. Naast dat de studieschuld volledig moet worden kwijtgescholden, moet naar andere schulden worden gekeken en dient de brede ondersteuning van gemeenten ruimhartig te zijn om de verloren investering in de ontwikkeling van deze kinderen enigszins goed te maken. Onze fracties verwachten dat de compensatie op dit punt nog zal worden uitgebreid met compensatie voor schulden die kinderen hebben gemaakt voor hulp aan hun ouders. Graag een reactie en de toezegging dat de staatssecretaris met een voorstel zal komen voor deze kinderen.
Dan de mensen die met succes hebben kromgelegen om alle schulden af te lossen, soms dankzij de deelinkomsten van hun kinderen of via andere noodmaatregelen. Voor hen komt er geen compensatie. Vindt de staatssecretaris het rechtvaardig dat deze slachtoffers van onrechtmatig handelen door de overheid geen erkenning en geen compensatie van de overheid ontvangen? Waarom zo hardvochtig in dezen? Is de staatssecretaris bereid tot heroverweging op dit punt?
Ook inzake informele schulden laat de overheid zich in dit voorstel en in de praktijk van haar starre kant zien. De staatssecretaris schrijft dat er is onderzocht of ouders het bestaan van achterstanden op terugbetaling van informele schulden zouden kunnen aantonen met andersoortig bewijsmateriaal dan een notariële akte. Dat kan niet, want dat zou te veel druk leggen op de uitvoering van de toetsing van het bewijs, met een toename van het risico op fraude en mogelijk misbruik, aldus de staatssecretaris. Meent zij deze zinsnede serieus, juist in dit dossier, of heeft zij dit per abuis geaccordeerd? Wij hopen van ganser harte het laatste. Graag een reactie en de toezegging dat dit opnieuw bekeken zal worden.
De laatste groep waarvoor ik speciaal aandacht wil vragen, zijn de ouders en families die naar het buitenland zijn gevlucht. We moeten ons dit goed realiseren: deze mensen hebben vanwege onrechtmatig handelen van de Nederlandse overheid hun complete leven hier opgegeven en zijn vertrokken, veelal omdat ze bang waren om hun kinderen kwijt te raken. Het gevolg: verwaterde of verbroken familiebanden, kinderen die hun toekomst in Nederland kwijt zijn en verloren vertrouwen in een democratische rechtsstaat. Deze mensen hebben elders met beperkte middelen of zonder middelen opnieuw moeten beginnen, met altijd die angst voor de Nederlandse overheid in hun achterhoofd. Velen hebben de berichten dat de Nederlandse overheid fout zat, nog niet meegekregen. Ze zijn niet eens bereikt. Wat betekenen de wettelijke termijnen voor het indienen van een aanvraag voor hen? De fracties van de PvdA en GroenLinks dringen erop aan om een extra inzet te plegen om deze groep te bereiken. Hoe zorgt de overheid ervoor dat mensen die terug willen keren naar Nederland, daadwerkelijk die mogelijkheid hebben? Compenseert de overheid deze mensen op enigerlei wijze extra omdat zij de noodzaak voelden om hun land te verlaten? Zo nee, waarom eigenlijk niet?
Voordat ik afsluit, vraag ik nog een reactie op de volgende vragen omdat de antwoorden in de memorie van antwoord niet overtuigend waren. Is de regeling noodvoorziening van €500 voor basisbehoeften genoeg? Zijn de drempels om iets meer te krijgen niet te hoog? Is een immateriële schadevoorziening van €500 per halfjaar genoeg, ook gezien de huidige inflatie?
Voorzitter, ik sluit af. Het leed van het kinderopvangtoeslagschandaal en het onrecht dat duizenden Nederlanders door de Nederlandse overheid is aangedaan, zal niet snel voorbijgaan. De politiek en de rechtsstaat in Nederland zeggen lessen te willen trekken en dat moet ook. Om te beginnen zal de burger niet met wantrouwen, maar juist met vertrouwen tegemoet worden gezien. Helaas laat dit wetsvoorstel de kans voorbijgaan om daar een serieus begin mee te maken. Had de overheid in dit voorstel ruiterlijk erkend dat zij onrechtmatig heeft gehandeld door haar eigen wetten te overtreden, dan zou er een begin worden gemaakt met een fundamenteel herstel in het vertrouwen van de burger in de overheid. Helaas blijft dat achterwege en dat betreuren onze fracties. Wij zien uit naar de antwoorden en de gevraagde toezeggingen van de staatssecretaris voor onze eindafweging in tweede termijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karimi. U sprak namens GroenLinks en de Partij van de Arbeid. Dan is nu het woord aan de heer Van der Voort die namens de D66-fractie zal spreken.
De heer Van der Voort (D66):
Dank u wel, voorzitter. Om te spreken over de kinderopvangtoeslagaffaire, of in dit geval de wet die de hersteloperatie juridisch verankert, geeft altijd een ongemakkelijk gevoel. Ongemakkelijk vanwege het leed dat bij gedupeerden bestaat en dat we ook nu weer vanuit de D66-fractie willen benoemen en erkennen. Het ongemak zit in de rol die overheid en dus ook deze Kamer en daarmee dus ook onze eigen fractie daarin hebben en hebben gehad. Dat neemt niet weg dat we een wetsvoorstel voor ons hebben, dus een juridisch kader, dat we ondanks het voorafgaande vanuit een juridische blik moeten beoordelen. Niet dat een juridische blik nooit medemenselijkheid kent, maar het geheel is natuurlijk wel begonnen met wetgeving die medemenselijkheid en de menselijke context onvoldoende in zich blijkt te hebben gehad. Daarom de vraag aan de staatssecretaris of de huidige voorliggende wetgeving in haar ogen de tekortkomingen van eerdere wetgeving over de kinderopvangtoeslag ontbeert. Het zou immers een onvergeeflijke fout zijn als opnieuw een kader wordt gecreëerd waarin hardheid en uitvoering tot onbedoeld leed leiden.
Deze Kamer heeft ook naar haar eigen rol in de behandeling van eerdere wetgeving op dit onderwerp gekeken. Uit deze zelfevaluatie is onder andere naar voren gekomen dat het zogenaamde doenvermogen niet genoeg aandacht heeft gekregen. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de voorliggende wetgeving als het gaat om het doenvermogen van de gedupeerden, met name ook de kinderen? Er staan immers ook kindregelingen in het wetsvoorstel. Zijn er voldoende waarborgen ingebouwd dat de gedupeerden, zowel de volwassenen als de kinderen, ook daadwerkelijk krijgen wat hun volgens deze wet toekomt?
De wet spreekt in de titel van hersteloperatie. Nu snijdt een chirurg bij een operatie een lichaam of in dit geval wellicht een wond open waarbij ook weer een chirurgisch letsel ontstaat. Is er in die analogie volgens de staatssecretaris ook nieuw letsel met deze wetgeving? Wij vragen dit ook naar aanleiding van de ongelijkheid die de Raad van State in zijn advies beschrijft, maar waarop de reactie van de regering in de toelichting summier is. De cruciale vraag met betrekking tot de hersteloperatie is: vindt binnen dit wetsvoorstel daadwerkelijk herstel plaats in zowel materiële als immateriële zin?
De herstelbepalingen zijn vooral van financiële aard, terwijl de schade die betrokkenen opgelopen hebben ook belangrijk immaterieel van aard is. In de schriftelijke inbreng heeft de staatssecretaris op onze vraag al beantwoord wat de hulp in immateriële zin omvat. We vragen hier aan de staatssecretaris om daar nog iets dieper op in te gaan. Op welke manier wordt dit programma aangeboden aan de gedupeerde kinderen en wat houdt het programma dan in? Hoe kunnen gedupeerden daar aanspraak op maken en is hier ook een rol voor de gemeenten of wordt dit vanuit het ministerie gefaciliteerd? Hoe zijn dan de afspraken met gemeenten? We weten dat er lange wachttijden zijn voor mentale zorg en hoe verhoudt zich dat met de beoogde hulp voor gedupeerden van de toeslagenaffaire? De staatssecretaris spreekt onder andere over een e-healthapp, maar is er ook persoonlijk contact met bijvoorbeeld een coach of psycholoog? Tot slot, gaan deze voorzieningen iedereen die het nodig heeft, ook bereiken en helpen?
Voorzitter. Naast dat een wet technisch goed moet zijn, moet hij ook uitvoerbaar zijn voor uitvoeringsinstanties. Het is evident dat de regelingen die in de voorliggende wet aan de orde zijn, complex in de uitvoering zijn. Nu zijn een aantal van die regelingen al in uitvoering. Wij vragen de staatssecretaris of de leerpunten die in de lopende uitvoering zijn opgedaan, zijn verwerkt in het voorliggende wetsvoorstel.
Voorzitter. Heeft mijn fractie het goed begrepen dat er ruim 5 miljard besteed wordt aan de uitvoering van deze wet? Kan de staatssecretaris een inschatting maken van eventuele extra kosten, die hier nog bovenop komen? Of is dit met zekerheid het totaal van wat de hersteloperatie toeslagen kost? Er zijn immers nog nieuwe aanmeldingen van gedupeerden en nog niet alle regelingen zijn in deze wet opgenomen, zoals de ex-partnerregeling. Zijn er hierdoor aanvullende kosten te verwachten?
De D66-fractie vraagt de staatssecretaris tot slot of ze meer achtergrond kan geven bij het grote aantal aanmeldingen van mensen die niet gedupeerd blijken te zijn. Dat zijn ruim 30.000 van de 57.000 aanmeldingen. Is de aanmelding zo laagdrempelig opgezet dat de UHT zichzelf daarmee onnodig werk op de hals heeft gehaald of zijn er goede redenen om dit zo te doen? Om wat voor mensen gaat het in deze groep? Kan de staatssecretaris hierin iets meer inzicht geven?
Voorzitter. De D66-fractie meent dat de regering met deze wet een zorgvuldige en rechtvaardige afwikkeling juridisch vastlegt. Dat is belangrijk voor alle gedupeerden. Het is belangrijk om hiermee te werken aan herstel van vertrouwen in de overheid. Hoewel wij positief tegenover dit wetsvoorstel staan, kijken wij uit naar de beantwoording van onze vragen door de staatssecretaris.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Voort. De volgende spreker op de lijst is de heer Verkerk van de ChristenUnie. Ga uw gang.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Voorzitter. Zoals al eerder aangegeven, zal ik de heer Ester vervangen.
Voorzitter. Ik overdrijf niet als ik stel dat de toeslagenaffaire tot de grootste en meest aangrijpende Nederlandse overheidsschandalen van de eenentwintigste eeuw moet worden gerekend. Het aantal gedupeerde ouders is ongekend groot, hun financiële en psychische leed is schrijnend en de overheid liet hen in de steek. De Belastingdienst voerde een destructief alles-of-nietsbeleid en ook het parlement liet steken vallen. Het is ronduit hartverscheurend dat er zo veel kinderen uit huis zijn geplaatst. De overheid, met in haar kielzog de uitvoeringsinstanties, stond niet naast, maar tegenover de slachtoffers. Verslagenheid, woede en verbijstering alom. De verschillende kabinetten — dat moet gezegd worden — deden te weinig om de gedupeerde ouders en hun kinderen de helpende hand te bieden. Het kabinet-Rutte III haalde de eindstreep niet vanwege deze affaire.
Daarom is het goed dat er nu een wet voor de hersteloperatie voorligt die substantiële stappen zet, empathie met de slachtoffers ademt en daar forse compensatiemiddelen voor inzet. Het wetsvoorstel komt met een reeks van instrumenten om de hersteloperatie van het toeslagensysteem te stroomlijnen, met onder andere erkenning van de gemaakte fouten, een forfaitairecompensatieregeling van €30.000, terugbetaling van ten onrechte gevorderde bedragen, schadevergoeding, schuldbegeleiding en brede ondersteuning van slachtoffers. Het beschikbare budget beloopt maar liefst 5,2 miljard euro.
De leden van de ChristenUniefractie erkennen zonder meer het belang van al deze instrumenten, maar zien net als de Ombudsman een sluipend proces van toenemende complexiteit van de uitvoeringspraktijk. Er zit veel, heel veel, techniek in dit wetsvoorstel. Ook een aantal uitvoeringstoetsen wijst in die richting. Adviescolleges zoals het ATR, de Raad voor de rechtspraak en de Raad voor Rechtsbijstand plaatsen kritische kanttekeningen. De memorie van toelichting beslaat maar liefst 232 pagina's, een omvang die een aanslag doet op het doenvermogen van de slachtoffers. Wil de staatssecretaris hierop reageren?
We hebben ook als parlementariërs geleerd van de toeslagenaffaire, in die zin dat we geneigd zijn het doenvermogen van burgers bij meer complexe fiscale wetgeving te overschatten, met alle consequenties van dien. Verhoogt, zo vraagt onze fractie, het wetsvoorstel niet de ingewikkeldheid van regelgeving, het gevaar van juridisering van de compensatieafhandeling en het onbegrip bij de doelgroep? Staat deze complexiteit van het wetsvoorstel niet haaks op het coalitieakkoord, dat de fiscale regelgeving juist wil vereenvoudigen?
Voorzitter. Ik ben bang dat het gebrek aan doenvermogen ook terugslaat op de senaat zelf. Onder stoom en kokend water moet dit wetsvoorstel worden afgehandeld. We hadden, omgerekend, slechts één werkdag om de stukken te lezen en inbreng te leveren. Na de beantwoording van de vragen door de staatssecretaris resteerde wederom één reguliere werkdag om een plenaire bijdrage te schrijven. Mijn fractie heeft alle begrip voor de urgentie van de voorgestelde hersteloperatie, maar de door dit huis gedane zelfevaluatie naar aanleiding van de toeslagenaffaire wijst op de noodzaak van zorgvuldige beoordeling van fiscale wetgeving. Juist deze noodzaak was in het geding bij de invoering van tal van toeslagen. Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze extreem korte voorbereidingstijd? Dreigen we niet in dezelfde val te trappen? Staat de procedure niet haaks op de vereiste grondige toets door deze Kamer in dit netelige dossier? Hoe weegt de staatssecretaris de balans tussen snelheid en zorgvuldigheid? Graag een reactie van de staatssecretaris.
In dit wetsvoorstel is ervoor gekozen om terugwerkende kracht te verlenen aan de codificatie van beleidsbesluiten en aan de overheveling van bepalingen van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Awir, naar de in het wetsvoorstel getroffen regelingen. De Raad van State uit hier zijn zorgen over: dit zou leiden tot complicaties. Kan de staatssecretaris wat omvattender beargumenteren wat haar oordeel over het standpunt van de raad is?
De ChristenUnie is bovenal geïnteresseerd in het antwoord op de vraag wanneer de hersteloperatie moet zijn afgerond. Wat is de stip op de horizon? Is er een helder uitvoeringsplan dat toeziet op de voortgang van het proces, met concrete doelstellingen en met, in managementtaal, deliverables? Wordt het parlement daarover geïnformeerd? De memorie van antwoord, waarvoor overigens dank, is wat vaag op dit punt. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Het lijkt erop dat ik in de moppermodus sta, maar dat is niet het beeld dat ik wil uitdragen. In de kern zijn we blij met de instrumenten die het wetsvoorstel aandraagt. Allereerst zijn we verheugd dat het wetsvoorstel onomwonden de fouten die door de overheid en door de Belastingdienst als onderdeel daarvan zijn gemaakt richting gedupeerde ouders en hun kinderen, erkent. Daar gaat, naar mijn fractie hoopt, een belangrijk signaal van uit. Heeft de staatssecretaris een idee voor hoe deze erkenning vorm gaat krijgen?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik vroeg me af hoe de ChristenUniefractie het ziet als gezegd wordt dat dit wetsvoorstel onomwonden de fouten erkent die gemaakt zijn door de overheid richting de slachtoffers van het toeslagenschandaal. Collega Karimi heeft daar in haar eerste termijn net ook het een en ander over gezegd. Welke fouten worden dan toegegeven in de formulering van het wetsvoorstel?
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik heb inderdaad gemerkt dat mevrouw Karimi op dit punt wat kritischer was dan ik, met de tekst die ik nu voorlees. Als je naar het totaal van de politieke context kijkt, denk ik dat de regering heel duidelijk heeft aangegeven dat zij hierin forse fouten heeft gemaakt. U vroeg hoe dat precies in de letter van het wetsvoorstel naar voren komt. Daarop moet ik het antwoord schuldig blijven.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Begrip daarvoor, want u vervangt een collega, maar in het wetsvoorstel staat dat er compensatie zal zijn op basis van institutionele vooringenomenheid en de hardheid van het stelsel. Daar staat dus niet "omdat de overheid onrechtmatig heeft gehandeld, fouten heeft gemaakt of de wetten fout heeft toegepast", al kan het zo zijn dat er op andere momenten ruiterlijk excuses zijn gemaakt. Maar ik zal het straks ook in mijn eigen bijdrage zeggen: het punt is toch dat dit wetsvoorstel tekortschiet, juist op dit punt, als het gaat om het ruiterlijk erkennen van de fouten die de overheid heeft gemaakt bij de toepassing van de wetgeving. Er wordt gesproken over de hardheid van het stelsel en institutionele vooringenomenheid, maar er wordt niet gesproken over onrechtmatig handelen.
De voorzitter:
U moet het knopje van de microfoon wel ingedrukt houden, maar uw vraag was helder.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Als eerste moet ik zeggen dat ik ook benieuwd ben naar de antwoorden van de staatssecretaris op de vragen van mevrouw Karimi. Ten tweede is duidelijk dat hier ook heel veel niet goed zat in de wetgeving zelf als het gaat over het ontbreken van een hardheidsclausule en alles wat er speelde. Ten derde is natuurlijk bekend dat er ongelofelijk veel fout is gegaan bij het identificeren van de gedupeerden, als zouden zij fraude hebben gepleegd. Ik denk dat dat geheel duidelijk maakt dat de overheid hier gigantisch gefaald heeft.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dank, zeg ik tegen de heer Verkerk. Ik ben met de heer Verkerk benieuwd naar de antwoorden van de staatssecretaris, ook op de vragen die ik daarover zal stellen. Misschien kan de ChristenUniefractie dat dan opnieuw wegen, want volgens mij schiet het wetsvoorstel op dit punt echt tekort en doet het ook geen recht aan de woorden die de heer Verkerk net sprak. Dat komt dus niet helemaal overeen. We komen daar later in het debat misschien nog op terug.
De voorzitter:
Excuus, nu drukte ik iets te snel op het knopje, maar u gaat het ongetwijfeld in uw eigen termijn nog toelichten; dan krijgen we een compleet beeld. De heer Verkerk.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik ga verder met mijn tekst. Mijn fractie hoopt dat daar een belangrijk signaal van uitgaat. Heeft de staatssecretaris ook een idee hoe deze erkenning vorm gaat krijgen? Is de aangekondigde brief voldoende? Geloofwaardigheid en invoelingsvermogen zijn hier essentieel en het vinden van de juiste toon is cruciaal in dit delicate dossier. Als ik even kijk naar de interruptie van de heer Van Amersfoort, denk ik dat daaruit ook duidelijk werd dat hierin de toon en datgene wat er gezegd wordt van gigantisch groot belang zijn.
