Aan de orde zijn:

de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2010 (32123).

De voorzitter:

Ik heet de minister-president en alle overige bewindspersonen van harte welkom.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Rosenthal (VVD):

Voorzitter. Mag ik om te beginnen uw welkom aan het kabinet van mijn kant onderstrepen? Wij zitten hier immers in de Kamer van heroverweging. Ik begrijp dat het kabinet erg van heroverwegen houdt. Daarom zal het zich hier ongetwijfeld heel erg thuis voelen.

Wij liberalen geloven in vooruitgang en in een maatschappij van vrije mensen. Een maatschappij waarin de mensen hun kwaliteit individueel en in vrijwillige verbondenheid met elkaar benutten. Wars van groepsdwang, wars van opgedrongen collectivisme en ook wars van opgelegde solidariteit, die dus nooit echte solidariteit kan zijn. Een maatschappij ook waar de toekomst van de mensen bepalend is en niet hun herkomst. Waar tolerantie eindigt zodra de intolerantie begint. Een maatschappij ook waar alle Nederlanders die werken en willen werken, dus de hardwerkende Nederlanders, niet voor de voeten worden gelopen met nutteloze regels.

Wij liberalen willen dat de mensen ruimte voor zichzelf hebben, dat zij uit vrije wil met elkaar samenwerken en dat de Staat daar zoveel mogelijk buiten blijft. Maar ook wij zijn ons ervan bewust dat wij de Staat nodig hebben om zijn kernfuncties en dat de vrijheid die wij zo koesteren zowel op als met de Staat moet worden veroverd. Zonder staat geen burgerlijke en politieke vrijheid, geen vrije markt, geen orde. Maar dan moet het wel een staat zijn die zich niet te buiten gaat aan bevoogding en betutteling.

Dit kabinet heeft de staatsmacht toevertrouwd gekregen, maar het laat het afweten. Wij voelen dan ook van onze kant een grote afstand tot dit kabinet. En wij niet alleen. Ook de mensen in het land hebben goed door dat de huidige diepe crisis daadkracht en durf vergt, maar dat zij daarvan erg weinig merken. Zoveel te meer merken zij van bevoogding, betutteling, bureaucratisering en op zijn tijd ook wat wij noemen moraalfundamen­talisme. Ik kom daarop straks met enkele voorbeelden terug.

De tijd pauzeert niet, zeggen de Friezen. Zij zeggen het in het Fries en ik beheers die taal niet. Het kabinet zit nog steeds onverkort vast aan defensieve compromissen van begin 2007. Lastige kwesties zijn geparkeerd of doorverwezen: het ontslagrecht, de huurmarkt, kernenergie. En het is nu, twee weken na 1 oktober, ook weer wachten op het AOW-besluit. Dit alles tijdens een diepe financieel-economische crisis waarbij vooruitschuiven de slechtst denkbare optie is. Want vooruitschuiven betekent onzekerheid en die onzekerheid mag je niet afdoen als een statement of fact, zoals het kabinet doet. Zie over dat punt ook het advies van de Raad van State op de Miljoenennota. In tijden van onzekerheid, zegt ook de Raad van State, moet je resoluut heldere besluiten nemen.

Dat is nodig, want als je dat niet doet valt Nederland terug. Dat dreigt op dit ogenblik te gebeuren. Jaren achtereen was de ambitie een toppositie op de internationale ranglijsten. Die ambitie vinden wij bij dit kabinet te weinig terug. Wij zijn momenteel nog de achtste exportnatie ter wereld, maar op de Global Competitiveness Index staan wij nog net op de tiende plaats. Wij zijn daar achteruit gegaan. Ook de arbeidsproductiviteit, ooit internationaal ons paradepaardje, valt terug. Wij dreigen het in de internationale concurrentieslag niet meer te redden tegenover landen met een forsere inzet op technologische ontwikkelingen.

Ook met onderwijs en onderzoek staan wij lager. De Tweede Kamer zei bij de algemene beschouwingen aan de overkant, zoals wij de Tweede Kamer noemen, dat Nederland terecht moet komen bij de top vijf van onderwijs en wetenschap. Ja, en dan is het voor mijn fractie toch tekenend wat er gebeurt wanneer minister Plasterk in Buitenhof praat. De aankondiging van het programma gaat over die top vijf, maar de minister zegt er in dat programma eigenlijk niets over. Meer in het algemeen: hij vergeet daar de eigen handtekening onder de investeringsagenda onderzoek van drie jaar geleden te melden. Hij zegt in dat programma alleen maar dat hij buiten de 20%-scenario's zal blijven. Mag ik de premier overigens de vraag stellen of zelfs dat wel klopt?

Er is veel maatschappelijke dynamiek en economische energie in dit land, maar die dynamiek en energie staan in schril contrast met de bestuurlijke stroperigheid en de bestuurlijke drukte. Er zit geen slagkracht in de besluitvorming. Dat wreekt zich in de economische crisis, want die is nu ook een crisis van de openbare financiën, dus een crisis van de Staat. De gigabedragen van de staatsschuld staan symbool voor een topzware Staat, als een reus op lemen voeten. Dat stelt de legitimiteit van de toch al topzware Staat op de proef.

Onderwijl is het wel een staat, een overheid, die zich tot achter de voordeur met alle Nederlanders bemoeit. Mijn fractie vraagt zich af hoe het kan dat in Nederland meer wordt afgeluisterd dan in elk ander land ter wereld. Hoe kan het dat er bij ons zoveel wordt getapt? Hoe kan het dat anonieme meldingen toch in dossiers terecht komen? Ik ga nog even verder, dan zitten wij bij een punt dat de heer Noten twee jaar geleden erg aansprak. Hoe kan het dat de overheid elk kind via de nog steeds dubieuze vragenlijsten van het elektronisch kinddossier stigmatiseert? Dan komen er nog een paar.

De heer Noten (PvdA):

Het is een indrukwekkend lang rijtje. Ik was al bang dat de heer Rosenthal niet meer zou terugkomen op de crisis, maar achter de voordeur zou blijven. Dat was ook het geval. Even terug naar de crisis, want hij zegt daarover enkele zaken. Overigens verrassend weinig voor deze tijd. Hij zegt dat hij forsere ingrepen wenst omdat de crisis een crisis is geworden van de overheidsfinanciën. Begrijp ik dat goed? Dat hoor ik hem zeggen. Dat heeft volgens hem te maken met de uitgaven. Het heeft schijnbaar niet te maken met de inkomsten. Wat is zijn voorstel dan in die zin? Komt hij erop terug met voorstellen?

De heer Rosenthal (VVD):

Ik kom terug op de economische crisis.

De heer Noten (PvdA):

Dat is fijn.

De heer Rosenthal (VVD):

En om hierover geen misverstand te laten: ik heb gezegd dat het nu ook een crisis is van de openbare financiën, dus een crisis van de Staat. Wij hebben een opeenvolging gehad van een financiële crisis en een kredietcrisis. Vervolgens heeft die toegeslagen in wat sommigen wat merkwaardig de reële economie noemen. Toen zijn wij gaan praten over de economische crisis. Wij zitten nu in een situatie waarin vooral ook de openbare financiën in ernstige problemen verkeren. Dat is niet alleen in ons land, maar internationaal het geval. The Economist had hierover laatst een coverstory en muntte toen de crisis waarin wij nu zitten als een "crisis of public finance". Het zij even gezegd.

Wij willen geen overheid die zich tot achter de voordeur met alle Nederlanders bemoeit. Ik zei het al. Dit impliceert ook dat wij vinden dat bijvoorbeeld de overheid volwassen Nederlanders niet moet verbieden om zondag – voor sommigen is het dan in zonde – te winkelen, dat de overheid er niet toe moet overgaan om bedrijven tegen hun zin van een gezinsvriendelijk keurmerk te voorzien waaraan die bedrijven helemaal geen behoefte hebben en dat zij de ouders in Nederland opvoedingsondersteuning opdringt. Dit in plaats van dat de minister die de jeugdzorg in handen heeft, de jeugdzorg op orde krijgt. Dat is waarvoor hij er zit.

Wat dan te doen? Om te beginnen besluiten nemen, allereerst richting de bedrijven. Veel bedrijven zitten dringend om kredieten verlegen. Het zij gezegd: staatssecretaris De Jager zet goede stappen in de fiscale hoek, vindt de VVD-fractie. Mijn complimenten. Daartegenover blijven de garantieregelingen van Economische Zaken helaas voor ruim 60% onderbenut, hebben wij berekend. De minister zegt dan te werken aan "enkele afspraken rond het gebruik en de bekendheid van de instrumenten". Wij vragen vandaag aan de minister-president: welke concrete maatregelen liggen daar voor?

Ik maak een aantal opmerkingen, ook om de heer Noten te bedienen, over de economische crisis, over de crisis van de public finance. In 2008 heeft de staat geïntervenieerd, banken overeind gehouden. Wij vragen ons af of wij geen zorgen moeten hebben over de dynamiek van het financiële systeem en of de financiële markt met interventies van de Staat niet dreigt te bureaucratiseren. Wij vragen dus net als vorig jaar, maar nu zeker ook, hoe de exitstrategie van de regering er wat dat betreft uitziet. Wij horen over herstelperiodes van vijf tot zes jaar en vragen ons af of dat niet sneller zou kunnen.

Wij willen waar het de bancaire sector betreft ook graag weten of de regering van plan is om de verstoringen van het level playing field ongedaan te maken. Het concurrentievoordeel van banken met staatssteun is naar ons oordeel niet gepast. Een voorbeeld zijn de substantieel hogere rentes die de banken met staatssteun aan hun spaarders en beleggers bieden. Over de exitstrategie gesproken: wij willen graag weten wanneer de wijzigingen van de Comptabiliteitswet, zoals door de minister van Financiën aangekondigd, ons zullen bereiken en ook waarom het geven van staatssteun en niet te vergeten de voorwaarden voor beëindiging daarvan nog steeds geen expliciete wettelijke grondslag hebben. Over eerlijke concurrentie gesproken: wij horen intussen ook verontrustende berichten van bedrijven die last hebben van buitensporige steunmaatregelen in andere landen. Minister Van der Hoeven zegt dat het met dit protectionisme meevalt, maar ook hier vragen wij om strakke maatregelen.

In het kader van de crisis van de openbare financiën, van de economie, hebben wij twee vraagpunten over de internationale ontwikkelingen. Het eerste punt zal de minister-president bekend voorkomen, want ik heb daarnaar vorig jaar ook gevraagd. Onze fractie is bezorgd over de mogelijke penetratie van de sovereign wealth funds van dictatoriale landen op de Nederlandse markt. Kan het kabinet ons inzicht geven in de investeringen van die categorie sovereign wealth funds op de Nederlandse markt? Kunnen de versluierde balansen, die nogal gangbaar zijn, transparant worden gemaakt? Ook hebben wij in dat verband een vraag, een suggestie, een overweging van onze kant. In andere landen, bijvoorbeeld Amerika en Canada, wordt ten aanzien van sovereign wealth funds een national security clausule gehanteerd. Zie wat er is gebeurd toen Dubai probeerde om de havens van Amerika naar zich toe te halen, althans in bezit te krijgen. Naar zich toe halen is een beetje moeilijk. In Amerika is er dus een national security clausule. Hebben wij die, of zouden wij die moeten hebben?

Dan het tweede punt vanuit de internationale hoek. In de internationale pers staat het soms steviger dan bij ons. Ik citeer en ik zal het vertalen in het Nederlands. "De Europese Commissie is disciplinaire maatregelen gestart tegen Nederland vanwege excessieve financieringstekorten." Wij moeten volgens de Europese Commissie met 0,5% per jaar terug. Hoe pakt het kabinet dit aan?

Ik sprak over defensieve compromissen van dit kabinet. In plaats van defensieve compromissen zouden wij graag offensieve beslissingen zien. Dat geldt, ik zou bijna net als vorig jaar zeggen "het bekende rijtje": flexibilisering van het ontslagrecht, liberalisering van de huurmarkt, kernenergie. Dit zijn punten die ik ook vorig jaar aan de orde heb gesteld. Als er eerder was gehandeld, zeg ik nu ook even in offensieve toon, hadden ondernemers zich niet tien keer hoeven te bedenken voordat zij iemand in vaste dienst nemen, was de bouw er aanmerkelijk beter aan toe geweest en hadden wij nu – om dat woordgrapje te maken, ik hoop dat het doorkomt – niet hoeven vechten tegen windmolens, windenergie. Welke offensieve beslissingen gaat het kabinet op dit punt nemen?

De heer Kox (SP):

Dit is een Kamer van heroverdenking. Dat betekent dat wij voortdurend tegen de regering moeten zeggen: heroverdenk nog eens wat u hebt gedaan. Maar wij moeten dat ook tegen onszelf zeggen. Ik denk dat de heer Rosenthal dat met mij eens is. Hij zei: ik noem nu hetzelfde rijtje als vorig jaar. Heeft ook de heer Rosenthal sinds vorig jaar nog heroverwogen wat er misschien aan de samenleving mis zou zijn? Hij begon dit hoofdstukje ermee dat het ondernemerschap en het risicodragend kapitaal de kurken zijn waarop onze economie drijft. Dit zou je kunnen zeggen, maar het was vorig jaar ook erg zichtbaar als de molensteen die ons allen naar beneden trok. Er zijn mensen die zeggen dat het niet allemaal de schuld van de regering is, maar dat het altijd hetzelfde liedje is, dat het de schuld van het kapitaal is geweest. Heeft de heer Rosenthal daarover nog nagedacht of heeft hij vorig jaar gezegd: nee, streep eronder, wij hebben niets verkeerds gedaan? Wat heeft de reflectie opgeleverd in de VVD-fractie?

De heer Thissen (GroenLinks):

Daarop direct aansluitend: ik hoor de heer Rosenthal niet over de hypotheekrenteaftrek, maar wel over de liberalisering van de huurmarkt, de versoepeling van het ontslagrecht en kernenergie. Het komt allemaal terecht bij kwetsbare mensen, mensen met een smalle beurs, of bij kwetsbare waarden van natuur en landschap, maar de kwetsbaarheid van de rijken laat hij ongemoeid?

De heer Rosenthal (VVD):

In de verhouding tussen Staat en markt zien wij als kernfunctie van de Staat een effectief marktmeesterschap, dus de zorg voor, de bijdrage aan een goed geordende markt. Dat betekent dat wij op zichzelf ontsporingen die er kunnen zijn in een vrije markt wel degelijk onder ogen zien en daarmee ook serieus rekening houden. Wij vinden dus ook dat marktmeesterschap als kernfunctie toekomt aan de Staat.

De heer Kox (SP):

Wij weten sinds vorig jaar en een jaar daarvoor dat ontsporingen niet kúnnen voorkomen, maar dat ze voorgekomen zijn en dat ze de wereld en ons land in een catastrofale crisis hebben gestort. Ik vind het altijd goed om tegen de regering te zeggen wat zij allemaal niet heeft gedaan, maar ik denk toch dat het hier niet is begonnen bij de regering. De regering heeft niet de wereldwijde crisis veroorzaakt. Dat is een crisis van het kapitaal geweest, van het kapitalisme. De heer Rosenthal hoeft mij niet te geloven, maar de heer Wijffels heeft gezegd dat het kapitalisme in de oude vorm is geïmplodeerd. Daarover moet de heer Rosenthal in zijn fractie hebben gesproken: wat is ons nu toch overkomen; waarom is waarvan wij altijd beweerden dat het klopte zo twijfelachtig geworden? Als hij er niet over heeft nagedacht, krijg ik een heel ander idee van wat liberalen eigenlijk zijn.

De heer Rosenthal (VVD):

Ik geef twee reacties. De eerste luidt: als je nadenkt en terugdenkt aan de eerste signalen van de kredietcrisis, zie je – en dat trekt een liberaal zich heel erg aan – iets wat liberalen van nature zwaar tegen de borst moet stuiten, namelijk het afwentelen van risico's. Daarmee is de kredietcrisis begonnen. Daar houden liberalen niet van, van het afwentelen van risico's in allerlei pakketjes die worden doorgeschoven naar anderen. Daarmee zijn wij dus snel klaar. Dat kan niet, dat mag niet. Ik zie de heer Kox nu bedenkelijk kijken, maar daarmee begon het vooral. Om het rond te maken noem ik het tweede punt. Over de ontsporingen die kunnen plaatsvinden in een vrije markt zeggen wij: jazeker, die moeten niet plaatsvinden. Daarvoor hebben wij dus marktmeesterschap nodig, ook van de Staat. Maar een economie die wil draaien, zal moeten draaien op nog altijd een essentieel onderdeel van hoe wij de economie zien, namelijk aan de hand van risicodragend kapitaal. Zonder risicodragend kapitaal geen bedrijvigheid, geen draaiende economie. Misschien zitten wij daar wel op een ander spoor dan de heer Kox, want ik begreep dat er, toen de kredietcrisis ineens in ons gezicht ontplofte, binnen de SP – heel begrijpelijk vanuit die stroming – nogal veel animo bestond voor wat wij al gauw een plansocialistische geleide economie zullen noemen. Daarvoor voelen wij niet.

De voorzitter:

De laatste interventie van de heer Kox.

De heer Kox (SP):

Ik heb vorig jaar al gezegd dat wij echt de liberalen niet met pek en veren hoeven te besmeren. Dat geeft rotzooi en dat is ook helemaal niet goed. Maar enige zelfreflectie zou toch wel goed zijn geweest. De heer Rosenthal zegt dat wij altijd risicodragend kapitaal nodig hebben voor een florerende economie.

De heer Rosenthal (VVD):

Ja.

De heer Kox (SP):

Het probleem was dat wij allebei dachten dat risicodragend kapitaal betekende dat je ergens iets in steekt en als het niet goed gaat, draag je de schade en als het goed gaat, krijg je de winst. Maar risicodragend kapitaal bleek zo te zijn dat de samenleving de schade gaat dragen als het niet goed gaat. Dat is niet een kleine ontsporing, nee, dat is een systeemfout. Ik dacht dat wij het daarover in het debat van vorig jaar eens werden, dat zelfs liberalen erkenden dat er iets systematisch fout zat in deze vorm van kapitalisme. Maar de heer Rosenthal is er blijkbaar al helemaal overheen. De overheid had gewoon beter marktmeester moeten zijn en dan hadden wij geen probleem gehad.

De heer Rosenthal (VVD):

Nee, dat heb ik niet gezegd. Ik heb ook gezegd dat liberalen er niet van houden, nog sterker, er mordicus tegen zijn dat in de financiële markt risico's worden afgewenteld. Ik heb dit vorig jaar letterlijk geciteerd: op het moment dat wordt gezegd dat niemand de balans van financiële instellingen meer kan lezen, is dat een feilen van die financiële instellingen zelf. Laat daarover geen misverstand bestaan.

Ik heb de vraag van de heer Thissen nog liggen, maar ik begrijp dat de heer Schuurman op dit punt wil doorgaan.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Schuurman, dan kunt u straks op de vraag van de heer Thissen terugkomen.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Ik zou het wel met de woorden van de heer Rosenthal eens kunnen zijn, maar ik heb één groot probleem. In zijn betoog tot nu toe merk ik veel te weinig van zelfkritiek. Zelfkritiek op ons allemaal. Ik zou ook zelfkritiek willen uiten en dat doe ik straks ook, hoewel ik geen liberaal ben. Ik meen nog altijd dat met name het neoliberalisme de laatste twintig jaar een hoofdtrend heeft vertegenwoordigd waaraan wij heel wat problemen te wijten hebben. Dat is mijn eerste vraag. Mijn tweede vraag luidt: als dit zo is, zou het dan gezien de diepte en de ernst van de crisis, die zich nog altijd verdiept en verbreedt, niet dienstig zijn om een toon aan te slaan van niet zozeer zij tegenover wij, oppositie tegenover kabinet of de VVD tegenover het kabinet, maar veel meer van het wij. Het is een nationale, zelfs een bovennationale crisis. Een wat andere benadering is voor de uitkomst voor ons allemaal en voor het volk waarvoor wij hier zijn, vele keren beter.

De voorzitter:

De heer Noten aansluitend hierop.

De heer Noten (PvdA):

De heer Rosenthal maakt echt een parodie van de crisis. Hij roept dat het een kwestie is van marktmeesterschap, maar ik ga mee met de heer Kox. Het is een systeemprobleem. Het afgelopen jaar hebben wij gezien dat de grote winsten, wanneer ze worden gemaakt, bij de financiële instellingen liggen. De risico's liggen bij de collectiviteit, bij het volk, bij ons. Des te lager, des te meer risico's. Daar liggen geen opbrengsten. Dat is niet met transparantie op te lossen. Dat is echt een systeemvraagstuk. De heer Rosenthal moet zich net als wij de vraag willen en durven stellen of het niet zo zou kunnen zijn dat de financiële dienstverlening in essentie een infrastructurele maatschappelijke functie is die als zodanig ook mede aangestuurd zal moeten worden. Het betoog dat hij hier verkondigt, is het neoliberalisme waar ik doodsbang van word.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koffeman. Ik vraag de heer Rosenthal de vragen te beantwoorden, inclusief de vraag van de heer Thissen.

De heer Koffeman (PvdD):

De heer Rosenthal zegt dat liberalen nu eenmaal niet houden van het afwentelen. Ik ben best bereid dat van hem aan te nemen, maar een aantal collega-liberalen van hem vormden het bestuur van de DSB Bank. Die zijn daar niet weggelopen voor het afwentelen van risico's, terwijl het heel duidelijk was dat daarvan al heel lang sprake was. De bank had een verdienmodel waarvan elke liberaal weet dat het niet kan werken. Als je 100 mln. verlies maakt op lokrentes en je maakt 190 mln. winst op koppelverkoop van woekerproducten met 80% provisie, dan kan elke liberaal zien dat dit een vorm van afwentelen is die kennelijk niet past bij liberalen. Hoe kijkt de heer Rosenthal aan tegen vijf liberalen die de verantwoordelijkheid voor die bank droegen en die daar op de heer De Grave niet bij zijn weggelopen?

De heer Rosenthal (VVD):

Ik denk dat ik er het best aan doe om enkele vragen bij elkaar te pakken die rechtstreeks betrekking hebben op de kwestie van de economisch crisis, waaraan die te wijten is, enzovoort. Ik doe dit met name richting de heer Noten. Ik herhaal dat voor mij, voor liberalen, zal gelden dat mensen hun verantwoordelijkheid zelf moeten nemen en die niet moeten doorsluizen naar anderen. Afwentelen van risico's is een begrip dat rechttoe rechtaan betrekking heeft op wat er bij de kredietcrisis is misgegaan en wat mogelijkerwijze ook – dat kan ik mij best voorstellen – kan worden gezien als een component van het financiële systeem als zodanig.

Daartegen moet dus worden opgetreden. Daarmee ben ik het eens. In dat verband wijs ik erop dat ik vorig jaar en ook nu weer aan de regering, en in het bijzonder aan de minister van Financiën, heb gevraagd hoe het zit met het level playing field. Met het oog op de verhoudingen tussen de financiële instellingen in Nederland heb ik aan de regering het probleem voorgelegd dat op dit ogenblik banken met staatssteun kennelijk meer risico kunnen nemen dan banken zonder staatssteun. Dat is het soort zaken dat wel degelijk betrekking heeft op het hart van het bancaire en het financiële systeem. Dus voor die systeemfeilen loopt mijn fractie niet weg.

Op de vraag hoe wij de komende tijden met de economie moeten omgaan, blijft voor mijn fractie de mantra gelden dat een economie zonder risicodragend kapitaal, zonder dat risico's worden genomen, niet kan draaien. Ik zie tot mijn vreugde dat heer Kox op dat punt in elk geval instemmend knikt.

De heer Kox (SP):

Ik knik instemmend. Als je iets niet kunt missen, wil dat niet zeggen dat met het risicodragend kapitaal niets mis kan gaan. Dat was nou net het grote probleem. De heer Rosenthal draait er nog steeds omheen. Het is toch veel makkelijker om toe te geven dat de VVD-fractie het mis had, er naast zat en het echt niet goed heeft gezien? Wij zullen dat niet verraden, we zijn hier toch onder elkaar.

De heer Rosenthal (VVD):

Wij draaien nu een grammofoonplaat of een compact disc met elkaar af. De systeemfeilen zitten inderdaad in de transparantie. Een systeem moet transparant zijn. Als dat niet het geval is, doen mensen allerlei dingen waarvan zij de gevolgen zelf niet kunnen overzien en ze leggen die gevolgen vervolgens bij anderen neer. Dat is hetzelfde als met de leer van de externe effecten. Wij houden er niet van om de externe effecten van de productie van goederen en diensten bij anderen neer te leggen. Zo zit dat.

Ik ben de heer Thissen nog een reactie schuldig over wat ik de defensieve compromissen van het kabinet noem. Ik heb gewezen op de zaken die naar het oordeel van de VVD-fractie essentieel zijn en die nu daadwerkelijk moeten worden aangepakt. Om de heer Schuurman te bedienen: er zijn soms ook lichtpuntjes. Natuurlijk. Die ziet de VVD-fractie wel degelijk. Een van die lichtpuntjes is het feit dat de regering hard op weg is om de Crisis- en herstelwet en de Spoedwet wegverbreding van minister Eurlings door de Kamer heen te krijgen. Ik complimenteer hem hiervoor opnieuw. Ik zeg de regering toe dat de VVD-fractie zal meewerken aan een vlotte behandeling in deze Kamer. Wij zullen daarbij het opmerkelijke advies van de Raad van State evenwel niet ongemerkt laten passeren. Daarvoor zitten wij hier ook. Het is natuurlijk wel de vraag welke projecten in het crisis- en herstelprogramma nog tijdens deze regeerperiode effectief gerealiseerd zullen zijn en welke in uitvoering zijn genomen.

De heer Thissen (GroenLinks):

Ik was heel even bang dat de heer Rosenthal selectief ging shoppen bij de adviezen van de Raad van State. Het advies over de Miljoenennota kwam hem goed uit, maar dat over de Crisis- en herstelwet kennelijk minder. Dat advies neemt hij ter harte en zal mede onderdeel zijn van afwegingen in zijn fractie.

De heer Rosenthal (VVD):

Zeker.

De heer Thissen (GroenLinks):

Zo ken ik hem weer. Mijn dank hiervoor.

De voorzitter:

Kunt u de beantwoording afronden en verder gaan met uw betoog?

De heer Rosenthal (VVD):

Ik ben nog een reactie verschuldigd op de vraag van de heer Koffeman. Ik wil klip en klaar zijn over de zaken rondom de DSB Bank. Het is een ernstige zaak en er worden allerlei namen genoemd in beeld en geluid van personen die van liberale huize zijn. Wij zijn de mening toegedaan dat wij de zaken van de DSB Bank niet vanuit dat perspectief hier in de Kamer moeten neerleggen. Het gaat om personen die een bepaalde functie hebben aanvaard bij de DSB Bank en dat staat volledig los van hun achtergrond. Daarnaast hebben wij begrepen dat de minister van Financiën twee onderzoeken heeft aangekondigd over het functioneren van de DSB Bank. Die wachten wij af.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik begrijp dat heel goed. Ik begrijp ook heel goed dat het niet de bedoeling is om hier in casuïstiek te belanden. De heer Rosenthal gaf een generalisering van liberalen die nu eenmaal niet houden van afwentelen. Op het moment dat er een overmaat aan liberale partijgenoten verantwoordelijk is voor die bank, moeten wij daarop geen voorschot nemen. De heer Linschoten zegt echter deze week nog dat de DSB een geweldig klantvriendelijke bank is, en is dus eigenlijk net zo enthousiast over de bank als de heer Rosenthal over de vrijemarkteconomie. Ik zie daar een parallel en vraag of liberalen kennelijk niet per definitie zo afwijzend zijn tegen het afwentelen van financiële risico's dat je hen daarmee blind kunt vertrouwen. "Wij liberalen doen dat nu eenmaal niet."

