Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | nr. 36, item 15 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | nr. 36, item 15 |
De voorzitter:
Ik verzoek de leden 1,5 meter afstand te houden in de zaal en bij beraadslagingen eventueel buiten de zaal door te gaan. Dank u wel.
Thans is aan de orde de gezamenlijke behandeling van de wetsvoorstellen Samenvoeging van de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Loppersum (35344) en Splitsing van de gemeente Haaren (35345).
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Voorzitter. De splitsing van de gemeente Haaren lijkt in veel opzichten volgens het boekje, c.q. het beleidskader te zijn opgetuigd. Het initiatief komt van de gemeente zelf en er is een volksraadpleging gehouden waarin de inwoners van Haaren zich konden uitspreken over de herindeling. Overigens bleek slechts een krappe meerderheid voor de herindeling. Als de minister het landelijk referendum niet had afgeschaft, dan had ze bij een dergelijke uitslag in een landelijk referendum de uitslag gewoon naast zich neergelegd of omgedraaid middels een inlegvelletje.
Desalniettemin hebben de inwoners van de andere bij de herindeling betrokken gemeenten zich niet in zo'n volksraadpleging kunnen uitspreken en bij deze gemeente komen nu wel de problemen te liggen die de huidige gemeente Haaren niet heeft opgelost. Zo werd afgelopen week nog een motie van wantrouwen ingediend tegen de Haarense onderwijswethouder omdat na vele jaren het probleem met de nieuwbouw van de basisschool in het dorp Esch nog niet is opgelost. In het Brabants Dagblad werd geconcludeerd: "Er komt dus geen duidelijkheid voor de school voor de opsplitsing van Haaren. We zadelen Boxtel met dit probleem op."
Een ander niet-opgelost probleem van de gemeente Haaren is een achterstand in het huisvesten van statushouders. De PVV-fractie heeft alle begrip voor de huidige gemeente Haaren dat zij die huizen niet kan of wil weggeven aan asielzoekers, terwijl er voor de eigen woningzoekenden nauwelijks huizen beschikbaar zijn. Tegelijkertijd willen we ook niet dat de inwoners van de gemeenten waarover Haaren per 1 januari verdeeld wordt, opgezadeld worden met deze achterstand en er voor hen dus nóg minder huizen beschikbaar zijn. Een wettelijke regeling blijkt hiervoor niet te bestaan bij een gemeentesplitsing.
In de beantwoording stelt de minister: "De gemeente Haaren verwacht haar taakstelling te behalen in 2020. Dit is de verantwoordelijkheid van de gemeente Haaren. Mocht de huisvestingstaakstelling niet worden gerealiseerd, dan treedt het interbestuurlijk toezicht in werking dat is belegd bij de provincie." Kan de minister aangeven waarop de verwachting is gebaseerd dat Haaren haar taakstelling gaat halen in 2020? Immers, uit het overzicht met gegevens per gemeente over de huisvesting van vergunninghouders van het ministerie van BZK van 1 juli jongstleden blijkt dat de gemeente Haaren voor het eerste halfjaar van 2020 slechts één statushouder heeft gehuisvest. Waarom zou het dan te verwachten zijn dat in de tweede helft van 2020 opeens wél de taakstelling kan worden behaald? De gemeente geeft immers zelf aan dat Haaren te maken heeft met een gering aantal woningmutaties.
En dan stelt de minister dat als de huisvestingstaakstelling niet wordt gerealiseerd het interbestuurlijk toezicht in werking treedt. Maar waarop moet na 1 januari 2021 dat toezicht in werking treden? Op een niet meer bestaande gemeente? Haaren wordt immers volgens de plannen per 1 januari opgeheven.
Bovendien staat de huidige gemeente Haaren voor de huisvestingstaakstelling al sinds 27 maart 2018 onder actief interbestuurlijk toezicht van de provincie. De provincie Noord-Brabant heeft per brief van 26 maart 2020 het toezichtsoordeel uitgesproken dat Haaren niet voldoet aan de taakstelling, deze gemeente op trede 3A van de interventieladder geplaatst en daarbij opgemerkt dat zij zelfs voor de volgende trede, 3B (bestuurlijk overleg), in aanmerking zou komen. Volgens de provinciale toezichtsbrief zou Haaren van plan zijn om de achterstand van de taakstelling na de herindeling door de ontvangende gemeenten te laten overnemen, maar concrete afspraken hierover zijn niet te vinden. Kan de minister aangeven in hoeverre hierover afspraken zijn gemaakt?
De minister geeft in haar beantwoording aan: "De Huisvestingswet 2014 voorziet niet in een specifieke oplossing voor de resterende taakstelling bij een splitsing. Een logische oplossing is om ook de resterende taakstelling te verdelen naar rato van het aantal inwoners dat overgaat naar de ontvangende gemeente. Het is ook mogelijk om in goed overleg met betrokken partijen taakstellingen over te dragen. Maatwerk in goed overleg tussen de betrokken partijen is hierin nodig. De Huisvestingswet 2014 voorziet hierin voor de taakstelling die voor de ontvangende gemeenten geldt in het jaar waarin de herindeling geëffectueerd is. De Huisvestingswet 2014 voorziet niet in een specifieke oplossing voor resterende taakstellingen bij een splitsing."
