2 Herdenking

Aan de orde is de herdenking van het overleden oud-Kamerlid R.J.H. Kruisinga.

De voorzitter:

Ik verzoek de aanwezigen te gaan staan.

Op 7 december 2012 overleed in Wassenaar op 90-jarige leeftijd Roelof Kruisinga, senator voor het Christen-Democratisch Appèl van 10 juni 1981 tot 11 juni 1991. Als laatste boegbeeld van de Christelijk-Historische Unie speelde hij een belangrijke rol bij de totstandkoming van het CDA.

Roelof Johannes Hendrik Kruisinga werd geboren op 27 augustus 1922 in Grijpskerk, als zoon van een huisarts. In 1941 begon hij met de studie geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Deze studie werd tijdens de oorlog onderbroken wegens arrestatie door de Sicherheitsdienst voor zijn werkzaamheden in het verzet. Aan het einde van de oorlog werkte hij voor de Geheime Dienst. Vanaf de bevrijding trad hij een halfjaar op als tolk voor het Canadese leger. In 1950 studeerde hij cum laude af, om vervolgens vijf jaar later te promoveren, wederom cum laude, op een onderzoek naar de validiteit van het gehoororgaan. In zijn latere leven zou hij zijn affiniteit met de keel-, neus-, en oorgeneeskunde verder uitbouwen in post graduate studies aan de University of Aberdeen en het Magdalen College te Oxford.

De heer Kruisinga begon zijn werkzame leven als kno-arts te Leeuwarden. In 1960 werd hij geneeskundig inspecteur van de volksgezondheid in Friesland. In 1962 werd hij directeur wetenschappelijk onderzoek en planning op het ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Op dit ministerie zou hij diverse functies vervullen, om er uiteindelijk in 1967 benoemd te worden tot staatssecretaris, belast met de volksgezondheid. Hier bracht hij samen met minister Roolvink onder meer de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten tot stand.

De politieke carrière van de heer Kruisinga ving reeds aan in zijn studententijd, toen hij secretaris was van de CHU Kiesvereniging Groningen. Later werd hij voorzitter van de CHU Statenkring Leeuwarden en de commissie Volksgezondheid van de CHU. In mei 1971 werd de heer Kruisinga lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, alwaar hij fractievoorzitter van de CHU werd. Een paar maanden na zijn benoeming werd zijn Kamerlidmaatschap onderbroken wegens zijn benoeming tot staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. In deze functie was hij belast met onder meer vervoersaangelegenheden en de beheersing van lucht- en waterverontreiniging.

In 1973 keerde hij terug naar de Kamer en werd hij politiek leider van de CHU. In die hoedanigheid was hij betrokken bij de fusieplannen van de KVP, de ARP en de CHU. De CHU, onder leiding van de heer Kruisinga, weigerde om deel te nemen aan het in haar ogen te progressieve kabinet-Den Uyl en ging de oppositie in. Dit vormde voor de heer Kruisinga echter geen belemmering om mee te werken aan de christen-democratische eenheid, met als resultaat de oprichting van het CDA.

In 1977 trad de heer Kruisinga aan als minister van Defensie in het eerste kabinet Van Agt. Slechts een paar maanden na zijn benoeming kondigde hij zijn vertrek aan. Hiermee protesteerde hij tegen de Amerikaanse plannen tot ontwikkeling van de neutronenbom, een atoombom met een relatief sterke stralingskracht waardoor met name personen en niet gebouwen werden getroffen. Het kabinetsstandpunt over de neutronenbom druiste dermate sterk in tegen de religieuze en pacifistische opvattingen van de heer Kruisinga, dat hij zich genoodzaakt zag zijn functie neer te leggen. Na zijn aftreden als minister werd hij adviseur en later vicepresident van de Wereldgezondheidsorganisatie van de Verenigde Naties.

In 1981 werd de heer Kruisinga beëdigd als Eerste Kamerlid voor de inmiddels tot stand gekomen fusiepartij CDA. In deze Kamer was hij achtereenvolgens voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw en Visserij, de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties en plaatsvervangend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. In zijn maidenspeech sprak de heer Kruisinga over de kwaliteit van de productie van de Nederlandse landbouw. Na zijn terugtreden uit deze Kamer bleef hij bestuurlijk en anderszins verbonden aan een veelheid van maatschappelijke organisaties en instellingen.

De heer Kruisinga was niet alleen half Groninger en half Fries, maar uiteindelijk ook half Nederlander en half Brit. Een groot deel van zijn vrije tijd spendeerde hij in Engeland, waar hij sinds 1978 een groot melkveebedrijf had. Hij voelde zich thuis tussen de Britse Conservatieven en stond bekend als een groot liefhebber van de Engelse taal en cultuur. In die jaren startte hij ook het optiehandelshuis Cross Options op. In zijn geliefde Engeland is hij ten grave gedragen.

De heer Kruisinga was Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en Commandeur in de Orde van Oranje Nassau. Ook droeg hij het Kruis van Verdienste van het Nederlandse Rode Kruis.

Moge ons respect voor zijn persoon en werk, en zijn inzet voor onze samenleving en de parlementaire democratie tot steun zijn voor zijn familie en vrienden.

Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezige leden nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

Naar boven