De heer Rosenthal (VVD):

Ik neem de functionarissen van de DSB Bank de maat op titel van hun functie bij de DSB Bank, niet op andere titel. Ik ga dit niet in de Kamer verbinden aan het thema over de financieel-economische crisis en de discussie die wij daarover hebben gehad. Ik laat dat graag over aan de heer Koffeman.

Voorzitter. Wij moeten wat de VVD-fractie betreft terug naar de top. Dat zegt het kabinet ook. Het is hoog tijd om op de internationale lijstjes te stijgen, juist in deze crisistijden. In andere landen, in het bijzonder in Azië, betekent crisis naast bedreiging ook kans. Bij tegenspoed moeten investeringen in innovatie en onderwijs met sprongen omhoog gaan, niet omlaag. Ik wil dat graag doortrekken naar enkele zaken die op dit moment in Nederland spelen.

Wij zijn voor een leenstelsel in het hoger onderwijs, omdat wij denken dat het ophogen van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderwijs voordelen biedt. Wij zijn voor selectie aan de poort in het hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs. Wij zitten niet te wachten tot de regering komt met een grootscheepse internationale vergelijking. Toch heb ik een simpele vraag: waarom heeft een land als Australië, met 22 miljoen inwoners, maar liefst vijf universiteiten in de top 50? Waarom moeten wij het doen met slechts één universiteit rond de 50?

Wij willen een krachtige, compacte staat. De urgentie van een kernkabinet en een reductie van het aantal departementen neemt toe over de gehele breedte van het overheidsbeleid: buitenland, bestuur, veiligheid, financiën, bedrijvigheid, infrastructuur, onderwijs en zorg. De urgentie van een krachtige politieke interventie in de bezuinigingsoperaties bij de Rijksdienst neemt wat ons betreft ook toe. Dat kun je niet aan de ambtelijke kalkoen overlaten, want die laat zich niet voor het kerstdiner uitnodigen.

Wij vragen ook om vergaande vereenvoudiging van het binnenlands bestuur. Bij een werkbezoek met een aantal parlementariërs aan Utrecht enkele weken geleden ontmoetten wij naast de gemeente Utrecht ook de provincie Utrecht en het Bestuur Regio Utrecht, het BRU. Naar ons oordeel is dit soort bestuurlijke drukte niet meer van deze tijd. Voor de Randstad in haar geheel geldt dat eigenlijk ook. Wanneer worden de infrastructurele bevoegdheden in de Randstad in één hand gelegd?

Sommige affaires tussen de Staat en individuele burgers slepen zich te lang voort. Zo hebben wij met bezorgdheid de verwikkelingen rond de Catshuisbrand gevolgd. Wij wachten op het optrekken van de mist rond de besluitvorming Irak. Een staat toont zijn kracht door, waar nodig, eigen tekortkomingen te erkennen en twijfel weg te nemen. De reflexieve vraag aan de minister-president is: is de minister-president het met die stelling eens?

Ik heb nog een andere reflexieve vraag. De overheid bewaakt het publieke domein en behoort weg te blijven uit het privédomein. Bewindspersonen behoren de mensen niet morele wetten voor te schrijven, al was het maar omdat die morele wetten niet bij toevallige politieke meerderheid gedecreteerd kunnen worden. Is de minister-president het hiermee eens?

Wij houden de staat aan zijn kernfuncties. Wij hebben niets op met de staat als geld- en gelukmachine. Het geld wordt verdiend in bedrijven, niet door de staat. Het geluk zit bij de mensen, niet in de staat. Mark Rutte zei dat aan de overkant al eerder.

De politieke diagnose in deze algemene beschouwingen stemt onze fractie somber. Deze coalitie ontbeert het vermogen tot vernieuwing en bestaat bij diep geïnstitutionaliseerd wantrouwen. Het CDA kan geen kant op door de PvdA, die weer vastzit aan de SP. Er bestaat een spreekwoord dat van toepassing is op het CDA en de PvdA: "Van mekaar meugen ze niet, bij elkaar deugen ze niet." De ChristenUnie, het kleine broertje, weet dat het met de betuttelende besluiten eens en nooit weer is.

Dit kabinet staat vanaf zijn aantreden in de parkeerstand. Waarom roept het kabinet op tot ieders betrokkenheid, vraagt het vervolgens de vierde macht om aan die oproep gehoor te geven, en laat het de volksvertegenwoordiging meer dan een halfjaar buitenspel staan? Waarom gaat het kabinet het rechtstreekse debat uit de weg?

De voorzitter:

Kunt u afronden?

De heer Rosenthal (VVD):

Ik rond af. Wat moeten wij 14 december bij de behandeling van het Belastingplan zonder te weten waar we aan toe zijn? De fractie van de VVD wil ruim van tevoren weten welke mogelijke 20% besparingen van de heroverwegingen dan niet meer aan de orde zijn en welke nog overeind staan. Wij zijn zeer benieuwd naar het antwoord van de minister-president. Zo nodig zullen wij hierover in tweede termijn een motie indienen.

Tot slot. Regeren betekent het nemen van bindende beslissingen, een overgang van defensieve compromissen naar urgente, offensieve beslissingen. En in deze tijden van crisis is het typische crisisparool: regering regeer! Daar zetten we dus altijd een uitroepteken achter. Wij wachten met meer dan gewone belangstelling de antwoorden van de minister-president af.

De heer Werner (CDA):

Voorzitter. "Miljoenennota in het teken van keerpunt in Nederland". Dat was de kop bij een artikel in een krant waarin commentaar werd gegeven op de Miljoenennota en de beleidsvoornemens voor 2010 en latere jaren. Nederland, maar Nederland niet alleen, heel Europa en de westerse wereld bevinden zich op een keerpunt en moeten de bakens verzetten. De noodzaak daartoe ligt niet in de eerste plaats besloten in de huidige financiële en economische crisis, maar manifesteert zich al langer en op een breder terrein.

Zo heeft de globalisering grote gevolgen voor ons land. Het leidt tot een mondiale herverkaveling van de productie van goederen en diensten, tot snel veranderende concurrentie en politieke machtsverhoudingen. Vroegere ontwikkelingslanden zijn nu wereldmachten aan het worden: China, India, Brazilië. Dit alles heeft grote gevolgen voor onze werkgelegenheid en arbeidsmobiliteit. Niemand kan er meer op rekenen zijn hele arbeidzame leven dezelfde baan bij dezelfde werkgever te hebben. 40 jaar trouwe dienst wordt een uitzondering.

Wetenschap en techniek brengen diep ingrijpende veranderingen met zich mee met verstrekkende gevolgen voor onze samenleving. De internetrevolutie, de nanotechnologie en de life sciences grijpen diep in in ons dagelijks leven. De mondialisering brengt ook voortgaande migratie van bevolkingsgroepen van binnen en buiten Europa met zich mee. Het is een illusie te denken dat dit de komende jaren zal verminderen. Naast vluchtelingen zullen we onze grenzen ook open moeten stellen voor buitenlandse kenniswerkers, vaklieden en zorgverleners.

De schaarste aan grondstoffen, voedsel, schoon water en energie brengt geopolitieke spanningen met zich mee die van grote betekenis zijn voor ons buitenlands beleid.

De vergrijzing zal leiden tot voorspelbare grote tekorten op de arbeidsmarkt, met name in de zorg en in het onderwijs, maar ook aan technisch geschoold personeel is een groot tekort. Structurele veranderingen moeten nu in gang worden gezet om de kosten van de vergrijzing in de toekomst te kunnen opvangen.

Wij zijn ons in toenemende mate bewust geworden van de veranderingen in het klimaat en van de aantasting van het milieu. Er gebeurt dus van alles tegelijk. Al die veranderingen raken stuk voor stuk de belangen van Nederland, de inwoners en het bedrijfsleven. Ons daarvoor verstoppen is niet alleen onverstandig, het is zelfs uitgesloten.

De heer Thissen (GroenLinks):

De heer Werner agen­deert een aantal heel nuttige onderwerpen waarover ik met hem graag van gedachten wil wisselen. In het begin leek het erop dat de toegenomen mondiale globalisering en de enorme intensieve Europese samenwerking ons land onder druk hebben gezet. Mijn fractie is juist van mening, positiever de toekomst inkijkend, dat die ons economisch ongelooflijk veel voorspoed en welvaart hebben gebracht. Is de heer Werner het daarmee eens?

De heer Werner (CDA):

Ik ben het daarmee volstrekt eens. Zonder Europa en zonder deze globalisering zou de welvaart in ons land niet zijn bevorderd. Het heeft ook heel veel consequenties en het geeft ook heel veel onzekerheden bij mensen. Daarvoor moeten wij oog hebben. Dat maakt het noodzakelijk om in Nederland de bakens te verzetten. Het gaat er mij absoluut niet om de ontwikkelingen en de dynamiek aan banden te leggen.

Tegen die achtergrond is de CDA-fractie ervan overtuigd dat op velerlei terreinen structurele veranderingen nodig zijn. Wij hebben daarom vorig jaar van harte de motie van de heer Schuurman medeondertekend, waarin de zorg voor de wereldomspannende problemen werd uitgesproken en de regering werd gevraagd om te komen tot scenario's om de crises waarmee de wereldbevolking kampt in samenhang aan te pakken. De regering heeft in antwoord daarop laten weten zich daarvan bewust te zijn en zich daarvoor middels vele internationale instituties ook daadwerkelijk in te spannen. Dat bewustzijn zou wat ons betreft in het beleid meer mogen doorklinken.

De heer Kox (SP):

Net als de fractie van het CDA heeft ook de fractie van de SP deze motie ondersteund. Wij hebben er ook antwoord op gekregen, maar het was niet de bedoeling dat de regering zou antwoorden met de uitspraak "het klopt, u hebt een punt". Het was de bedoeling van de motie om iets te doen met die samenhang van crises. Het mag van de heer Werner meer in het beleid doorklinken. Is dat kritiek omdat de regering niets gedaan heeft met de motie-Schuurman, behalve in te stemmen met het bestaan van een probleem, of is de heer Werner eigenlijk wel tevreden met wat de regering het afgelopen jaar heeft gedaan met die motie?

De heer Werner (CDA):

Aan het eind van mijn betoog kan iedereen zelf beoordelen wat ik precies vind. Als wij vragen om de consequenties van deze globalisering met alles wat daarmee aan de hand is in het Nederlandse beleid wat meer te laten doorklinken, dan zit daarin een ondertoon waarin het kabinet wordt gemaand om zich daarvan meer aan te trekken en meer naar buiten te brengen. Dat is de essentie van mijn verhaal. Uit de rest van mijn betoog zal blijken dat ik ook suggesties doe om het beleid meer inhoud en vorm te geven, zodat het kabinet steviger op deze mondiale ontwikkeling reageert.

De heer Kox (SP):

Ik heb het betoog al wat doorgebladerd, maar kom daarin de motie-Schuurman niet meer tegen. Daarom kom ik daar nu op. De heer Werner is met mij van mening dat de motie die de Kamer unaniem heeft aangenomen tot op heden onvoldoende door de regering wordt uitgevoerd?

De heer Werner (CDA):

De motie is in de letterlijke zin uitgevoerd. Men heeft aangegeven op allerlei fronten bezig te zijn met de scenario's. Ik zie liever dat ook de consequenties van die scenario's en de inzichten die daaruit ontstaan meer in het beleid van het kabinet worden betrokken en tot uitdrukking worden gebracht.

De heer Kox (SP):

Daarvan hebben wij het afgelopen jaar nog niets of te weinig gezien.

De heer Werner (CDA):

Wij hebben er nog te weinig van gezien.

Voorzitter. Bij de algemene politieke beschouwingen van 2007, de eerste algemene politieke beschouwing met dit kabinet, heb ik namens de fractie volop steun toegezegd voor de omvangrijke investeringsagenda, samengevat in 6 pijlers, gevolgd door 10 projecten en 70 doelen:

  • - investeren in een duurzame leefwijze en productie; beter onderwijs

  • en zorg;

  • - investeren in innovatie en een aantrekkelijk vestigingsklimaat;

  • - investeren in participatie en integratie onder meer door het aanpakken van

  • de probleemwijken;

  • - investeren in jeugd en gezin;

  • - investeren in een sterke positie van Nederland in de wereld om

  • Nederland internationaal beter op de kaart te zetten;

  • - investeren in veiligheid en respect om verloedering en criminaliteit een halt toe te roepen.

De heer Rosenthal (VVD):

Er komt bij mij een reflex binnen uit de vorige jaren: zijn die zes pijlers er eigenlijk nog wel? Ik heb ze in de stukken niet meer teruggevonden.

De heer Werner (CDA):

Ik heb ze nog wel teruggevonden en ik heb ook een verantwoording gezien van wat er op die terreinen allemaal gebeurt. In dat opzicht is het kabinet nog steeds in volle omvang bezig met het uitvoeren van de voornemens die in het regeerakkoord staan opgetekend.

De heer Rosenthal (VVD):

Dat was in mei, nietwaar?

De heer Werner (CDA):

Ook in de Miljoenennota is daarover nog het een en ander terug te vinden. Natuurlijk is het begrijpelijk dat het accent enigszins is verschoven in het afgelopen jaar, met de economische crisis en alles wat er is gebeurd.

Voorzitter. De CDA-fractie heeft toen de volle steun aan dit programma gegeven en ziet thans ook resultaten.

De veiligheid is toegenomen, veel voorkomende criminaliteit en geweld- en vermogensdelicten zijn verder gedaald. De besluitvorming en aanleg van infrastructuur is versneld. De aanpak in de 40 probleemwijken, met veel problemen gestart, laat nu de eerste positieve resultaten zien. De schooluitval in die wijken is bijvoorbeeld aanzienlijk gedaald. Er is een forse inhaalslag gemaakt in het versterken van de rol van Nederland in de wereld en in Europa. Dat moge blijken uit de aanwezigheid van Nederland op de G20. Er valt echter nog veel te doen en de realisatie is er door de financieel-economische crisis niet eenvoudiger op geworden.

Wij hebben in 2007 uitdrukkelijk aan de regering gevraagd om de blik niet alleen naar binnen te richten, maar oog te hebben voor de gevolgen van de immense mondiale veranderingen die zich voltrekken en die ons land dwingen tot fundamentele hervormingen en keuzen, wil Nederland zijn gunstige positie, sociale verworvenheden en welvaart verder verbeteren en uitbouwen. Wij hebben toen al gevraagd om het beleid ook te richten op de langere termijn en om over de grenzen van de eigen regeerperiode heen te kijken. Met de huidige financieel-economische crisis is de urgentie alleen maar toegenomen van wat zonder deze crisis overigens ook al nodig was.

Ik begrijp zeer wel dat heel veel Nederlanders uiterst bezorgd zijn. De recessie brengt werk en welvaart in gevaar en al die andere veranderingen erbij zetten heel veel zekerheden in ons land op zijn kop. Daarbij komt dat wij uit de laatste tien, twintig jaar ook nog de nodige instabiliteit hebben overgehouden als gevolg van massale immigratie en door normvervaging. Bij nogal wat mensen hapert het vertrouwen. Dat lossen wij niet op door ons te verstoppen voor de werkelijkheid of door te suggereren dat de bui wel mee zal vallen. Die valt niet mee en schuilen is de oplossing niet. Cynisme is ook niet het antwoord. Het helpt evenmin te gaan schelden en iedereen en alles van de problemen de schuld te geven. Wij moeten er met elkaar doorheen. Niet doldriest, maar evenwichtig. Niet aarzelend, maar vastberaden. Niet op de bonnefooi, maar financieel solide. Mijn partij, het CDA, zal in die moeilijke jaren op dit punt zijn kracht laten zien met al zijn ervaring en inzichten.

De heer Thissen (GroenLinks):

De heer Werner sprak in een adem van massale immigratie en normvervaging. Benoemt hij daarmee twee afzonderlijke onderwerpen of zit er tussen beide een verbinding? In het eerste geval ben ik enigszins gerustgesteld. In het tweede geval ben ik ernstig ongerust. Ik hoop toch niet dat het CDA-fractie met de vox populi aan het meezingen is.

De heer Werner (CDA):

Ik heb die twee onderwerpen in een zin genoemd, maar er zit geen directe samenhang tussen. De immigratie is een feit en heeft consequenties. Wij weten allemaal donders goed wat dat voor onze samenleving betekent en welke problemen dit met zich heeft meegebracht. De normvervaging staat daarvan min of meer los en is een op zichzelf staand fenomeen waarmee wij te maken hebben. Ik zal daar later in het kader van wat de financieel-economische crisis heeft blootgelegd – het is in zekere zin een morele crisis – inhoud aan geven.

Voorzitter. Bij het aanpakken van de problemen heeft het herstel van de economische ontwikkeling op basis van duurzaamheid, innovatie en kennis voor de CDA-fractie de eerste prioriteit. De regering heeft snel en doeltreffend gehandeld om de eerste klappen van de financiële crisis op te vangen: banken en andere financiële instellingen die cruciaal zijn voor het financiële verkeer, zijn niet omgevallen. Vervolgens heeft de regering zich gebogen over de wijze waarop steun verleend moest worden aan onze economie en bedrijvigheid. Want ook de economie dreigde in een vrije val te raken. Een groei van 2% sloeg om in een krimp van 6%. Steun van overheidszijde was onontbeerlijk en de regering is na veel discussie gekomen met een aanvullend beleidsprogramma 2007-2011. Dat programma is primair gericht op het voorkomen dat de economie nog verder wegzakt. Ik noem enkele maatregelen:

  • - het invoeren van de deeltijd WW;

  • - de Crisis- en herstelwet waarmee de besluitvorming omtrent

  • infrastructurele projecten kan worden versneld;

  • - het uitgavenkader voor deze kabinetsperiode werd gehandhaafd, ondanks drastisch teruglopende inkomsten;

  • - de kredietverlening voor met name het mkb is verruimd middels het verhogen van de overheidsgaranties;

  • - intensiveren en verhogen van de investeringen in kennis en innovatie, bijvoorbeeld de kenniswerkerregeling;

  • - extra stimulering van het milieu, bijvoorbeeld door extra geld uit te trekken voor het aanleggen van een windmolenpark in zee en voor energiebesparing in woningen.

Natuurlijk, het zij gezegd, dit pakket stimuleringsmaatregelen waarmee voor 2010 een bedrag van 3,5 mld. is gemoeid, draagt onvermijdelijk het karakter van een tijdelijk noodverband waarin duurzaamheid, kennis en innovatie centraal staan, naast behoud van werkgelegenheid. Eigenlijk is het merkwaardig dat vanuit de samenleving steeds zo sceptisch op de inspanningen en maatregelen van de regering, die vrij onverwacht werd overvallen met een van de ernstigste financieel economische crises aller tijden, is gereageerd en dat de regering daarvoor zo weinig waardering krijgt. Alleen een instituut als de overheid is in staat deze klappen op te vangen. Het is gebleken dat in ons overheidsapparaat voldoende kennis aanwezig is om adequaat te reageren op zich plots voordoende ernstige verstoringen in onze financiële en economische huishouding en dat onze financiële buffers toereikend zijn om de zware klap op te vangen.

De CDA-fractie heeft waardering voor de aanpak, kan het keynesiaanse beleid for the time being onderschrijven, maar wil ook een waarschuwend geluid laten horen.

De heer Rosenthal (VVD):

Ik luister uiteraard met veel aandacht naar de heer Werner. Ik proef zijn woorden op de tong. Hij heeft het terloops over de enorme kennis die in het overheidsapparaat beschikbaar is. Dat vinden wij ook. Maar moet ik daaruit afleiden dat hij de exercitie die nu plaatsvindt om de heroverwegingen aan de ambtenaren, de vierde macht, over te laten een geruststellende gedachte vindt?

De heer Werner (CDA):

Ook daarover heb ik straks een aantal opmerkingen. Mag ik die vraag parkeren totdat ik aan dat onderdeel van mijn bijdrage ben?

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Ik heb een informatieve vraag. De heer Werner somt een lijst op van activiteiten die moeten worden ondernomen, die helemaal onze instemming hebben. Ik heb de discussies in de jaren tachtig meegemaakt onder het eerste kabinet-Lubbers. Toen was er ook een herstelprogramma. Daarin stond het onderhoud van onze ondergrondse infrastructuur centraal. Ik weet nog dat met name gewezen werd op achterstallig onderhoud van de rioleringen in Nederland. Ik hoor daar eigenlijk niets meer van. Dat probleem is in die 25 jaar ook niet opgelost. De heer Werner maakt deel uit van een grote fractie met zo veel deskundigen. Ik zou wel willen weten hoe het daar eigenlijk mee staat. Als wij daaraan begonnen, zou dat heel veel werk opleveren. Ik denk dat dit voor de toekomst een zeer positief effect zou hebben op onze economie.

De heer Werner (CDA):

De heer Schuurman moet mij niet kwalijk nemen dat ik niet overal gekeken heb, net zo min boven als onder de grond, naar de achterstallige dingen die er nog zijn in Nederland. Die zijn er zeker. Het lijkt mij goed als de heer Schuurman straks aan de regering vraagt waarom zij nog niets gedaan heeft aan de riolering. Ik begrijp namelijk dat dit voor de heer Schuurman grote prioriteit heeft.

De heer Schouw (D66):

Ik ga niet op dit punt in. Ik complimenteer de heer Werner met het eerste deel van zijn verhaal. Hij zei dat langetermijnbeleid ontzettend belangrijk is. Ook zei hij: als het regent, gaan we niet schuilen. Met die opmerking straalt hij daadkracht uit. Complimenten daarvoor. Vervolgens omarmt hij in zijn redenering heel warm allerlei kortetermijnmaatregelen die het kabinet heeft genomen. Dat is tot daaraan toe, maar ik vraag de heer Werner wel welke systeemveranderingen zijn fractie voorstaat om ook op de lange termijn die economie en die solidariteit in de samenleving te veranderen. Daarover heb ik hem namelijk nog niet gehoord.

De heer Werner (CDA):

Je kunt natuurlijk niet alles tegelijk zeggen, want dan wordt het een beetje een warboel. Ik dacht eventjes dat u mij vooraf een compliment gaf voor datgene wat nog volgt. Daarmee kunt u nog wachten, want als u even geduld hebt, zal ik u nog een heleboel dingen vertellen waarmee wij naar mijn idee het economisch herstelproces verder kunnen versnellen.

Ik heb dus waardering uitgesproken voor die aanpak. Ik vind dat dit onderbelicht blijft in de publieke waardering. Er is namelijk wel degelijk daadkrachtig opgetreden en er is heel veel gebeurd om de klap niet groter te laten zijn dan die is.

Het structureel verbeteren en versterken van een duurzame, kennisintensieve en innovatieve economie in ons land heeft voor de CDA-fractie thans de eerste prioriteit. Het is de voorwaarde voor duurzaam behoud van onze welvaart, dat van onze sociale arrangementen, van collectieve voorzieningen en van werkgelegenheid. Het is de voorwaarde voor het herstel van solide overheidsfinanciën en voor het op peil brengen van de reserves van de pensioenfondsen. Daarvoor zijn forse ingrepen nodig. De regering heeft al een belangrijke stap gezet. Althans, ik mag hopen dat dit deze week voor elkaar komt. Ik doel op het verhogen van de AOW-leeftijd naar 67, de ingangsdatum. Het is een maatregel die zowel vanuit houdbare en solide overheidsfinanciën geboden is, als vanuit het oogpunt van het verruimen van het arbeidsaanbod. Die maatregel is sociaal aanvaardbaar, gelet op de zeer verbeterde gezondheid en de levensverwachting van ouderen in onze samenleving.

De heer Kox (SP):

Ik hoor de woorden van de heer Werner. Als ik nu zeg dat diegenen die 65 jaar of ouder zijn, lang premie hebben betaald en dat zij daarom recht hebben op een veilige AOW en op het pensioen dat zij zelf hebben opgebouwd, vraag ik mij af wat de heer Werner van die bewering zegt.

De heer Werner (CDA):

Het lijkt een vanzelfsprekende zaak. Iedereen heeft meebetaald aan de AOW.

De heer Kox (SP):

Nee, staat die bewering tegenover de opmerking van de heer Werner? Hij zei dat het fijn is dat de AOW-leeftijd 67 wordt en ik merkte op dat die 65 moet blijven.

De heer Werner (CDA):

Wij zijn het daarmee niet eens. Wij vinden het volstrekt legitiem dat de ingangsdatum van de AOW 67 jaar wordt.

De heer Kox (SP):

Als mijn woorden van zojuist de tekst is op pagina 15, van "Vertrouwen in Nederland, vertrouwen in elkaar", wat zou de heer Werner daar dan van zeggen?

De heer Werner (CDA):

De mensen moeten erop kunnen blijven vertrouwen dat de pensioenleeftijd wordt gewijzigd in 67. Nood breekt immers wet. Je kunt in situaties terechtkomen waarin je de moed moet hebben om terug te komen op stellingen die je eerder hebt ingenomen. Wij vinden het dus verstandig om die maatregel nu in gang te zetten.

De heer Kox (SP):

Ik las voor uit het verkiezingsprogramma van het CDA. Dat draagt nota bene de volgende titel: vertrouwen in Nederland, vertrouwen in elkaar. Twee jaar geleden was de levensverwachting niet anders dan die van nu en twee jaar later zegt de heer Werner dat hij het volkomen legitiem vindt om naar de leeftijd van 67 te gaan. Moest de titel van het verkiezingsprogramma van het CDA dan niet zijn: vertrouwen in Nederland, vertrouwen in elkaar, maar vertrouw nooit op het CDA? Het CDA komt zijn eigen beloftes toch niet na?

De heer Werner (CDA):

Ik kan mij wel voorstellen dat de heer Kox hierop inspeelt. Als die situatie zich voordoet en het kabinet het verwijt krijgt dat het geen daadkracht toont en dat het geen lef heeft, toont het hiermee het tegendeel aan. Het neemt structurele maatregelen met het oog op de langere termijn. Daarbij zagen de coalitiefracties af van datgene wat de partijen de kiezers destijds in de verkiezingsprogramma's hebben voorgehouden. Daarvoor nemen wij onze verantwoordelijkheid en wij zullen het onze mensen uitleggen. Wij schuwen de kiezer wat dat betreft niet.

De heer Kox (SP):

Natuurlijk kan iedereen op zijn mening terugkomen en ook op zijn beloftes. Dat kan zelfs als je nadrukkelijk een belofte hebt gedaan, bijna met je hand op het hart. Het gaat mij echter om de argumenten die de heer Werner aandraagt. Hij zei dat deze maatregel sociaal aanvaardbaar is, gelet op de zeer verbeterde gezondheid en de levensverwachting van de ouderen in onze samenleving. Tussen 2006 en 2009 is er op dat gebied echter helemaal niets gebeurd. Dat weet ik en de heer Werner weet dat ook. Hij moet dat dan dus niet als argument aandragen. Dat doet hij wel. De heer Werner wijkt van het verkiezingsprogramma van zijn partij af en hij gebruikt daarvoor een argument waarvan zowel hij als ik weet dat dit niet klopt. Ik mag hem dus vragen om daarover verantwoording af te leggen.

De heer Werner (CDA):

Wat niet klopt van wat ik zeg, maak ik zelf wel uit. Laat ik u dit zeggen: het is inderdaad een pijnlijke ingreep voor alle coalitiegenoten, dus voor de gehele coalitie. Alle drie de partijen hebben immers gezegd dat er niets zal gebeuren met de AOW. Je bent echter pas een lafbek als je niet die maatregelen durft te nemen die uiteindelijk toch nodig blijken, gelet op de situatie van het land. Dat vind ik weglopen voor je verantwoordelijkheid. Ook al hebben wij in het verleden iets anders gezegd, wij zullen de kiezers tegemoet treden en hun uitleggen dat dit in het totaalpakket aan maatregelen, een van de meest verdedigbare maatregelen is.

De heer Kox (SP):

Ik moet even op het woord "lafbek" reageren, want dat vind ik nogal vreemd. De heer Werner geeft aan dat er drie partijen zijn die de kiezer drie keer hetzelfde hebben beloofd. Zij komen daar drie jaar later op terug. Hij zegt dat de partij die de beloften niet schendt, een lafbek is. Dat gaat naar mijn idee toch echt iets te ver. Er wordt een maatregel genomen en ik bekritiseer de heer Werner niet omdat hij zijn mening heeft herzien. Ik bekritiseer hem omdat hij zijn mening onderbouwt, terwijl hij weet dat die onderbouwing niet klopt. De sociale positie, de levensverwachting en de gezondheid zijn in de periode 2006-2009 niet anders ontwikkeld. Dan moet de heer Werner gewoon zeggen dat hij ergens geld vandaan wil halen. Hij haalt dat bij de bejaarden van later vandaan. Dat zijn dus de jongeren van nu. Dan moet de heer Werner dat ook voor zijn rekening nemen en hij moet anderen dus niet van lafheid beschuldigen omdat zij niet met hun verkiezingsbeloften breken.

De heer Werner (CDA):

Ook in de Tweede Kamer werd onder andere door uw fractie voortdurend naar voren gebracht dat de regering eens wat moet doen. Ik hoorde dat geluid zojuist ook weer van de heer Rosenthal. Nu doen wij iets en nu is het ook niet goed. Zo zal het wel met alles zijn. Ik verdedig mijn standpunt en onze partij gaat ervoor om dat aan zijn kiezers uit te leggen. Dat is onze verantwoordelijkheid en daar zullen wij voor staan. Wij weten donders goed dat wij dit drie à vier jaar geleden anders wensten.

De heer Schouw (D66):

Toch kort op dit punt, even de nieren proeven van de heer Werner. Ik wil weten wat die daadkracht echt inhoudt. Roept hij samen met onze fractie het kabinet en deze Kamer op, er alles aan te doen om bijvoorbeeld het wetsvoorstel dat betrekking heeft op de wijziging van de AOW-leeftijd, voor 1 maart 2010 te hebben behandeld?

De heer Werner (CDA):

Wij hopen dat het kabinet deze week met het besluit daarover komt. Dat heeft het zich voorgenomen. Wij zullen het hier met de grootst mogelijke spoed behandelen.

De voorzitter:

Mijnheer Werner, ik verzoek u om uw betoog te vervolgen.

De heer Werner (CDA):

Voorzitter, de CDA-fractie is echter ook een beetje teleurgesteld doordat op andere terreinen nu niet eveneens doorgepakt wordt. Mijnheer Gerard, let u even op? Sorry, ik bedoel de heer Van der Schouw. Toch is de noodzaak daarvan al overtuigend aangetoond en liggen de plannen daarvoor al min of meer klaar, mijnheer Van der Schouw. Ik noem de hervorming van de AWBZ. Het is niet voor het eerst dat ik daarover spreek. Al jaren bepleit onze fractie het scheiden van de bekostiging van wonen en zorg in de AWBZ. Het toegenomen eigen woningbezit maakt dit mogelijk. Dat geeft meer keuzevrijheid aan de cliënt in het wonen met zorg. Het bespaart op termijn heel veel kosten, het voorkomt bureaucratie en het verbetert de kwaliteit voor de ouderen die daar leven aanzienlijk. Ook interdepartementale werkgroepen, de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg en het College voor Zorgverzekeringen adviseren dit al jaren. Waarom wordt ook hier niet doorgepakt?

Ik noem het verder flexibiliseren van de arbeidsmarkt. Hier zie je nu eens goed dat de overheid heus niet alles alleen hoeft te doen. Zonder dat daarvoor wetten of spoeddebatten in de Tweede Kamer nodig waren, zijn steeds meer werknemers in Nederland zzp'er geworden. Misschien worden mensen soms noodgedwongen zzp'er, bijvoorbeeld omdat er geen uitzicht is op een vast dienstverband. Maar vaak worden zij dat werkelijk uit vrije wil, bijvoorbeeld om onafhankelijk te zijn. Ja, veel zzp'ers raken in de recessie natuurlijk als eerste werk kwijt. Maar diezelfde zzp'ers hebben zich daar beter op ingesteld en zij ontplooien zelf weer allerlei initiatieven om nieuwe omzet te draaien. Dat wil zeggen dat de economische kracht plus de zelfredzaamheid in de samenleving op microniveau toeneemt. Dat is op zichzelf toe te juichen.

De heer Thissen (GroenLinks):

Ik raad de heer Werner toch aan om de uitstekende column van Pieter Hilhorst in De Volkskrant te lezen. De verzorgingsstaat is versoberd en de rekening is neergelegd bij de mensen met de meest kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. De heer Werner kan het zijn van zzp'er wel heel erg toejuichen in het kader van ondernemerschap, zelfredzaamheid en de eigen verantwoordelijkheid – zij hebben eindelijk begrepen dat men in het Catshuis onder Paars II de mensen aansprak op hun verantwoordelijkheid – maar zij zijn nu wel ongelooflijk van de zonneschijn in een ernstige regenbui of in verschrikkelijk druppelend weer terechtgekomen. Zij zijn namelijk niet verzekerd tegen werkloosheid. Meestal hebben zij geen recht op bijstand, omdat zij een partner hebben die verdient. Die mensen zitten nu echt diep in de put. Dat is de keerzijde van het rooskleurige verhaal van de heer Werner. Als de CDA-fractie spreekt over hervorming van de verzorgingsstaat, wil ik dat zij eindelijk ook spreekt over wat dit betekent voor de meest kwetsbaren in ons land. Die staan immers al jaren in de kou, terwijl het CDA alweer jaren regeert.

De heer Werner (CDA):

Dat pleidooi is niet voor niets. Op dat punt moet de sociale zekerheid ook worden aangepast. De sociale zekerheid moet worden aangepast aan deze nieuwe ondernemingsvorm. Daarmee zijn wij het helemaal eens. Daarmee willen wij de zzp'ers echter niet als een treurige groep beschouwen. Het zijn van zzp'er komt de dynamiek van de economie zeer ten goede, evenals de flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Natuurlijk moeten wij ook oog hebben voor de positie van de zzp'er. Misschien moeten zzp'ers ook wel in de SER vertegenwoordigd worden. Wellicht dienen zij in ons poldermodel een sterkere positie te krijgen. Dat is allemaal prima, maar er heeft zich een fenomeen ontwikkeld waarvoor heel veel mensen zelf hebben gekozen, zonder dat de Tweede Kamer daar om heeft geroepen en zonder dat de regering dat heeft geproclameerd. Wij vinden dat een goede zaak.

De strijdbijl is voorlopig begraven als het om de ontslagvergoeding gaat, maar ik vraag mij af of het niet vreemd is dat we het vervolgens aan de rechter overlaten om daarin verandering aan te brengen. Waarom pakken wij de hervorming van de WW niet aan, waarbij werkgarantie boven inkomensgarantie wordt gesteld? Het rapport van de commissie-Bakker ligt klaar en dat bevat uitstekende voorstellen. De mobiliteitscentra bewijzen thans met succes het nut van deze aanpak. De extra uitgaven voor de WW zijn overigens buiten het budgettair uitgavenkader geplaatst. In feite is dat een verkapte vorm van het oprekken van het uitgavenkader. Wanneer worden deze uitgaven weer binnen het uitgavenkader geplaatst? Wat zijn daarvan de gevolgen?

Ik noem voorts het bevorderen van de duurzaamheid in onze economie. Zeker, de regering heeft daarvoor al veel extra geld uitgetrokken, namelijk 600 mln. in 2010. Maar toch lijkt het erop dat de doelen uit het regeerakkoord niet worden behaald. Wat wordt de inzet van de regering in Kopenhagen: een beloftevolle conferentie waar de hele wereld bij elkaar komt om de aarde te beschermen tegen wat verloren gaat. Onze fractie stelt slechts een paar randvoorwaarden: dat er wordt gezorgd voor het behoud van een gelijk speelveld in Europa, dat er geen uitzonderingspositie voor nieuwe lidstaten komt en dat wordt voorkomen dat de positie van de EU en die van het Europese bedrijfsleven eenzijdig hard worden geraakt. Kan de regering zich daarin vinden?

Voorzitter, ik noem het stimuleren van de kenniseconomie en innovatie. Zeker, ook hiervoor trekt de regering geld uit, namelijk 900 mln. voor een extra impuls. Dat is prachtig, maar tegelijkertijd wordt in het kader van de doelstelling voor de lange termijn gekozen voor een inspanning op het niveau van het OESO-gemiddelde. Dat komt niet overeen met de ambities van onze universiteiten en hogescholen die de lat aanmerkelijk hoger willen en moeten leggen: geen zesjescultuur, toch? Wil Nederland niet verder achterop raken, dan is beter onderwijs geboden. De regering trekt geld uit voor het ontwikkelen van een elektrische auto, terwijl in India al tien jaar geleden de eerste elektrische stadsauto van de lopende band rolde. Het gevoel van urgentie klinkt niet voldoende door. Het is prima dat de regering recent liet blijken dat zij zich zorgen maakt over de doorstroming van het mbo naar het hoger onderwijs. Laten we dat echter nu omzetten in concrete plannen.

Graag breng ik de grote bijdrage die ook provinciale overheden en gemeentelijke overheden leveren aan het bevorderen van de regionale lokale kenniseconomie bij de regering onder de aandacht. In het kielzog van het Innovatieplatform zijn op lokaal niveau overal in het land initiatieven ontplooid op geleide van of onder regie van lokale overheden ter stimulering van de regionale kenniseconomie. Ik noem hier de Versnellingsagenda Limburg en de Triangle Oost-Nederland waarvoor de provincies Gelderland en Overijssel zich sterk maken. Ik noem de brainport in Eindhoven en de energy valley in de drie noordelijke provincies. Daar worden vraag en aanbod van kennis bij elkaar gebracht. Die worden gericht op nieuwe producten en bedrijvigheid. Daar ontstaat heel veel nieuwe werkgelegenheid om daarmee het verlies aan werk als gevolg van veroudering van producten of verplaatsing van bedrijven naar lageloonlanden te compenseren. Er bestaat wel eens de neiging om te veel te kijken naar de nationale, voor ons land gezichtsbepalende, sleutelgebieden, zoals water, agrofood, chemie en de creatieve sector. Die zijn al sterk en die moeten natuurlijk sterk blijven. Maar wil de regering de provincies niet meer armslag geven voor deze lokale initiatieven die voor de ontwikkeling van onze economie zo belangrijk zijn? Wil zij de provincies niet meer mogelijkheden bieden om ook de lokale economie te bevorderen?

Tot slot noem ik de woningmarkt, mijnheer Van der Schouw. Al jaren wordt onderkend dat die niet goed functioneert. De economische malaise geeft daaraan een extra dimensie door de ernstige stagnatie in de bouw van nieuwe woningen. Onze fractie was niet gelukkig met het in het begin van de kabinetsperiode afwijzen van het aanbod van de woningcorporaties om tot een grootscheepse herstructurering en herschikking van middelen over te gaan met de intentie, de problemen aan te pakken. De regering heeft in plaats daarvan een heffing opgelegd om de veertig probleemwijken te financieren. Zij heeft de vennootschapsbelasting voor de woningcorporaties ingevoerd en zij heeft de huren laag gehouden. Het gevolg daarvan is een ernstige uitholling van de vermogens van de wooncorporaties, verstoorde verhoudingen en stagnatie van de nieuwbouw. Hoe kijkt de regering daar nu op terug? Wordt het niet tijd voor "a new deal", geheel in de geest van samen werken en samen leven? Ook daarmee zou nu al begonnen kunnen worden.

Waarom wordt versneld aflossen van hypotheken niet aantrekkelijker gemaakt door het uitbreiden van de wet Hillen naar hogere hypotheekschulden of door het toekennen van een heffingskorting als eigen vermogen uit box 3 die wordt aangewend voor het aflossen van de hypotheekschuld? Dergelijke maatregelen bevorderen het eigen woningbezit pas echt, die zorgen voor lage woonlasten na pensionering en die passen geheel in het scheiden van wonen en zorg in de AWBZ. Ook met deze maatregelen hoeft niet te worden gewacht.

De heer Schouw (D66):

Ik ben blij dat de heer Jos – sorry, ik bedoel de heer Van der Werner – deze opsomming heeft gegeven. Hij moet mij echter niet kwalijk nemen dat ik voortdurend moet denken aan het Eerste Kamerlid Hannie van Leeuwen. In situaties als deze maakte zij dingen altijd heel concreet en dan zei zij dat zij die, die en die toezegging van het kabinet verwachtte. Zij begreep namelijk heel goed dat zij vertegenwoordiger was van de grootste fractie. Ik heb dat lijstje van de heer Werner op mij laten inwerken en ik heb geconstateerd dat daarop eigenlijk aandachtspunten staan. Het zijn vragen. Welke concrete toezeggingen verwacht de heer Werner van het kabinet op basis van dit lijstje met acht of negen punten?

De heer Werner (CDA):

Daarover laat ik u toch nog even in spanning. Ik zou graag eerst de reactie van het kabinet horen. Wij markeren hier datgene waarvan wij vinden dat het kan en zou moeten gebeuren. Wij wachten niet alleen de reactie van het kabinet af, maar wij wachten nog meer het totaalpakket in het voorjaar af. Wij hopen natuurlijk dat wij dan een heleboel dingen terugvinden die wij zojuist hebben genoemd. Wat dat betreft moet u dus nog even wachten. Ik heb een duidelijk overzicht gegeven van dingen die wij belangrijk vinden.

Het zal de regering niet verbazen dat de CDA-fractie, tegen de achtergrond van al het voorgaande, van het kabinet verwacht dat het nog deze kabinetsperiode daadwerkelijk tot betekenisvolle stappen besluit en dat het deze tot uitvoering brengt. Dat zegt toch al iets, mijnheer Schouw? Het kan en het is nodig. Wil Nederland werkelijk sterker uit de crisis komen, dan moeten daartoe nu stappen worden gezet. Ik heb daarvoor zojuist een aantal suggesties gedaan en ik heb de regering indringende vragen gesteld. Ik ben benieuwd naar haar antwoord daarop.

De heer Rosenthal (VVD):

Wij zijn daar ook benieuwd naar. Ik heb de punten van de heer Werner geteld. Het zijn zes concrete punten. Mijn bijdrage in eerste termijn stond volledig in het teken van het bekende gezegde: regering, regeer! Ik zie dat er letterlijk in de tekst van de heer Werner staat dat het gevoel van urgentie bij het kabinet onvoldoende doorklinkt en hij heeft die woorden ook uitgesproken. Mag ik daaruit afleiden dat hij mijn oproep aan de regering van harte ondersteunt?

De heer Werner (CDA):

Ja, dat is bijna een overbodige vraag. Wij verwachten niet anders dan dat de regering regeert. Wij vinden ook dat zij al heel veel daadkrachtige, goede maatregelen heeft genomen en wij sporen haar aan om er nog een schepje bovenop te doen. De heer Rosenthal kan daartegen, met zijn betoog in het achterhoofd, toch geen bezwaar maken?

De heer Rosenthal (VVD):

Als je uitgaat van het principe dat de regering moet regeren, redeneer je natuurlijk, zoals juristen dat zeggen, een beetje a contrario.

De heer Werner (CDA):

Ik ben gelukkig geen jurist. Er zijn genoeg juristen in mijn fractie.

De heer Rosenthal (VVD):

Het idee daarachter is dat – de heer Werner zegt het zelf al – het gevoel van urgentie onvoldoende doorklinkt. Dat is nogal wat. De heer Werner zegt dat hij van de regering van alles en nog wat verwacht. De heer Schouw draaide de moeren al een beetje aan. Ik proef toch in de woorden van de heer Werner dat hij echt ontevreden is over datgene wat de regering tot nu toe op die zes concrete punten heeft gedaan. Het is overigens opvallend dat die punten behoorlijk overeenkomen met de stelling "van defensieve compromissen naar offensieve besluiten". Ik voel mij zeer gevleid door de instemming van de heer Werner met datgene wat ik heb gezegd.

De heer Werner (CDA):

Ik dank u voor het compliment.

De heer Koffeman (PvdD):

De heer Werner begon zijn betoog met de grote crises die achter de financiële crisis opdoemen: de zoetwatercrisis, de klimaatcrisis, de voedselcrisis et cetera. De heer Werner koppelde dat aan de oproep om de bakens echt ingrijpend te verzetten, maar mij is niet duidelijk geworden op welke punten hij dat wil doen. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft aangegeven dat consumptie van dierlijke eiwitten het meest belastend is voor ons milieu. Dat is ook een groot probleem voor de voedselverdeling en voor de watervoorziening over de wereld. Op dat punt is de fractie van de heer Werner niet altijd even duidelijk. Waar het CDA duidelijk is, spreekt zij niet over hervorming van de landbouw maar gewoon over doorgaan op de huidige weg. De CDA-minister van LNV zegt dat er hoe dan ook geen vleestaks komt. En onze premier zegt: daar gaan wij op studeren. Waar staat het CDA precies?

De heer Werner (CDA):

Concreet op de vleestaks?

De heer Koffeman (PvdD):

Ja, en op de andere crises waarop u doelde. U vindt dat de bakens op die terreinen verzet moeten worden. In uw betoog haalde u echter geen enkel voorbeeld aan waaruit bleek waar u die bakens wilt verzetten.

De heer Werner (CDA):

Ik heb gezegd dat de prioriteit voor ons ligt bij het herstel van de economie van Nederland. Dat moet op duurzame, innovatieve wijze gebeuren. Ik heb daarvan een paar voorbeelden gegeven. Gaat u mij nu niet allerlei gedetailleerde vragen stellen. Ik houd het graag bij deze hoofdlijn. Er zijn ongelooflijke hoeveelheden belastingvoorstellen gedaan en onze staatssecretaris doet zijn uiterste best om vergroening in belastingplannen op te nemen. Daarmee zijn wij op zichzelf redelijk content.

De heer Koffeman (PvdD):

Ja, maar ik stel u een heel concrete vraag. De CDA-minister van LNV zegt dat er hoe dan ook geen vleestaks komt en u spreekt over het verzetten van de bakens. De minister-president zegt: ja, wij gaan studeren op de mogelijkheid om tot een vleestaks te komen. Wie van deze CDA-bewindslieden volgt de lijn die het CDA voorstaat? Die meningen botsen immers met elkaar.

De heer Werner (CDA):

Wij zullen eerst aan het kabinet vragen hoe het daarover denkt.

De heer Koffeman (PvdD):

Wij vragen naar uw mening.

De heer Werner (CDA):

De mening van onze fractie is dat wij echt niet zo veel van dit soort belastingen hoeven te hebben en dat wij het ook niet langs die weg moeten doen. De consument kan via vele andere wegen worden beïnvloed om datgene te kopen wat goed is. Dat kan door middel van keurmerken en alle mogelijke zaken. Wij vinden dat dit soort belastingmaatregelen ook allerlei nadelen hebben. Wij zijn daarvan in algemene zin dus geen voorstander.

De heer Koffeman (PvdD):

Als u dan vraagt om de bakens te verzetten – dat is nogal wat, echt een ander beleid inzetten – en u wilt concrete maatregelen, dan vraag ik mij af waarop u doelt. Ik noemde zojuist een maatregel, maar u zegt dat die het niet is. Doelt u dan op: kip het meest veelzijdige stukje vlees? Of doelt u op: iedereen wordt vrolijk van kalfsvlees? Welke maatregelen zijn er dan om de consumptie van dierlijke eiwitten in te perken?

De heer Werner (CDA):

Ik heb er al een paar genoemd. Dat kan met behulp van keurmerken en op allerlei andere manieren. Wij vinden dat het profijtbeginsel op milieugebied wel degelijk een heel goede en nuttige functie kan vervullen, maar wij zien eigenlijk niets in belastingen die tot doel hebben om het eten in welke zin dan ook te beïnvloeden.

Naast het bevorderen van de economie vinden wij het terugdringen van het financieringstekort noodzakelijk. De overheid heeft de klappen van de financiële en economische crisis voorlopig opgevangen. Zij heeft dat krachtdadig gedaan. Zij deed dat zelfs zo zeer dat velen nauwelijks iets van de crisis merken en dat velen er nog flink in inkomen op vooruit zijn gegaan. Mede daardoor is de sense of urgency onder de bevolking nog gering. De buffers van de pensioenfondsen waren toereikend om de uitkeringen nominaal te handhaven. Daardoor bleef ook de schade voor gepensioneerden beperkt. Maar anderen zagen hun baan verdwijnen. Zij zagen hun omzet dalen of zij konden hun onderneming niet boven water houden. Wat dat betreft zijn de gevolgen tot op heden relatief beperkt gebleven. Die zijn niet te vergelijken met die van de jaren dertig. Maar de rekening kwam voorshands bij de overheid te liggen. Een structureel tekort van 35 mld. zal het komende decennium weggewerkt moeten worden. Het is niet meer dan normaal dat ambtenaren in geval van een dergelijk omvangrijk tekort aan het werk worden gezet om zonder enige beperking voorstellen te ontwikkelen waarmee de overheidsfinanciën weer op orde kunnen worden gebracht.

De heer Rosenthal is even weg, dus hij mist dit. Oh, zijn zaken worden waargenomen. Wij kunnen ons in deze aanpak vinden, al maken wij een paar kanttekeningen. De CDA-fractie geeft nu al aan dat bij de uiteindelijke politieke afweging een generieke lastenverzwaring voor de burger en voor het bedrijfsleven moet worden vermeden. Dat zou funest zijn voor het nog broze herstel van de economie dat naar onze opvatting thans de hoogste prioriteit moet krijgen. Het is de CDA-fractie opgevallen dat wel de ambtenaren aan het werk gezet worden, maar dat de samenleving zelf weinig of niet bij de heroverwegingsoperatie wordt betrokken. Toen het kabinet aantrad, trok het honderd dagen door het land om het oor te luisteren te leggen met als doel, te weten te komen wat er onder de mensen leefde. Samen werken, samen leven, in goede tijden en in slechte tijden. Waarom zet het kabinet ook nu de maatschappelijke groeperingen niet aan het denken en waarom vraagt het de vele adviesorganen en de sociale partners niet naar hun ideeën? Hoe denkt de regering ook hen aan het werk te krijgen, te betrekken en te laten meedenken, zodat het maatschappelijk bewustzijn dat de bakens moeten worden verzet, wordt vergroot? Ook zij zullen hun verantwoordelijkheid moeten nemen; de overheid kan het niet alleen.

De heer Schouw (D66):

U had het over een brede maatschappelijke discussie over het creëren van draagvlak of iets dergelijks. Leidt dat niet tot enorm veel vertraging en verzanding? Staat dat niet haaks op een voorgaand deel van uw betoog?

Er is nu niet voor gekozen, maar acht u het voorstelbaar dat je aan de voorkant je politieke uitgangspunten formuleert alvorens zo'n grote heroverwegingsoperatie te starten? Dat maakt het werk voor ambtelijke werkgroepen wat gemakkelijker en dan kun je volgens uw redenering ook veel meer tempo houden.

De heer Werner (CDA):

Het is een kwestie van aanpak. Als je het volgtijdelijk doet, de ambtenaren eerst aan zet laat en de samenleving er vervolgens over laat praten, dan krijg je ook vertraging. Ik zou het het liefst parallel willen laten lopen. Zet nu ook adviesorganen aan het werk, vraag aan de sociale partners om ideeën en betrek die bij de besluiten die je in het voorjaar neemt, dan loop je niet het risico dat er weer iets landt waarvoor onvoldoende draagvlak bestaat en dan heeft iedereen er zijn ideeën over kunnen inbrengen. Dat hoeft voor mijn gevoel niet tot vertraging te leiden. Dat is ook het laatste wat ik wil. Ik wil alleen de betrokkenheid groter maken en ervoor zorgen dat het bewustzijn wordt vergroot en dat er ook nu al draagvlak wordt gecreëerd.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. De CDA-fractie is de afgelopen weken toch niets ontgaan? Het AOW-probleem is op het bord van de sociale partners gelegd. Zij hebben daar een halfjaar over gesproken en dit heeft tot nul komma nul geleid. De heer Werner kan toch niet met droge ogen zeggen dat dergelijke politieke besluiten – in the end zijn het gewoon moeilijke, maar politieke besluiten en daar zal hij voor moeten staan – op het bordje van de sociale partners moeten worden gelegd? Dat is toch weglopen van je eigen verantwoordelijkheid?

De heer Werner (CDA):

Dat hoeft geenszins haaks te staan op de politieke besluitvorming. Het doet ook geen afbreuk aan mijn wens dat er dit voorjaar een evenwichtig en in alle opzichten goed pakket ligt voor het herstel van de economie. Daar wil ik niets aan afdoen. Ik zeg alleen dat je kunt winnen als je nu ook de sociale partners en anderen aan het werk zet en niet alleen gaat leunen op de ambtenaren, maar als je er ook langs die weg voor zorgt dat het maatschappelijk bewustzijn groter wordt. Wellicht komen er nog een paar goede ideeën uit.

Ik vraag de regering ten slotte om in de ambtelijke heroverweging aandacht te schenken aan de voorstellen die het wetenschappelijk instituut van het CDA recent heeft gedaan voor een nieuw belastingstelsel: de vlaktaks. Ik vraag dit niet om dit nu al uitvoerig te kunnen bespreken, maar omdat vakmensen deze voorstellen zeer positief ontvangen hebben en wij graag zouden zien dat ze in aanmerking en in overweging werden genomen in de heroverwegingsgroep die zich buigt over de herziening van het belastingstelsel. Kan de regering dit toezeggen?

Nu ga ik het hebben over de toekomst van het bankwezen. De financiële crisis heeft aangetoond welk een immens belang het bankwezen en andere financiële instellingen hebben voor het functioneren van onze samenleving. Er zijn veel oorzaken van de financiële crisis aan te geven, maar duidelijk is dat hebzucht en ongebreideld winstbejag ernstig afbreuk hebben gedaan aan de verantwoordelijkheid en de aandacht voor de algemene maatschappelijke functie die banken ook hebben. Nederland, Europa, de hele wereld zoeken naar oplossingen en waarborgen om herhaling te voorkomen en lessen te leren.

Natuurlijk, scherper toezicht, strengere eisen aan de omvang en kwaliteit van het buffervermogen, verbetering van de boekhouding en jaarverslagen, scheiding van het zakenbankieren en de algemene bankiersfunctie zullen allemaal niet helpen zolang de bonuscultuur, de op het eigen gewin gerichte cultuur binnen het bankwezen, niet drastisch verandert. De CDA-fractie is niet tegen prestatiebeloning en loon naar werken, maar het is voor iedereen duidelijk dat de beloningssystemen in de financiële wereld iedere redelijkheid hebben verloren, met perverse bijwerkingen, en dat deze drastisch herzien moeten worden. Iedere burger moet erop kunnen vertrouwen dat men zijn geld veilig bij de bank kan zetten en dat er geen onaanvaardbare risico's meer worden genomen. Aan het herstel van dat vertrouwen wordt thans gewerkt, waarbij veel in Europees en zelfs mondiaal verband zal moeten worden geregeld. Dat vertrouwen is vooral ook zo broodnodig om de nog steeds haperende kredietverlening aan bedrijven en particulieren vlot te trekken. Voorshands is de CDA-fractie nog niet erg onder de indruk van het feit dat de financiële instellingen zelf voldoende lessen hebben geleerd. Zij verwacht daarom een krachtdadige aanpak van de regering, mede in internationaal verband. "Pittsburgh" was een perspectiefrijk begin.

De financiële crisis is ook een morele crisis. De financiële en economische crisis legt ook een morele crisis bloot. Onverschilligheid en respectloosheid jegens de ander, individualisme en hebzucht zijn alom waarneembaar. Vrijheid van meningsuiting verwordt tot de vrijheid om te roepen wat je wilt en tot het recht van eenieder om te beledigen. Ook in het parlement en de raadszaal is een verruwing in taal en omgang merkbaar. De nieuwste verworvenheid in de Tweede Kamer is dat men elkaar nu ook mag aanspreken met "flapdrol". In de gemeenteraad van Rotterdam wordt publiekelijk gediscussieerd over de vraag waarom je iemand niet "eikel" mag noemen, maar wel "flapdrol". Als je in de politiek zo grensverleggend bezig bent, hoef je uiteindelijk niet op veel respect van de bevolking te rekenen. Geen enkele samenleving kan uiteindelijk goed gedijen als de burgers zelf niet dragers van normen en waarden zijn en deze uitdragen, overdragen en in een maatschappelijk leven handhaven. Politici en overheid hebben daarbij een bijzondere verantwoordelijkheid. Zij dienen daarin voorop te gaan en ten voorbeeld te staan. Meer regels en toezicht kunnen nooit een tekort aan moraliteit duurzaam compenseren. Daarom steun ik alle initiatieven die deze trend kunnen keren, bijvoorbeeld door het bevorderen van het maatschappelijk verantwoord ondernemen in het bedrijfsleven. Dat is ook echt meer dan het sponsoren van cultuur, sport en milieu en het dient te getuigen van een bredere betrokkenheid bij onze gemeenschap. Gemeenschapszin raakt immers aan de kern van het christendemocratische denken over de inrichting van onze samenleving.

Gemeenschappen als familie, gezin en andere samenlevingsverbanden waarin mensen zich verplichten tot elkaar, vormen in onze visie de basis van de samenleving. Van daaruit wordt geparticipeerd in andere gemeenschappen, zoals geloofsgemeenschappen, private en publieke werkgemeenschappen, in een kleurrijk netwerk van de meest uiteenlopende verenigingen en maatschappelijke organisaties, variërend van de plaatselijke harmonie, de Oranjevereniging tot deelname in tal van vrijwilligersorganisaties met ideële, maatschappelijke doelen als patiëntenverenigingen, milieuorganisaties en politieke partijen.

In al die gemeenschappen komen mensen tot ontplooiing en wordt er zin gegeven aan het leven. Daar hebben mensen er zin in om te participeren en mee te doen in de buurt, het land, de wereld. Dat actief burgerschap en die wederkerigheid tot elkaar vormen zo de basis van onze samenleving en de welvaart in ons land. De verantwoordelijke samenleving, de civil society, waar de burger zich niet alleen verantwoordelijk voelt voor zijn eigen bestaan, maar waar hij zich medeverantwoordelijk weet voor de gemeenschap, is in de christendemocratie altijd het uitgangspunt geweest voor de inrichting van de samenleving langs de aloude beginselen van soevereiniteit in eigen kring en subsidiariteit. Zeker, de verstatelijking van de samenleving was te ver doorgeschoten en behoefde correctie. Schieten we alleen in het terugleggen van de verantwoordelijkheden bij de samenleving en in de introductie van markt en financiële incentives als sturingsmiddel voor het bevorderen van doelmatigheid en goed gedrag niet hier en daar het doel voorbij? Moeten we ons niet echt eens afvragen of in die grote semipublieke sector, waar op private basis belangrijke zaken van algemeen belang worden behartigd, zoals zorg, onderwijs en wonen, onder invloed van verzakelijking en markt het eigen instellingsbelang en individuele gewin, de algemeen maatschappelijke oriëntatie naar de achtergrond aan het verdwijnen is?

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Collega Werner stelt hier twee heel wezenlijke vragen. Stelt hij die aan het kabinet of stelt hij die ook aan zichzelf? Zo ja, wat zegt het CDA dan op deze twee wezenlijke vragen? Ik heb de neiging om aan te nemen dat zijn antwoord is dat wij ons zorgen moeten maken.

De heer Werner (CDA):

Het is wel eens goed om aan zelfreflectie te doen. De CDA-fractie heeft diepgaand over deze materie gesproken. Wij zijn bezig met het terugleggen van verantwoordelijkheden bij de samenleving zelf. Daar willen wij niet aan tornen. Ook willen wij niet terug naar verstatelijking. Wel vinden wij dat wij hier en daar goed moeten nadenken over de vraag of wij met de aanpak van markt en financiële incentives niet te veel voortbouwen op patronen waar geld meer het leidmotief in de organisaties wordt dan een heleboel andere waarden waarvan de prijs niet op de markt te bepalen is. Dat geldt vooral in die semipublieke sector.

De heer Kox (SP):

Ook dit antwoord bevalt me, maar kan collega Werner de begrippen "hier" en "daar" wat nader invullen, dus dat er hier en daar wat moet gebeuren? Waarover hebben wij het dan?

De heer Werner (CDA):

Mijn fractie had zich voorgenomen om bij de behandeling van het wetsvoorstel maatschappelijke onderneming, waarin het kabinet heeft geprobeerd om een goede middenweg te vinden in het wankele evenwicht tussen markt en overheid, na te gaan of wij de juiste vorm kunnen vinden om dat evenwicht te handhaven.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Nu valt collega Werner mij een beetje tegen, want wij voeren met de regering een algemeen debat over hoe het anders en beter zou kunnen. Collega Werner zei: hier en daar vind ik dat er koerswijzigingen ingezet moeten worden. Nu zegt hij dat hij daarvan melding zal maken als wij over de crisiswet gaan praten. Maar ...

De heer Werner (CDA):

Ik meld hier – dit vind ik al een politiek statement – dat wij ons afvragen of wij hier en daar niet te ver zijn doorgeschoten. Dat is een algemene beleidsbepaling. Wij gaan later na of het wetsvoorstel voldoende tegemoet komt aan onze wens om die maatschappelijke oriëntatie van genoemde sectoren overeind te houden.

De heer Kox (SP):

Dan ben ik erg benieuwd of het kabinet zo creatief is dat er aan die kant van de tafel begrip is voor wat "hier" en "daar" betekent, want u stelt zo twee onmogelijke vragen aan de regering. Als u daar niet meer helderheid over geeft, is het toch een beetje ins Blaue hinein praten.

De heer Werner (CDA):

Kijk, de voorbeelden liggen bij het bedrijfsleven, bij het verantwoord ondernemen. Ik zal straks ook vragen of wij in de heroverweging het Rijnlandmodel niet wat meer kunnen bekijken en of de shareholder-valuebenadering en de aandeelhoudersinvloed niet hier en daar zijn doorgeschoten. Daar zijn ook allerlei discussies over. Wij willen daar graag het debat met de regering over aangaan. Ook willen wij tegen de achtergrond die ik net heb geschetst, het debat voeren bij gelegenheid van het wetsvoorstel over maatschappelijke ondernemingen. Dan praten wij over zorg, onderwijs en woningbouwcorporaties en kunnen wij ons afvragen of die wel zo goed in elkaar zitten dat die maatschappelijke oriëntatie en die waarden overeind blijven en of die niet ondersneeuwen in het financiële gewin. Mag ik het zo helder zeggen?

De heer Thissen (GroenLinks):

De Staat c.q. overheid is grondwettelijk gehouden tot het verankeren en het borgen van goede zorg, goed onderwijs, goed wonen en veiligheid voor haar burgers. In het "ontstatelijken" daarvan kwamen de instituties nogal ver van die overheid te staan. Daar doemt het vraagstuk van de governance op, dus de vraag hoe wij die grondwettelijke verplichting willen sturen, waarmaken, borgen. Collega Kim Putters heeft daar afgelopen vrijdag een uitstekende oratie over gehouden. Die liet zien in wat voor situatie dit de uitvoering heeft gebracht. Omdat wij niet meer rechtstreeks zelf verantwoordelijk willen zijn, vragen wij namelijk steeds meer verantwoording aan de uitvoering. In mijn bijdrage zal ik het voorbeeld noemen van een jeugdzorginstelling waarin 17% van de tijd die beschikbaar is voor uitvoerende professionals om zich met problemen van jongeren bezig te houden, slechts rechtstreeks naar jongeren gaat. 83% gaat naar overleg en verantwoording.

De voorzitter:

Kunt u de vraag stellen?

De heer Thissen (GroenLinks):

Ja, ik hoop dat de zaken die collega Werner terecht agendeert, niet leiden tot nog meer verantwoordingslast bij de uitvoering, maar dat de overheid wat meer transparantie, durf, lef en openheid wil uitstralen.

De heer Werner (CDA):

Ik denk dat u volledig aansluit op mijn betoog. Het kabinet heeft in het regeerakkoord op aandringen van het CDA voor die nieuwe rechtsvorm, de maatschappelijke onderneming, gepleit. Waarom? Omdat wij in de governance willen waarborgen – leest u het wetsvoorstel er maar op na – dat de maatschappelijke oriëntatie en de functie dat het algemeen belang moet worden gediend, overeind blijven zonder dat wij vervallen in verstatelijking.

De heer Rosenthal (VVD):

Voorzitter. De heer Werner neemt mij met die laatste zin letterlijk de woorden uit de mond! Eerlijk gezegd, kijk ik nu niet zozeer de heer Werner aan, als wel de heer Thissen, wiens positionering van die maatschappelijke instituties mij niet helemaal duidelijk was. Ik proefde daar inderdaad iets in van een soort van verstatelijkingsnotie. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Dit zeg ik natuurlijk vanuit liberale hoek, waarin wij wat in de christendemocratie algauw het maatschappelijk midden wordt genoemd, veeleer zien als een vrijwillige associatie van vrije mensen en niet als iets wat per definitie organisch tussen individu en staat in is geplaatst. Dit was even een ideologisch nootje.

De voorzitter:

Ik neem aan dat de heer Thissen daar straks in zijn eerste termijn nader op in kan gaan. Zo voorkom ik een onderling debat via de interruptiemicrofoon.

De heer Thissen (GroenLinks):

Ik wil een onderling debat wel voorkomen, maar ik zal het nootje kraken op het moment dat ik aan het woord ben.

De heer Werner (CDA):

De CDA-fractie is er een groot voorstandster van dat in de heroverweging en heroriëntatie, die wij nodig achten, bijvoorbeeld de consequenties van het Rijnlandmodel opnieuw worden doordacht. Dit is een vraag aan het kabinet. Ik kondig nu al aan dat de CDA-fractie bij gelegenheid van de behandeling van het wetsvoorstel maatschappelijke onderneming een fundamenteel debat met de regering zal aangaan over de inrichting van die belangrijke semipublieke sector en dat zij tegen deze achtergrond zal bezien of het wetsvoorstel volstaat om het tij te keren, waardoor de algemeen maatschappelijke nutsfunctie weer centraal komt te staan zonder echter opnieuw te vervallen in verstatelijking.

Ik kom aan het einde van mijn betoog. De wereld staat op een keerpunt. Nederland moet de bakens verzetten. De financiële en economische crisis heef dat andermaal duidelijk gemaakt. De CDA-fractie verwacht van dit kabinet een aantal betekenisvolle stappen in de door mij aangegeven richting. Ingrijpende veranderingen zijn noodzakelijk, wil Nederland in 2020 schoner, slimmer, sterker, solidair en solide zijn. Ook de sociale partners zullen in dezen hun verantwoordelijkheid moeten nemen en de lonen moeten matigen. De regering staat voor de immense opgave, Nederland door de grootste crisis sedert de jaren dertig heen te loodsen. De CDA-fractie spoort het kabinet aan, daaraan in grote saamhorigheid te werken. Zij wil daaraan haar bijdrage leveren en is bereid, moeilijke, maar noodzakelijke ingrijpende maatregelen te steunen. Ik wacht het antwoord van de regering met belangstelling af.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Bedankt voor de vlaaien. De titel van mijn inbreng bij deze algemene beschouwingen is: niets doen is geen optie.

De minister-president was niet zo in vorm, zei hij zelf, tijdens de algemene beschouwingen aan de overkant. Dat kan gebeuren – Frank Demouge heeft bij Willem II ook wel eens een mindere dag. Vandaag staat de premier weer gewoon in de spits van Balkenende IV. Hij staat niet op de transferlijst, hoewel er wat geruchten zijn over buitenlandse interesse. Dit geeft alle reden, zou je zeggen, om vandaag, net als altijd, op een mooie match te rekenen. Maar de grote vraag is: blijft Balkenende IV spelen of verdwijnt het team, net als zijn drie voorgangers, binnenkort vroegtijdig uit de competitie, omdat het spelconcept niet meer bij deze crisistijd blijkt te passen?

Vorig jaar, toen de crisis zich aankondigde, beloofde de premier hier in deze Kamer een groot debat over een ingrijpende herordening. Minder individualisme en meer samen spelen was toen zijn nieuwe spelconcept. Deelt de minister-president onze observatie dat daar weinig van terecht gekomen is? Is Balkenende IV niet vooral een aaneenschakeling van foute passes, mislukte tackles, weinig goals en de bal de tribune in om tijd te rekken? Het onderling vertrouwen van de spelers lijkt zoek. Er wordt bovendien zoveel gelekt over onrust in het team, dat de aanvoerder van "verrotting" spreekt. Ziet de premier met ons dat door zoveel gedoe en zo weinig prestaties het vertrouwen van de supporters zienderogen zakt?

Volgens ons is de hamvraag: hebben we nog wel een regering die regeert in de zin van vooruitzien? Of heeft dit kabinet vooruitzien vervangen door vooruitschuiven? Wie midden in crisistijd komt met het voorstel om negentien commissies negentien rapporten te laten schrijven waarover we ergens volgend jaar verder kunnen praten, wekt op zijn minst die verdenking. Iedereen weet dat we in Nederland commissies instellen om keuzes uit te stellen en om kwesties te depolitiseren en te pacificeren. Tijdrekken om de raadsverkiezingen van maart te halen, hoor je wel zeggen. Maar ik neem toch aan dat de minister-president het met ons eens is dat dit kabinet maar met één ding bezig hoort te zijn: hoe overwinnen we deze crisis? De Tweede Kamer onderzoekt momenteel hoe we ooit in deze crisis kwamen en dat is belangrijk, maar wij vragen ons ernstig af of er wel een begin van overeenstemming in het kabinet is over de vraag hoe we ooit uit deze crisis raken.

Stukje bij beetje krijgen we zicht op de diepte van de crisis en de hoogte van de puinhopen die twintig jaar normloos, ongeremd kapitalisme hebben opgeleverd. Dit zeg ik ook maar even tegen collega Rosenthal. Wereldwijd is het een slagveld. Het IMF denkt dat de rekening van de crisis oploopt tot 8 biljoen. Dat is een acht met twaalf nullen. Omgerekend in mensenlevens zeggen internationale organisaties dat de crisis 200.000 tot 400.000 zuigelingen het leven zal kunnen kosten. De crisis is een wereldwijde massamoordenaar. Laten we dat gruwelijke gegeven niet vergeten. De crisis kost naast mensenlevens banen, gigantisch veel banen. Volgens de OESO raken door de crisis 25 miljoen mensen wereldwijd hun werk kwijt, volgens de lnternationale Arbeidsorganisatie zelfs 35 miljoen. Geen werk betekent in grote delen van de wereld: geen eten. En dus: nog meer armoede, nog meer ondervoeding, nog meer doden. In Nederland ga je gelukkig niet dood als je je baan verliest. Vergeleken met de rest van de wereld treffen we het hier. Daar moeten we blij mee zijn. Maar je baan verliezen blijft ook bij ons vaak een ramp, daarover zal de minister-president het met ons eens zijn. Volgens het Centraal Planbureau zit volgend jaar één op de twaalf werknemers in ons land zonder baan. Dat zijn 600.000 mensen. Als die het moeten doen met 30% minder inkomen, terwijl hun lasten niet dalen, betekent dat, zo vraag ik de regering, toch geheid problemen met het ophoesten van de huur, het aflossen van de hypotheek en het opvoeden van de kinderen? Is de regering het met ons eens dat de crisiswerkloosheid de mensen met de laagste inkomens en de minste schuld aan de crisis het hardst treft: jongeren, migranten, vrouwen, laaggeschoolden en mensen met een handicap? Op welke hulp mogen zij rekenen? We gaan toch niet de armen van nu de crisis van de rijken laten betalen?

De ondercuratelestelling van de DSB is voorlopig het laatste bewijs hoe ziek de financiële wereld in ons land is. Begin dit jaar waarschuwden onze partijgenoten aan de overkant al voor de koppelverkooppraktijken van Dirk Scheringa, waarover we Gerrit Zalm nooit gehoord hebben. Dat is een vreemde zaak. Hoe kan het dat De Nederlandsche Bank vorige week nog geruststellend over de DSB sprak? Het lijkt erop dat effectief toezicht op de bankwereld nog steeds ontbreekt en dat de minister van Financiën veelal achter de feiten aanloopt, hoe hard hij ook loopt.

De heer Werner (CDA):

Ik wilde toch even aan de heer Kox vragen of hij zijn stelling dat rijken niet door de crisis zijn geraakt en dat de armen allemaal de zwaarste klappen hebben gekregen, enigszins kan onderbouwen.

De heer Kox (SP):

Dat is bijna een impertinente vraag. Ik geef aan dat internationale organisaties zeggen dat 400.000 zuigelingen hun tweede jaar niet zullen halen, omdat zij dood zullen gaan aan de gevolgen van de rotzooi, als ik dat woord wel mag gebruiken, die onze economie aangericht heeft. Als we 35 miljoen extra werklozen in de Derde Wereld krijgen, waar niet werken betekent: niet eten, dan is dat nogal een prijs. Als je 10 mln. hebt, mijnheer Werner, en je verliest er de helft van, dan ben je nog steeds schathemeltje rijk. Laten we nu dus alstublieft niet aankomen met de stelling dat de rijken ook wel een deeltje van de crisis hebben betaald. Het schandalige is juist – dit hoor je als je hier buiten het gebouw komt – dat rijken de crisis veroorzaken, armen die betalen en de rijken rondlopen alsof er niets aan de hand is.

De heer Noten (PvdA):

Ik zou het iets genuanceerder brengen, maar met de kern van dit betoog ben ik het wel eens. Dat betekent dus ook dat de heer Kox internationale solidariteit hoog in zijn vaandel houdt en dat hij vindt dat dit land zich niet kan terugtrekken uit projecten die in het kader van internationale solidariteit soms ook ons belastinggeld kosten, of niet?

De heer Kox (SP):

Ik ben het er erg mee eens. Kijk, wij moeten blij zijn dat wij belasting kunnen betalen. Ik zal verder in mijn betoog nog op het maffe verschijnsel komen dat een hele hoop landen geen fatsoenlijk belastingstelsel mogen ontwikkelen – wij hebben hier daarover een symposium gehouden – omdat multinationals en grote westerse landen dat niet goed vinden. Als je rijkdom hebt en je kunt bijdragen aan de vermindering van de armoede van anderen, is dat natuurlijk een zaak van internationale solidariteit. Ik geloof niet dat iemand van deze Kamer daar op tegen is. Collega Rosenthal?

De heer Noten (PvdA):

Die laatste zin had u echt niet moeten uitspreken, want de voorstellen in de tegenbegrotingen van een aantal partijen van deze Kamer om bijvoorbeeld direct te bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking, zijn fenomenaal. Die gaat naar nul. Er zijn mensen die vinden dat wij vooral niet solidair moeten zijn in tijden dat wij zelfs eens wat minder beleg op onze boterham hebben.

De heer Kox (SP):

Ik vond het net zo plezierig om hier te merken dat de onzin over ontwikkelingssamenwerking die onze collega Boekestijn aan de overkant van het Binnenhof debiteert, niet herhaald werd door collega Rosenthal. Die is natuurlijk veel slimmer dan Boekestijn. Zolang hij hier niet zegt dat hij de onzinnige plannen van Boekestijn overneemt, ga ik ervan uit dat hij dat niet doet.

De heer Rosenthal (VVD):

Voorzitter. Het woord "onzinnig" neem ik in dat verband niet in de mond. Ik adviseer de heer Kox om eens kennis te nemen van het prachtige werk van mevrouw Moyo over Dead Aid. Het is erg goed om te lezen.

De heer Kox (SP):

Daarom heb ik het ook gelezen. In de trant van Berlusconi zou je kunnen zeggen dat mevrouw Moyo mooier dan slimmer is. Nu is dat een seksistische opmerking, dus die zal ik niet maken, maar ik word niet vrolijk van dat boek als ik het lees. Ik vind het vreemd dat het zo omarmd wordt als een bewijs dat ontwikkelingssamenwerking eigenlijk een dood paard is waaraan niet moet worden getrokken. Ik heb het boek met veel belangstelling gelezen en het is ook zeer de moeite waard – er verschijnen veel interessante boeken – maar ook dat vind ik een onzinnig boek in de zin dat ik wat daarin staat niet zinnig vind. Daar raken collega Boekestijn en mevrouw Moyo elkaar erg dicht. Is dat voldoende, mijnheer Rosenthal?

De voorzitter:

De heer Kox vervolgt zijn betoog.

De heer Kox (SP):

Ik was aan het vertellen dat hoe hard de minister van Financiën ook loopt als het gaat om toezicht op banken, dat hij veelal achter de feiten aan loopt. Dat geldt naar de mening van mijn fractie evenzeer voor het paal en perk stellen aan alle schandalige vormen van zelfverrijking. Eigenlijk gebeurt er volgens mijn fractie niks. Kom op, regering, maak onderhand eens een einde aan die zieke bonuscultuur. Ik zeg dit nu samen met collega Werner. Maximeer de topinkomens. Den Uyl vond vijf keer het laagste inkomen zat; nu is de Balkenendenorm al tien keer zo hoog! En dan is onze premier nog maar een arme sloeber vergeleken met de echte grote jongens. Onze collega's Schuurman en Noten hadden een goed plan: een tijdelijke crisisbelasting op topinkomens boven de Balkenendenorm. De regering toonde echter weinig trek. Zo'n belasting zou procyclisch werken. Kan de premier ons dat eens uitleggen, rekening houdend met de verschillende consumptiequota van lagere inkomens en topinkomens? Zou een uitgestelde crisisbelasting dan wel juist zijn bij de eerstvolgende hoogconjunctuur? Of zegt het kabinet eigenlijk gewoon in antwoord op de voorstellen van de collega's Noten en Schuurman: dat doen wij nu niet, dat doen wij dan niet, dat doen wij nooit?

Nu twintig jaar na de val van het communisme van het oosten ook het kapitalisme in het westen onderuit is gegaan, zijn we wereldwijd toe aan nieuwe sociale en economische verhoudingen. Heel veel mensen zijn het daarmee eens. Laten we die kans grijpen. Als we werkelijk beter uit deze crisis willen komen, moeten we nu stevig van koers veranderen. Dat kost tijd – samenlevingen zijn net oceaanstomers – maar sommige dingen kunnen best wel snel. Laten we bijvoorbeeld het ontslaan van blunderende bedrijfsbestuurders en falende commissarissen gemakkelijker maken. Dat lijkt me iets voor minister Donner; die heeft wat met ontslagrecht. Laten we een einde maken aan de contracten op basis waarvan brutale bankiers bij de rechters gouden handdrukken opeisen. Laat de minister van Justitie de wet zo wijzigen dat bankiers en bestuurders die de boel belazeren, geen handdrukken mee krijgen, maar dat zij handboeien om krijgen.

Laten we de huidige crisis vooral ook gebruiken om een einde te maken aan de bizarre dominantie van shareholders over alle andere stakeholders in onze ondernemingen. Daarom vroeg ik daarover door aan collega Werner. Ik denk dat we het daar nu over eens zijn. Juist daarmee hebben wij de kat op het spek gebonden. Om te beginnen zouden we de raad van commissarissen van grotere vennootschappen voortaan ten minste voor de helft kunnen laten kiezen door de werknemers, een keer per vier jaar. Als onze burgers in staat zijn om een parlement te kiezen, dan moeten ze ook in staat zijn om commissarissen voor een bedrijf te kiezen. En laten we vervolgens alle wetten die de aandeelhouders de afgelopen jaren vrij spel gegeven hebben tegen het licht houden en waar nodig aanpassen.

Ziet de regering deze voorstellen zitten? Je zou dat toch mogen verwachten. De regering schrijft zelf in de Miljoenennota dat wij toe zijn aan een fundamentele heroverweging. De regering onderkent dat de financiële crisis ook een morele crisis is. Hebzucht, zo zegt de Miljoenennota, wordt inmiddels zelfs door bankiers als een van de belangrijkste oorzaken van de crisis gezien. Willen wij een antwoord op de crisis vinden, dan hebben wij nieuw beleid nodig. Dat zou – zo zegt de regering – zich moeten kenmerken door matiging, dienstbaarheid, solidariteit, duurzaamheid en gemeenschapszin. Voor een SP'er lijkt het alsof er uit ons beginselprogramma wordt voorgelezen. En precies daarom valt het ons zo tegen dat de regering in deze begroting geen echte keuzes durft te maken. Het kabinet gaat op zijn handen zitten.