Ik word gecorrigeerd: het is de heer Van Apeldoorn. Excuus.
De voorzitter:
Het is ook een stad, maar een andere.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Excuus. Excuus daarvoor.
De compensatieregeling van €30.000 forfaitair, de zogenaamde Catshuisregeling, maakt op het eerste gezicht een ruimhartige indruk. Is deze regeling fiscaal onbelast? Geldt dat ook voor de terugbetaling van ten onrechte door de Belastingdienst gevorderde bedragen? Welke rekensom ligt ten grondslag aan de hoogte van dit bedrag? Zijn alle slachtoffers hiermee voldoende gecompenseerd? Ik neem aan dat de uitkering van het compensatiebedrag geen gevolg heeft voor de huur- en zorgtoeslag en voor het kindgebonden budget. Graag een bevestiging door de staatssecretaris.
Voorzitter. Mijn fractie vindt het een uitstekende zaak dat gedupeerden het aanbod krijgen van een persoonlijke zaakwaarnemer en een coach voor psychosociale begeleiding. Het is wat aan de late kant, maar wellicht geldt hier het adagium: beter laat dan nooit. Gezien de omvang van de groep slachtoffers en hun kinderen moet het gaan, zo schat ik, om honderden zaakwaarnemers en coaches. De UHT-organisatie als zodanig zal groeien van 1.200 fte nu naar 1.900 in 2023. In de schriftelijke ronde vroeg mijn fractie of die zaakwaarnemers en coaches gezien de krappe arbeidsmarkt wel voorhanden zijn. Is het aanbod van potentiële werknemers groot genoeg? Ik vond het antwoord wat karig en te positief verwoord. Ik wil de staatssecretaris vragen om wat breder op dit aangelegen punt te reflecteren. Als het aanbod te gering is, zal dit een deuk slaan in de hersteloperatie. Dat geldt trouwens voor alle crisisbestrijdingsmaatregelen van het kabinet. Een substantiële onderuitputting ligt op de loer.
De ChristenUniefractie valt het voorstel bij om slachtoffers te ondersteunen met gerichte schuldhulpverlening. Onderdeel hiervan is het kwijtschelden van schulden bij publieke schuldeisers, zo lezen wij. Kan de staatssecretaris aangeven of het bij publieke, maar ook bij private schuldeisers gaat om de kwijtschelding van schulden of van betalingsachterstanden? Dat maakt nogal een verschil en de memorie van toelichting is hierover niet duidelijk. Waarom geldt de kwijtschelding tot 1 januari vorig jaar? Het is in ieder geval belangrijk om dit helder naar betrokkenen te communiceren en geen onjuiste verwachtingen te wekken. Verwachtingsmanagement is elementair voor het welslagen van de hersteloperatie en het voorkomt pijnlijke en onnodige teleurstellingen. Is de staatssecretaris dit met onze fractie eens?
Het wetsvoorstel voorziet in een regeling noodvoorziening, die in beginsel maximaal €500 bedraagt en is bedoeld om slachtoffers in staat te stellen noodzakelijke uitgaven te doen in acute noodsituaties. Mijn fractie vindt dit bedrag aan de lage kant, gezien de sterk gestegen kosten van het levensonderhoud. Hoge inflatie en exorbitante gasprijzen maken dat dit bedrag snel is opgesoupeerd. Ligt een verdubbeling niet in de rede? Op welk bedrag zou dit geaggregeerd uitkomen? Sinds medio vorig jaar hebben meer dan 32.000 ouders een beroep op de noodvoorziening gedaan. Dat aantal geeft de urgentie nadrukkelijk aan. Het budget van meer dan 5 miljard voor de hersteloperatie biedt hier, lijkt mij, voldoende ruimte. Ligt er overigens een uitgewerkte begroting voor hoe dat budget van ruim 5 miljard concreet gaat worden ingevuld? De elfde voortgangsrapportage gaf aan dat gemonitord zou worden in welke mate de noodvoorziening van €500 per huishouden nog voldoende is. Wat zijn de conclusies op dit punt?
Voorzitter. Dan een nog wat heikel punt. De Belastingdienst doet, zo luidden de berichten in de media, al tweeënhalf jaar lang niets met signalen van toeslagenfraude die bij de dienst binnenkomen. De nieuwe applicatie waarmee de Belastingdienst deze signalen wil registreren en verwerken, voldoet nog altijd niet aan de privacywetgeving. Inmiddels liggen er, zo bericht de NRC, ruim 25.000 onbehandelde fraudesignalen op de plank. Wat is hier de laatste stand van zaken, zo vraagt de ChristenUniefractie. Kan deze achterstand überhaupt nog worden ingelopen? Ik las in de stukken dat eind september van dit jaar er ruim 57.000 aanmeldingen waren en bij zo'n 27.000 ouders is vastgesteld dat zij gedupeerd zijn. Kan de staatssecretaris de omvangrijke groep van 30.000 niet-gedupeerden nader karakteriseren?
Voorzitter. Mijn fractie is blij met de regeling om kinderen van gedupeerde ouders financieel en emotioneel bij te staan. Het gaat dan zowel om eigen als om pleegkinderen. We blijven echter kauwen op het feit dat die kinderen zelf een aanvraag moeten indienen. Is dit niet gewoon een brug te ver? Veel kinderen zijn minderjarig en beschikken geeneens over een eigen bankrekening. Is de taxatie van de staatssecretaris hier niet te rooskleurig, zo luidt onze vraag. Welke alternatieven liggen voor?
Voorzitter, ik rond af. De ChristenUniefractie ziet veel goeds in het wetsvoorstel, maar heeft zorgen op het punt van de toenemende complexiteit van de regelgeving, de beschikbaarheid van zaakwaarnemers en coaches, de schrale noodvoorziening en het doenvermogen van gedupeerde ouders en hun kinderen. Ik zie uit naar de antwoorden van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Misschien dat u nog even kunt blijven staan voor een vraag van mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik denk dat de kinderen ambtshalve een bedrag ontvangen tussen €2.000 en €10.000, maar ik stelde ook in mijn bijdrage aan de orde dat die kindregeling geen rekening houdt met de schulden die kinderen voor hun ouders hebben gemaakt. Vindt de ChristenUniefractie dat daar toch naar gekeken zou moeten worden?
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Laat ik hier iets algemener op antwoorden. De hele toeslagenaffaire is een affaire van gigantisch onrecht, ernstig onrecht. Wat mij opvalt in de korte tijd dat ik mij in dit onderwerp heb verdiept, is dat dat onrecht eigenlijk in alle hoeken en gaten van gezinnen en van de systemen naar voren komt. U heeft dit punt ook genoemd in uw bijdrage. Ik kijk uit naar de antwoorden van de staatssecretaris. Als ook op dat punt sprake is van onrecht, dan zou ik het fijn vinden als de staatssecretaris daarop een toezegging kon doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was de heer Verkerk namens de ChristenUnie. Dan is nu het woord aan mevrouw Prast namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Prast (PvdD):
Dank u, voorzitter. Dit wetsvoorstel beoogt bestaande regelingen samen te brengen in een wet en daaraan ook enkele nieuwe regelingen, waaronder de kindregeling, toe te voegen. Aan een groot deel van de maatregelen in dit wetsvoorstel wordt, zoals de staatssecretaris ook aangeeft in haar memorie van antwoord, al uitvoering gegeven. Niet op basis van een wet, maar op basis van een ministeriële regeling. Een dag nadat zo'n regeling in het Staatsblad wordt gepubliceerd, kan die worden uitgevoerd.
Die uitvoering gaat overigens zeer traag. De Ombudsman concludeerde in zijn rapportage eerder dit jaar dat veel ouders al jaren wachten op de behandeling van hun verzoek. Sommigen zullen pas in 2026 aan de beurt zijn en de wettelijke termijnen voor de behandeling van bezwaren worden bij lange na niet gehaald. De staatssecretaris heeft aangedrongen op spoedige behandeling van dit wetsvoorstel. Daarom staan we hier vanochtend al, kort nadat de Tweede Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen. Collega Verkerk van de ChristenUnie uitte zijn zorg — zo hoorde ik het althans — over de haastige spoed die hiermee gepaard gaat. De staatssecretaris geeft trouwens zelf aan dat deze wet geen versnelling zal brengen.
Mijn fractie vindt het van groot belang dat alle gedupeerden, waaronder ook de kinderen, snel weten waar ze aan toe zijn en snel ontvangen waar ze recht op hebben. Dat kan trouwens ook zonder dit wetsvoorstel onder hoge tijdsdruk aan te nemen, want zoals ik zei: alle bestaande regelingen worden toegepast zonder de specifieke wettelijke grondslag waarin deze wet voorziet, namelijk op grond van de Catshuisregeling kinderopvangtoeslag van 19 maart 2021. Een dag nadat die in de Staatscourant werd gepubliceerd, was die van kracht. Dat zou nu ook kunnen met de nieuwe regelingen.
Voorzitter. Waarom moeten wij naar de mening van mijn fractie met deze wet wachten en de kindregeling en andere nieuwe regelingen onderbrengen bij de Catshuisregeling? In het belastingrecht stelt de wetgever pleegkinderen en eigen kinderen gelijk. Zie bijvoorbeeld artikel 1.4 van de Wet op de inkomstenbelasting en artikel 19 van de Successiewet. Dat geldt ook voor de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel 4. Maar in dit wetsvoorstel wordt een onderscheid gemaakt tussen voormalige pleegkinderen en eigen kinderen. Een pleegkind wordt een voormalig pleegkind als het de leeftijd bereikt tot welke de definitie van pleegkind geldt.