Voorzitter. De minister kan dit een "logische oplossing" vinden, maar het is ook denkbaar dat de ontvangende gemeenten niet zitten te wachten op een zwaardere taakstelling. Het ís geen logische oplossing om hun inwoners langer op wachtlijsten voor sociale huurwoningen te moeten laten staan en de weinige sociale huurwoningen weg te geven aan statushouders, en daarnaast de gemeenten op te zadelen met alle andere ellende die de huisvesting van statushouders met zich meebrengt, zoals bijstandsuitkeringen, inburgeringstrajecten, gezinsherenigingen en vaak overlast en vervreemding in de eigen straat voor omwonenden.
Het kan nog erger: de huisvesting van een gewelddadige, gestoorde statushouder in je straat zonder dat de betrokken instanties voldoende informatie uitwisselen en maatregelen nemen. Een deze week gepresenteerd rapport van de gemeente Bernheze spreekt hierover boekdelen. Het verschrikkelijke resultaat van zulk wanbeleid heeft geresulteerd in de moord op de 18-jarige Rik van de Rakt uit Heesch door de 25-jarige Soedanese statushouder Abdallah H., die afgelopen januari een huis kreeg toegewezen in de gemeente Bernheze nadat hij zich in een azc al schuldig had gemaakt aan mishandeling. Welke gemeente kan nu verantwoordelijkheid nemen voor de huisvesting van zulke potentiële tijdbommen, wier privacy beter beschermd is dan de veiligheid van onze burgers?
De heer Van der Burg (VVD):
Ik dacht dat we het over het opsplitsen van een gemeente hadden. Mijn openingsvraag is: wat is de relatie tussen de wet die nu voorligt, en uw redelijk bekende retoriek met betrekking tot uw aversie tegen asielzoekers en statushouders?
De heer Van Hattem (PVV):
Dat is duidelijk. Een opsplitsing van gemeenten moet correct geregeld zijn. Er ligt hier een behoorlijk open einde qua verdeling van statushouders. Daarover zijn geen afspraken gemaakt en er is geen wettelijke regeling voor. Dat is het punt dat ik hier wil bespreken. Dat is de reden om dit aan te halen. Ik wil niet dat gemeentes die statushouders zouden moeten overnemen, met deze problemen worden opgezadeld, terwijl ze er zelf part noch deel aan hebben.
De heer Van der Burg (VVD):
Laat ik het hier maar bij laten met de constatering dat, of we het nou over abortus, euthanasie of kernenergie hebben, de heer Van Hattem altijd in staat is dezelfde retoriek over asielzoekers en statushouders te ventileren.
De voorzitter:
Meneer Van Hattem, u vervolgt uw betoog.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik moet ook constateren dat de VVD hier al jarenlang voor wegkijkt.
Voorzitter. Ik kan zeggen wat de buurvrouw van deze statushouder in het Brabants Dagblad stelde: "Weet je waar ik net vandaan verhuisd ben? Van waar het azc in Heesch zou komen. Ik heb zo ontzettend gedemonstreerd toen. Ik ben naar alle bijeenkomsten geweest. Weet je hoe vaak ze ons hebben gezegd dat we ons geen zorgen hoefden te maken? Er zijn zo veel Nederlanders die op een huisje zitten te wachten en deze man krijgt er zomaar eentje. Het is echt verschrikkelijk. Het zal je kind maar wezen."
En daar zitten de inwoners van de ontvangende gemeenten rond Haaren dus ook niet op te wachten. Dus wat is het gevolg voor de taakstelling als de ontvangende gemeenten om logische en legitieme redenen niet willen meewerken aan zo'n vrijwillige overnemen? Kan de minister uitsluiten dat hogere overheden bestuurlijke dwang zullen inzetten richting ontvangende gemeenten om meer statushouders op te nemen? De PVV dient zo meteen een motie in om de resterende taakstelling voor de huisvesting van statushouders na de splitsing niet te herverdelen over de ontvangende gemeenten, maar deze geheel te laten vervallen.
Dan nog een punt over de gemeentelijke financiën. De minister stelt: "Wij hebben geen signalen ontvangen van de betrokken gemeenten dat er sinds het vaststellen van het herindelingsadvies ontwikkelingen zijn waardoor er nu wel een reden is voor onzekerheid over de financiële positie van Vught in verband met de herindeling." In de financiële systematiek zit voor Vught nog een knelpunt. Vught maakt een reguliere begroting voor vier jaar, maar door de toevoeging van Helvoirt kan pas in januari 2021 een begrotingswijziging inclusief Helvoirt worden vastgesteld. Hierdoor weet Vught nog niet precies wat de extra inkomsten en uitgaven zijn vanaf januari voor het nieuwe deel van de gemeente. Pas als de nieuwe gemeente een feit is, kan de begroting voor de nieuwe gemeente vastgesteld worden. Daarom wil ik de minister vragen of hierover niet eerder en adequater duidelijkheid kan komen voor Vught en de andere betrokken gemeenten, zodat zij hun inwoners niet onverwacht hoeven te confronteren met eventueel veel hogere lokale lasten. Voor Vught lijkt me dit zeker belangrijk, omdat zij met Helvoirt ook het Haarense deel van de ombouw van rijksweg N65 binnen hun gemeente krijgen, een zeer grootschalig project dat in veel opzichten een grote impact heeft.
Voorzitter. Dan over de nieuwe gemeente Eemsdelta. In de beantwoording geeft de minister aan: "De aan het woord zijnde leden wijzen terecht op een omissie in mijn eerdere beantwoording. Uit de beantwoording van de enquêtevraag blijkt dat vier van de vijf ambities ongeveer even vaak zijn aangegeven als belangrijkste uitdaging en dat 'toekomstbestendige zorg en ondersteuning' duidelijk vaker worden genoemd. De ambitie 'verduurzaming en energietransitie' wordt in het herindelingsadvies als vijfde" — en daarmee laatste — "ambitie genoemd."
De PVV is blij dat de minister toegeeft dat er een stukje nepnieuws in haar beantwoording zat en dat dit door de oplettendheid van de factcheckers van de PVV is rechtgezet. Het is duidelijk waar de prioriteit ligt voor de inwoners: duidelijk wel bij de toekomst van de zorg en dus niet bij de verduurzaming en de energietransitie. Kan de minister aangeven of de ambities van de burgers voor een goede zorg duidelijk wel worden nagestreefd en de ambities van de klimaatdwingelanden niet, en dat de gemeente dus ook niet wordt opgezadeld met onbetaalbare RES-ambities, de Regionale Energiestrategieën?
Dan wat de financiële toekomst van deze nieuwe gemeente betreft: er is nu al sprake van een valse start met grote financiële tekorten. We moeten ook de illusie loslaten dat herindelingen financiële tekorten kunnen oplossen. Veelal zijn de kosten van herindelingen per saldo groter dan de opbrengsten. Daarom de vraag aan de minister: wat is nu daadwerkelijk de toegevoegde waarde van zo'n herindeling als direct een financieel zwakke gemeente ontstaat? Wat blijft er dan nog over van de veronderstelde extra bestuurskracht? Wat wordt er nu eigenlijk wel echt opgelost met deze schaalvergroting?
Voorzitter, tot zover in eerste termijn. Ik dien de volgende motie in.
De voorzitter:
Door de leden Van Hattem, Van Strien, Faber-van de Klashorst, Bezaan en Ton van Kesteren wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er geen formele regeling is voorzien voor de verdeling van een resterende huisvestingstaakstelling voor statushouders bij de splitsing en opheffing van een gemeente;
constaterende dat de gemeente Haaren bij haar voorgenomen opheffing op 1 januari 2021 waarschijnlijk nog een resterende taakstelling huisvesting statushouders zal kennen;
overwegende dat bij de splitsing van de gemeente Haaren betrokken ontvangende gemeenten niet met de resterende huisvestingstaakstelling statushouders moeten worden geconfronteerd;
roept de regering op een op 1 januari 2021 eventueel resterende huisvestingstaakstelling statushouders van de gemeente Haaren in zijn geheel te laten vervallen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. De heer Van der Linden.
De heer Van der Linden (FvD):
Ik heb nog een vraag aan de heer Van Hattem. Hij gaf net aan dat bestuurskracht en kostenvoordelen bij schaalvergroting heel vaak een wassen neus zijn. Daar ben ik het volstrekt mee eens. Maar hoe beoordeelt u het feit dat in de gemeenten Appingedam, Loppersum en Delfzijl het draagvlak daarvoor er in ieder geval wel is? Ik heb contact opgenomen met allerhande lokale partijen daar, die zich al organiseren. Er is eigenlijk weinig wanklank over de samenvoeging. Van onderop lijkt men daarover lokaal enthousiast. Er lijkt niet veel verzet te zijn. Beoordeelt u dat wel als positief, of zegt u: dan nog moet je dat niet doen?
De heer Van Hattem (PVV):
De PVV is er altijd heel duidelijk in wanneer een herindeling eventueel wel zou kunnen: als er echt draagvlak is, dat gepeild is in bijvoorbeeld een referendum, en als de bevolking zich heeft kunnen uitspreken. In het geval van de herindeling van Appingedam, Loppersum en Delfzijl is er geen sprake geweest van een lokaal referendum. Het is alleen door de gemeenteraden vastgesteld. Er zijn wel wat bewonersbijeenkomsten et cetera geweest, maar dat is niet hetzelfde als een referendum. Dat maakt het dus toch wat anders.
Een ander belangrijk aspect dat hier nu speelt — dat is pas vrij recent, afgelopen maand, duidelijk geworden — is dat er grote financiële tekorten gaan ontstaan. We krijgen dus straks ook nog een financieel bijzonder zwakke gemeente, waarbij de lokale lasten, zeker voor bepaalde groepen zoals de boeren, extra hard kunnen gaan stijgen. Het probleem is wat ons betreft dus vooral dat het draagvlak per referendum moet worden gemeten. Dat is in de nieuwe gemeente Eemsdelta, zoals die dan genoemd zou moeten worden, niet gebeurd.
De heer Van der Linden (FvD):
Daar wil ik nog twee dingen over zeggen. Ten eerste worden die financiële problemen niet opgelost als men niet herindeelt. Volgens mij zijn die er ook als die drie gemeentes los blijven bestaan. Ten tweede ben ik het wel met u eens dat een referendum hiervoor een goede graadmeter is, maar in dit geval is er ook geen enkele wanklank. Er is geen opstand. Er zijn geen mensen in verzet gegaan. Als er nou een brede oproep onder de mensen zou zijn om een referendum te houden ... Maar die is er ook niet. Als dat er allemaal niet is en als iedereen het blijkbaar wel goed vindt, vindt u dan nog dat we hier in de Eerste Kamer nee moeten zeggen?
De heer Van Hattem (PVV):
Het moet niet alleen het initiatief van de bewoners afhangen of er een referendum komt. Ik vind het ook een verantwoordelijkheid van die gemeenten zelf, als zij zo'n zware stap zetten, om hun bevolking actief in een referendum te bevragen. Ze moeten dan niet zeggen: u moet het zelf maar organiseren. Dat is voor de PVV heel duidelijk. Dat initiatief moeten de gemeenten wel nemen, maar dat is in Appingedam, Delfzijl en Loppersum niet gebeurd. Dat vind ik wel een factor die van essentieel belang is om te kunnen zeggen dat het draagvlak niet duidelijk gepeild is. In het herindelingsadvies zag ik dat er wel enquêtes gehouden zijn. Daarin benoemden de burgers wel de nadelen. Een van de zorgpunten was dat de gemeente verder van de inwoners af komt te staan. Dat is dus wel een gevoel dat er leeft. Er werden door de burgers in het herindelingsadvies eigenlijk bijna geen voordelen genoemd, maar wel veel nadelen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan kijk ik even naar de minister. Ik schors voor vijf minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Minister Ollongren:
Dank, voorzitter. Ik kan het vrij kort houden, denk ik. Ik zal natuurlijk antwoord geven op de gestelde vragen, maar bij wijze van inleiding het volgende. Beide voorliggende herindelingsvoorstellen zijn inderdaad het resultaat van een duidelijke keuze van de betrokken gemeenteraden, die zich weer baseren op de wens van hun inwoners en de gesprekken die zij hebben gevoerd. Die hebben gezegd dat om echt een goede dienstverlening te kunnen realiseren en een passend aanbod aan voorzieningen te hebben, het beter is om dat in een andere bestuurlijke constellatie te doen. Ik vind het dus eigenlijk mooie voorbeelden van herindelingen van onderop, waarbij de betrokken raden zelf hebben besloten wat passend is voor hun bestuurlijke toekomst.
Daar zijn zorgvuldige procedures aan vooraf gegaan, waarbij ook is gekeken naar draagvlak. In het geval van Eemsdelta vindt dat zelfs zijn oorsprong in een traject vanuit 2012 waarin de gemeenten en de provincie hebben gekeken naar wat er nodig is in de provincie. Uiteindelijk hebben toen de raden van Appingedam, Delfzijl en Loppersum afgewogen dat een herindeling voor hun inwoners echt de beste oplossing is, ook gegeven de grote maatschappelijke opgaven die er natuurlijk zijn. In het geval van Haaren bleek in gesprekken met de inwoners dat er onvoldoende draagvlak was voor een ongedeelde samenvoeging met een buurgemeente, maar dat er wel draagvlak was voor het opdelen hiervan. Ook daar hebben de verschillende oriëntaties op buurgemeenten van de verschillende kernen van Haaren een rol gespeeld.
Het is dus goed om te zien: een zorgvuldig proces, een breed draagvlak en een duidelijke wens van de betrokken gemeenten om hun bestuurskracht te versterken. Daarom is de regering van mening dat deze voorgestelde herindelingen doorgang zouden moeten vinden. Dat we inmiddels in een heel andere tijd leven, met een coronacrisis en financiële druk op gemeenten, doet daar wat ons betreft niets aan af.
Laat ik even doorgaan op die financiële toekomst. De heer Van Hattem heeft het daar ook over gehad. Ik ben met de betrokken gemeenten van mening — we hebben het nu over Brabant — dat de toevoeging van delen van Haaren de gemeenten Boxtel, Oisterwijk, Tilburg en Vught niet zal belasten en dat het voor hen niet een wijziging betekent van hun financiële vooruitzichten en hun duurzame bestuurskracht. Dat is ook niet vanuit die gemeenten een zorg. Die zijn financieel voldoende solide. Het is natuurlijk wel zo dat ik als minister van Binnenlandse Zaken altijd goed moet kijken — de provincie doet dat natuurlijk als toezichthouder ook — naar de financiële posities in het algemeen. Zoals ik net al zei, zijn het helemaal geen makkelijke tijden voor veel gemeenten in Nederland.
Dan de huisvestingstaakstelling waar de heer Van Hattem over sprak. Hij heeft daar veel opmerkingen over gemaakt. Hij heeft daar ook een opvatting over, maar daar heeft de heer Van den Burg net al op geïntervenieerd. Dus laat ik mij beperken tot gewoon de feitelijkheid. In de Huisvestingswet is opgenomen hoe om te gaan met taakstellingen bij een herindeling. Het enige waar de wet echt niet in voorziet, is hoe hiermee om te gaan bij een splitsing. Dat is omdat een splitsing niet vaak voorkomt in ons land. Maar die Huisvestingswet biedt wel richting voor betrokken partijen om — dat is eigenlijk het belangrijkste — er bij een splitsing samen uit te komen, dus met andere woorden dat je gewoon samen kijkt wat eerlijk is, hoe je het met elkaar kunt afspreken en hoe je ervoor zorgt dat het goed gaat. Dus goed overleg. Niet voor ieder specifiek onderdeeltje een heel specifieke regeling maken, maar gewoon er bij herindeling in overleg samen uitkomen. Dan is er ook helemaal geen noodzaak voor aanvullende regelgeving of iets dergelijks.
Een taakstelling voor statushouders, waar het in dit geval om gaat, is uiteindelijk gewoon een verantwoordelijkheid van een gemeente zelf. Dus zolang de gemeente bestaat zoals die nu is, ligt die daar en als straks de herindeling een feit is, gaat die over naar de nieuwe gemeenten. De gemeenten die hierbij betrokken zijn, kunnen dat zelf heel goed oplossen. Het is helemaal niet nodig om dat van bovenaf op te leggen. Het interbestuurlijk toezicht ziet op het realiseren van wettelijke taakstellingen. Na 1 januari 2021 ontstaat dus een nieuwe taakstelling waarbij het interbestuurlijk toezicht van toepassing zal zijn op de nieuwe gemeenten.
De heer Van Hattem (PVV):
Dat onderling overleg en het niet van boven opleggen zijn juist het probleem, want de taakstelling wordt altijd van boven opgelegd vanuit de Huisvestingswet, vanuit het Rijk en in afspraken met het COA over de huisvesting van statushouders. Als er per 1 januari geen oplossing ligt, moet er toch vanuit het Rijk een initiatief worden genomen. De provincie houdt er toezicht op. De gemeente Haaren staat al twee jaar onder toezicht van de provincie op dit vlak. Het blijkt dat men het afgelopen jaar vrijwel geen inspanning heeft geleverd, dus ik verwacht dat er eind dit jaar niet of nauwelijks verder stappen zijn gezet. En als dat het geval is ...
De voorzitter:
Dus uw korte vraag is?
De heer Van Hattem (PVV):
Wat zegt de minister dan? Wat wordt er dan gedaan met die taakstelling? Wordt die dan herverdeeld over het hele land? Wordt die dan herverdeeld over alleen de omliggende gemeenten? Dit is immers toch iets wat niet in onderling overleg gebeurt, maar van bovenaf wordt opgelegd.
Minister Ollongren:
Ik ben het niet met de heer Van Hattem eens, want zo werkt het niet. We hebben statushouders. Mijn collega van JenV ziet erop toe dat er zo snel mogelijk ook huisvesting kan worden gevonden, en wij maken daar afspraken over. De provincies kijken wat er in hun provincie kan en de gemeenten kijken wat ze in hun gemeente kunnen doen. Uiteindelijk hebben we er in dit land allemaal baat bij als die huisvesting goed wordt geregeld en mensen die zo'n status verkrijgen, snel kunnen doorstromen, zodat ze ook kunnen integreren, zich kunnen settelen en aan het werk kunnen gaan. In dat opzicht hebben we als land natuurlijk een opgave en hebben verschillende gemeenten ook een opgave. En het is een beetje afhankelijk van de ligging van de gemeente, van de mogelijkheden die een gemeente heeft hoe snel en hoeveel er gerealiseerd kan worden.
Dat is gewoon het algemene stelsel. Dat functioneert op zichzelf goed. We hebben alleen een knelpunt, en dat zit in de woningmarkt. Er is krapte op de woningmarkt. Vandaar dat het voor sommige gemeenten best lastig is om dit te realiseren. Maar wij gaan nooit op de stoel van zo'n gemeente zitten. Wij vragen gewoon aan iedereen die daar een rol in heeft om verantwoordelijkheid op dat punt te nemen.
En als er een herindeling is, maken gemeenten gewoon een net lijstje van onderwerpen die daar spelen. Daar kan deze kwestie op staan, maar het kan ook gaan over de vraag hoe het dan straks zit met de politieregio of de veiligheidsregio, en het kan ook gaan over de GGD. Daar worden onderling gewoon afspraken over gemaakt. En op enig moment, als ook deze Kamer instemt en de herindeling een feit wordt, moeten die afspraken hun beslag krijgen, en zal, in dit geval vanuit de provincie, met de nieuwe gemeente worden gesproken over de stand op dat moment en de nieuwe taakstellingen die misschien voor het volgend jaar moeten worden gerealiseerd. Zo werkt het en zo zal het ook hier werken.
De heer Van Hattem (PVV):
Zo werkt het voor zover het afspraken betreft die de gemeente in autonomie maakt. De minister noemt verschillende regelingen, gemeenschappelijke regelingen die een gemeente vanuit haar autonome positie aangaat. Maar een taakstellingsopgave is niet iets wat een gemeente in autonomie aangaat, maar iets wat de gemeente opgelegd krijgt vanuit het Rijk. Het heet niet voor niets een "taakstelling". Er wordt gewoon een tabel aangeleverd: zo veel statushouders moet u voor die en die datum gehuisvest hebben. En als het niet voor die en die datum is gebeurd, dan telt het weer bij elkaar op. En per 1 januari, als de gemeente Haaren verdwijnt, staat er nog een resterende taakstelling, en niemand weet hoe die precies verdeeld moet worden. Als straks bijvoorbeeld de gemeente Vught zegt: jongens daar zitten we niet op te wachten, dan ...
De voorzitter:
Meneer Van Hattem, ik ga u toch even onderbreken. Wat u nu allemaal zegt, hoort eigenlijk thuis in uw tweede termijn. Een interruptie is voor een korte, aanvullende vraag. Ik geef u graag de gelegenheid om die te stellen.
De heer Van Hattem (PVV):
Het was ook een vrij uitgebreid antwoord en een vrij uitgebreide reactie van de minister. Maar ik denk dat het punt duidelijk is. Het gaat om het verschil tussen de autonomie en de taakstelling die wordt opgelegd.
Minister Ollongren:
Voorzitter. Dan ga ik door met de overige vragen, als u het goed vindt. Er zijn een paar vragen gesteld over de Eemsdelta. De vraag was eigenlijk: waarom denkt u dat het in dit geval gaat leiden tot een betere leefomgeving, tot betere bestuurskracht en tot een verbetering voor de inwoners? Eigenlijk is mijn belangrijkste "meter" op dit punt dat de gemeenten en de inwoners zélf deze mening zijn toegedaan. Zij zeggen: er zijn hele grote opgaven in deze regio, en door samen te gaan, staan we sterker en dienen we beter de belangen van onze inwoners. We zijn al lang geleden afgestapt van het idee dat veel groter altijd veel beter is. Dat is helemaal niet zo. Maar een zekere omvang kan echt helpen om gemeenten minder kwetsbaar te maken en om ook voor hun inwoners een grotere mate van specialisatie te bereiken. En ik denk dat het voor iedere gemeente, ook voor grote gemeenten die nu al bestaan, altijd zaak is om te zorgen voor nabijheid van bestuur. Je moet dus dicht bij je inwoners staan. Dat geldt voor Rotterdam, en dat geldt ook voor de Eemsdelta. Dat is de potentie die ik zie in deze meerwaarde. Als je kijkt naar het advies, denk ik dat we er vertrouwen in kunnen hebben dat ze die balans goed met elkaar hebben gevonden.
Dan wil ik ook nog even ingaan op het punt van de heer Van Hattem, die mij verwijt nepnieuws te verspreiden. Nou, dat wil ik echt met kracht bestrijden. Maar niets menselijks is ons vreemd: er is gewoon een fout geslopen in dat stuk en dat hebben we gecorrigeerd zodra we erachter kwamen. Inderdaad, gezondheidszorg is voor veel mensen heel belangrijk. In de vijf prioriteiten is die nu opgenomen. Excuses voor de omissie, maar ik laat mij geen nepnieuws aanpraten.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het eind van uw termijn gekomen?
Minister Ollongren:
Ik wil alleen nog iets zeggen over de motie.
De voorzitter:
Dan geef ik eerst de heer Van Hattem even het woord voor nog een interruptie.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik heb nog een korte interruptie over mijn punt dat zojuist niet beantwoord is. Want ik had gevraagd naar het verschil tussen die autonomie en de taakstelling, die wel degelijk wordt opgelegd door het Rijk, wat ook betrekking heeft op de motie. Ik wil daar toch een duidelijk antwoord op hebben van de minister. Hoe ziet ze dit ten opzichte van de autonome rol, die in dit geval niet van toepassing is? Het is iets wat door het Rijk als taakstelling wordt opgelegd; daar kan een gemeente geen vrije afspraken over maken. Er ligt een taak, en die moet vanuit het Rijk worden uitgevoerd. Dus hoe gaat dit opgelost worden?
Minister Ollongren:
Doordat — dat heb ik volgens mij in mijn allereerste zin gezegd — gemeenten daar onderling afspraken over maken.
Dan de motie. Omdat die al is ingediend, kan ik meteen melden dat ik haar ontraad. De gemeenten gaan daar zelf over en ze moeten het ook zelf oplossen.
De voorzitter:
Dank u wel, minister. Dan komen wij thans bij de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef daarvoor graag het woord aan de heer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Dank, voorzitter. Ik blijf het toch een zorgwekkende situatie vinden. Er ligt een door het Rijk opgelegde taak bij een gemeente. De minister zegt: de gemeentes moeten dat onderling maar gaan oplossen. Als gemeenten straks zeggen "dank je de koekoek, wij zitten niet te wachten op extra statushouders in onze gemeente, aangezien wij zelf te weinig huurwoningen hebben, wij willen niet met het probleem worden opgezadeld wat de gemeente Haaren niet heeft kunnen of willen oplossen", wat dan? Wat moet er dan gebeuren? Kan de minister aangeven wie er dan moet gaan optreden? Is het Rijk dan in één keer wel aan zet, en gaat de minister dan wel extra taakstellingen opleggen aan de gemeenten? Kan de minister dat uitsluiten? Want als "onderling overleg" betekent dat onderling wordt bepaald dat de huisvestingstaakstelling niet wordt ingevuld, dan is dat ook een wenselijke uitkomst voor de minister. Of hebben ze die vrijheid dan ineens niet meer? Dat is echt een essentiële vraag wat mij betreft.
Ik heb nog een vraag gesteld over de financiële positie van de gemeente Vught per 1 januari. Ze willen hierover graag iets eerder duidelijkheid hebben. Kan de minister aangeven op welke termijn er wat meer duidelijkheid komt over de situatie rond die herindeling, als Helvoirt erbij wordt gevoegd? Want er ligt daar een groot rijksproject, de N65. Heeft dat consequenties heeft voor de gemeente, zodat ze daar op tijd kunnen acteren?
Dan kom ik nog even bij Eemsdelta. Afgelopen week was er in de media, op RTV Noord, nog een artikel te lezen: "Grote zorgen om miljoenentekort Eemsdelta: 'bang dat burger de dupe wordt'". Op dit moment moet je als gemeenten gaan samenvoegen, wetende dat het gewoon een financieel zwakke gemeente zal worden. Krijgen we dan straks niet weer de situatie waarin er een discussie ontstaat van: ja, de gemeente kan niet voldoen aan haar taken, ze kan geen dienstverlening geven? Misschien moeten we dan weer naar schaalvergroting. Ik vind het al wel een goed signaal dat de minister zegt: groter is niet altijd beter. Deze schaalvergroting wordt nu wel gepresenteerd als van onderop, maar er is wel eerst, zoals de minister zelf aangeeft, een rapport geweest van de provincie Groningen, waarbij die gemeenten wel allemaal in de richting van schaalvergroting zijn geduwd. Het blijft toch een proces waarbij op de langere termijn van bovenaf gestuurd is.
De bevolking laat het waarschijnlijk over zich heen komen, terwijl we eigenlijk eens een keer het lef zouden moeten hebben om te zeggen: bij iedere gemeentelijke herindeling houden we gewoon standaard een referendum, dan weten we ten minste wat de bevolking echt wil, en dat doen we dan ook bij álle betrokken gemeentes, dus niet alleen bij een gemeente die bijvoorbeeld gesplitst wordt, zoals in Haaren, maar ook de gemeentes die moeten ontvangen, zoals Boxtel, zoals Vught. Als standaard een referendum plaatsvindt, weten we wat de bevolking van die gemeentes wil.
Nu dat referendum niet heeft plaatsgevonden, kom ik tot de afweging van deze twee wetsvoorstellen. In het geval van de gemeente Haaren hebben de inwoners van de omliggende gemeenten die deel uitmaken van deze herindeling geen gelegenheid gehad om hier iets van te vinden. Dat is voor mij een reden om aan dit voorstel geen steun te verlenen. Voor de gemeente Eemsdelta geldt dat in de drie betrokken gemeenten zelf ook geen referendum heeft plaatsgevonden, dus zal de PVV dit voorstel ook niet steunen.
Voorzitter, tot zover in tweede termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Wenst een van de leden in tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan geef ik het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Minister Ollongren:
Voorzitter. Ook hier geldt dat het redelijk kort kan zijn. Wat betreft de Eemsdelta en de financiële vraag die de heer Van Hattem stelt: ik ben niet van plan om de Eemsdelta individueel financieel te compenseren, want de herindeling leidt niet tot een verslechterde financiële positie, anders dan dat er frictiekosten ontstaan, maar die frictiekosten worden altijd gecompenseerd met een aanvullende uitkering uit het Gemeentefonds.
Wel ben ik, zoals ik in eerste termijn ook heb gezegd, met medeoverheden altijd in gesprek om langs verschillende lijnen te kijken wat voor problemen er zijn. Die kunnen incidenteel of structureel zijn. We kijken naar de herijking van het Gemeentefonds, we kijken naar de trap-op-trapafsystematiek en we hebben ook al een eerste tranche gedaan in de compensatie voor coronamaatregelen. In het algemeen geldt dat het belangrijk is om dat steeds in de gaten te houden.
Wat Vught betreft: daar heb ik eigenlijk al antwoord op gegeven, namelijk dat er nu geen signalen zijn die wijzen op verslechtering als gevolg van deze herindeling en opsplitsing. Wij hanteren gewoon de normale termijnen voor begrotingszaken inzake deze nieuwe gemeente of deze opsplitsing van de gemeente Haaren. Daar is dus niet iets aanvullends voorzien.
Wat het houden van een referendum betreft: ik weet dat de heer Van Hattem eraan hecht en het misschien ook van bovenaf wil opleggen, maar die mogelijkheid bestaat natuurlijk, gemeenten kunnen er zelf voor kiezen. Gemeenteraden kunnen ervoor kiezen, er kan een verzoek voor komen. Dat is niet gebeurd, maar dat is hun keuze en niet de onze wat mij betreft.
Tot slot, weer terugkomend op het eerste punt, een punt waar de heer Van Hattem altijd veel spreektijd aan besteedt: de statushouders. Ik herhaal mijn punt, het is aan de gemeenten zelf en we hebben er vertrouwen in dat ze er zelf uitkomen. Het enkele feit van de herindeling? Ja, op het moment dat die van kracht wordt, zullen er zaken worden gedaan met de nieuwe gemeente over dezelfde kwestie en ook dan heb ik er vertrouwen in dat daar op een nette manier mee om zal worden gegaan.
De voorzitter:
Bent u daarmee aan het eind van uw tweede termijn gekomen?
Minister Ollongren:
Ja.
De voorzitter:
De heer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Ja, nog een interruptie. Ik moet toch een vraag stellen aan de minister. Als de gemeenten onderling zeggen "wij gaan de resterende taakstelling van de op te heffen gemeente Haaren niet onderling herverdelen", als dat de uitkomst is van het onderling overleg, is dat voor de minister dan een acceptabele uitkomst?
Minister Ollongren:
Ik heb die verwachting helemaal niet. Ik zei al dat er verschillende onderwerpen zijn waarover gemeenten onderling afspraken zeggen te gaan maken. Dat geldt ook voor dit onderwerp. Juist omdat de gemeenten vertrouwen hebben in de kracht die ze hebben om daar zelf uit te komen, ook op dit onderwerp, ga ik niet vooruitlopen op een uitkomst die ik totaal niet verwacht op basis van de signalen.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik moet vaststellen dat er nog een lacune in de wet zit op dit vlak. Er is geen wettelijke regeling. Tegelijkertijd is het wel iets wat aan de gemeenten wordt opgelegd. De minister wil er niet op vooruitlopen, dus zou ik de oproep aan de gemeenten doen: neem vooral die taakstelling niet over en wacht over waarmee het Rijk gaat komen. Als dat de uitkomst is, legt de minister zich daar dan bij neer?
Minister Ollongren:
Dat is ook een als-dansituatie. De heer Van Hattem mag in zijn spreektijd natuurlijk zeggen wat hij wil. Wij weten wat hij vindt van statushouders. Ik ga helemaal niet in op het onderwerp, ik ga in op de systematiek van de herindeling en het feit dat gemeenten onderling afspraken maken, ook over dit onderwerp. Daar houd ik aan vast en ik ga niet vooruitlopen op een andere situatie.
De voorzitter:
De heer Van Hattem, derde.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik hoor "onderling afspraken maken", maar dan moeten ze wel een kader hebben van het Rijk om onderling afspraken te kunnen maken. Als de minister zegt dat zij nergens op vooruitloopt, dan kan het misschien best wel zo zijn dat de afspraak per 1 januari is dat wij niks overnemen en we wel zien waar het Rijk mee komt. Dat hoop ik ook van harte.
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Dank u wel, minister.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is niet het geval.
De wetsvoorstellen worden zonder stemming aangenomen.
De voorzitter:
Verlangt iemand aantekening? De heer Van Hattem namens de PVV.
De heer Van Hattem (PVV):
Wij willen graag aantekening bij beide wetsvoorstellen.
De voorzitter:
De leden van de fractie van de PVV wordt conform artikel 121 van het Reglement van Orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel Samenvoeging van de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Loppersum (35344) en het wetsvoorstel Splitsing van de gemeente Haaren (35345) te hebben kunnen verenigen.
Zijn er nog meer fracties die aantekening wensen? Nee, dat is niet het geval. Dan stel ik voor dat wij vanavond aan het einde van de vergadering stemmen over de ingediende motie. De heer Van der Burg wenst graag het woord. De microfoon wacht op u. Nee, het hoeft toch niet. Dan schors ik de vergadering tot 18.00 uur. Dat is inclusief de dinerpauze.
De vergadering wordt van 15.34 uur tot 18.00 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20192020-36-15.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.