Op één ding na: de regering neemt liefst nog deze week de gepensioneerden van straks – de jongeren van nu dus – twee jaar AOW af. Wat een raar plan: ongewenst onzinnig en onnodig. Logisch dat zo veel mensen daartegen zijn. Ze snappen niet dat regering en werkgevers niet in staat zijn om hen tot hun 65ste te laten werken, maar zij willen hen wél laten doorwerken na hun 65ste.

Ik was vorige week in Venlo om met de FNV te demonstreren voor de fabriek van Océ, waar kort daarvoor 60 mensen was verteld dat ze via een ouderenregeling zouden moeten vertrekken. In Venlo – waar Geert Wilders overigens in geen velden of wegen te bekennen viel – waren ze nog bozer op Bos dan op Balkenende. Ze wisten nog hoe Wouter Bos met hen demonstreerde tegen de afbraak van vut en prepensioen. "Vind je het gek dat we niet meer op hem stemmen?", zeiden ze in Venlo. Ik niet. Maar eerlijk is eerlijk: ook Rouvoet en Balkenende beloofden hun kiezers dat ze niet aan de AOW zouden komen en doen dat nu toch. Dus ook bij hen mag het rode kruisje voor hun naam op het kiesformulier vervangen worden door een zwart kruisje op het voorhoofd.

De heer Noten (PvdA):

Voordat er sprake is van geschiedvervalsing het volgende. Volgens mij heeft de heer Bos in zijn functie van staatssecretaris zijn handtekening gezet onder het wetsvoorstel waarmee het prepensioen op termijn onmogelijk werd gemaakt. Dat was absoluut voor de vorige verkiezingen. Het was zelfs nog een aantal verkiezingen daarvoor. Wij moeten even precies zijn. De heer Kox heeft gelijk als het gaat om de verhoging van de leeftijd van de AOW. Dat stond niet in ons verkiezingsprogramma. Misschien kan hij zich wel herinneren dat in ieder geval door de PvdA de discussie over de AOW voor de vorige verkiezingen is gestart. Het ging toen over de verbreding van het draagvlak en de fiscalisering. Dat heeft ons overigens electoraal heel veel windeieren gelegd.

De heer Kox (SP):

Ik droom er nog wel eens van: Wouter Bos doet op een podium de polonaise met Femke Halsema, Jan Marijnissen en de voorzitters van de drie grote vakcentrales. Dat was in 2004 op de Coolsingel. Van de Coolsingel gingen we – want ik was er steeds bij – naar het Museumplein om daar met zo'n 400.000 man te protesteren tegen de aanslagen op vut en prepensioen. Daar was Wouter Bos bij. Ik was ook heel blij dat hij erbij was. Het grote probleem voor de PvdA op dit moment is dat iedereen die normaal gesproken op haar zou stemmen, zegt: waarom doen jullie dat nou? De heer Noten kan wel zeggen dat de PvdA de discussie heeft aangezwengeld, maar in het verkiezingsprogramma van de PvdA stond: wij blijven af van de AOW. Wat maakt het nou zo moeilijk om te doen wat je beloofd hebt, zonder de kiezers daar tevoren over te laten praten? Als de PvdA wat meer bij haar verkiezingsprogramma zou blijven, dan zouden de kiezers ook veel meer bij die partij blijven.

De heer Thissen (GroenLinks):

Ik kom uit een provincie waarin wij gewend zijn om vaak de polonaise te dansen. Daarna pakken wij echter weer het gewone leven op. Dan ga je weer nadenken over nieuwe fenomenen en probeer je daar reacties op te formuleren. Ik ben heel erg blij dat wij die polonaise hebben meegemaakt. Twee deelnemers daaraan zijn doorgegaan met nadenken om een antwoord te vinden op de vraag hoe wij met nieuwe fenomenen moeten omgaan. Mijnheer Kox, ik moet echter constateren dat u nog steeds zit op de roze wolk van serpentines en "als de sterren daarboven stralen", en dat u niet nadenkt over wat wij met de verzorgingsstaat moeten doen.

De heer Kox (SP):

Ik noemde GroenLinks niet in de opsomming van partijen die hun kiezers onwaarheden vertellen. Belazerd hebben, noem ik het maar als het over dit soort zaken gaat. GroenLinks wilde altijd iets doen aan de grens van 65 jaar. De PvdA wilde dat echter niet. Ik moet nu van GroenLinks horen dat het fijn is dat de PvdA haar belofte aan de kiezers gebroken heeft, en dat vind ik wel erg vreemd.

De heer Noten (PvdA):

Volgens mij heb ik heel duidelijk geformuleerd dat in ons verkiezingsprogramma stond dat wij wilden vasthouden aan 65 jaar voor de AOW. Daar stond echter ook bij dat wij een draagvlakprobleem voorzagen en dat er een andere financiering moest komen. Er stond ook dat wij op termijn een probleem zouden krijgen met het aanbod op de arbeidsmarkt. Die teksten kan de heer Kox allemaal teruglezen. Daar loop ik niet voor weg.

Ik probeer aan te geven – daarin volg ik de heer Thissen – dat je op een bepaald moment door de omstandigheden gedwongen wordt om te blijven nadenken over de beste antwoorden op de vragen die een crisis stelt. Het woord "belazeren" hoort daar naar mijn persoonlijke opvatting niet bij.

De heer Thissen (GroenLinks):

Op het moment dat de polder nog niet onder water was gezet, was zelfs mevrouw Jongerius bereid om te morrelen aan die 65 jaar als betonnen dogma. Ze was bereid om daar met de werkgeversorganisaties iets aan te doen tot aan het ultieme moment dat de nacht richting 1 oktober zou vlieden. Dat zij daar nu anders in staat en af en toe rare bondgenootschappen wil sluiten – waar zij gelukkig weer van teruggefloten is – doet er niets aan af dat ook de FNV wil nadenken over een manier om de verzorgingsstaat voor alle mensen betaalbaar en werkbaar te houden. Daarvoor moet je van je betonnen dogma's af. Is de heer Kox bereid om hier samen met ons over na te denken? Betonnen dogma's klinken alleen maar behoudzuchtig en daarmee maak je een systeem niet werkbaar voor de mensen van morgen en overmorgen.

De heer Kox (SP):

Als ik iemand van GroenLinks sociale verworvenheden als betonnen dogma's hoor betitelen, dan vraag ik mij af wat er met die vereniging waar ik zo veel goede vrienden heb, is gebeurd. Ik spreek de PvdA aan op de korte samenvatting van haar verkiezingsprogramma: 65 blijft 65. Dat staat nog steeds in de krant van onze partij, maar dat stond ook in het verkiezingsprogramma van de PvdA. Het lijkt mij heel verstandig om na te denken over het betaalbaar houden van de AOW. Maar in het zojuist verschenen rapport van het wetenschappelijk bureau van de SP staat: de huidige voorstellen zijn ongewenst, onnodig en onzinnig. Dat zeggen wij niet alleen, maar ook erg veel deskundigen.

Mijn punt was: waarom doen partijen zulke expliciete beloften over een zo belangrijk recht, terwijl zij tussentijds op dat punt gaan draaien? Die vraag zou je kunnen koppelen aan het feit dat de kiezers zo weinig vertrouwen hebben in de politiek.

De heer Noten (PvdA):

Ik begrijp uw betoog, maar ik vind het erg irreëel. In ons verkiezingsprogramma stond dat wij – dat stond trouwens ook in het regeerakkoord – als het tekort zou lopen tot meer dan 2% extra zouden bezuinigen. Dat heeft deze regering niet gedaan. U beschuldigt deze regering nu dus van het belazeren van het volk omdat zij geen extra bezuinigingen heeft doorgevoerd. Zij had geen 1, geen 2, maar 12 mld. moeten bezuinigen. Dat zegt u in feite. Als de regering dat niet doet, dan belazert zij het volk. Een jaar geleden was deze crisis nog niet bekend, maar nu wel. Gegeven de veranderde omstandigheden moet je bereid zijn om opnieuw te kijken, zowel naar je verkiezingsprogramma als naar de regeringsafspraken. Als je daar niet toe bereid bent, dan zou het kunnen zijn dat je het volk dan wel niet belazert, maar toch wel ernstig voor de gek houdt.

De heer Kox (SP):

Dan zijn wij waar ik wilde zijn. De PvdA zegt nu dat wij op de AOW gaan bezuinigen, niet vanwege de vergrijzingsproblematiek, maar vanwege de crisis. Eén ding is zeker en dat is dat deze bezuiniging helemaal niets afdoet aan de crisis die wij hebben. Helemaal niets, mijnheer Noten. U zei nu wat ik dacht dat u zou zeggen, namelijk dat wij op de AOW gaan bezuinigen om de schatkist van collega Bos een beetje te vullen. Dat is niet het geval. Dat heeft de heer Bos ook niet gezegd. Het ging over de vergrijzing, maar nu koppelt u de verhoging van de AOW-leeftijd aan het crisisprogramma. Dat is een grote fout en dat begrijpen de mensen buiten dit gebouw ontzettend goed. Daarom gaat het ook niet goed met de vereniging.

De heer Noten (PvdA):

Even feitelijk. Ik probeerde aan te geven dat je, gegeven de veranderde omstandigheden, bereid moet zijn om beleidskeuzes bij te stellen. Als je daar niet toe bereid bent, ben je geen knip voor de neus waard.

De voorzitter:

De heer Kox vervolgt zijn betoog.

De heer Kox (SP):

Ons advies aan de regering: handen af van de AOW en steek ze uit de mouwen om echte maatregelen tegen de crisis te nemen. Ga nadenken over de vraag hoe wij de democratische controle op onze economie wezenlijk verbeteren en daardoor de risico's op herhaling van wat ons nu overkomt, drastisch verkleinen. Iedereen moet nu toch zien dat daar de hoofdoorzaak van de crisis zit? Het comité dat zojuist de Nobelprijs voor economie heeft toegekend, heeft dat ook onderkend. En laten we ondertussen zo veel mogelijk mensen aan het werk zien te houden, in de zorg, bij de politie, in de bouw en in duurzaamheid. Laat huizen bouwen, renoveren en isoleren. Ga investeren in de fysieke en sociale infrastructuur van buurten en wijken. Dat is immers de schaal van de toekomst. Zorg dat mensen daar fatsoenlijk kunnen samenleven en niet tegen elkaar worden opgezet. Laat jongeren niet zonder baan komen, zeker nu niet. Stop meer geld in het vmbo. Eis meer stageplaatsen in het bedrijfsleven. Zet meer onderwijzers in. Zet gevangenispersoneel aan het werk in plaats van op straat. Richt een nationale investeringsbank op. Zorg dat het midden- en kleinbedrijf nieuwe initiatieven ook kan financieren. Zorg dat de binnenschippers niet massaal kopje onder gaan door de crisis.

Over kopje onder: deze Kamer heeft bijna Kamerbreed gezegd dat de Hedwigepolder niet onder water mag komen. Als het kabinet dat toch wil doen, heeft het niet alleen in Zeeland, maar ook in deze Kamer er nog een groot probleem bij. In de woorden van collega Van den Berg destijds: een groot probleem. Als de Van den Berg een groot probleem zegt, dan bedoelt hij ook echt een groot probleem. Ik ben benieuwd of de regering op dit punt nog met iets komt nu deze Kamer met zo veel nadruk tegenover het kabinet staat.

Regering, help beter onze boerenstand het hoofd boven water te houden. Zorg dat onze boeren ook als terreinbeheerder beloond worden. En doe iets aan het opkopen van boerenland door speculanten die rustig wachten tot de bebouwde kom dichterbij komt.

Dit zijn allemaal plannen van mijn fractie – dit voor degenen die denken dat de SP alleen maar overal op tegen is – die zouden passen in een beleid dat probeert te voorkomen dat de samenleving in crisistijd verder verbrokkelt. Maar de regering komt er niet mee. Ten onrechte wekt de regering de indruk dat zij in haar daadkracht belemmerd wordt door burgers die dwarsliggen en hun rechten misbruiken. Dat bevalt ons niet erg. We maken ons in dat verband zorgen over de spoedwet wegverbreding, de versoepelde verplichting tot milieueffectrapportages en de ondoorzichtige luchtkwaliteitseisen van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. We zien met zorg de neiging tot het inperken van het belanghebbendenbegrip en het verruimen van vergunningvrij opereren in het kader van de Natuurbeschermingswet en de nog in behandeling zijnde Wabo. En straks wellicht de bestuurlijke lus, die snel kan rechtbreien wat krom was. En waarom wordt de Crisis- en herstelwet met gang door beide Kamers gejaagd, terwijl de Raad van State er gehakt van heeft gemaakt? Grijpt die wet niet te diep in de rechten van burgers en leidt zo'n wet wel echt tot de gewenste versnelling? En is deze wet niet hét voorbeeld van een onsamenhangend allegaartje waar deze Kamer een broertje dood aan heeft?

De crisis die de wereld treft, dwingt overal tot herbezinning. We zijn blij met de nieuwe president van Amerika. Zijn tegenstanders noemen hem socialist, laten wij dat als een compliment zien. President Obama lijkt in ieder geval oog te hebben voor de noodzaak van veranderingen in de sociaaleconomische ordening van zijn land en van de wereld. Hij zegt af te willen van het normloze kapitalisme. Dan moet hij toch eens een keer met de heer Rosenthal praten. En hij begrijpt dat na acht jaar Bush de wereld een stuk gevaarlijker geworden is en dat dat moet veranderen. Hij pleit voor een kernwapenvrije wereld en betere verhoudingen met andere grootmachten. Hij wil meer samenwerking op economisch gebied en begrijpt dat Amerika eindelijk zijn gigantische CO2-uitstoot moet beperken.

Het is misschien een beetje snel om hem daarvoor nu al de Nobelprijs voor de vrede te geven. Misschien was een optie op de prijs beter geweest. Maar laten we niet cynisch doen. Wij zouden liever zien dat onze regering gebruikmaakt van de veranderde opstelling van de Verenigde Staten. Laten we ons aansluiten bij Obama's oproep om de kernwapens de wereld uit te helpen, en daarom de Amerikaanse kernbommen op VoIkeI nu rap retour sturen. En als deze president van Amerika na alle oorlog vrede en rechtvaardigheid wil, steun die ommekeer dan en blaas de bestelling van bommenwerpers af, waar toch al geen vijand voor te vinden was.

En als Amerika zich weer het lot van de rest van de wereld wil aantrekken, laat ons land dan mee voorop gaan lopen met voorstellen die een einde maken aan illegale belastingontduiking en legale "tax planning" door multinationals, iets wat de arme landen nu naar schatting 160 mld. per jaar kost en dat is meer dan de totale officiële ontwikkelingshulp. Wij hebben hierover een buitengewoon interessant symposium gehad. Staatssecretaris De Jager was erbij. En laat de regering bij wijze van voorbeeld, na de paar brievenbusfirma's op paleis Noordeinde, nu ook die duizenden andere brievenbussen aan de Keizersgracht en omgeving in Amsterdam op slot doen, die door multinationals worden misbruikt als tussenschakel bij hun belastingvlucht.

Als we een vreedzamere wereld willen, dan moet de oorlog in Afghanistan stoppen. Laten we hopen dat president Obama ook dat gaat inzien. Onze oproep blijft: haal onze soldaten zo snel mogelijk terug. Haal ze uit dat moeras. We hebben al veel te veel dode en gewonde militairen – en Afghaanse burgers – te betreuren. In Afghanistan verliezen we de "hearts and minds" van de bevolking. Dat zeggen wij al jaren, maar hoge militairen zeggen het nu ook. Wij zeggen ook al een tijd dat je per definitie vrede sluit met je vijanden. Nu zegt de Britse minister voor Buitenlandse Zaken dat ook en wil hij onderhandelen met de Taliban. Onze regering zou er wijs aan doen om dat pleidooi te steunen, ook in haar contacten met de Amerikaanse regering. Dat is slimmer dan het onderlinge geruzie over het sturen van soldaten na 2010.

Een veiliger wereld vraagt om een nieuwe plaatsbepaling van de NAVO in een mondiale veiligheidsarchitectuur. Jaap de Hoop Scheffer riep op tot een brede discussie daarover, maar van minister Verhagen horen we niets. Tip voor de minister: wij houden op 23 oktober in deze Kamer een symposium over de toekomst van de NAVO. Misschien kan de minister komen luisteren? De tijd dringt. De NAVO wil komend voorjaar een nieuw strategisch concept vaststellen. Wij hebben daar nog niet over gesproken. Dat vraagt ook om normalisering van de relaties met Rusland. Maar ook daar horen we minister Verhagen niet over, en evenmin over maatregelen tegen Israël na het rapport-Goldstone over oorlogsmisdaden van Israël. De naam van de minister horen we de laatste tijd wel vaak in een ander verband. Maar zullen we wedden: een minister die zó langzaam loopt, haalt het Torentje nooit.

De voorzitter:

Wilt u afronden? U bent 17 minuten aan het woord geweest.

De heer Kox (SP):

Mijn klok staat op 15.10 minuten.

Vanwege "Irak" had de regering al "geel" van deze Kamer. Maar pas toen we hier onze eerste parlementaire enquête ooit overwogen, kwam het kabinet met de commissie-Davids. Die vraagt nu meer tijd, wegens nieuwe informatie en nieuwe bronnen. Oké, maar dat betekent dan ook dat de bewering van de premier dat álles al bekend was, nu in de prullenbak kan. Graag een reactie.

Wie weet, gaat het Verdrag van Lissabon binnenkort in. Dan vervalt het smoesje dat het in Europa niet loopt omdat de structuur niet op orde is. We zijn benieuwd of de nieuwe Europese Commissie ophoudt of doorgaat met ons op te zadelen met richtlijnen waar niemand op zit te wachten. Dat vinden we interessanter dan wie Europees commissaris wordt. En gaat de regering nu stoppen met het plaatsen van ongewenste nationale koppen op Europese richtlijnen? Ik noem maar wat: slimme meters, paspoorten, bewaartermijnen, dan voelt de minister-president wel wat ik bedoel. Ze kwamen geen van alle ongeschonden door deze Kamer.

De toekomst is onvoorspelbaar, zegt de Miljoenennota. Nu was dat altijd al zo, maar wij begrijpen de grote zorgen van de regering. Die onderschrijven wij. Iedere regering die zich geconfronteerd zou zien met een wereldwijde samenloop van financiële, economische. ecologische en morele crises, zou het zwaar te halen hebben. Mijn fractie twijfelt niet aan de goede bedoelingen, de integriteit of de inzet van het kabinet. Maar wij kunnen onze ogen niet sluiten voor het kennelijke onvermogen van dit kabinet om snel met goede plannen te komen. We wachten in deze Kamer al een jaar op een echt crisis- en veranderingsplan en we hebben weinig zin, nog eens een halfjaar te wachten. Als het zo is dat tegenstellingen in de regering een daadkrachtig beleid belemmeren, dan is de regering uitgeregeerd. Dat kan gebeuren, maar laten we dat dan vaststellen. Minister-president, uw eigen Miljoenennota zegt in het voorwoord: "Niets doen is geen optie." Ik ben het daar zeer mee eens. Dus kabinet, treed op of treed af.

Voorzitter. Uit het feit dat u mij tussentijds niet afgefloten hebt, meen ik te mogen afleiden dat ik geprobeerd heb, op de bal en niet op de man te spelen. Ik hoop dat dit straks in de reactie van het kabinet ook het geval is, als de minister-president laat zien hoe hij onze schoten op het doel van Balkenende IV probeert te pareren. Ik ben benieuwd hoe de verdediging staat. Ik zie uit naar de counters van het kabinet. Dat zien wij straks na de rust en de thee als de premier aan de bal komt. Om te voorkomen dat hij hier niet goed ingespeeld is en niet goed in vorm is, heb ik een cadeautje waardoor hij in de rust met zijn twee vicepremiers kan oefenen, zodat zijn balvastheid op het hoogst mogelijke niveau is als hij straks namens het kabinet aantreedt.

(De heer Kox legt een bal op de regeringstafel.)

De voorzitter:

Iedereen heeft de bal gezien. Ik vraag de bode om de bal van het speelveld te verwijderen.

De heer Noten (PvdA):

Zo te zien is die bal van niet-duurzaam plastic.

Mijnheer de voorzitter. De algemene politieke beschouwingen aan de overzijde, enkele weken geleden, waren op zijn minst heftig te noemen. De regering kreeg er ongenadig van langs. Visieloosheid, alles voor zich uit schuiven, duiken voor verantwoordelijkheid: er werd schande van gesproken. De vertoning aan de overzijde bij de algemene politieke beschouwingen was "een premier onwaardig", zo kopte de krant, "minachting voor het parlement", zo lees ik. Voorzitter. Zijn dat soort teksten en dat soort heftigheid nu erg? Op zichzelf niet, natuurlijk. Van de oppositie mag een stevig tegengeluid worden verwacht. Het zou van de leden van mijn fractie minder persoonlijk hebben gemogen en misschien zelfs wat respectvoller, maar goed, elk vogeltje zingt nu eenmaal zoals hij of zij gebekt is. Het is niet anders.

Maar wat ons wel heeft verbaasd, is dat de regering, in ieder geval in onze ogen, haar beleid, zo uiterst "terughoudend" heeft gepresenteerd en op zulk een "bescheiden" wijze heeft verdedigd. Dat is onterecht en ook misplaatst, misschien zelfs politiek riskant. Want het moge dan zo zijn dat deze regering op dit moment niet met grootse en meeslepende bezuinigingen komt, maar iedere econoom kan uitleggen waarom dat ook het enige verstandige is. Ten minste, als je de voorzichtig aantrekkende economie niet op voorhand al om zeep wilt helpen en nog meer banen wilt vernietigen dan er nu al op het spel staan. En natuurlijk, op termijn moeten die overheidsuitgaven op orde komen, maar je kunt toch onmogelijk volhouden dat deze regering met het ter discussie stellen van de AOW wegloopt voor moeilijke keuzes en ook wegloopt voor electorale confrontaties.

Er is ook nog een andere kant aan dit verhaal. Want als de leden van mijn fractie zich proberen voor te stellen dat het echt gaat gebeuren, dat we dit regeringsbeleid overboord gooien en dat de optelsom van de begrotingsvoorstellen van deze oppositie werkelijkheid gaat worden, dan slaat ons de schrik om het hart. Een VVD die er 36.000 ambtenaren uitgooit. Zo veel ambtenaren schijnen er nutteloos werk te verrichten, zo lees ik in de tegenbegroting van de VVD. De heer Rosenthal heeft het over een kabinet in de parkeerstand. Bij een openstaande brug is dat ook het meest verstandige wat je kunt doen. De tegenbegroting van de VVD is de meest rabiate begroting die wij ooit hebben gezien. Zij is van een hardheid die godzijdank zeldzaam is. 28 mld. wordt er bezuinigd op milieu, huurtoeslag, op jeugd, op integratie, op deeltijd-WW en op het basispakket zorg. De kloof tussen arm en rijk moet blijkbaar groter. Het effect op de economie is aantoonbaar desastreus. Mochten we het geluk hebben dat de productie de komende tijd weer een beetje aantrekt, dan weet de VVD dat met deze bezuinigingen op een formidabele wijze om zeep te helpen. Als het gaat om het effect op de werkgelegenheid is de beoordeling van het Centraal Planbureau vernietigend. Zeven keer scoort de VVD met haar tegenbegroting negatief met een nul als hoogste cijfer. Daarmee is de VVD topscorer banenvernietiger, met alle respect en collegialiteit, overigens op de hielen gevolgd door D66. Ook die komt helaas nergens hoger dan een nul.

De heer Thissen (GroenLinks):

Nu u toch als een volleerd tv-presentator bezig bent met Ranking the Stars, kunnen wij dan ook de andere uitslagen vernemen? Ik ben vooral benieuwd naar de positie van uw eigen partij.

De heer Noten (PvdA):

Daar kom ik nog aan toe. Wij hadden overigens geen tegenbegroting, maar daar heeft u misschien begrip voor.

De heer Thissen (GroenLinks):

In het kader van het dualisme snap ik daar geen barst van.

De heer Noten (PvdA):

Ik kom nog terug op de begroting van de regering. Het lijkt mij goed om ook even te wijzen op de onzin die elders wordt verspreid. Nu ja, "onzin", laat ik een andere term gebruiken. Ik kies voor andere zienswijzen.

Maar het meest schandelijk bij de VVD is niet het voorstel om de successierechten af te schaffen; een voorstel waarbij jaarlijks 1,7 mld. wordt gegeven aan de 5% Nederlanders die bijna 50% van het nationale vermogen bezit, en dat in tijden van een crisis. Nee, het meest schandelijke in de ogen van mijn fractie is het voorstel om de loon- en inkomstenbelasting te verlagen. Hoe opportunistisch durf je te zijn? Terwijl je weet dat de koopkracht van hen die een baan hebben, dat die koopkracht echt het probleem niet is. Sterker nog, de mensen met werk hebben de afgelopen jaren niks te klagen gehad. Ze zijn er zelfs op vooruitgegaan. Het gaat om de mensen die hun baan verliezen.

Zo bont als de VVD maken anderen het gelukkig niet. Maar hoewel wij de tegenbegroting van de SP en GroenLinks sympathiek vinden, begrijpen we ook de daarin gemaakte keuzes niet, hoe goed bedoeld ook. Het begrotingstekort loopt verder op en daarmee wordt de rekening doorgeschoven naar onze kinderen en kleinkinderen. Solidariteit is voor onze fractie niet alleen maar iets in het hier en nu. Solidair ben je ook met komende generaties.

De heer Kox (SP):

Voorzitter ...

De heer Noten (PvdA):

Voorzitter. Bij de interrupties loopt mijn tijd door. Wilt u daar rekening mee houden?

De voorzitter:

De tijd is stopgezet.

De heer Kox (SP):

Het zou zonde zijn als de heer Noten te weinig tijd heeft om uit te leggen dat hij toch gelijk heeft.

De heer Noten prijst het kabinet omdat het, ondanks de tegenzittende conjunctuur, niet besloten heeft tot bezuinigingen. Daarover zijn wij het eens, maar daardoor loopt het begrotingstekort wel op. Als de SP en GroenLinks voorstellen doen die ook die consequentie hebben, waarom komen onze kinderen en kleinkinderen dan om de hoek kijken? Door de eerste maatregel, namelijk het wijze besluit om niet te bezuinigen, loopt het begrotingstekort nog meer op en dan hoor ik de heer Noten niet over kinderen en kleinkinderen. Ik was het erg eens met zijn oordeel over de voorstellen van de VVD, maar hij kan toch niet zeggen dat onze kinderen en kleinkinderen alleen door de voorstellen van SP en GroenLinks met iets worden opgezadeld? Hij moet een beetje sportief zijn.

De heer Noten (PvdA):

U krijgt plusjes van het CPB voor de effecten van uw voorstellen op de werkgelegenheid. Daar ben ik dankbaar voor, want dat is de komende jaren het meest wezenlijke wat ons te doen staat.

De heer Kox (SP):

Dat is een plus bovenop de voorstellen van het kabinet. Er komen extra mensen aan het werk.

De heer Noten (PvdA):

Nee, dat zijn dezelfde plusjes. Maar u krijgt plusjes en daar kunt u blij mee zijn. Neem die waardering in ontvangst. U krijgt plusjes omdat u kiest voor een beleid dat gericht is op het bevorderen van de werkgelegenheid in de komende jaren. Kiezen voor participatie en werkgelegenheid zijn juiste beleidsmatige keuzes. Ik en de leden van mijn fractie kunnen zich daarin vinden. Wij hebben echter het volgende probleem. U kiest ook voor lastenverlichting in de sfeer van de inkomstenbelasting. Die verlichting komt ten goede aan degenen die al een baan hebben. De vraag is of het de komende jaren nu echt gaat om het verbeteren van de koopkracht van degenen die een baan hebben of om de participatie van degenen die nu geen baan hebben. Met die keuze voor inkomensverbetering heb ik grote problemen. Daarmee wordt het overheidstekort extra verhoogd, maar voor wie en waarom?

De voorzitter:

Met het oog op de klok dring ik erop aan dat de leden kort en bondig interrumperen.

De heer Kox (SP):

Ik constateer dat collega Noten het kabinetsbeleid prijst omdat bepaalde bezuinigingen niet worden doorgezet, maar als de SP en GroenLinks voorstellen in dezelfde richting doen, haalt hij de kinderen en kleinkinderen van stal. Dat vind ik niet erg sportief.

De heer Noten (PvdA):

De extra lastenverlichting die u voorstelt, is naar ons idee onnodig.

De heer Koffeman (PvdD):

Collega Noten heeft het over rekeningen die bij kinderen en kleinkinderen worden neergelegd en over solidariteit met volgende generaties. Is het niet een beetje armoedig om die solidariteit alleen maar in termen van geld uit te drukken en direct te relateren aan het begrotingstekort? Wij nemen een voorschot op de gebruiksruimte van deze planeet. Wij gebruiken 30% meer dan de reproductiecapaciteit van de aarde. Wat gaat u daaraan doen? In 2040 zijn de oceanen leeggevist. Wat gaat u daaraan doen? In 2017 heeft 70% van de wereldbevolking geen toegang tot veilig drinkwater. Dit is niet in geld uit te drukken. Dat zijn waardes die veel belangrijker zijn. Daarover hoor ik de heer Noten tot nu toe te weinig. Ook in het kabinet hoor ik de PvdA te weinig over het uitgangspunt dat wij onze kinderen en kleinkinderen niet mogen opzadelen met tekorten van het kostbaarste wat wij hebben en die bepalend zijn voor onze overlevingscapaciteit.

De heer Noten (PvdA):

Mijnheer Koffeman, ik kom daar nog op terug. Ik ben dat overigens met u eens. Ik kom in bevestigende zin terug op uw analyse.

Toch is koopkracht is het probleem niet. Niet de koopkracht, maar de koopdurf is het probleem. Of andersom geformuleerd: het probleem is de angst om te consumeren. En die angst die is er omdat mensen bang zijn om hun werk kwijt te raken. Daar gaat het volgens ons om: vertrouwen en werk. De leden van mijn fractie begrijpen dus niet – ik kijk nu naar de regering – waarom dit kabinet zich al die verwijten over gebrek aan visie, vooruitschuifgedrag en besluiteloosheid laat aanleunen. Denkt het nu werkelijk dat het door netjes achter die tafel te blijven zitten en al die onzin – ik gebruik het woord bewust en zal ik het ook niet terugnemen – over het verbod op baarden en "kopvoddentaks" – ik kan het echt niet anders kwalificeren dan "onzin" – over zich heen te laten komen en door zichzelf aan de normen van fatsoen te houden, terwijl de wereld om haar heen schaamteloos met modder gooit, in een tijd dat spelen op de bal – ik heb het niet over u, mijnheer Kox – als een teken van zwakte wordt gezien en niet van kracht, denkt het nu werkelijk dat in een tijd van "GeenStijl", de tijd van vorm en beeld, de tijd waarin ideologie een verre herinnering aan vervlogen tijden lijkt te zijn, waarin de postmodernisten zelfgenoegzaam plaats hebben genomen op de tribune van de politieke arena en die met hun spitsvondigheden het nemen van bestuurlijke verantwoordelijkheid tot een zinloze en ijdele bezigheid hebben gedegradeerd, de tijd waarin beledigen de ultieme uiting is geworden van vrijheidsbeleving, de tijd waarin minderheden worden afgewezen, omdat zij een minderheid zijn ...

De heer Rosenthal (VVD):

Dit alles aanhorend, raad ik de heer Noten aan om later nog eens de Handelingen na te lezen en te kijken hoe vaak hij het woord "onzin" en "onzinnigheid" heeft gebruikt. Zoals de Engelsen zeggen: het gaat om de kracht van het argument en niet de kracht van het woord.

De heer Noten (PvdA):

Voorzitter! Mag ik verdergaan?

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Noten (PvdA):

Zou de regering zich niet veel feller moeten verzetten tegen het populistisch geweld? Kan zij niet krachtiger duidelijk maken dat dit niet de tijd is voor grootse en meeslepende politiek, zoals sommigen in deze Kamer schijnen te menen, maar de tijd voor behoedzaam, zorgvuldig en betrouwbaar bestuur?

Het is nog maar een jaar geleden dat Lehman Brothers omviel. Achteraf ben ik velen tegengekomen die deze crisis met al haar gevolgen hebben voorspeld. Maar anderen, waaronder ikzelf, dachten toen dat het in de eerste plaats een Amerikaanse crisis was en dat die was veroorzaakt door de huizenmarkt aldaar. Het heeft echt een tijdje geduurd voordat we allemaal scherp hadden dat het een crisis in de financiële dienstverlening was en dat dit de bedrijfstak bij uitstek is die zich niets aantrekt van nationale grenzen. Geld is het enige product dat met de snelheid van het licht over de wereld raast. Provincialisme is hem vreemd. Met een druk op de knop komt een transactie tot stand. Waar dat gebeurt, is volstrekt niet relevant.

We leven schijnbaar in een samenleving waarin consumptie de weg is naar het geluk, waarin wij allemaal meer willen hebben dan we kunnen betalen, waarin er hele bedrijfstakken zijn opgericht om aan dat verlangen tegemoet te komen, en waarin vervolgens de overconsumptie betaald wordt door onverantwoorde schuldenposities in te nemen die vervolgens worden afgedekt door ondoorzichtige financiële producten. Al met al een prachtige luchtballon zolang we erin geloven, zolang er vertrouwen is. Maar zodra iemand begint te roepen dat het een luchtballon is, dat de keizer van de consumptie geen kleren aan heeft, zodra dat gebeurt, loopt het ballonnetje pijnlijk pruttelend leeg.

Hebben we een crisis? Sommigen denken van niet. Er zijn mensen die de aantrekkende beurskoersen verwarren met de aantrekkende economie. Het leger optimisten groeit met de dag: wat we gezien hebben is niet meer dan een rimpeling op weg naar nog meer consumptie. Mensen trekken zich wederom terug in de irreële economie waar de beurzen de economische werkelijkheid vertegenwoordigen en niet de fabrieken; waar geld uit de muur komt en schulden niet meer zijn dan cijfertjes op papier. Een jaar na het omvallen van Lehman Brothers, waar staan we nu, wat hebben we geleerd, wat zouden we geleerd moeten hebben?

Ten eerste dat een schuld vroeger of later betaald moet worden, onvermijdelijk, en gelijktijdig dat het soms helemaal niet zo gemakkelijk is om die schuld op het moment dat je hem maakt, ook goed te zien. We hebben het er hier vorig jaar in ons debat met de regering uitgebreid over gehad; als mijn fractie het over schuld heeft, dan heeft zij het niet alleen over hypotheken en creditcards. We hebben het dan ook, en misschien zelfs in de allereerste plaats, over de productiemiddelen bij uitstek: energie en grondstoffen, het opmaken van schaarse middelen en uitputting van bronnen. Als wij de rekening daarvan niet willen betalen, dan schuiven wij ook die vooruit en leggen die neer bij toekomstige generaties. Dan moeten wij dus niet verbaasd zijn als die toekomstige generaties ons straks zullen beschuldigen van diefstal; los van de vragen die wij ons moeten stellen over duurzaamheid, over milieubelasting, over de gevolgen van de klimaatverandering en dus ook de wereldvoedselproblematiek. Betekent dit dat het maken van schulden hoe dan ook uit den boze is? Nee, dat betekent het niet. Het betekent wel dat je verplicht bent je iedere keer af te vragen wie ervan gaat profiteren en wat die schulden die we nu maken straks, in de toekomst, aan waarde opleveren. Dat is de cruciale vraag die wij ons in het heden moeten durven stellen.

Ten tweede hebben we geleerd dat politici die provinciaals denken in een wereldwijde crisis misschien wel een leuk verhaal te verkopen hebben, maar dat in een wereld waarin je iets wilt bereiken als het gaat om transparantie in de markt, kwaliteit van toezicht, bankbelasting, bonussen van bankiers, je dan in internationaal verband zult moeten opereren. Er is geen andere mogelijkheid. Dat geldt ook als je wilt interveniëren in het vraagstuk van schaarste van energie en grondstoffen en als je iets wilt doen aan het vraagstuk van klimaatverandering, water- en voedselschaarste. Dan is Nederland domweg klein. Je zult niet met de rug naar de rest van de wereld moeten gaan staan. Met de rug naar Europa en met cynisme over het belang van de internationale gemeenschap komen wij geen steek verder. Als op de vraag van onze kinderen straks, wat hebben die investeringen van jullie opgeleverd, het antwoord wordt: een tweede huis, een derde auto en een vierde vakantie, dan is er iets fout gegaan.

Ten derde hebben we geleerd dat we het niet weten, sommigen wel, maar wij niet. Begrijp me goed, de leden van mijn fractie weten heel goed naar wat voor soort samenleving zij verlangen, dat weten zij precies. Maar hoe groot de problematiek, de schade is die deze crisis heeft veroorzaakt, dat weten wij eerlijk gezegd op dit moment niet precies. Laat één ding duidelijk zijn: degene die beweert, dat wel te weten, die wantrouwen wij echt ten diepste. Het is gewoon niet duidelijk.

De afgelopen jaren werd er, maar ook voor het komend jaar wordt er nog een koopkrachtverbetering verwacht voor degenen die werken, niet voor degenen die hun baan kwijtraken, dus niet die 800.000, want die zijn "de beer". Met degenen die werk hebben, zal het relatief goed gaan. Maar hoe gaat de overheidsschuld er precies uitzien? Wordt die 30 mld. en wanneer? Wordt die inderdaad 65% van het bruto nationaal product? Gaan wij daar naartoe? Wij weten het gewoon niet. Het blijft ongewis. En waarom blijft dat ongewis? Omdat waar het uiteindelijk om gaat, de kwaliteit van de economische groei, onbekend blijft. Wij verwachten in 2009 een krimp van 4,75% en van nul in 2010. Dat zijn de getallen waar het uiteindelijk natuurlijk om draait. Wordt het 4,75%? Wordt het nul? Wordt het min 2%? Wordt het min 4% of 1%? Daar gaat om: groei uiteindelijk.

De heer Kox (SP):

Collega Noten waarschuwde Kamer, dat zij niet provinciaals moet zijn. Vervolgens geeft hij aan dat hij niet weet wat de gevolgen van de crisis zijn. Hij kan dat ook niet voorspellen. Dat lijkt mij allemaal terecht. Ik heb echter een paar dingen gezegd die wij al wel kunnen voorspellen. Ik heb het dan niet over onze groei of onze koopkracht, maar over 200.000 tot 400.000 kinderen die ten gevolge van de crisis hun tweede jaar niet zullen beleven. Wij moeten de crisis dus ook niet te provinciaal zien. Als wij iets aan die 400.000 kinderen konden doen, dan was mij dat een lief ding waard. Wilt u daarop ook even reflecteren?

De heer Noten (PvdA):

Ik ben dat volstrekt met u eens. Ik heb dat ook proberen duidelijk te maken in een interventie van zojuist. Dat is een cruciaal punt. Als je alleen naar je eigen beleg op je eigen boterham kijkt, dan weet je dat wij doorgaan met wat naar onze overtuiging de bron is van de crisis, namelijk ongebreidelde hebzucht, niet alleen van personen, maar ook van samenlevingen. Je kunt wel naar de bankier verwijzen, maar wij doen dat met z'n allen, want wij wilden die hoge rentes, de maximalisatie van winsten en ook de verbetering van onze persoonlijke inkomsten. Daar zit natuurlijk een mechaniek. De heren Schuurman en Werner spraken al over de morele crisis, die verdergaat dan de vraag of er een paar bankiers zich toevallig niet netjes gedragen. Dat zit veel dieper. Ik kom daar hopelijk in voldoende mate op terug.

Hoe dan ook, wij weten dat wij de rekening van de oplopende staatsschuld moeten betalen. Ik wil daar geen twijfel over laten bestaan. Daar is mijn fractie van overtuigd. Vooruitschuiven kan een tijdje maar dat tijdje kan nooit lang duren. Er komt een moment waarop het moet gebeuren.

Ten vierde en voorlopig als laatste hebben we geleerd dat het erop lijkt dat de mens niet zo gek veel leert. Een beetje beursherstel en we gaan gewoon verder met de gemaakte fouten. Opnieuw gaan wij geloven in een systeem dat bewezen heeft, kwetsbaar te zijn. Wij doen dat omdat het ons gewoon goed uitkomt. Heel even was er een hapering, maar nu rennen de lemmingen weer voortvarend verder. Het zou echt erg zijn als deze crisis voorbijgaat zonder dat we werkelijk iets gedaan hebben aan de onderliggende oorzaken; als we door zouden gaan met het opbouwen van schulden.

De regering stelt twintig commissies in, bemenst door ambtenaren en voormalig ambtenaren. Die gaan binnen de brede heroverweging beleidsonderzoeken doen. Bij voorkeur op terreinen waar ze geen verstand van hebben. Daarbij wordt een ontkokerde benadering gevolgd, dus los van de departementen. Dat moge een verstandige benadering zijn, maar het klinkt niet best. Laat wij even wel wezen. Als je die zinnen achter elkaar uitspreekt, dan krijg je daar geen "empowermentgevoel" van. Het moge verstandig zijn, maar het klinkt niet best. Ik zal eerst aangeven wat wij verstandig vinden aan deze benadering.

Ten eerste: de regering kiest voor continuïteit. Ze laat zich niet gek maken. Straffe bezuinigingen, zeker 28 mld., kunnen op dit moment niet aan de orde zijn, want dat pakt economisch vernietigend uit. Dus de regering neemt de tijd om tot afgewogen en zorgvuldige besluitvorming te komen. Voor alle duidelijkheid: dat is goed. Wat anderen ook mogen zeggen: dat is verstandig.

Ten tweede: de regering maakt gelijktijdig duidelijk dat die bezuinigingen niet kunnen uitblijven. Er komt een moment waarop de overheidsfinanciën weer op orde moeten zijn.

Ten derde: gelijktijdig probeert de regering langs andere lijnen om de economie weer op gang te krijgen: de Crisis- en herstelwet, maar ook de 3 mld. voor de renovatie van schoolgebouwen en investeringen in scholing en kennis en dat soort zaken.

Ten vierde: de regering erkent dat er door de grenzen van departementen heen gedacht moet worden.

Dat zijn allemaal verstandige zaken. Tot zo ver alles in orde. Het probleem van onze fractie betreft niet zozeer wat de regering heeft besloten, maar betreft veel meer wat de regering niet heeft besloten. En die zorgen zijn er niet kleiner op geworden, moet ik eerlijk bekennen, nu we de nadere toelichting op de opdrachten van de regering hebben gelezen.

Wat ons als eerste opvalt, is dat de opdrachtformulering zich feitelijk beperkt tot de vraag: hoe korten we 20% op de overheidsuitgaven? Het lijkt wel of hiermee impliciet het einde van de verzorgingsstaat wordt aangekondigd, want dat wordt onvermijdelijk de uitkomst als je een paar honderd ambtenaren in twintig commissies vraagt om 20% te bezuinigen. Is de regering zich daarvan bewust? En waarom op voorhand zo defensief? Waarom wordt niet in de eerste plaats gevraagd op welke wijze de overheidsuitgaven een betere en sterkere bijdrage aan de groei kunnen leveren? Het gaat toch om het creëren van groei, het bevorderen van groei en daarmee werkgelegenheid, met als eindresultaat een kloppend overheidshuishoudboekje?

De heer Thissen (GroenLinks):

Zelfs mensen die geboren zijn in Swalmen moeten toch af en toe ademhalen. Sluit u helemaal uit dat de regering die twintig werkgroepen heeft ingesteld als gevolg van een gebrek aan eensgezindheid over wat er moet gebeuren?

De heer Noten (PvdA):

Of ik dat uitsluit?

De heer Thissen (GroenLinks):

Ja, dat er gebrek aan eensgezindheid is?

De heer Noten (PvdA):

Ik mag hopen dat er gebrek aan eensgezindheid is.

De heer Thissen (GroenLinks):

In het kabinet?

De heer Noten (PvdA):

Ja, natuurlijk. Ik zou toch niet willen dat mijn partij in een kabinet met het CDA en de ChristenUnie geen eigenstandige opvattingen vertegenwoordigt? Dat lijkt mij toch het minste, anders kunnen we de partij wel opheffen. Ik neem aan dat sprake is van inhoudelijke meningsverschillen.

De heer Thissen (GroenLinks):

Natuurlijk, maar uiteindelijk moet dat leiden tot een koersvastheid naar een gezamenlijk bepaalde horizon.

De heer Noten (PvdA):

Absoluut. Ik wil uiteindelijk wel graag dat er besluiten worden genomen.

De heer Rosenthal (VVD):

Dit is een aardige weergave van wat er kennelijk speelt, maar ik heb altijd geleerd dat de ministerraad er zit ter bevordering van de eenheid van het regeringsbeleid en dat dat regeren is. Wat de heer Noten nu in feite letterlijk zegt, is dat de regering kennelijk op dit ogenblik niet regeert.

De heer Noten (PvdA):

Het spijt mij zeer, maar ik heb dat volgens mij niet gezegd. Dit is een heel interessante opvatting van een betoog wat elders gehouden moet zijn, in ieder geval niet hier.

De heer Rosenthal (VVD):

Ik hoorde u zeggen dat u het eigenlijk heel goed vindt dat er in de regering geen eenheid van regeringsbeleid is, maar dat daar gezellig heen en weer wordt gepraat en dat men het als coalitiepartners met elkaar fundamenteel oneens kan zijn.

De heer Noten (PvdA):

Er is volgens mij sprake van eenheid van regeringsbeleid, met respect en waardering, dank u wel. Ik heb de regering geprobeerd, duidelijk te maken dat de keuzes die op dit moment gemaakt zijn onze steun hebben. Dat is één. De vraag is of er verschillen van opvatting zijn, bijvoorbeeld tussen politieke partijen. Is er sprake van dualisme? Het antwoord lijkt mij dan toch: ja.

De voorzitter:

Ik vraag de heer Thissen om zijn interventie te beperken, anders komen wij in tijdnood.

De heer Noten (PvdA):

Volgens mij is er eenheid van regeringsbeleid. Zo neem ik dat waar.

Voorzitter. Wij pleiten niet voor het laten oplopen van onze schulden, zeker niet. Maar we pleiten wel voor een beleid dat gericht is op kansen. Een voorbeeld: we lezen in "De Limburger" uit Limburg dat de minister-president bij Mitsubishi wil pleiten voor het onderbrengen van de productie van elektrische auto's in Born. Dat is mooi. Ik weet niet of het waar is, maar als dat zo is, compliment daarvoor. Daarmee wordt de crisis aangegrepen om een voorsprong in een op duurzaamheid gerichte productontwikkeling te verwerven. Het is niet zo moeilijk om meer van dit soort voorbeelden te bedenken; voorbeelden die vragen om investeringen in publiek-private samenwerking, om groei en niet om bezuinigingen; voorbeelden die ons op weg helpen naar een samenleving waarin met respect wordt omgegaan met energie en grondstoffen.

Die oriëntatie op groei is overigens niet het enige dat we hebben gemist. De heer Schouw bracht dit punt ook al in een interventie naar voren. Uiteindelijk gaat het ook om criteria waaraan de regering de resultaten van de commissies gaat toetsen. De regering heeft het over harmonisatie van regelingen, versterking van samenhang, toetsing op nut en noodzaak, stroomlijning van organisaties, doelmatigheid, versobering van beleidsambities; allemaal nodig. Maar wij hadden graag gezien dat er naast technocratische criteria ook een paar politieke criteria waren genoemd. We willen toch wel graag op voorhand van deze regering weten waar ze staat. Vanuit welke politieke uitgangspunten, gedragen door welke maatschappelijke waarden, zet zij deze honderden ambtenaren nu aan het werk? Laat ik er een paar noemen die de leden van mijn fractie vergeefs gezocht hebben.

1. Al eerder genoemd: solidariteit met toekomstige generaties. Dat vertaalt zich niet alleen in bezuinigingsvoorstellen, maar ook in duurzaamheid van de economische beslissingen die we nu nemen. Het gaat om het terugdringen van het gebruik van energie en grondstoffen, om de erkenning van schaarste en vervuiling en om de zoektocht naar alternatieven.

2. Wij hebben gezocht naar het criterium "participatie", vormen van participatie op de arbeidsmarkt, ook van ouderen, want dat is absoluut noodzakelijk om het draagvlak voor onze welvaart en onze verzorgingsstaat te behouden. De gedachte dat dit alleen door jongeren kan worden opgebracht, is op zijn best naïef te noemen.

3. De mate waarin een bijdrage wordt geleverd aan de insluiting van groepen medelanders die op dit moment steeds verder naar de rand van de samenleving worden geduwd, met als dieptepunt een groot gedeelte van de Kamer aan de overzijde die een debat wil over de kosten van mensen; kosten in samenhang met hun etnische achtergrond: de mens teruggebracht tot een boekhoudkundig object.

4. De bijdrage aan de versterking van de internationale gemeenschap. De grote vraagstukken van deze tijd vragen daar om, want zij trekken zich niets aan van toevallige door mensen getrokken geografische grenzen; niet meer dan strepen in het zand. De grote vraagstukken van veiligheid en armoede laten zich niet negeren, hoe koppig en kinderlijk we dat ook mogen proberen.

Tot slot de mate waarin we de pijn een beetje eerlijk gaan verdelen.

De komende jaren zullen ingrijpende veranderingen van het overheidsbeleid onvermijdelijk zijn. En dat gaat dus pijn doen. De leden van mijn fractie denken dat we alleen mogen hopen op respect van onze burgers als we erin slagen om die ingrijpende maatregelen op een rechtvaardige manier vorm te geven. En dat betekent dat we hen die daartoe in staat zijn om een extra bijdrage zullen moeten vragen. Of zoals collega Schuurman het op 20 mei jongstleden zo mooi geformuleerd heeft in onze gezamenlijke vragen aan de regering: hoe denkt de regering recht te doen aan de rechtvaardigheid dat juist in deze tijden de sterkste schouders de zwaarste lasten dienen te dragen?

De heer Schouw (D66):

Ik was de eerste tien minuten even de draad kwijt in uw betoog, want dat ging vooral richting de VVD. Dat ligt nu anders, dus ik wil van mijn hart geen moordkuil maken als het gaat over de opsomming van de criteria. Dit komt recht uit uw hart. Ik zal er straks ook iets over zeggen. Ik vind het fantastisch. U walste er aan het eind een beetje gemakkelijk overheen, maar hoe hard zijn voor u deze criteria die het kabinet zou moeten hanteren bij het beoordelen van de overwegingsoperatie?

De heer Noten (PvdA):

U vraagt naar de slotzin van mijn betoog. Ik zal daarna even pauzeren, zodat u kunt nagaan of deze voldoende duidelijk is uitgesproken. Ik dacht dat je met de consequentie moet eindigen!

De heer Werner (CDA):

Ik probeer uw betoog in grote lijnen onder de knie te krijgen en te begrijpen wat deze criteria allemaal betekenen. Ik heb ervoor gepleit dat wij in de eerste plaats moeten toewerken naar de bevordering van een duurzame, innovatieve, op kennis gebaseerde economische ontwikkeling. Als wij het geld niet weten te verdienen, kunnen wij het ook niet verdelen. Ik heb hier en daar gehoord dat u dat eigenlijk ook wel vindt, maar vindt u het niet de eerste centrale opgave dat wij in Nederland weer een positie innemen dat wij kunnen concurreren met de rest van de wereld, dat wij hier een gezond bedrijfsleven hebben waar werk aan de winkel is en dat wij op die punten de mensen weer perspectief bieden? Bij participatie gaat het er toch in de eerste plaats om dat er wel werk moet zijn. Ik vind uw inspanningen om alles weer te gaan herverdelen heel nobel, maar lossen wij daar de crisis mee op? U zult ons mee krijgen als het erom gaat dat bij pijnlijke maatregelen de zwaksten in de samenleving bescherming verdienen. Ik beluister in uw betoog toch te weinig de kernlijn dat het er in de eerste plaats om gaat dat wij Nederland weer op de kaart zetten en ook economisch perspectief bieden, want dan valt er weer wat te verdelen en dan kunnen wij onze sociale verworvenheden overeind houden. Dan kunnen wij ook in onderwijs investeren en in al die mooie dingen die wij al doen. Ik beluister dat te weinig in uw bijdrage.

De heer Noten (PvdA):

De heer Werner geeft hiermee een beoordeling. Ik ben het inhoudelijk volstrekt eens met wat hij zegt. Ik heb ook geprobeerd te zeggen dat het beleid gericht moet zijn op groei. Maar de vraag is: groei van alles, willekeurige groei, het maakt niet uit welke groei, laat-maar-gaan groei? Het antwoord luidt: nee. Het gaat wel om een soort groei waarvan wij verantwoord met elkaar kunnen vaststellen dat die voor toekomstige generaties een opbrengst heeft, en niet alleen voor ons in het hier en nu. Nogmaals, het gaat niet om groei voor een auto erbij en ook niet om groei die nog meer vervuiling veroorzaakt of nog meer noodzakelijk energie verspilt. Het gaat om groei die is gericht op een wereld die wij op een fatsoenlijke wijze achterlaten aan degene die na ons komen. Dat zou u moeten aanspreken, want dat is gedacht vanuit het concept van rentmeesterschap.

Uw tweede punt betreft de herverdeling. Het gaat mij niet om de herverdeling. Ik hoorde de heer Rosenthal in zijn bijdrage wel zeggen dat hij de huurtoeslag wil aanpakken, maar op de vraag naar de hypotheekrente geeft hij uiteindelijk geen antwoord. Dat is mijn bezwaar. Het gaat namelijk om bezuinigingen die de overheidsuitgaven in het algemeen treffen, die in het algemeen op de verzorgingsstaat betrekking hebben. Sommigen onttrekken zich eraan. Ik heb er problemen mee dat wij, als het gaat om de staat van de overheidsuitgaven en wie daar profijt van heeft, soms erg gemakkelijk sommige groepen buiten beschouwing laten. Op dit punt overwegen wij om in tweede termijn een motie in te dienen.

Graag zouden de leden van mijn fractie de regering voor het komend jaar een aantal gedachten willen meegeven. Het wordt namelijk geen makkelijk jaar. De ploeg staat misschien goed opgesteld – de heer Kox had dacht ik hetzelfde beeld – maar de wedstrijd moet eigenlijk nog beginnen. En zonder goed samenspel gaat het niks worden.

Er moeten onvermijdelijk moeilijke en pijnlijke beslissingen worden genomen. Regering, neem ze. Doe dat verstandig, evenwichtig en in samenhang. De optie dat deze regering uiteindelijk niet verder komt dan het agenderen van de moeilijke beslissingen en er dus niet in slaagt om daadwerkelijk een positie in te nemen als het gaat om de noodzakelijke hervormingen op de terreinen zorg, wonen, arbeidsmarkt en oudedagsvoorzieningen, is voor ons eigenlijk niet zo goed denkbaar, want met die optie is het land domweg niet gediend. Zou de regering dat zelf niet ook als een politieke nederlaag ervaren? Natuurlijk ontkennen wij niet de verschillen in politieke opvattingen tussen de verschillende coalitiepartijen, maar dat verandert niets aan de opdracht van deze regering. Juist in een tijd van crisis mag je verwachten dat partijen over hun schaduw heen springen, mag je hopen dat iedereen aan boord blijft en dat conflicten over komma's uitblijven en overeenstemming op hoofdlijnen zichtbaar wordt. De leden van mijn fractie zitten niet te wachten op voor de poorten van de hel weggesleepte compromissen. Veel mensen zijn onzeker: "wat gebeurt er met mijn oudedagsvoorziening, mijn hypotheekrente, de eigen bijdrage in de zorg?" Die onzekerheid is niet goed, misschien nu even onvermijdelijk maar op langere termijn onwenselijk.

En als er dan beslissingen genomen worden, doe het dan evenwichtig. Een voorbeeld: des te lager het inkomen, des te afhankelijker van de AOW, des te minder heeft de overheid bijgedragen aan de pensioenopbouw en des te korter zal van een pensioen gebruik worden gemaakt vanwege de kortere levensverwachting. Dit is de levensverzekeringstechnische werkelijkheid van de huidige AOW. Deze werkelijkheid maakt alleen maar ingrijpen in de AOW, zonder bijvoorbeeld gelijktijdig de pensioenopbouw tot een nader te bepalen inkomen te maximeren, buitengewoon moeilijk verteerbaar. Dat is onevenwichtig en misschien zelfs niet rechtvaardig. Hoe leg je dat uit? Naar de mening van de leden van mijn fractie kan het een domweg niet zonder het ander.

En, gewaardeerde regering, durf nu ook eens door te pakken in de wonderbaarlijke wereld van het wonen. Wat pompen we toch waanzinnig veel geld rond met huurtoeslagen en hypotheekrenteaftrek; internationaal ongekend en langzaam maar zeker niet meer effectief. Een artefact uit het verleden, zowel de toeslag als de aftrek; een Januskop.

Als we het hebben over de arbeidsmarkt, dan hebben we het over participatie. En als we het hebben over participatie, dan hebben we het erover dat mensen geschikt zijn en geschikt blijven voor die arbeidsmarkt. Dan is scholing toch blijvend belangrijk? En dan lijkt het toch ook verstandig om ook een relatie te leggen tussen de hoogte van een ontslagvergoeding en de mate waarin door de werkgever in scholing is geïnvesteerd? Ik sluit mij overigens aan bij de opmerking van de heer Werner over de voorstellen van de commissie-Bakker. Er is nogal wat stilte op dat terrein.

De heer Rosenthal (VVD):

Hoorde ik de heer Noten bij een van de punten spreken over "de meerderheid van zijn fractie"?

De heer Noten (PvdA):

Nee, dat hoorde u niet goed. Soms is daar wel sprake van, maar op dit punt niet.

De heer Rosenthal (VVD):

Ik dacht even dat u de lijn van de regering op dat punt doortrok naar uw eigen fractie.

De heer Noten (PvdA):

Dan heeft u heel stuk gemist, want ik heb in mijn betoog exact duidelijk gemaakt dat partijen over hun schaduw heen dienen te springen en dat wij van de regering verwachten dat zij eensgezind in eenheid van beleid tot besluiten komt. Dat stuk heeft u dan waarschijnlijk gemist.

Voorzitter. Ik was bij de ontslagvergoeding. Als we het hebben over de verhoging van de eigen bijdrage in de zorg, dan moeten we het – ik sluit mij ook op dit punt aan bij de heer Werner – toch echt een keer gaan hebben over het scheiden van wonen en zorg. Het is toch raar dat, terwijl de ouders hun huis verlaten om op kosten van de belastingbetaler in te trekken in het verzorgingstehuis, op datzelfde moment de kinderen de opbrengst van dat huis mogen delen. Het is echt een merkwaardige wereld.

En over diezelfde zorg: terwijl de regering heen en weer slingert tussen wel of geen markt wordt de uitvoeringswerkelijkheid steeds complexer. Mijn collega Putters heeft er uitgebreid over gesproken op andere plekken. Het aantal toezichthouders is fenomenaal. Wetgeving met als belangrijkste doel: controle op uitvoering, vermenigvuldigt zich op onaardse wijze. Een bijdrage aan de kwaliteit van de zorg levert het aantoonbaar niet. De transactie- en frictiekosten zijn ongekend. Volgens sommige onderzoeken meer dan 2 mld. Zal de regering het aandurven om te sturen op vertrouwen in plaats van wantrouwen? Wat zou dat niet alleen aan geld maar ook aan arbeidsvreugde voor al die prachtige professionals in die bedrijfstak opleveren, en niet in de laatste plaats kwalitatief betere zorg?

En als laatste advies: toon u een betrouwbare overheid. Als er ingegrepen moet worden, dan moet dat, maar doe het niet met terugwerkende kracht, hanteer overgangstermijnen die burgers en bedrijven in staat stellen om zich op die nieuwe werkelijkheid voor te bereiden. Doe het ferm, maar in een verstandig proces.

Tot slot. Over een jaar staan we hier weer, mijnheer Schouw, als ons dat gegund is, opnieuw in debat met deze regering en met deze minister president; wederom als ons dat gegund is. We hebben alle vertrouwen in deze regering, daarover geen misverstand, maar ons eindoordeel over haar beleid stellen we echt nog even uit. Tot volgend jaar, als we weten welke kabinetsbesluiten al die commissies en onderzoeken uiteindelijk hebben opgeleverd. Dat is het moment waarop wij ons oordeel moeten uitspreken, niet nu. De leden van mijn fractie zijn benieuwd naar de reactie van de regering.

De heer Schouw (D66):

Ik bemerk bij de heer Noten toch wat korzeligheid richting oppositiepartijen. Die kunnen geen goede tegenbegroting maken en wat zij in de Tweede Kamer zeggen, is populisme, is onverstandigheid. De tweede helft van zijn betoog bevat wat korzeligheid richting de regering. Hij zegt zelf: de ploeg is goed opgesteld, maar de wedstrijd moet nog beginnen. Ik breng hem in herinnering dat dit aan de overzijde nu juist de kritiek was op deze regering. Maar soit. Wat ik hem wil vragen is hetzelfde als wat ik aan de heer Werner vraag. De heer Noten heeft een verlanglijst. Welke toezeggingen verwacht hij vandaag van de regering over zijn verlanglijstje? Of zegt hij hetzelfde als de heer Werner: ik heb mijn woordje gedaan, vervolgens is het een blanco cheque en over een jaar zien wij wel weer?

De voorzitter:

De heer Rosenthal nog kort.

De heer Rosenthal (VVD):

Heel kort voorzitter. Wat moet ik van de heer Noten begrijpen, anders dan van de heer Werner? Dat hij zijn oordeel over het regeringsbeleid opschort tot volgend jaar? Daar zegt hij nogal wat.

De voorzitter:

De heer Noten afrondend.

De heer Noten (PvdA):

Ik probeer het afrondend te doen, maar het zijn nogal vragen. Het verschil met de overkant is dat ik het zeer eens ben met deze regering dat zij op dit moment geen dramatische beslissingen neemt die leiden tot onder andere forse bezuinigingen of ombuigingen. Dit is het verkeerde moment om dat te doen. Dat is mijn stelling. Dat is een fundamenteel verschil van mening met zowel de heer Schouw als zijn partij. Dat neem ik in ieder geval aan. Ik heb hem vandaag nog niet gehoord. Het is in ieder geval een fundamenteel verschil van mening met de heer Rosenthal. Die wil nu gewoon ferm de meest afschuwelijke besluiten nemen. Daarin voelen wij ons niet thuis. Wij zeggen: het is ook gegeven de economische constellatie en de onduidelijkheid over de werkelijke financiële problemen van de overheid onverstandig om op dit moment grootse en meeslepende zaken te doen. Ik heb de vergelijking gemaakt met lemmingen die op de afgrond afrennen. Dat is ook het beeld dat het bij mij oproept. Daar zit een inhoudelijk verschil van mening. Dat is een belangrijk verschil. Dat is dus geen kritiek op de regering.

De tweede opmerking van de heer Schouw ben ik eerlijk gezegd kwijt. Welke was dit ook alweer?

De voorzitter:

De heer Schouw vroeg naar de harde punten.

De heer Schouw (D66):

Nu geeft u mij de ruimte om duidelijk te maken dat er nog een verschil is tussen besluiten om iets te doen en het moment van invoeren. Mijn tweede vraag had betrekking op de blanco cheque voor de regering. De heer Noten had nogal een wensenlijstje en keek er heel serieus en overtuigend bij. Ik zag zijn fractie ook knikken: goed gedaan, leider. Dus ik dacht: dit is echt wat. Vervolgens zegt de heer Noten tot het kabinet: ga ermee aan de gang en volgend jaar ga ik het beoordelen. Ik noem dat een blanco cheque en ik vind dat ook politiek niet handig van hem. Als de fractie iets wil, moet zij dat aandraaien richting het kabinet.

De heer Noten (PvdA):

Allereerst die blanco cheque. Er doet zich een ingewikkeld vraagstuk voor. Dat kan ik alleen maar toelichten, dat kan ik niet oplossen. Dat ingewikkelde vraagstuk houdt het volgende in. Als je met elkaar afspreekt dat alles bespreekbaar is en dat je politiek gezien over je eigen schaduw heen wilt springen en als je een groot apparaat in werking zet om daarvoor voorstellen te ontwikkelen, dan is het een beetje dom als je tevoren zaken zelf gaat uitvergroten of in ieder geval in extreme mate zaken onbespreekbaar gaat maken. De stelling van onze fractie luidt dat de afspraak juist was: geen taboes en dat betekent dat wij ons daaraan nu houden. Wij geven de regering inderdaad de ruimte om zonder taboes tot voorstellen te komen. De heer Schouw ervaart dit als een blanco cheque, maar de afspraak die wij met elkaar hebben gemaakt, is dat er even een ruim speelveld is. Zo ervaar ik dat op de eerste plaats. Dat is voor mij geen blanco cheque.

Ik wil wel namens mijn fractie nu aangeven waarop wij straks die voorstellen zullen gaan toetsen. Voor alle duidelijkheid: dat is niet op de omvang van de bezuinigingen, maar op het vraagstuk van duurzaamheid, van internationale solidariteit en van evenwichtige verdeling. Dat zijn stevige criteria. De heer Schouw zal ook bij alle debatten die wij in deze Kamer zullen voeren die criteria terugzien, inclusief het vraagstuk van internationale verhoudingen. Het is geen polder. Het is een heel grote polder, bestaande over de hele wereld. Meer hebben wij niet.

Wat de opmerking van de heer Rosenthal betreft zal ik het nog een keer voorlezen. Dat lijkt mij het verstandigst.

De voorzitter:

Liever niet meer voorlezen. Dat hebben wij gehad. Ik kijk vooral even naar de klok.

De heer Noten (PvdA):

Ik heb gewoon gezegd dat wij vertrouwen hebben in deze regering. Dat is de zin die ik heb uitgesproken.

De voorzitter:

Goed, de heer Werner nog.

De heer Noten (PvdA):

Daarover is er geen misverstand, maar het ontstond toch.

De heer Werner (CDA):

Ik neem toch aan dat de heer Noten bij de criteria die hij noemt duidelijk zal onderschrijven dat het pakket ook moet bijdragen aan het herstel van onze economische positie.

De heer Noten (PvdA):

Ja, dat is het begin geweest.

De heer Werner (CDA):

Hij vatte het nu kort samen en daarin kwam ik dat niet meer tegen. Ik wil dit toch van hem horen.

De heer Noten (PvdA):

Mijnheer Werner, de opdracht is herstel van de economie en de overheidsfinanciën. Dat heb ik een- en andermaal gezegd. Dat is de opdracht. De criteria waaraan wij dit toetsen, heb ik genoemd, maar de opdracht is helder.

De heer Werner (CDA):

In die criteria herkende ik dat niet heel sterk. Ten tweede zegt de heer Noten dat hij alle vertrouwen heeft in de regering. Dat heb ik ook. Ik heb dat ook heel duidelijk gezegd. Waarom moet er dan nog een motie worden ingediend? Ik heb die behoefte niet. Ik heb er alle vertrouwen in dat de regering een afgewogen en zeer goed pakket zal samenstellen dat in alle opzichten evenwichtig is. Daarop zullen wij het ook beoordelen en als het niet zo is, zal de regering het van ons merken ook. Ik heb heel duidelijk de richting aangegeven waarin wij denken. Waarom moet er dan toch een motie komen? Is dat omdat de heer Noten toch niet helemaal vertrouwt wat de regering doet of wil hij het al op voorhand hypothetiseren? Waarom doet hij dat eigenlijk?

De heer Noten (PvdA):

Omdat ik graag een uitspraak van de Kamer wil over dit onderwerp. In de regering heb ik wel vertrouwen. Overigens ga ik ervan uit dat het antwoord van de regering mogelijkerwijze de motie onnodig maakt.

De heer Schouw (D66):

De heer Noten heeft meer vertrouwen in de Kamer dan in de regering?

De heer Noten (PvdA):

Voor alle duidelijkheid: ik spreek het vertrouwen uit in de regering, maar ik vind dat ik de ruimte heb om de Kamer te vragen en ook duidelijk te laten maken wat haar eigen beleidsopvattingen over bepaalde onderwerpen zijn. Als de heer Schouw zegt dat dit vanaf nu niet meer kan, dat wij geen moties meer indienen, dan is dat een optie.

De heer Schouw (D66):

Ik heb dat niet gezegd. Ik vroeg alleen hoe dit zich verhoudt tot het vertrouwen in de regering.

De heer Noten (PvdA):

Je dient niet een motie in omdat je geen vertrouwen hebt in de regering. Alle keren dat de heer Werner het afgelopen jaar moties heeft ingediend, en dat was een aantal keren, was dat toch geen blijk van wantrouwen jegens zijn bewindslieden? Dat lijkt mij een heel rare conclusie. Die trek ik niet hoor. Dat is niet de mijne.

De voorzitter:

Ik geef nu het woord aan de heer Thissen, want wij krijgen ook nog een tweede termijn.

De heer Thissen (GroenLinks):

Voorzitter. Onverschrokken de toekomst tegemoet. "New York trekt mensen uit alle delen van de wereld. Mensen die anders zijn dan jij, of het nu gaat om ras, geloof, uiterlijk of gedrag, vormen geen bedreiging. Want ze wonen naast je. Dat is de kracht van New York. En ik denk dat de toekomst van de stad, als deze economische crisis voorbij is, beter is dan elders. Hoe meer landen en steden zich verzetten tegen immigratie, des te beter is het voor New York. Wij krijgen mensen met een droom die hard willen werken. Wij accepteren nieuwe culturen. Mij interesseert alleen onze relatie nu en in de toekomst. Mensen mogen trots zijn hier op hun afkomst en op wie zij zijn. De grote bijdrage van de Nederlanders aan New York was de openheid en tolerantie in een tijd dat dit niet echt vanzelfsprekend was."

Ik citeer burgemeester Michael BIoomberg van New York City die deze krachtige woorden sprak in een interview met Dirk van Weelden voor het programma The New York Connection, dat de afgelopen zondagen te zien was op AVRO-televisie.

Terwijl in het Europa van de zeventiende eeuw de intolerantie de norm was, was dit in de Republiek der Nederlanden niet zo. Het was een land waar mensen van heinde en verre naar toe trokken die een ander beter en vooral vrijer leven wensten en dat kon ook, want de vrijheid van geest en geweten en handel was gegarandeerd. Het waren mensen uit dat land die overzee in 1609 een nieuwe kolonie stichtten en het was dan ook niet vreemd dat die nieuwe kolonie diezelfde verscheidenheid aan mensen en culturen herbergde onder de vrijheid van geest.

Wij herdenken dit jaar dat 400 jaar geleden Hudson aan land ging op Manhattan onder de vlag van de West Indien Compagnie. De nieuwe kolonie werd Nieuw Amsterdam genoemd, het latere New York.

De New Yorkse burgemeester weet waar hij naar toe wil, een vitale stad die de huidige crisis snel te boven kan komen, en hij heeft een idee hoe hij bij dat doel gaat komen: met behulp van tolerantie, vrijheid, en daardoor een ononderbroken toestroom van talent en nieuwe kennis en gewoonten, die leidt tot een continue, veerkrachtige beroepsbevolking. "New York en de Verenigde Staten hebben zich altijd gerealiseerd dat een open en dynamische samenleving sterker is dan een dichtgetimmerde, gereguleerde en schijnbaar homogene samenleving", schreef Frans Verhagen – familie? – afgelopen week in de Groene Amsterdammer.

Hoe groot is het contrast met het land dat deze waarden ooit naar New York bracht, ons land dus? En hoe ernstig zijn de gevolgen, zeker op een moment van grote crises?

Nederland dobbert doelloos rond. Bij ons overheerst de neiging de slagbomen dicht te doen. In ons huis Nederland wordt in toenemende mate kracht ontleend door de ander, de vreemdeling, de reiziger, de zoeker uit andere continenten zwart te maken, te verketteren. Want kracht uit onszelf ontbreekt.

Als je zelf los bent geraakt van je kernwaarden, onverschrokken vrijheidsdrang – conditio sine qua non voor creatie, innovatie en uitmuntendheid –, onvervreemdbare tolerantie, nieuwsgierigheid naar het andere en het nieuwe – het fundamentele respect voor andersdenkenden of -gelovigen –, als je zo gezegd in een identiteitscrisis terecht bent gekomen, dan is het niet vreemd dat je verbaasd of wellicht angstig reageert op mensen die juist heel gearticuleerd hun in jouw ogen vreemde cultuur of religie aanhangen. Dan is het niet vreemd dat je niet meer ziet wat er echt moet gebeuren om Nederland door de economische crisis te helpen. Vreemd is het niet, maar wel desastreus. Want de angstige roep "Pas je aan" lost de gevolgen van een diepe economische en langzaamaan ook een sociale crisis niet op.

Angst heeft zich van ons meester gemaakt. In plaats van onverschrokken de toekomst tegemoet te treden, heeft de angst zich van ons meester gemaakt. Waar leidt dat toe?

Tot angst voor de burger bijvoorbeeld. De regering heeft een ongeremde behoefte de burgers te bewaken, met inbreuk op hun privacy als schadelijk gevolg. Het privédomein van de burger is verworden tot een schuilplaats van het kwaad, in plaats van een domein dat de bescherming van de overheid verdient. De regering bewaart inmiddels onze vingerafdrukken, sms'jes, e-mails, gebelde telefoonnummers, maar ook meldingen over onze kinderen en ons medicijngebruik. Nergens in de beschaafde democratieën wordt de burger met zoveel gemak bespied, gespot, getapt en zijn privacy met voeten getreden. De regering kijkt er vervolgens raar van op dat de alom gewantrouwde burger zijn eigen overheid niet meer vertrouwt.

Het leidt ook tot angst voor risico's en aansprakelijkheid. De politiek reageert bijkans heviger op incidenten dan op structurele problemen. Voor ieder incident moet de schuldige worden gevonden. Er is een afrekencultuur ontstaan in onze samenleving, die ook het politieke klimaat steeds meer heeft besmet. Enerzijds leidt het na elk incident tot verlamming en tot nog meer verantwoor­dingslast. Daarom belasten we de uitvoerders in de zorg, de jeugdzorg, het onderwijs, de sociale zekerheid en de politie met enorme hoeveelheden overleg en administratieve bureaucratische lasten. Ik sprak laatst met een specifieke jeugdzorginstelling. De professionals aldaar waren slechts in 17% van hun tijd bezig met de jongeren die hulp nodig hadden. De rest ging op aan overleg en registratie. Anderzijds leidt het tot verlamming en verstarring in het openbaar bestuur, zoals Frank de Grave onlangs in het NRC Handelsblad betoogde. Bestuurders durven immers geen grote projecten meer aan omdat die per definitie haast altijd complex zijn en in hun uitkomst niet zelden leiden tot financiële tekorten. Het zogenaamde slagvaardige optreden tijdens incidenten leidt dus uiteindelijk tot niks doen.

Er is angst voor de ander. De overheid vraagt steeds vaker aan de ander om zijn identiteit te ontkennen of achter zich te laten. Wij vertrouwen de immigrant uit Iran of Marokko pas als die verklaart niet-moslim, niet-allochtoon, niet-vreemdeling te zijn. Wij willen niet die ander zijn. Wij willen ons kunnen afzetten. In de afzetting hopen we een eigen identiteit te krijgen. Mensen die met trots en hoop hierheen zijn gekomen, maken we tot angstige mensen. Wij zijn bang voor de ander in ons, bang voor de ander naast ons.

In dezelfde documentaire The New York Connection zijn we getuige van het afnemen van de naturalisatie-eed aan 250 mensen ter verkrijging van hun staatsburgerschap. Rechter Eric Vitaliano spreekt daarbij de volgende woorden: "Ik zie hier mensen uit alle delen van de wereld, een prachtig tableau van Amerika en een herbevestiging van waar de Verenigde Staten altijd voor hebben gestaan. Ik sta hier voor u als een nakomeling van Italiaanse voorouders die honderd jaar geleden dezelfde reis hebben gemaakt als u nu. Om hier een beter leven te beginnen. En nu staat een kleinkind hier voor u, door de president van de Verenigde Staten benoemd tot rechter in dit arrondissement. Zo zou het ook uw kinderen of kleinkinderen kunnen vergaan. Dat hoort bij de Amerikaanse belofte. Verstop uw identiteit niet. Maak die fout niet. Behoud uw taal, uw cultuur, behoud uw geloof. Niet alleen om ze te behouden en door te geven aan uw eigen kinderen en kleinkinderen, maar ook om ze te delen met Amerikanen die niet als u zijn. Dat maakt Amerika sterk. Samenleven in plaats van assimileren. New York is geen melting pot maar een Mulligan's stew, een stoofpot. Er zitten veel verschillende ingrediënten in en een vloeistof die alles bij elkaar houdt. Maar je kunt de aardappels nog proeven en zien. Zo ook de selderij, de wortels en de uien."

Ik vraag op dit punt de minister-president heel nadrukkelijk naar de visie van dit kabinet op de maatschappij. En dan graag een antwoord dat meer is dan de quote "zo gaan we niet met elkaar om". Durft de minister-president rechter Eric Vitaliano na te zeggen? Is dat ook zijn visie op het samenleven met verschillen? Neemt ook hij afstand van de assimilatiepolitiek? Hoe ziet zijn Nederland er over tien à vijftien jaar uit? Een seculier land met geassimileerde moslims?

Hoe ver zijn we afgedreven van de lef en de mentaliteit van de stichters van New York? Wij zijn in de jaren onder de leiding van deze minister-president een land geworden dat dorps en angstig en kleingeestig is. Volgens mijn fractie is het thema waarlangs we de verklaring moeten zoeken het thema van identiteit. En volgens ons kampt dit land, de minister-president daarvan niet uitgezonderd, met een ernstige crisis op dit vlak. In een identiteitscrisis nemen de emoties en sentimenten de macht over van de rationaliteit, de analyse, de feitenkennis.

Wij zien het aan de vox populi bij onbegrepen uitspraken van rechters. Je herstelt het vertrouwen van burgers in de politiek niet door burgers op die momenten naar de mond te praten. Het getuigt juist van lef en beschaving om met gezag en onverkort achter de onvervreemdbare uitgangspunten te blijven staan van de trias politica. Doe je dat niet, dan laat je sluipenderwijs toe dat er met bijlen gehakt wordt aan de wortels van onze beschaving en van de parlementaire democratie en rechtstaat. Nog even en dan kunnen we, zo vrezen wij, ook spreken van een ernstige crisis op dat vlak.

Als je in een identiteitscrisis zit, is het lastig om onverschrokken de toekomst tegemoet te treden. Dan is het lastig om een verhaal te hebben over waar wij naartoe gaan. Dan is het lastig om de noodzakelijke beslissingen te nemen teneinde die bijdragen te leveren die binnen de mogelijkheden liggen om de diverse crises het hoofd te bieden. Daarom schuift de minister-president zaken voor zich uit en stelt hij negentien werkgroepen in. Ik kan niet anders dan concluderen dat de angst zich heeft uitgebreid naar angst om te regeren en angst voor het grote verhaal of de grote thema's.

Ik vraag de regering deze Kamer en de Nederlandse bevolking te vertellen waarnaar zij op weg is, wat haar antwoorden zijn op de grote vraagstukken van deze tijd, wat haar horizon is en wat de regering gaat doen om bij die horizon te komen. De wat-vraag is een vraag die het landsbestuur moet invullen. De regering en het parlement hebben immers dit primaat, niet negentien of twintig ambtelijke werkgroepen. Dit is de omgekeerde wereld: de ambtenaren die het beleid, de visie van de regering zouden moeten omzetten, worden nu beleidsmakers. Daarbij hebben we het idee dat het ook nog eens dwars tegen de gangbare structuren van de departementen en wat gebruikelijk is bij de IBO's ingaat. In de hilarische serie Sorry, minister, zeiden de ambtenaren gisteren tegen elkaar, na een conflict met de minister over een hol, nietszeggend ambtelijk rapport: straks gaan ze nog beleid maken, dat zou een ramp zijn!

Als Mozes negentien werkgroepen had ingesteld, dan zou het volk Israël nu nog bij de vleespotten in het slavenhuis van Egypte zitten. Maar dat deed Mozes niet, want Mozes had wel een doel voor ogen. Hij had focus en lef. Hij leidde zijn volk trefzeker, ook in de onzekere tijden, door de woestijn heen.

Zoals New York zijn identiteit juist ontleent aan het erkennen en respecteren van de veelheid aan verschillende identiteiten, zo kan ook Europa zijn. Want als dé Europese identiteit al bestaat, dan is het juist in de erkenning en het respecteren van de verzameling van een veelheid van identiteiten, culturen, talen, politieke opvattingen, volksliederen en vlaggen.

De voorzitter:

Kunt u afronden, want anders hebt u geen tijd over voor de tweede termijn.

De heer Thissen (GroenLinks):

De fractie van GroenLinks heeft voorzetten gedaan voor de grote vraagstukken van deze tijd en deze van een antwoord voorzien zoals in onze Green Deal van vorig jaar. Wij willen onder andere een doorbraak in duurzame energie. Dit kabinet bouwt kolencentrales. Wij willen dat de regering haar aanpak van de verschillende crises, de klimaat-, voedsel-, grondstoffen-, financiële en economische crisis, presenteert conform de motie-Schuurman.

Werkt het innovatieplatform nog? Steekt het kabinet daarin nog energie, bijvoorbeeld in de kenniseconomie? Of gaat alle tijd zitten in het drijvend houden van het dobberende tobbende bootje van dit kabinet in plaats van in het landsbelang?

Ik rond af. Wij willen een investeringskabinet dat de analyses van de commissie-Bakker in het rapport Naar een toekomst die werkt voortvarend in actie oppakt en door de oogharen van deze crisis kijkt naar de behoeften van de arbeidsmarkt van overmorgen. Met Van werk naar werk en alle aandacht voor jeugdigen, hoe voor de hand liggend ook, laat het kabinet ouderen, mensen die al langer een uitkering hebben en mensen met een arbeidsbeperking stevig in de kou staan. Komt deze regering niet snel uit haar eigen crisis waardoor zij niet in staat is om antwoorden te geven, laat zij dan haar opdracht teruggeven, is onze oproep, zodat een nieuw landsbestuur kan gaan doen wat een landsbestuur moet doen, namelijk besturen en het volk naar een andere, duurzame en werkbare toekomst leiden.

De heer Kox (SP):

Ik vond het betoog van de heer Thissen heel interessant. Dat geldt ook voor zijn optreden als schriftgeleerde. Er staan inderdaad geen negentien werkgroepen in de Bijbel, maar om nou Mozes als voorbeeld te nemen ... Die deed er ook enige tijd over voordat hij zijn doel bereikte. Heeft de heer Thissen enig idee hoe lang dat duurde of heeft hij de passage over hoe lang Mozes daarover deed, nog niet gelezen?

De heer Thissen (GroenLinks):

Jawel, 40 jaar. Ik ben redelijk Bijbelvast. Ik doe er alleen wellicht iets minder mee dan sommige anderen. Dat was echter het punt niet. Mozes was trefzeker en gefocust op zijn doel en leidde zijn volk trefzeker naar dat doel, ondanks de woestijn en ondanks hoe lang dat duurde. De mensen konden dat volhouden vanwege een helder perspectief. Dan kun je woestijn aan, maar als je geleid wordt door een kabinet dat geen helder perspectief biedt, kun je ook de woestijn niet aan. Dat is mijn redenering daarbij.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Mijnheer de voorzitter. Nu is, zoals de heer Rosenthal zei, het kleinste broertje in de coalitie aan de beurt. Ik moet het dus kort houden.

De crisis in de financieel-economische wereld is te vergelijken met een aardbeving. Een aardbeving is een natuurgebeuren; het ineenstorten van de financieel-economische wereld is een cultuurgebeuren, maar de analogie is treffend. De culturele aardbeving was hevig, als met een kracht van 10 op de schaal van Richter. Immers, tot in alle hoeken van de aarde waren en zijn de schokken en naschokken voelbaar. Juist omdat we met een culturele ineenstorting te doen hebben, was dit alles te voorzien geweest. Toch gebeurde dat niet. Financiële deskundigen, banken en toezichthouders waren allen opgesloten in een kwaadaardig systeem waarvan men hoopte dat men er beter van zou worden, maar waarin men hopeloos verstrikt raakte, zonder het in de gaten te hebben. Nu blijkt dat bijna iedereen er het slachtoffer van is.

Bij de vorige algemene politieke beschouwingen heeft deze Kamer in een motie aandacht gevraagd voor de gelijktijdigheid en samenhang van meerdere crises. In de loop van de tijd werd pijnlijk duidelijk dat het toen geconstateerde steeds meer waar bleek te zijn. Uit de drie rondes van de reactie van het kabinet op deze motie bleek een groeiende overeenstemming inzake samenhang en oorzaken van de crises te gaan ontstaan. Voor de beantwoording van de motie en de daarop gevolgde inzet wil ik de regering hartelijk danken. Er zijn echter een aantal punten die nog aandacht verdienen.

De herstructurering van banken is terecht in volle gang. De minister van Financiën heeft meer dan eens met verwijzing naar falende verantwoordelijkheden ook aandacht gevraagd voor noodzakelijke systeemwijzigingen. Terecht pleitte hij voor kleinere banken, maar waarom wordt bij de roep om systeemveranderingen niet gewezen op het gevaar van het gebruik van onoverzichtelijke, aan elkaar gekoppelde en complexe computersystemen die alle menselijke maat te boven gaan? Graag wil ik pleiten voor kleinschalige computersystemen die overzichtelijk blijven, zodat de verantwoordelijkheid van de gebruiker centraal blijft staan.

Toen de crisis in volle breedte duidelijk werd, kwam het kabinet met een crisisakkoord. Dat had onze instemming. Zoals na een aardbeving moesten snel noodmaatregelen genomen worden. Door dit anticyclische beleid konden en kunnen de nadelige gevolgen van de crisis binnen de perken worden gehouden. Ook greep het kabinet toen al terecht de gelegenheid aan om maatregelen voor de langere termijn te nemen, zoals het AOW-besluit. Wel hebben wij het van meet af aan echter als een omissie gevoeld dat het kabinet te weinig oog had voor de gevaren van toekomstige maatschappelijke onvrede door toenemende tegenstellingen in de maatschappij ten gevolge van groeiende werkloosheid, aantasting van pensioenen enzovoorts. Was het te veel gevraagd om ook degenen die buiten schot bleven bij het opvangen van de eerste klappen van de crisis, via overheidsingrijpen aan te pakken? Het gevaar van maatschappelijke onvrede is te voorzien. Het bewaren en bevorderen van maatschappelijke vrede is een voorwaarde voor het slagen van het crisisbeleid. Bovendien was er een duidelijk signaal mee gegeven dat ook de overheid niet te grote financiële risico's voor de toekomst moet nemen. Te weinig denken we aan de jonge generatie die de lasten van onze beslissingen van nu in de toekomst moet dragen.

Evenals bij een aardbeving moet na de eerste noodmaatregelen ook een herstelplan worden gemaakt. Dan gaat het om herstel van opgelopen schade en een definitieve opbouw. Zoals na een aardbeving getracht wordt om alle oude gebreken te herstellen, zo ook nu. Met bestrijding van de financieel-economische crisis moeten ook de andere bekende crises worden aangepakt. Het kabinet trekt terecht de nodige tijd voor deze aanpak uit. De veelgehoorde kritiek op het kabinet met betrekking tot dit punt delen we dan ook niet. Met overhaast te werk gaan loopt men het gevaar het oude alleen te willen repareren en kansen te missen. Het zou ook geen algehele vernieuwing van het maatschappelijke bestel impliceren. Een grondige, diepgaande analyse moet voorafgaan aan een herstelplan. Toch dringt de vraag zich op of het kabinet niet de schijn wekt zich te veel te beperken tot noodzakelijke procedures en of het niet te weinig aandacht geeft aan een inhoudelijk toekomstbeeld en een daarop afgestemd moreel kompas.

We mogen niet vergeten dat de crisis begonnen is in het hart van de westerse financiële wereld. Het is bovendien geen toevallig verkeersongeluk, maar behoort intrinsiek tot de ontwikkeling van de westerse cultuur. Zo wordt dat ook in de wereld ervaren. Dat betekent dat de aanpak van de crises gepaard moet gaan met zelfkritiek op het westerse wereldbeeld. Een ander toekomstbeeld of een andere toekomstvisie is nodig. Een wisseling in het cultuurparadigma is vereist. Onevenwichtigheden in de globale wereldcultuur moeten worden weggenomen. Daarvan zouden alle politieke partijen en internationale organisaties doordrongen moeten zijn.

De wereldsamenleving is in allerlei opzichten schatplichtig aan het Westen. Er is veel om dankbaar voor te zijn, maar de groeiende eenzijdige ontwikkeling naar een individualistisch materialisme kreeg steeds meer negatieve trekken. We moeten oog hebben voor een fundamentele waardencrisis in de westerse cultuur. Een nieuwe ontwikkeling moet worden bevorderd waarin de problemen van de technologisch-economische cultuur worden teruggedrongen.

Hoe zou het toekomstbeeld eruit moeten zien? Vroeger hadden we een stabiele agrarische cultuur. Daarna kregen we de zeer dynamische industriële tijd. Het welvaartsniveau werd opgezweept, met als gevolg grote schade aan milieu, klimaat en wereldsamenleving. Dat komt omdat de technologische en economische machten over natuur en samenleving zijn gaan heersen. Het toekomstige maatschappijbeeld zal moeten bestaan uit de dienstbaarheid van technologie en economie aan het leven, persoonlijk en gemeenschappelijk, dus aan de samenleving, aan het beschermen van planten en dieren en aan de biosfeer. De opgezweepte technologisch-economische cultuur moet worden omgebogen in een meer stabiele ontwikkeling. Niet zozeer materiële welvaart maar algemeen menselijk welzijn voor alle wereldburgers moet ons voor ogen staan. Zo'n cultuurvernieuwing omvat de oplossingsrichting van alle crises. Wereldwijd moet er meer aandacht voor echte duurzaamheid komen door alleen de rente van het ons geschonken kapitaal te gebruiken en het kapitaal zelf niet te verwoesten. Dit denken in de zin van vruchtgebruik verdient veel en meer aandacht. Met dit rentmeesterschap worden hogere waarden dan alleen materiële erkend, zoals solidariteit, algemeen belang, rechtvaardigheid, waardigheid, zorg en liefdadigheid. Dat is een eis van publieke gerechtigheid.

Een verandering van cultuurparadigma zal niet in alle opzichten een breuk met het verleden betekenen. Het is ook geen revolutie, maar een verlegging van wissels. Welke? De indicatoren en instituten, zoals het bnp en de SER, horen bij uitstek bij het oude cultuurpatroon. Ze hoeven niet te worden opgeheven. maar zou het geen aanbeveling verdienen om ze aan te vullen met nieuwe indicatoren en instituten? Zou er naast de SER niet een veelbelovend Maatschappelijk Beraad moeten komen waarin naast werkgevers en werknemers ook milieugroepen, ontwikkelingsorganisaties en vredesbewegingen participeren?

Naast het bnp als indicator van onze huidige economische ontwikkeling zou als alternatief een welzijnsindicator hoognodig geïntroduceerd moeten worden. Met zo'n nieuwe indicator zou de sociaal-menselijke, ecologische en economische ontwikkeling geduid moeten worden, maar omdat zo'n indicator moeilijk in kwantiteiten is uit te drukken, zou begonnen kunnen worden met een nationale duurzaamheidscode als nevenindicator naast het bnp.

De heer Koffeman (PvdD):

Dit betoog is mij uit het hart gegrepen. U spreekt over het meer betrekken van burgers en milieugroepen bij de besluitvorming. Hoe kijkt u in dat kader aan tegen de Crisis- en herstelwet en met name tegen de beperking van de ontvankelijkheid van betrokkenen, bijvoorbeeld milieugroepen?

De heer Schuurman (ChristenUnie):

De interruptie van de heer Koffeman duidt erop dat ik vragen heb die ik met betrekking tot de heroverweging ook aan het kabinet stel. Ik verschil enigszins met hem van mening. Ik vermoed dat het kabinet binnenskamers hard aan het werk is om een nieuwe toekomst in de steigers te zetten. Daarvoor moet het kabinet via de twintig commissies die in het leven zijn geroepen, alle nodige financiële gegevens op tafel krijgen, opdat het de juiste beslissingen kan nemen. Ik hoop dat in de plannen van de drie coalitiepartijen duurzaamheid en rentmeesterschap goed verdisconteerd zullen zijn. Ik wil niet met de vraag van de heer Koffeman vooruitlopen op dat wat nog niet is.

De heer Koffeman (PvdD):

Nee, dat begrijp ik. Betekent dat echter dat als de Crisis- en herstelwet en de inperking van de ontvankelijkheid van milieugroepen ter discussie komen, de ChristenUnie-fractie serieus kijkt naar het niet beperken van die ontvankelijkheid? Gaat de ChristenUnie-fractie serieus kijken of de Crisis- en herstelwet niet een beetje te grote stappen, snel thuis is?

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Ik denk terug aan het begin van mijn betoog toen ik zei: het kabinetsbeleid moet ook gericht zijn op het bevorderen van maatschappelijke vrede; het verminderen van onderlinge tegenstellingen in plaats van het aanscherpen daarvan. Ik vind dat de interventie van de heer Koffeman daar ook bij hoort. Het beleid van elke overheid moet hoe dan ook gericht zijn op het bevorderen van de onderlinge samenhang en vrede tussen de burgers.

De heer Koffeman (PvdD):

De heer Schuurman weet ook dat het bevorderen van constructieve onvrede een definitie van idealisme is. Ik vind dat daar toch wegen liggen om te kijken of die constructieve onvrede ook binnen de ChristenUnie-fractie wat meer steun zou kunnen krijgen dan misschien nu het geval is.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Ik heb zo het vermoeden dat ik niet gerekend kan worden tot degenen die geen cultuurkritische instelling zouden hebben.

Voorzitter. Ik merk overigens op dat de interrupties voortdurend doorlopen. Dat zal niet de bedoeling zijn.

De voorzitter:

Nee, de interrupties liepen niet door. Ik kan de knopjes inmiddels goed bedienen.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

In de troonrede wordt tot vier keer toe gesproken over een economisch en sociaal krachtig Nederland. Daarin ontbreekt mijns inziens de noodzakelijke vernieuwing te veel. We hebben er behoefte aan dat het ideaal van een Nederland dat economisch en sociaal sterk is, op basis van een nieuwe cultuurideaal wordt uitgewerkt in concrete nieuwe politieke richtlijnen. Met dergelijke richtlijnen kan het kabinet straks in het voorjaar van 2010 de weg naar een cultuuromslag inslaan. In elk geval zal de geschetste hervorming leidraden opleveren voor duurzaam milieubeleid, verantwoorde bezuinigingen, investeringen en stimuleringen ter bevordering van de economie, conditioneringen, lastenverzwaringen, herverdeling van lasten ten gunste van de minst welvarenden en innovaties. Ik hoop dat dit alles in het voorjaar van 2010 gebeurt.

Ik meen in de lijn van het regeer- en crisisakkoord aandacht te moeten vragen voor verantwoordelijkheid, rentmeesterschap, gemeenschap en solidariteit. Ik meen ook dat de coalitiepartijen genoeg in huis hebben om aan het nieuwe cultuurparadigma zoals ik dat schetste te werken, samen te werken. Misschien wil de minister-president zijn visionaire blik geven inzake de toekomstige maatschappij? Met hoop voor een meer stabiele, rechtvaardige en houdbare cultuur voorbij de crises.

Voor het komende jaar willen wij de regering als geheel en elke bewindspersoon afzonderlijk, vastberadenheid en bereidheid tot verandering wensen en Gods zegen en wijsheid toe bidden.

De heer Holdijk (SGP):

Voorzitter. De SGP-fractie levert haar bijdrage aan deze algemene beschouwingen onder het thema "leiderschap en verantwoordelijkheid in tijden van crisis". In de troonrede komen een tiental keren de woorden "verantwoord" en "verantwoordelijkheid" voor. De tweede zin van de troonrede bevat reeds het woord "crisis". Vorig jaar spraken wij hier met name over de kredietcrisis. Daar hebben zich nu de economische crisis plus de schatkistcrisis bijgevoegd. Een crisis betekent in oorsprong een beslissend stadium in een ernstige ziekte. Spanning en onzekerheid zijn daaraan eigen.

De gemiddelde burger lijkt zich echter tot nu toe niet zo veel van de crisis aan te trekken. Voor degenen die hun werk kwijtraken, is de klap echter groot. Dat geldt ook voor zelfstandigen; zzp'ers kunnen nergens aanspraak op maken. Banken worden verantwoordelijk gehouden voor het ontstaan van de crisis, maar burgers gaan niet vrijuit. "Elk jaar meer", leek een automatisme geworden alsof het een mensenrecht was. Onverantwoord hoge schulden werden aangegaan en de oude wijsheid van zeven vette en zeven magere jaren leek vergeten. Persoonlijke verantwoordelijkheid schoot tekort.

Waar gaat het om bij verantwoordelijkheid? De vraag is tegenover wie wij verantwoordelijk zijn. Wie mag verantwoording vragen? Wij zijn verantwoording schuldig aan God onze Schepper en aan onze medemens. Dit geldt ook in de politiek en in het openbaar bestuur, voor de rechter, voor de ondernemer, enzovoort. Voor een overheid binnen een democratisch bestel is het algemeen belang richtinggevend, maar in de praktijk is politiek vaak een optelsom van deelbelangen. Over die deelbelangen wordt overlegd en gepolderd met derden om draagvlak te creëren, zoals dat heet. Consensus is mooi en verkieslijk, mits het niet ten koste gaat van wat noodzakelijk is. De overheid heeft een goddelijke roeping en moet haar verantwoordelijkheid niet zo maar delen met derden.

Overleg is goed, maar crisis vraagt om leiderschap. Politicologisch onderzoek laat keer op keer zien dat landen met een stelsel van evenredige vertegenwoordiging én een op consensus gerichte politieke cultuur het op de lange termijn beter doen dan landen met sterke leiders en meerderheidsstelsels. Ik wil er echter voor waarschuwen dat het land, c.q. het algemeen belang, slachtoffer wordt van onze polderdemocratie. Verlamming en onmacht wekken geen vertrouwen en voeden de onzekerheid. Leiderschap is de moed om te doen waartoe men is geroepen in het vertrouwen dat de inhoud overtuigend zal zijn. Leiderschap van de overheid vraagt om een visie op de verhouding tussen collectieve en individuele verantwoordelijkheid, verantwoordelijkheid nemen en bereid zijn verantwoording af te leggen. Leiders hebben de moed om tegen het volk te zeggen: eerst het zuur en dan het zoet. De premier zal die woorden herkennen. Het doorschuiven van de hete aardappel past daar niet bij. Tekenen van onmacht meenden wij begin dit jaar waar te nemen toen het kabinet het over geen enkele bezuiniging eens kon worden. Is dat momenteel anders? Doorschuiven en uitstel bevestigen het gezegde dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken.

Voorzitter. Als het om de schatkistcrisis gaat en de daarom noodzakelijke sanering van de overheidsfinanciën, lijkt het wel alsof het kabinet in zoiets als een demissionaire status verkeert. Het uitstel van de bezuinigingen tot na de Tweede Kamerverkiezingen van 2011 geeft een onbehaaglijk gevoel. Men gaat de onvermijdelijke pijn uit de weg, lijkt het. Het is een zwaktebod om de noodzakelijke bezuinigingen vooruit te schuiven.

De overheid mag graag doen alsof de schatkistcrisis een probleem van ons allen is en dat alle Nederlanders er daarom ook voor zullen moeten bloeden. Is dat wel zo? Vele burgers in Nederland, schuldig of onschuldig aan de financiële crisis, zijn alleen al daardoor linksom of rechtsom getroffen. De meesten lijden inkomens- of vermogensverlies. Zij moeten maar zien hoe zij zich uit de crisis redden. Uitgangspunt hoort volgens mij te zijn dat de Staat zijn eigen financiële problemen moet oplossen. Zo veel verschilt de staatshuishouding nu ook weer niet van elke gewone huishouding. De aanpak moet bestaan uit de tering naar de nering zetten, dor hout kappen en ingesleten luxe ongedaan maken. Daarbij gaat het niet alleen om de overheidsuitgaven maar ook om het overheidsapparaat zelf. Worden de te maken keuzen niet doorgeschoven naar het volgende kabinet? Wordt de voorgenomen hervormingsoperatie zo wellicht een inzet van de eerstkomende Tweede Kamerverkiezingen?

De troonrede gebruikt ook het begrip verantwoord burgerschap. Democratisch burgerschap betekent in mijn ogen ook het brengen van een welvaartsoffer voor het publieke belang.

De troonrede merkt op dat de economische recessie ook morele tekortkomingen heeft blootgelegd in het functioneren van markt en maatschappij. Eerder had de premier al geconstateerd dat de crisis gaat over meer dan geld en economie alleen. Er is veel geruzie en getouwtrek over geld en voorzieningen, maar er mag niet voorbijgegaan worden aan de wortel van het kwaad die uiteindelijk in de mens zelf gezocht moet worden.

In september jongstleden maakt de accountantsorganisatie KPMG een onderzoek openbaar waarin centraal stond: het morele besef van de bestuurders van morgen in het bedrijfsleven. Een op de drie gepolste bedrijven bleek niet tevreden over de ethische bodem die afgestudeerden en starters tijdens hun studie hebben meegekregen. De managers in spe zouden volgens de ondernemingen verantwoordelijkheidsgevoel en respect opofferen aan zaken als snelle carrière, inkomen en status. De ondernemingen houden de hogeronderwijs­instellingen verantwoordelijk voor het ontbreken van een moreel kompas. Overheid en instellingen zoeken nu de oplossing in procedures, regels en codes.

De overheid heeft een conceptgedragscode voor goed openbaar bestuur gepubliceerd. Verantwoording is in die code een van de beginselen. Regels kunnen helpen om verantwoording af te leggen en verantwoordelijkheid te verstaan. Wij moeten echter oppassen voor bureaucratisering van de verantwoordelijkheid. Met procedures creëert men een systeem waarin persoonlijke aansprakelijkheid minder belangrijk wordt. Men gaat zich verschuilen achter procedures en regels. Verantwoordelijkheid als deugd, als levenshouding, laat zich niet in regels vastleggen. Zaken waarin menselijk handelen is betrokken, gaan fout, maar niemand is verantwoordelijk. Voorbeelden zijn er helaas te over.

Een andere vraag is of de codes wel effectief zullen zijn. "Soft law" heeft het karakter van vrijblijvendheid. Daarom moet een mechanisme worden gevonden waarbij overtreding van de codes aan de kaak wordt gesteld. Als overtredingen zorgvuldig en systematisch worden aangepakt, zullen ze op den duur tot het stelsel van gecodificeerde regels gaan behoren, zoals dat ook is gebeurd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur die uiteindelijk via de jurisprudentie in de Algemene wet bestuursrecht hun neerslag hebben gevonden.

Tot besluit. Politici zijn in onze ogen niet in de eerste plaats verantwoording schuldig aan het volk – dat ook – maar aan God. Niet de jaarlijkse "gehaktdag" maar Gods oordeelsdag aan het einde der tijden is bepalend. Wij wensen de regering de wijsheid toe om op de rechte wijze inhoud en vorm te geven aan haar verantwoordelijkheid. Zij mag zich gesteund weten door de wetenschap dat wij om kracht en Gods zegen voor haar bidden.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Het thema van onze bijdrage is "economie, innovatie en het nemen van verantwoordelijkheid". Omdat ik maar acht minuten heb, zal ik proberen te spreken met de snelheid van een deeltjesversneller. Onze bijdrage is bescheiden en bestaat uit zes samenhangende sets van vragen aan het kabinet. De eerste gaat over de economische crisis en de lessen die daaruit zijn te trekken.

Naar de opvatting van D66 laat deze economische crisis zien dat het traditionele neoklassieke economisch model onvoldoende werkt. Dat falen is "de bankencrisis" gaan heten. Maar het gecultiveerde beeld van overetende bankiers ontneemt het zicht op de werkelijke veranderingen, namelijk nieuwe fundamenten die bepalend zijn voor economische vooruitgang; de knoppen waaraan je moet draaien om de economie te stimuleren zijn veranderd. Waren tot voor kort "de markt" en "het bedrijfsleven" nog leidende principes, nu eisen nieuwe fundamenten hun plek op. Dit zeg ik de heer Noten, de heer Schuurman en de heer Werner na.

Wat zijn nu die nieuwe fundamenten? Naar het inzicht van onze fractie zijn dat:

  • - van nationale afhankelijkheid naar internationale verbondenheid (multi-level governance);

  • - van traditionele productie naar innovatieve diensten;

  • - van grondstoffen naar klimaatneutraal als belangrijke productiefactor;

  • - van provinciale sturing naar metropolitane identiteit;

  • - van rigide marktdenken naar een gericht en doeltreffend publiek optreden, naar publieke verantwoordelijkheid.

Hoe kijkt het kabinet aan tegen deze in onze ogen fundamentele herziening van het economische model? En waar vinden we hierover iets terug in bijvoorbeeld de Macro Economische Verkenning? Hoe denken het CPB en het ministerie van Financiën over zo'n nieuw fundamenteel economisch model? Ziet het kabinet er iets in om dat nieuwe fundamenteel economische model verder uit te werken en er voorstellen over te doen richting deze Kamer? Graag krijg ik hierop een reactie van de regering, want zo'n nieuw fundamenteel economisch model zou het makkelijker maken om de aanstaande heroverwegingen te toetsen. Enkele collega's zeiden dat eigenlijk in hun bijdrage: nu zijn er te weinig toetsingskaders om het goed beet te pakken. De crux daarbij is het nieuwe economische model.

Onze tweede set van vragen ligt in het verlengde daarvan. Die gaat over de betekenis van innovatie voor de Nederlandse economie. "Never waste a good crisis. Time for a reset", zegt Obama. Crisis en innovatie zijn met elkaar verbonden als een innig vrijend stel. Hoe groter het probleem, hoe groter de behoefte aan nieuwe ideeën, aan innovatie. D66 staat voor een kennis- en innovatiegedreven economie. Innovatie geeft immers aan wát je met kennis doet: toepassen, ondernemerschap, creativiteit, governance. Maar helaas, van de Lissabonambities komt maar weinig terecht. De 3% van het bruto binnenlands product investeren in onderzoek en ontwikkeling wordt bij lange na niet gehaald. Het EU-gemid­delde blijft steken op 1,8%, Nederland zelfs op 1,7%.

Ziet het kabinet, net als de D66-fractie, in dat innovatie nog meer dan voor de crisis de sleutel is voor economisch succes? En zo ja, wat zegt dat over de rol en positie van het huidige innovatiebeleid? Ziet het kabinet iets in het ontwikkelen van een, wat in het succesvolle Finland is gaan heten, "national innovation system"? Een innovatiebeleid gestuurd op onderwijs, onderzoek en kennisintensieve bedrijvigheid. Ziet het kabinet iets in het maken van zo'n sluitende innovatieketen? Innoveert ons innovatiebeleid eigenlijk wel, en zo ja hoe?

De economische motor van ons land is de Randstad, metropool Holland. Het onderwerp van mijn derde vraag. Dit kabinet heeft het niet aangedurfd om de problematiek in onze metropool doortastend aan te pakken.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Toen u het had over het bruto nationaal product, dacht ik: zal hij daar net zo kritisch naar kijken als ik heb gedaan? Dat heb ik niet gemerkt, maar in de lijn van uw eerste punt zou dat wel kunnen. Het bruto nationaal product is eigenlijk een heel merkwaardig iets. Als wij doorgaan met de ontbossing in de wereld, levert dat een bijdrage aan onze economische groei en gaat het bruto nationaal product omhoog, terwijl ons welzijn niet toeneemt en de milieucrisis groter wordt. