6 Stemmingen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het beleidsdebat over natuurbeleid,

te weten:

(Zie vergadering van 22 maart 2011.)

Devoorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heerEigeman (PvdA):

Voorzitter. Ik ga in op de vier moties. In de fractie hebben wij een stevige discussie gehad. Wij hebben teruggekeken op een goed debat met de staatssecretaris. Wij hebben de moties-Tiesinga, -Schaap en -Schuurman in samenhang bekeken. De motie-Schuurman geeft in essentie onze inbreng in het debat weer. Wij kunnen daar van harte mee instemmen. Ten aanzien van de motie-Schaap zeggen wij met nadruk dat de provincie kernactor is en de ruimte moet krijgen om een goede invulling aan de ehs te geven. Wij gaan ervan uit dat de kaders vanwege het Rijk waarvan in de overwegingen sprake is, gebaseerd zijn op het besluit Ruimte. Wij gaan er ook van uit dat de provincies die uitwerken in structuurvisies. Als het noodzakelijk is, zullen zij daar in provinciale verordeningen vorm aan geven.

Mijn fractie heeft zeer grote moeite met de uitspraak in de motie-Tiesinga dat er geen bovengeschiktheid is van natuurwetgeving ten opzichte van wetgeving op het terrein van ruimtelijke ordening. Dat heeft mijn fractie tot het oordeel gebracht, tegen deze motie te stemmen. Ik voeg mij naar het oordeel van mijn fractie. Wij steunen de motie-Koffeman over het Kierbesluit.

De heerLaurier (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ga in op twee moties. Bij herhaalde interruptie heb ik aangegeven dat de motie-Tiesinga voor ons uitermate onduidelijk is. Dat heeft dan betrekking op de al dan niet bovengeschiktheid van natuurwetgeving ten opzichte van de ruimtelijke ordening. In deze Kamer blijken er zeer verschillende interpretaties van de uitleg hiervan te bestaan. Mijn fractie is van mening dat er helderheid moet zijn als men een verzoek aan de regering richt. Deze motie is op dat punt absoluut niet helder. Mijn fractie is dan ook tegen deze motie.

Mijn fractie is ook tegen de motie-Schaap omdat de relatie tussen provincie en Rijk niet zo duidelijk is vastgelegd als hier gesuggereerd wordt, zie de natuurinrichtingsplannen waar nu de nodige discussie over is.

In stemming komt de motie-Tiesinga c.s. (32500-XIV, 32500-F, letter D).

Devoorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de VVD, de OSF, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Schaap c.s. (32500-XIV, 32500-F, letter E).

Devoorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, de OSF, D66 en de SP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heerTiesinga (CDA):

Voorzitter. Alhoewel de geest van de motie van de heer Schuurman ons bijzonder aanspreekt, moet het gezien het debat van vorige week duidelijk zijn dat wij ons in een paar elementen niet kunnen vinden. In die zin zullen wij de motie niet steunen. Dit heeft te maken met een van de overwegingen waarin wordt aangegeven dat er op dit moment een verlaging van de natuurambities gaande is en dat het daardoor moeilijker wordt om de doelstellingen te halen. Wij vinden dat er geen sprake is van verlaging van de natuurambities. De doelstellingen kunnen ook gehaald worden via een wijziging van de instrumenten. Dat is toch iets anders. Onze ambities op dit terrein zijn nog steeds dezelfde.

In het begin van het dictum gaat het over het te goeder trouw uitvoeren van internationale en Europese wetgeving. Daarin zit de suggestie dat het niet gelegitimeerd is om bestaande wetgeving opnieuw ter discussie te stellen. Daar zijn wij wel voor. Wij willen deze suggestie die hier impliciet in zit duidelijk aan de kaak stellen. Ook daarom zijn wij niet voor deze motie.

De heerTen Hoeve (OSF):

Voorzitter. De strekking van de motie-Schuurman komt in hoge mate overeen met de strekking van de mede door mij ondertekende motie die aan het eind van vorig jaar is aangenomen. Het nut van deze motie is dus beperkt, maar er is weinig reden om ertegen te stemmen. Ik maak daar twee opmerkingen over. In de overwegingen is sprake van het schrappen van Natura 2000-gebieden en de robuuste verbindingszones. Er wordt opgemerkt dat dit het natuurbeleid niet makkelijker maakt. Dat lijkt mij op zichzelf niet te ontkennen. Deze overweging mag echter niet gelezen worden als zou daarin een belemmering liggen in het ter discussie stellen van deze elementen in het kader van de heroverweging.

Het dictum als zodanig komt in hoge mate overeen met hetgeen wij in de motie eind vorig jaar hebben uitgesproken. Daarvan heeft de regering met nadruk gezegd dat zij die als ondersteuning van haar beleid ziet. Het lijkt mij dat deze motie ook als zodanig kan dienen. Ik stem er graag voor.

In stemming komt de motie-Schuurman c.s. (32500-XIV, 32500-F, letter F).

Devoorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de PvdA, de PvdD, de OSF, D66, de SP en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Het woord is aan de heer Koffeman.

De heerKoffeman (PvdD):

Voorzitter. Ik wil mijn motie graag aanhouden. Ik kan geen contact krijgen met een lid dat in het buitenland vertoeft en dat ik graag nog even over deze motie wil spreken.

Devoorzitter:

Op verzoek van de heer Koffeman stel ik voor, zijn motie (32500-XIV, 32500-F, letter G) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven