3 Herdenking

Aan de orde is de herdenking van het overleden oud-Kamerlid ing. J.E. Vogt.

De voorzitter:

Op 24 december 2012 overleed in Wageningen op 85-jarige leeftijd Joop Vogt, oud-senator voor de Pacifistisch-Socialistische Partij en GroenLinks. Hij was gedurende drie perioden lid van de Eerste Kamer: van 20 september 1977 tot 10 juni 1981, van 13 september 1983 tot 23 juni 1987 en van 6 september 1988 tot 11 juni 1991. Bij elkaar genomen elf jaar.

Johannes Everhardus Vogt werd geboren op 1 mei 1927 in Zwolle. Zijn vader was boekdrukker en gedeputeerde van Overijssel. In Zwolle ging hij naar de openbare lagere school en vervolgens naar de hbs. Van 1945 tot 1948 studeerde hij in Groningen aan de Hogere Landbouwschool. Na 1947 werd hij opgeroepen voor de militaire dienstplicht, hetgeen hij weigerde op grond van persoonlijke en politieke redenen. Toen al verzette hij zich tegen de politionele acties in Indonesië. De procedure tot het erkennen van een vervangende dienstplicht verliep erg moeizaam: pas na 200 dagen in de gevangenis te hebben gezeten, werden zijn gewetensbezwaren erkend. Hij was daarmee een van de eerste principiële dienstweigeraars in Nederland.

Van 1951 tot 1953 werkte de heer Vogt als laborant bij de Rijksseruminrichting in Rotterdam en vervolgens als stal- en voederadviseur bij Hollandia te Vlaardingen. Van 1955 tot 1984 was hij chef proefstal laboratorium fysiologie der dieren aan de Landbouwhogeschool in Wageningen. Hier deed hij onderzoek naar onder meer de stofwisselingsprocessen bij mensen en dieren.

De politieke carrière van de heer Vogt ving aan in 1958, toen hij lid werd van de Pacifistisch-Socialistische Partij, de PSP. Hier vervulde hij enkele functies in het landelijk bestuur, zoals vicevoorzitter en propagandist, zoals dat toen heel transparant heette. In 1964 was hij kortstondig partijvoorzitter. Van 1966 tot 1976 was hij lid van de gemeenteraad van Wageningen. Hier stond hij onder meer aan het begin van het Meldpunt Vrijwilligerswerk en Humanitas Wageningen. Zojuist begreep ik dat deze periode in de gemeenteraad politiek gezien voor hem een van de belangrijkste periodes is geweest, dicht bij mensen.

In 1977 verwierf de heer Vogt een zetel in de Eerste Kamer, als eenmansfractie voor de PSP. In de Kamer werd hij gekenmerkt als principieel politicus. Hij had de PSP lief om haar, naar zijn mening, "libertijnse, tikkeltje anarchistische karakter".

Veel publieke aandacht trok Vogts interpellatie op 30 september 1986 van de ministers Van den Broek en Korthals Altes over de zaak-Harm Dost. Deze betrof een in Duitsland, vanwege handel in softdrugs, tot tien jaar gevangenisstraf veroordeelde Nederlander. Ook in 1991 zorgde hij voor enige ophef in de Kamer door zich kritisch uit te laten over het in zijn ogen "fanatiek nationalisme in de Verenigde Staten als voedingsbodem voor gevaarlijke ontwikkelingen". Tussen 1982 en 1983 was hij lid van de Provinciale Staten van Gelderland, om in 1983 voor een tweede periode terug te keren in de Eerste Kamer, tot 1987.

Als laatste voorzitter van de PSP stond de heer Vogt eind jaren tachtig aan de wieg van het huidige GroenLinks, samen met de aanvoerders van de Politieke Partij Radicalen, de Communistische Partij Nederland en de Evangelische Volkspartij. Over de overgang van PSP in GroenLinks merkte hij op: "Het belangrijkste is dat de economische machthebbers niet meer macht hebben dan de gekozen vertegenwoordigers. En dat er vrijheid van meningsuiting is, zowel binnen het systeem als over het systeem zelf."

In 1988 trad de heer Vogt voor de derde keer toe tot de senaat, waar hij vervolgens van februari 1990 tot juni 1991 fractiesecretaris was voor GroenLinks. In 1999 beëindigde hij het lidmaatschap van zijn partij uit onvrede over het feit dat deze zich niet keerde tegen de gewapende interventie van de NAVO tijdens de Kosovo-crisis.

De heer Vogt wordt door hen die hem gekend hebben beschreven als een bescheiden man, een overtuigd pacifist met humor. Moge ons respect voor zijn persoon en werk, en zijn inzet voor onze samenleving en de parlementaire democratie tot steun zijn voor zijn familie en vrienden.

Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezige leden nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het einde van deze editie.)

De voorzitter:

Ingekomen zijn twee beschikkingen van de eerste ondervoorzitter van de Eerste Kamer en de Voorzitter van de Tweede Kamer. Een houdende aanwijzing van de heer Schrijver tot lid van de OVSE-Assemblee, in plaats van mevrouw Meurs, en een houdende aanwijzing van de heer Verheijen tot vertegenwoordiger in de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa in plaats van de heer Dijkhoff en houdende aanwijzing van de heer Azmani tot plaatsvervangend vertegenwoordiger in de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa in plaats van mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga.

Naar boven