2 Herdenking

Aan de orde is de herdenking naar aanleiding van het overlijden van het oud-Kamerlid de heer H. Eversdijk.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden te gaan staan.

Op 15 maart jongstleden overleed op 78-jarige leeftijd Huib Eversdijk. Hij was lid van de Eerste Kamer voor het CDA van 11 juni 1991 tot 10 juni 2003.

Huib Eversdijk groeide op in Zeeland, in Kapelle. Als 17-jarige begon hij zijn loopbaan als jongste bediende in de fruitveiling die zijn grootvader had opgezet. Na een schriftelijke studie onderwijzer en een zaterdagstudie hoofdakte werd hij in 1958 onderwijzer en later schoolhoofd. Na daarnaast nieuwe diploma's te hebben behaald, werd hij docent aardrijkskunde, maatschappijleer en verkeer. Later rondde hij een academische studie af in de sociale geografie en de planologie.

De heer Eversdijk was zeer maatschappelijk betrokken en politiek bevlogen. Hij diende in de gemeenteraad van Borsele en in de Provinciale Staten van Zeeland, was meer dan 25 jaar volksvertegenwoordiger op het Binnenhof en keerde vervolgens weer terug naar Zeeland als raadslid in Reimerswaal van 2003 tot 2006. De heer Eversdijk stond al snel bekend als een opgewekte hartelijke politicus met ontelbaar veel, doorgaans onbezoldigde nevenfuncties in het maatschappelijk leven, onder meer op cultureel gebied en voor gehandicapten.

In 1977 maakte de heer Eversdijk zijn entree in de landelijke politiek; hij deed dat als vertegenwoordiger voor de Christelijk Historische Unie. In de veertien jaar als lid van de Tweede Kamer was hij woordvoerder verkeer en waterstaat en ruimtelijke ordening. Hij leidde het parlementair onderzoek naar visquotafraude, was ondervoorzitter van de subcommissie voor de Waddenzee en voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat. De grote waardering voor zijn werk en persoon bleek onder meer uit zijn benoeming tot eerste ondervoorzitter van de Tweede Kamer in 1986.

Als Eerste Kamerlid bleef de heer Eversdijk zeer betrokken bij verkeer- en waterstaatdossiers. Zijn maidenspeech ging over de aanleg van de stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg en van de Europoortkering. Als 20-jarige jongen had hij de watersnoodramp in Zeeland van 1953 persoonlijk meegemaakt. "Nederland veiligstellen tegen de kracht van het water" bleef een thema dat veel van zijn activiteiten doordesemde. Naast zijn werkzaamheden in deze Kamer was hij onder andere dijkgraaf en leidde, naast veel meer, als voorzitter stichtingen als Levende Delta, Euregio Tuinen Oostburg en Delta Expo. Ook adviseerde Huib Eversdijk het kabinet over de aanpak van de geluidhinder rond Schiphol.

De heer Eversdijk wist gedrevenheid in de vaderlandse politiek te combineren met een passie voor Europa. Zo zat hij in de Eerste Kamer de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties voor en was hij de drijvende kracht achter de opzet van een jaarlijks Europadebat in deze Kamer, thans bekend als Algemene Europese Beschouwingen. Hij was jarenlang actief lid van de parlementaire vergaderingen van de Raad van Europa, de NAVO en de West-Europese Unie.

Zijn inzet bleef niet onopgemerkt. In 1989 werd hij onderscheiden als ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw en in 2003 als ridder in de orde van Oranje-Nassau. Ook buiten de landsgrenzen waardeerden velen zijn inzet en dienstbaarheid voor gemeenschap en medemens. De Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa maakte hem erelid en de heer Eversdijk ontving onder meer onderscheidingen uit Spanje, Malta, Israël en de Oekraïne, en Roemenië benoemde hem tot honorair consul-generaal.

Wij zullen ons de heer Eversdijk blijven herinneren als een man vol werklust en maatschappelijke betrokkenheid, en als een opgewekte, hartelijke en joviale Zeeuw. Zijn familie zal zeker kracht putten uit de grote waardering in de samenleving voor zijn leven en werk en het vele dat hij tot stand heeft gebracht.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De voorzitter:

De herdenking van mevrouw Baarveld-Schlaman is op verzoek van de familie uitgesteld tot 17 april aanstaande.

Zoals u allen bekend, zijn de algemene Europese beschouwingen van de agenda van de Kamer van vandaag afgevoerd. Ik stel aan de Kamer voor, deze te houden op 3 april aanstaande.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De behandeling van de telecommunicatiewetsvoorstellen wordt in beginsel verplaatst naar 8 mei aanstaande.

De ingekomen stukken staan op een lijst die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het einde van deze editie.)

Naar boven