Elk kind uit een slachtoffergezin komt voor de kindregeling in aanmerking als het in 2005 jonger was dan 21 jaar. Maar de wet maakt onderscheid in de voorwaarden waaraan voormalige pleegkinderen en eigen kinderen moeten voldoen. Voormalige pleegkinderen moeten bewijzen dat ze in het pleeggezin woonden ten tijde van het toeslagendrama; eigen kinderen hoeven dat niet, terwijl het toch goed denkbaar is dat een eigen kind op zijn of haar 18de het huis uitging of misschien zelfs helemaal niet bij de eigen ouders woonde, maar in een ander pleeggezin, dat niet een slachtoffer was.
Ik vraag de staatssecretaris naar het waarom van deze ongelijke behandeling. Staat het fundamentele gelijkheidsbeginsel dat in publiekrechtelijke regelingen in acht moet worden genomen, dit onderscheid wel toe? Graag een reactie van de minister. Wij willen toch niet dat de overheid straks door de rechter wordt teruggefloten? Al helemaal niet op dit onderwerp, waarin ouders al vermalen zijn. Het zou ook nog tot verdere vertraging leiden, is mijn gok. Wij willen er graag rustig de tijd voor krijgen om te beoordelen of dit eigenlijk wettelijk wel mag.
Een tweede reden om de nieuw voorgestelde regelingen per ministeriële regeling meteen te laten ingaan, is dat de wet incompleet is: de ex-partnerregeling ontbreekt. Daarvoor wil de staatssecretaris de tijd nemen — lof daarvoor! — en in april met een zorgvuldig wetsvoorstel komen. Maar het doel van deze wet is dat door het samenvoegen van de herstelregelingen de vindbaarheid en de juridische grondslag van de hersteloperatie inzichtelijker worden. Dan wil je toch eigenlijk ook graag dat alle regelingen daarin worden opgenomen?
Intussen is de UHT nog lang niet op volle sterkte. De staatssecretaris schrijft dat de UHT om knelpunten te voorkomen moet groeien van rond 1.200 naar 1.900 fte. Dat is een uitbreiding met 60%. Ik heb de afgelopen week eens bekeken voor welke vacatures de UHT momenteel werft. Dit stond een paar dagen geleden op de website; ik heb vanochtend niet gecontroleerd of het nog steeds zo is. "Binnenkort plaatsen wij nieuwe vacatures. Houd deze pagina in de gaten voor updates." Er staat ook nog: "Het sollicitatieproces verschilt per vacature. Het hangt namelijk af van waar de vacature is uitgezet." Dat klinkt toch weinig wervend allemaal? Gaan mensen in de huidige arbeidsmarkt deze site in de gaten houden voor updates? Ze kunnen overal aan de slag! Per wanneer zal volgens de staatssecretaris de UHT op kracht zijn om deze wet uit te kunnen voeren? Door deze wet met spoed te behandelen en onder tijdsdruk aan te nemen, wekken we immers verwachtingen bij gedupeerden, waaronder kinderen, die vervolgens wellicht niet worden waargemaakt. En dat hebben we nu al zo vaak gezien in dit dossier. Juist deze groep verdient beter en zorgvuldiger.
Ik ben daarom voornemens om een motie in te dienen met het voorstel om de nieuwe regelingen per direct onder te brengen in een ministeriële regeling, snel de UHT op sterkte te brengen en de wet aan te houden, zodat het onderscheid tussen pleegkinderen en, ik noem het maar even, echte kinderen — ik kan beter eigen kinderen zeggen — kan worden geëlimineerd en de ex-partnerregeling erin kan worden opgenomen.
Voorzitter. Voor veel slachtoffers is het erkennen van schuld een belangrijk, zelfs noodzakelijk onderdeel van genoegdoening. Dat zal ook gelden voor de slachtoffers in de toeslagenaffaire. Maar in de memorie van toelichting draait de staatssecretaris in mijn ogen om de hete brij heen door te schrijven: "De problemen bij de kinderopvangtoeslag hebben veel mensen groot onrecht aangedaan." Taalkundig kan dit al niet. Een probleem kan toch niet een dader zijn? Waarom heeft de staatssecretaris voor deze formulering gekozen? Ze erkent toch wel dat het mensen zijn, werkend bij en voor de overheid, die het ongekende onrecht hebben veroorzaakt?
De genoemde grondslag van de voorgestelde wet moet in de ogen van mijn fractie voor veel slachtoffers een klap in het gezicht zijn: "institutionele vooringenomenheid door de Belastingdienst Toeslagen." Alsof het niet mensen zijn geweest die keuzes hebben gemaakt. "Toepassing van de wet die heeft geleid tot onbillijkheden die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die werd gegeven aan het wettelijke systeem." Dat is in mijn ogen een hele kromme zin om iets recht te praten, een woordenbrij die zegt dat de wet is toegepast, terwijl er toch wetten zijn overtreden. Is de staatssecretaris bereid om namens de regering te verklaren dat de overheid wetten heeft overtreden? Ik overweeg hierover een motie in te dienen.
Voorzitter, dank u wel. Ik zie uit naar de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Misschien wilt u nog heel even op de interruptie van de heer Schalk wachten.
De heer Schalk (SGP):
Ik heb een vraag aan mevrouw Prast. Zij heeft een aantal onvolkomenheden aangewezen in de wet en een route gewezen waarbij het wetsvoorstel zou worden aangehouden en een aantal dingen in regelingen worden ondergebracht. Zou dat een enorme vertraging opleveren voor de gedupeerden?
Mevrouw Prast (PvdD):
Dank voor de vraag van collega Schalk. Ik dacht dat ik had gezegd dat, juist omdat een ministeriële regeling heel snel kan worden ingevoerd, er in mijn ogen geen vertraging hoeft te ontstaan voor degenen om wie het gaat in de nieuwe regelingen.
De voorzitter:
De heer Van der Voort wil daar nog een vraag over stellen.
De heer Van der Voort (D66):
Ik wilde hier nog even op doorgaan. Mevrouw Prast stelt dus voor om het wetsvoorstel aan te houden of in te trekken? Daar wil ik graag wat duidelijkheid over.
De voorzitter:
Aan te houden.
Mevrouw Prast (PvdD):
Aanhouden inderdaad.
De heer Van der Voort (D66):
Welke oplossingsrichtingen staat zij dan voor?
Mevrouw Prast (PvdD):
In ieder geval de oplossingsrichting dat er goed wordt gekeken naar het onderscheid tussen pleegkinderen en eigen kinderen. Voor zover ik het kan beoordelen — ik heb juridisch advies ingewonnen, onder anderen bij collega Nicolaï — is het echt in strijd met de wet en kan het dus niet. Dan gaan "we" of de overheid teruggefloten worden. Een oplossingsrichting zou dan zijn om dat onderscheid weg te poetsen.
De heer Van der Voort (D66):
Bedoelt u dan een novelle, een reparatiewet of nog iets anders? Dat vraag ik even voor mijn beeldvorming. Welk traject zouden we dan ingaan?
Mevrouw Prast (PvdD):
Wat ik heb gesuggereerd, is niet een novelle, maar wachten tot ook de ex-partnerregeling er is en intussen de onvolkomenheid of misschien de onvolkomenheden wegwerken. Maar een novelle zou hier ook in kunnen voorzien, denk ik.
De voorzitter:
Dank u wel. Waar u vragen aan de minister heeft gesteld, bedoelde u de staatssecretaris.
Mevrouw Prast (PvdD):
Zei ik "minister"?
De voorzitter:
Eén keer. Maar ik denk dat de staatssecretaris de vragen wel wil beantwoorden.
Mevrouw Prast (PvdD):
Ik sorteerde voor op de toekomst.
De voorzitter:
Goed. Dan is het woord aan mevrouw Geerdink van de VVD.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Voorzitter. Ik realiseer me trouwens dat dit de eerste keer is dat ik hier sta. Een unicum. Kan het spreekgestoelte wat hoger? Dat hoort erbij als je hier voor de eerste keer staat.
Voorzitter. De overheid, die wetgeving met institutionele vooringenomenheid en hardheid door middel van een alles-of-nietsbenadering tot uitvoering heeft gebracht, voert al geruime tijd een hersteloperatie uit op basis van de voorliggende herstelwet, die persoonlijk, begrijpelijk, snel en zorgvuldig ten uitvoer moet worden gebracht. Dit alles om ouders en kinderen die gedupeerd zijn een nieuwe start te kunnen geven. Dezelfde overheid die op basis van wantrouwen handelde, moet nu vertrouwd worden door mensen die onterecht heel hard geraakt zijn. Dat vertrouwen komt niet terug met een wetsvoorstel. Het wetsvoorstel Hersteloperatie toeslagen is niet meer dan een technische, juridische exercitie die ervoor moet zorgen dat de versnipperde regelgeving eenzelfde juridische grondslag krijgt en is daarnaast aangevuld met een aantal nieuwe regelingen. Het feit dat er is samengevoegd moet leiden tot meer inzicht, zo lezen we in de memorie van antwoord. De oorzaak van het wantrouwen van de overheid is het wantrouwen door de overheid. In dat kader dient dit wetsvoorstel vooral beoordeeld te worden vanuit de vraag: in hoeverre gaat het voorliggende wetsvoorstel uit van vertrouwen van de overheid in haar burgers? Wordt er geluisterd naar de gedupeerden? Wordt er boter bij de vis geleverd? Wordt er duidelijk en eenduidig gecommuniceerd? Wordt er meegedacht of tegengedacht?
Ouders en kinderen die door toedoen van de overheid in de problemen zijn geraakt of erger in de problemen zijn geraakt, leden van het ouderpanel dat ons geïnformeerd heeft, individuele gemeenten en de VNG, kredietbanken, verenigd in de Sociale Banken Nederland, de vele leden van commissies, overheden die publiekrechtelijke vorderingen hebben of hadden, de 1.200 tot 1.900 medewerkers of fte's van de Belastingdienst/Toeslagen, advocaten, notarissen, schuldhulpverleners, persoonlijk zaakbehartigers: allen, kortom, moeten kennis hebben van vele ingewikkelde, moeilijk te doorgronden regelingen die tot een groter beroep op de rechtsbijstand zullen leiden. De collega van GroenLinks zei hetzelfde. Waarschuwingen zijn gegeven door de Nationale ombudsman, de autoriteit regeldruk, de Raad voor de rechtspraak en de Afdeling advisering van de Raad van State. Door alle regelingen in het wetsvoorstel de bomen in het bos kunnen blijven zien is voorwaar geen sinecure en doet een groot beroep op het doenvermogen van alle betrokkenen.
Vertrouwen in de uitvoering door de overheid ontstaat pas als de inzet van de overheid gevoeld en begrepen wordt, op basis van inzicht en ervaringen. Complexe wetgeving leidt over het algemeen niet tot meer inzicht. Het niet juridisch benaderen in taal en gedrag helpt vaak veel beter. Daar is hier eerder aandacht aan gegeven en ook het ouderpanel benadrukte dat. De overheid doet haar uiterste best om financieel herstel, herstel op het gebied van schulden en herstel in de vorm van brede ondersteuning op de leefgebieden financiering, gezin, werk, wonen en zorg te bieden aan de gedupeerden. Veel partijen, veel inzet, veel tijd en moeite en een veelvoud aan complexe regelingen die veel kosten, maar ook veel aandacht, persoonlijke hulp en daardoor meer inzicht en veel samenwerking tussen overheden, waardoor mensen daadwerkelijk een nieuwe start krijgen.
Voorzitter. Alles overziend is de staatssecretaris op de goede weg. Ze heeft de vaart erin en ze doet wat nodig is. Ze werkt hard aan herstel op basis van oude en nieuwe regelingen die in het wetsvoorstel samenkomen. Een hopelijk grondige evaluatie vindt plaats in 2025. Op basis van de brede afweging zal de VVD voor het wetsvoorstel stemmen. Wel zijn er een aantal vragen die ik namens de VVD-fractie graag wil stellen.
Eén. Is naar de mening van de staatssecretaris het vertrouwen van de gedupeerde ouders en kinderen in de overheid alweer terug? En in hoeverre is dat te danken aan de toch zeer complexe regelingen die deel uitmaken van dit wetsvoorstel?
Twee. Welk deel van de regels dient ter juridische afdekking en financiële verantwoording, oftewel de rechtmatigheid van het voorliggende wetsvoorstel, en wat zou hier naar de mening van de staatssecretaris ten aanzien van de inhoud van het wetsvoorstel overbodig zijn of moeten zijn?
Drie. Wat heeft de overheid bij het opstellen van de regelingen die tezamen dit wetsvoorstel vormen anders gedaan dan zij voor deze hersteloperatie zou hebben gedaan? Doet ze dat in het vervolg nu voor altijd? Met andere woorden: is er van de ervaringen geleerd, of is de ingewikkeldheid van de regelingen een teken dat er nog steeds niet uitgegaan wordt van de burger, maar van de overheid?
Vier. Velen hebben een beroep gedaan of zullen nog een beroep doen op de mogelijkheden die dit wetsvoorstel biedt. Er zullen daarbij ook situaties zijn waarin mensen claims indienen die niets te maken hebben met de bedoeling van dit wetsvoorstel. Denk aan mensen zonder kinderen die zich melden. De aandacht die hiervoor nodig is gaat af van de aandacht die bedoeld is voor de gedupeerden. Het is daarom goed dat er een antimisbruikbepaling in het wetsvoorstel is opgenomen die bij fraude de mogelijkheid biedt om indien een aanvraag is ingediend nadat het wetsvoorstel in werking is getreden — vandaar ook de haast met dit wetsvoorstel, zeg ik tegen mevrouw Prast — het forfaitaire bedrag en het compensatiebedrag terug te vorderen. De fraudeur kan worden aangegeven en het dossier kan worden overgedragen aan het Openbaar Ministerie. De vraag is wat er gebeurt met de fraudeurs die vóór de inwerkingtreding van deze wet gefraudeerd hebben. Werkt deze bepaling met terugwerkende kracht?
Vijf. In de schriftelijke ronde heeft de VVD de vraag gesteld of het gelijkheidsbeginsel onder druk is komen te staan in dit wetsvoorstel. Denk aan de situatie die ook door het ouderpanel is aangegeven met ouders die schulden zelf hebben opgelost en ouders die dat niet hebben gedaan. De eerste groep wordt ten opzichte van de tweede groep minder gecompenseerd. Is er inderdaad geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel?
Tot slot. De twaalfde voortgangsrapportage van de hersteloperatie is recentelijk verschenen. De hersteloperatie lijkt — ik zeg het heel voorzichtig: lijkt — een heel klein beetje over haar hoogtepunt heen, omdat het aantal aanvragen terugloopt. Maar er is geen horizonbepaling opgenomen in het wetsvoorstel. De ideale wereld is volgens de VVD een wereld zonder toeslagen. Dat mag geen verrassing zijn. Wanneer is er geen staatssecretaris voor toeslagen meer nodig?
Wij kijken uit naar de beantwoording van de vragen door de staatssecretaris. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Geerdink. U sprak namens de VVD-fractie. Het woord is aan de heer Van Apeldoorn, die namens de SP zijn bijdrage zal leveren.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Voorzitter. In omvang en reikwijdte, in hoe door onrechtmatig handelen en een grove schending van de beginselen van de eigen rechtsstaat de Nederlandse overheid tienduizenden burgers ongekend onrecht heeft aangedaan en levens heeft vermalen, is het toeslagenschandaal een van de grootste schandalen uit de recente Nederlandse geschiedenis. Ook al zitten veel van de verantwoordelijke bewindslieden er nog steeds, er is niet voor niets een heel kabinet voor afgetreden. Het toeslagenschandaal heeft mede bijgedragen aan de ongekende vertrouwenscrisis waarin de Nederlandse politiek zich bevindt, en in het bijzonder het kabinet-Rutte IV. De meeste Nederlanders beseffen immers heel goed dat van de mensen die het probleem veroorzaakt hebben, je niet ook de oplossing kan verwachten.
Het is ook goed hier te memoreren dat het toeslagenschandaal alleen maar aan het licht is gekomen doordat slachtoffers zelf tegen het hun aangedane onrecht zijn opgestaan. Zij zijn opgestaan omdat zij niet konden geloven dat zoiets mogelijk was in een rechtsstaat. Ik betuig hier graag mijn diepste respect voor de ouders die zijn opgestaan, de strijd niet hebben opgegeven, en later met behulp van mensenrechtenadvocaat Eva González Pérez en enkele zeer volhardende Tweede Kamerleden, in het bijzonder het duo Omtzigt en Leijten, zijn doorgegaan om hun recht te halen.
Ook werd de omvang van het schandaal mede pas duidelijk doordat de SP een zwartboek organiseerde, want tot die tijd werd gedacht dat het om een nog veel beperktere groep gedupeerden ging. Ik wil maar zeggen: maatschappelijk onrecht en wantoestanden worden niet zomaar aangepakt; daar is strijd voor nodig, soms jarenlang en voor veel ouders vaak een wanhopige en eenzame strijd. Maar nu zijn we gelukkig een heel stuk verder en wordt er veel geld uitgetrokken om het gedane leed te compenseren. Dat wil niet zeggen dat we er al zijn, ook al omdat het niet alleen om geld gaat. Het herstel is nog lang niet voltooid.
Voorzitter. Na het toeslagenschandaal is er nu eigenlijk het schandaal van een hersteloperatie die al veel te lang veel te moeizaam verloopt, waarin de overheid opnieuw fouten heeft gemaakt en vele ouders en kinderen nog steeds wachten op herstel van het hun aangedane leed, voor zover dat te herstellen is. Vele slachtoffers van het toeslagenschandaal verkeren daarmee nog steeds in grote onzekerheid. Bij hen is het vertrouwen in de overheid zeker nog niet hersteld. Wij spraken ouders van het ouderpanel. Een van hen kon desgevraagd eigenlijk niets opnoemen met betrekking tot de regelingen en de uitvoering daarvan in het kader van de hersteloperatie, wat wél goed was gegaan. Helaas zal het voorliggende wetsvoorstel daar niets aan veranderen, noch zal het de hersteloperatie versnellen en ouders sneller uitzicht bieden op compensatie van de daadwerkelijk geleden schade, zodat ze weer vooruit kunnen in hun leven.
Voorzitter. Wat dit voorstel ook niet doet — hier ligt meteen een van de meest fundamentele bezwaren van mijn fractie; collega Karimi had het hier vanochtend ook al over in haar bijdrage — is expliciet en ruiterlijk erkennen dat het onrechtmatig handelen van de overheid ten grondslag ligt aan dit schandaal en dat het dus ook mede een grond zou moeten zijn voor de compensatie: compensatie voor onrechtmatig overheidshandelen dus. Het toeslagenschandaal heeft weliswaar mede kunnen ontstaan door een terugtredende overheid en binnen die context de keuze voor een, wat mijn partij betreft, slecht stelsel van private kinderopvang in combinatie met toeslagen, en door onzorgvuldige wetgeving, waarin de politieke opportuniteit het vaak won van zorgen over uitvoerbaarheid en rechtvaardigheid in de toepassing. Dat doet niets af aan het allerbelangrijkste feit dat door de overheid, met name door de Belastingdienst, op maar liefst dertien punten wetten zijn overtreden. Er is dus wetgeving fout toegepast. Er zijn tienduizenden slachtoffers gemaakt door onrechtmatig overheidshandelen, door de alles-of-nietsaanpak van de Belastingdienst, door hoe mensen onder het label opzet/grove schuld groepsgewijs ten onrechte tot fraudeur werden bestempeld. Dit betrof overigens niet alleen mensen met een tweede nationaliteit. Er werden ook mensen op andere gronden geprofileerd, bijvoorbeeld op basis van hoe laag hun inkomen was of vanwege de samenstelling van het gezin.
In het onrechtmatige en onjuiste handelen van de Belastingdienst ligt de kern van de zaak. Dit is allemaal allang gedocumenteerd en ook uitvoerig besproken in de Tweede Kamer. Het is allemaal bekend bij de staatssecretaris. Maar waarom erkent zij het dan niet in het wetsvoorstel? In artikel 2.1 beperkt de wetgever de compensatiegrond immers tot institutionele vooringenomenheid en de hardheid van het stelsel, en de hieruit voortkomende onbillijkheden. Graag een reactie. Wat zit hierachter? Is dit ook niet bedoeld om het aantal gedupeerden beperkt te houden? Om de aansprakelijkheid van de overheid te beperken? Om de eigen rol van de overheid en de Belastingdienst relatief klein te houden en in plaats daarvan de schuld zo'n beetje bij iedereen te leggen, van parlement tot rechterlijke macht? Ja, ook die hebben een rol gespeeld en in belangrijke opzichten gefaald, maar de kern van het schandaal is niet de verkeerde wetgeving, maar de wetsovertredingen door de overheid zelf. Om die hete brij draait het wetsvoorstel behendig heen. Daarmee wordt het opnieuw ontkend en niet erkend. Door het niet te erkennen, erken je als overheid ook niet volledig het ongekende onrecht dat tienduizenden mensen met dit schandaal is aangedaan, althans niet met dit wetsvoorstel.
Institutionele vooringenomenheid. Wat is dat eigenlijk? We weten allemaal waar het vandaan komt, maar mijn fractie vindt het een vaag begrip. Daar ga je geen 5 miljard voor uitgeven. Kan de staatssecretaris nu eens helder uitleggen wat zij hieronder verstaat? Als burger moet je er sowieso op kunnen vertrouwen dat de overheid eerlijk en onpartijdig handelt. Daarom staat dat ook in de Algemene wet bestuursrecht. Van institutioneel racisme is, denk ik, zeker sprake geweest. Er is sprake geweest van stelselmatige discriminatie en daarmee dus opnieuw van onrechtmatig handelen, want het is een schending van artikel 1 van de Grondwet. Maar ook op andere manieren is onrechtmatig gehandeld door de Belastingdienst. Nogmaals, er zijn door de overheid in de uitvoering van de wetgeving op maar liefst dertien punten wetten overtreden. De staatssecretaris weet dit, maar doet er niets mee. Waarom niet? Waarom wil zij dit niet uitspreken in de context van de wet? Waarom wilde zij de onjuiste of onrechtmatige toepassing van de wet niet opnemen als compensatiegrond?
Van de beantwoording van mijn schriftelijke vragen hierover is mijn fractie ook niet wijzer geworden. De staatssecretaris zegt dat er juist is gekozen voor ruimere kaders, maar door de onrechtmatige en onjuiste toepassing van de wetgeving eruit te laten, beperk je toch die kaders? Kan de staatssecretaris dat nu eens uitleggen? Ook schrijft de staatssecretaris, en ik citeer, dat "het gebruik van de begrippen institutionele vooringenomenheid en hardheid van het stelsel inkleuring en gewicht geeft aan de gemaakte fouten en helderheid biedt over de reikwijdte van de wet". Maar om welke fouten gaat het dan, zo vraag ik de staatssecretaris, als de foute toepassing van de wetten door de Belastingdienst hiervan is uitgesloten? Is dat dan niet toch een hele beperkte en beperkende inkleuring?
De staatssecretaris geeft toe dat in dit schandaal de grondbeginselen van de rechtsstaat zijn geschonden. Ze schrijft — en ik citeer opnieuw — dat "institutionele vooringenomenheid en de hardheid van het stelsel hier nadere duiding aan geven". Maar welke grondbeginselen van de rechtsstaat zijn dan hoe precies geschonden door institutionele vooringenomenheid en de hardheid van het stelsel? Op mijn schriftelijke vraag of het onrecht dat de ouders is aangedaan, niet ook is voortgekomen uit het onrechtmatig handelen van de overheid, krijg ik simpelweg geen antwoord. Daarom stel ik de vraag hier nogmaals.
Voorzitter. Mede door de beperking van de compensatiegronden in artikel 2.1, dus het niet-erkennen van het onrechtmatige handelen van de overheid en de toepassing van de wet, vindt de SP-fractie dit een zeer tekortschietend wetsvoorstel. Wij maken ons ook zorgen of dit niet tot nieuwe onrechtmatigheden, tot nieuw onrecht of nieuwe onrechtvaardigheden zal leiden. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Dit wetsvoorstel verzuimt te erkennen waar het in de kern van de zaak om draait. Daarmee doet het de ouders en de slachtoffers ook geen recht. Wat dit wetsvoorstel wel doet, is een hoop bestaande regelingen in het kader van de hersteloperatie codificeren. Al door het vorige kabinet genomen beleidsbesluiten, die kennelijk niet eerder in wetgeving gegoten konden worden. Waarom eigenlijk niet, zo vraag ik de staatssecretaris. En waarom heeft dit wetsvoorstel zo lang op zich moeten laten wachten? Fraai en erg zuiver is het in een eerdere fase ook allemaal niet gegaan. We weten allemaal hoe de Catshuisregeling destijds in het leven is geroepen: vanuit het Catshuisoverleg. En nu mogen wij als Eerste Kamer daar iets formeels over zeggen. Nu mogen wij deze wat de SP-fractie betreft slechte regeling, de Catshuisregeling, nog eens gaan codificeren.
Hierin ligt een ander zwaarwegend bezwaar van ons. De SP heeft zich altijd gekeerd tegen de Catshuisregeling, omdat die enerzijds een aantal ouders die helemaal niet zo veel schade hebben geleden, veel compensatie gaf, meer dan misschien redelijk te noemen is. Maar anderzijds, en nog belangrijker, moeten ouders die veel meer schade hebben geleden — en dat is helaas een hele grote groep — door diezelfde Catshuisregeling nog veel langer wachten voordat hun daadwerkelijke, veel grotere schade is gecompenseerd. Zij moeten dus nog veel langer in onzekerheid en in de bureaucratische mallemolen zitten. Ook de Algemene Rekenkamer heeft eerder dit jaar geconstateerd dat door de Catshuisregeling de uitvoering van de hersteloperatie flinke vertraging heeft opgelopen. Erkent de staatssecretaris dat ook? Wat gaat zij daaraan doen?
Nog steeds wachten vele duizenden ouders op een zogenaamde integrale beoordeling. De wettelijke termijn wordt hierbij ruim overschreden. 70% van de aangemelde ouders heeft nog geen afgeronde beoordeling gehad. De hele hersteloperatie zit op slot. Wanneer kunnen alle ouders erop rekenen dat zij hun integrale beoordeling hebben gehad? In Het Parool las ik dat de gemeente Amsterdam verwacht dat ze nog tot 2026 bezig is met de afhandeling van compensatie en het bijstaan van gedupeerden. Klopt het, zo vraag ik de staatssecretaris, dat ouders misschien nog wel tot 2026 moeten wachten?
Nee, dit wetsvoorstel gaat het niet versnellen, maar codificeert regelingen die mede voor vertraging hebben gezorgd.
Er zit nog meer in het wetsvoorstel dat de SP-fractie niet bevalt, voorzitter, en dat geen recht doet aan het ongekende onrecht dat ouders is aangedaan. Zo krijgen ouders €500 uitgekeerd per verstreken halfjaar na de eerste beschikking van de Belastingdienst, dus vanaf het moment waarop voor hen de ellende begon, tot aan de eerste beschikking voor toekenning van de compensatie; €500 per halfjaar voor de geleden emotionele en psychische schade, voor de stress en onzekerheid waarin ouders al die jaren hebben moeten verkeren. Dat lijkt de SP-fractie in vele gevallen slechts een fractie van de daadwerkelijk geleden immateriële schade. Waarom is voor dit bedrag van slechts €500 per halfjaar gekozen? Dit idee komt van de commissie-Donner, zeg ik alvast voordat de staatssecretaris die vraag straks gaat beantwoorden, maar dat maakt het toch niet tot een goed idee? Graag een reactie.
Dan de schuldenaanpak. Hierover is ook redelijk uitgebreid gesproken in de Tweede Kamer, dus ik houd het kort, maar het blijft toch heel raar dat informele schulden alleen maar meetellen als deze in een notariële akte zijn vastgelegd? Want dat zijn ze nooit. Wie gaat er nu in zulke omstandigheden naar een notaris? Want daar hangt ook weer een prijskaartje aan. In het debat met de Tweede Kamer gaf de staatssecretaris ook gewoon toe dat dit waarschijnlijk voor niemand geldt. Informele leningen vallen dus gewoon buiten de regeling en worden niet meegenomen in het aanpakken van de schulden van de ouders. Was hier nu echt geen andere oplossing voor geweest? Of is dit politieke onwil? Ook ouders van het ouderpanel is deze eis van een notariële akte een doorn in het oog. Hebben wij trouwens een goed beeld van hoeveel ouders zulke informele leningen zijn aangegaan en daarbij achterstanden hebben opgelopen? Kan de staatssecretaris uitleggen waarom niet gekeken is naar de schulden die meerderjarige kinderen zijn aangegaan om hun ouders te ontlasten, bijvoorbeeld toen ze gingen studeren? Sommigen zijn later zelfs gestopt met studeren uit angst hun ouders financieel tot last te zijn. Ik sluit me hiervoor aan bij de eerdere vragen van collega Karimi.
Voorzitter. Ik memoreerde al dat de uitvoering van de hersteloperatie helaas nog steeds te langzaam gaat, veel te langzaam. Het was onder de vorige staatssecretaris al niet op orde en het is nog steeds niet op orde, helemaal niet zelfs. Te veel ouders zitten nog steeds in onzekerheid en wachten al te lang op het herstel van de door hen daadwerkelijk geleden schade. Mijn fractie ziet dat met dit wetsvoorstel niet verbeteren. Ik vrees eigenlijk dat er eerder nieuwe vertragingen bij zullen komen. In de schriftelijke ronde stelt de staatssecretaris in de beantwoording dat zij volop bezig is met het werven van nieuwe medewerkers voor de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen, de UHT. Dat zal ook hard nodig zijn, maar lukt het ook met die werving? Zal dat voldoende zijn? Mijn fractie is hier in het geheel niet gerust op. Kan de staatssecretaris, los van de complexiteit van alle regelingen, toezeggen dat zij er in ieder geval voor zal zorgen dat er lopende de hersteloperatie voldoende personele capaciteit bij de UHT zal zijn?
Waarom blijft het maar zo lang duren voordat veel mensen hun dossier kunnen inzien? Dat kan toch niet? We horen al jaren hetzelfde van de ouders. De uitvoering van het herstel, de beoordeling door met name de Commissie Werkelijke Schade, vraagt om een menselijkere, minder juridische aanpak. Ouders voelen zich vaak onvoldoende gesteund. Het voelt te veel als een hoorzitting. Dat kan toch niet de bedoeling zijn, na alles wat die ouders al is aangedaan? Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Het heeft lang geduurd voordat dit wetsvoorstel überhaupt kwam, eind juni van dit jaar. Op 4 oktober heeft de Tweede Kamer het aangenomen en op 11 oktober kwam het hier op onze agenda. Dat betekent dat wij, exclusief het herfstreces, als deeltijdparlement twee weken de tijd hebben gehad om dit wetsvoorstel te behandelen. Eind september zijn we hier begonnen met het plenaire debat met de werkgroep zelfevaluatie — dat zullen we volgende week afronden — die in zijn rapport onze eigen rol in het toeslagenschandaal kritisch onder de loep heeft genomen. Een van de voorlopige conclusies van dat debat is dat wij hier in de Eerste Kamer echt de tijd moeten nemen en krijgen, maar misschien vooral wel moeten nemen, om wetgeving, zeker belangrijke en complexe wetgeving, die burgers direct raakt en die veel, misschien wel te veel, van de uitvoering of bijvoorbeeld van het doenvermogen van diezelfde burgers vraagt, zorgvuldig te behandelen. Juist om onze taak als medewetgever die altijd van zichzelf zegt bijzonder te moeten letten op rechtmatigheid en uitvoerbaarheid, ook echt te kunnen waarmaken. We laten ons er immers op voorstaan de chambre de réflexion te zijn. Maar welke reflectie hebben we hier nu kunnen doen over een wetsvoorstel dat we in amper twee weken tijd hebben moeten behandelen en waarover wij vanavond nog moeten gaan stemmen? Dat is althans tot nog toe het plan. Het moet nu dus toch weer met stoom en kokend water. En het gaat wel ergens over. Het gaat om een codificatie van regelingen plus verschillende nieuwe regelingen, waar in totaal meer dan 5 miljard mee is gemoeid. Het gaat om complexe wetgeving ten aanzien waarvan opnieuw vragen over de uitvoerbaarheid bestaan. En het gaat om het herstel van een van de grootste overheidsschandalen uit de recente geschiedenis, waar een kabinet over is gevallen. Dan is twee weken echt weinig. Heeft de reflectie dan toch weer plaatsgemaakt voor de politieke reflex?
We zijn met het wetsvoorstel, dat door de regering is aangemerkt als "spoedeisend", immers best voor het blok gezet. De politieke druk om dit nu met spoed te behandelen en uiteraard aan te nemen is groot. Want waarom is dit spoedeisend en waarom hebben we nu niet meer tijd genomen als Eerste Kamer? Dat is vanwege de nu nieuw opgenomen kindregeling, die kinderen, nu al vaak volwassenen, die slachtoffer zijn van het toeslagenschandaal recht geeft op een compensatie tot €10.000. De SP-fractie vindt ook dat kinderen compensatie moeten krijgen. Dat hebben we altijd al gevonden. Bij onderdelen van de kindregeling zijn zeker kritische vragen te stellen — ik sluit mij ook aan bij vragen van collega Prast — maar wij zijn voor de kindregeling.
Mijn punt ziet op iets anders. De kindregeling is de enige reden dat het wetsvoorstel hier nu met spoed behandeld moest worden en dat wij daar ook in grote meerderheid mee akkoord zijn gegaan. We hebben allemaal kritische vragen, maar het moet nu toch op 1 november. Je kunt tenslotte niet tegen die kindregeling zijn. Maar wat is dat nu voor gedwongen koppelverkoop, zo vraag ik aan de staatssecretaris. Waarom kon die kindregeling niet in aparte wetgeving gegoten worden? Het vermoeden rijst toch dat hier met opzet voor gekozen is om ook de rest erdoorheen te krijgen. Als eerdere regelingen ook per beleidsbesluit zijn ingevoerd, dan zouden we dit ten aanzien van de kindregeling nu toch opnieuw kunnen doen op basis van een Kameruitspraak en het daarna alsnog zo snel mogelijk in wetgeving kunnen gieten? Het is misschien niet ideaal, maar het is beter dan deze gedwongen koppelverkoop. De SP-fractie is dus niet geneigd hierin mee te gaan. We zien ook uit naar de motie van collega Prast op dit punt.
Voorzitter. Wij zijn sowieso niet overtuigd van de kwaliteit en de rechtvaardigheid van dit wetsvoorstel, maar wij zullen eerst de beantwoording van de staatssecretaris afwachten.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Het woord is aan de heer Essers van het CDA.
De heer Essers (CDA):
Voorzitter. De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de in dit wetsvoorstel voorgestelde maatregelen om invulling te geven aan de hersteloperatie toeslagen. In het bijzonder verwelkomen zij de voorstellen die leiden tot een brede ondersteuning — niet alleen financieel — voor de kinderen van gedupeerde ouders. Het is een goede zaak dat mede dankzij de bereidheid van de commissie Financiën van deze Kamer om dit wetsvoorstel met spoed te behandelen, met de uitvoering van deze kindregeling reeds dit kalenderjaar kan worden begonnen. Daarnaast is het wetsvoorstel grotendeels een codificatie van beleidsbesluiten die zijn genomen vooruitlopend op wetgeving en andere afspraken waarvan de uitvoering al enige tijd is gestart.
Van een echte juichstemming is ondanks alle goede bedoelingen echter geen sprake. Daar kan sowieso geen sprake van zijn gelet op het ongekend onrecht waar de kinderopvangtoeslagaffaire toe heeft geleid. De staatssecretaris spreekt in dit verband in de memorie van antwoord van "het collectief falen van alle staatsmachten". Het is niet voor niets dat alle staatsmachten hun rol bij deze affaire inmiddels hebben geëvalueerd of daarmee in een vergevorderd stadium zijn, zoals de Eerste Kamer. Maar het risico van het spreken van "een collectief falen van de staatsmachten" is dat als iedereen schuld heeft, uiteindelijk niemand echt verantwoordelijkheid lijkt te willen nemen. Het eigen falen dreigt dan als het ware te worden geneutraliseerd door het falen van de ander.
Voorzitter. Dat zou een onjuiste voorstelling van zaken zijn. Uit het rapport van de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag blijkt duidelijk dat, zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheid van de andere staatsmachten, in de eerste plaats het alles-of-nietsbeleid van de Belastingdienst en de ongekende, nietsontziende hardheid waarmee dit beleid werd uitgevoerd, heeft geleid tot het ongekende onrecht in de vorm van schendingen van de beginselen van de rechtsstaat. Het is goed dat de staatssecretaris dit nogmaals heeft bevestigd in de memorie van antwoord en daarbij heeft verwezen naar de volledige onderschrijving van de conclusies van de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag door het vorige kabinet.
In de wettekst en memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel had de staatssecretaris toch de indruk gewekt dat de institutionele vooringenomenheid en hardheid van het stelsel de enige grondslagen waren voor de in dit wetsvoorstel voorziene compensatiemaatregelen. In de memorie van antwoord lijkt de staatssecretaris dit desgevraagd echter af te zwakken door aan te geven dat met het gebruik van deze begrippen inkleuring en gewicht wordt gegeven aan de gemaakte fouten, en dat die helderheid bieden voor de reikwijdte van de wet. De heer Van Apeldoorn is hier ook al op ingegaan. Daarmee zou volgens de staatssecretaris de conclusie dat er sprake was van ongekend onrecht, worden onderstreept. Wij verzoeken de staatssecretaris, gelet op het grote belang van deze zaak, om alle onduidelijkheid hieromtrent weg te nemen en een multi-interpretabel woordenspel te vermijden door expliciet in dit debat te bevestigen dat de schending van de grondbeginselen van de rechtsstaat de reikwijdte van dit wetsvoorstel bepaalt, en dat behalve de institutionele vooringenomenheid en de hardheid van het stelsel eventueel ook andere onrechtmatige uitvoeringsaspecten debet zijn geweest aan die schending, in het bijzonder het vermelde alles-of-nietsbeleid.
Voorzitter. Een andere reden voor het niet bestaan van groot enthousiasme voor dit wetsvoorstel is dat tot dusverre nog lang niet alle gedupeerden zijn gecompenseerd en er ook nog geen zicht is op een datum waarop een streep onder het compensatietraject kan worden gezet. Daarbij baart met name de voortdurende juridisering van de compensatiemaatregelen grote zorgen. Alleen al het aantal onafhankelijke commissies dat zich bezighoudt met de hersteloperatie toeslagen — ik noem de commissie van onafhankelijke deskundigen, de bezwaarschriftenadviescommissie en de commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade — roept de vraag op of hier niet de nodige efficiencywinst kan worden behaald, bijvoorbeeld door deze commissies samen te voegen tot één commissie van onafhankelijke deskundigen. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Frustrerend en zorgelijk zijn ook de voortdurend terugkerende geluiden over misbruik en fraude rond de compensatieregelingen. De staatssecretaris zegt dat er alleen bij evidente fraude zal worden opgetreden. Dit wordt min of meer gerechtvaardigd door het principe te benadrukken dat wordt gehandeld op basis van vertrouwen in de ouder. Maar is de staatssecretaris het ermee eens dat dit op zich terechte uitgangspunt niet mag betekenen dat er geen serieuze pogingen worden gedaan om ook niet-evidente fraude op het spoor te komen en deze na ontdekking proportioneel te sanctioneren? Voor de geloofwaardigheid van een herstelregeling die is bedoeld om gedupeerde ouders te helpen, is dit naar onze mening een belangrijke voorwaarde. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Geen fraude is aan de orde indien de verleende compensatie hoger is dan de daadwerkelijke schade, bijvoorbeeld indien ouders maar een kleine terugvordering hebben gehad, maar zij toch het forfaitaire bedrag van €30.000 hebben ontvangen. In de memorie van antwoord geeft de staatssecretaris nog eens expliciet aan dat deze overcompensatie inherent is aan de eerdere keuzes met betrekking tot de herstelregeling, waaronder het streven om snel herstel te bieden. Het gaat dan over het Catshuisakkoord. Tot dusverre is de helft van de gedupeerde ouders financieel herstel geboden met dit forfaitaire bedrag van €30.000. Daarbij bestaat dus de mogelijkheid van overcompensatie. Dat betekent dat de andere helft van de gedupeerde ouders een hoger bedrag aan schadevergoeding claimt en daarvoor een langdurige procedure in moet. Ten tijde van het besluit om tot een forfaitaire vergoeding van €30.000 over te gaan bestonden er voor zowel de mogelijkheid van overcompensatie als de mogelijkheid van tegenbewijs bij hogere schade ongetwijfeld goede redenen, van vooral uitvoeringstechnische aard, maar hoe kijkt de staatssecretaris daar met de kennis en ervaring van nu op terug, mede gelet op het voorstel om dat besluit met dit wetsvoorstel te codificeren? Zou dit Catshuisbesluit nu ook nog zo worden genomen?
Tot slot, voorzitter, vragen wij de staatssecretaris of de regeling noodvoorziening, die maximaal €500 per huishouden bedraagt en is bedoeld om gedupeerde ouders in staat te stellen noodzakelijke uitgaven te doen in acute noodsituaties, wel voldoende is, gelet op het momenteel zeer hoge inflatiepercentage en de hoge energieprijzen. Anderen hebben daar ook al op gewezen. Meer in het algemeen vragen wij de staatssecretaris om aan te geven hoe de regering, gelet op de gestegen energieprijzen, de in het regeerakkoord opgenomen doelstelling van een reductie van 50% van de armoede onder kinderen gaat realiseren. We kijken met belangstelling uit naar de beantwoording door de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Essers. Tot slot is het woord aan de heer Schalk van de SGP.
De heer Schalk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Gezien het verleden en de zelfreflectie van deze Kamer naar aanleiding van de toeslagenaffaire kan ik niet anders zeggen dan dat ik met enige schroom deelneem aan dit debat. Immers, uit die zelfreflectie bleek dat ook deze Kamer steken heeft laten vallen in het palet van wetgevingstrajecten die de toeslagenaffaire gemaakt hebben tot het drama dat als Ongekend onrecht de geschiedenisboeken ingaat. Maar het is nog geen geschiedenis. Dat duurt nog wel even, gezien de enorme operatie die moet plaatsvinden. Op zich juicht mijn fractie het toe dat alle beleidsregelingen versterkt worden door ze in samenhang met elkaar te brengen en door deze samenhangende maatregelen wettelijk te verankeren. In mijn inbreng wil ik nog een paar vragen stellen die vooral de techniek in de uitvoering betreffen. Daarna wil ik nog een enkele opmerking maken over de schade die niet te herstellen of te compenseren is.
Eerst maar even die praktische vragen. Juist anderhalve week geleden, op 21 oktober, kwam er een voortgangsbrief van de staatssecretaris naar buiten. Een belangrijk element daarin was het volgende. Ik citeer uit de berichtgeving op de website van de rijksoverheid. "In totaal hebben zich 57.400 mensen gemeld als mogelijke gedupeerde. Ruim 55.000 (97%) hebben de eerste toets gehad. Tot nog toe zijn ruim 27.000 mensen erkend als gedupeerde. Dat is ongeveer de helft van de aanmelders. (…) Erkend gedupeerden krijgen direct een bedrag van € 30.000, hulp bij aanpak van hun schulden en brede ondersteuning vanuit hun gemeente. Daarna volgt een integrale beoordeling van hun dossier." Allereerst even een vraag over de versnelling. Destijds was het zo dat als men zich aanmeldde, het binnen een halfjaar geregeld zou zijn met die €30.000. Als je toen, aan het begin van die fase, te laat was, duurt het nu wel heel erg lang voor je zaak daadwerkelijk behandeld wordt. Hoe zit dat nou precies? Is die versnelling toch niet weer te bereiken?
Even terug naar die aantallen. Ruim de helft van de aanmelders is dus geen gedupeerde gebleken. Zijn dat nu allemaal mensen die een poging hebben gewaagd om ook maar eens voor €30.000 in aanmerking te komen? Is er onderzoek gedaan naar de redenen van die aanvraag? En — misschien is het een retorische vraag — zouden deze mensen wel in de gaten hebben dat ze het proces voor hen die wél recht hebben op die €30.000 of op genoegdoening, ernstig verstoren? Hoe gaat de regering daar nu mee om?
Voorzitter. Er zijn nogal wat gebroken gezinnen onder de gedupeerden. Hoe gaan we daarmee om? Worden beide partners nu gelijkelijk behandeld of is dat afhankelijk van waar de zorg voor de kinderen is toegewezen? De regering heeft aangegeven nog te werken aan het aanvullend wetsvoorstel waarmee een regeling voor ex-partners aan de Wet hersteloperatie toeslagen wordt toegevoegd; mevrouw Prast heeft daar nogal op gewezen. Kan de staatssecretaris alvast een tipje van de sluier oplichten? Waar moeten we dan aan denken? Alleen aan een verdeling van de gelden of wordt er juist meer of minder geld toebedeeld? Waarom zou het kabinet deze verdeling niet gewoon aan de ex-partners overlaten? Zijn er aanwijzingen dat het nodig is om daarvoor aparte wetgeving te genereren?
Voorzitter. Nog een enkele vraag over de regeling noodvoorziening. Voor welke gevallen is die €500 — het is al een paar keer genoemd vandaag — nu eigenlijk te gebruiken? Kan een gezin dat bedrag meerdere keren aanvragen voor verschillende soorten noodsituaties? Is het een adequaat bedrag, sowieso al, maar ook gezien de huidige inflatie? Als deze noodvoorziening wordt ingezet, krijgen betrokkenen dan ook voorrang bij de behandeling van hun dossiers? Deze mensen zitten op dit moment immers extra in die gevarenzone. Zojuist ging het even over de gebroken gezinnen. Hoe gaat het dan met die noodvoorziening? Krijgen beide partners dan €250 toegewezen? En wat moet je met dat relatief erg lage bedrag?
Voorzitter. De toeslagenaffaire is eigenlijk een open wond in onze samenleving. Even snel dichtnaaien van die wond is geen optie. Maar het dichtgroeien van die wond moet wel met alle middelen bevorderd worden. Eén ding is duidelijk: er zullen littekens blijven die levenslang gezien zullen worden. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen heb ik deze vragen aan de minister-president gesteld, en die stel ik nu ook nog maar een keer aan de staatssecretaris: wat heb je eigenlijk aan geld als je huwelijk kapot is of als je kinderen uit huis zijn geplaatst? Zou de staatssecretaris daar in het debat van vandaag ook op kunnen reageren?
Voorzitter, ik zie uit naar de beantwoording door de staatssecretaris. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Wenst een van de leden nog in eerste termijn het woord? Dat is niet het geval.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik zeg erbij dat het antwoord van de staatssecretaris is gepland na het bezoek van de Hoge Raad, naar schatting tegen 18.30 uur, en dat er vanavond over het wetsvoorstel wordt gestemd, als er geen andere onverwachte gebeurtenissen plaatsvinden. Dan schors ik de vergadering voor de lunchpauze tot 13.30 uur.
De vergadering wordt van 11.31 uur tot 13.32 uur geschorst.
Voorzitter: Bruijn
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20222023-5-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.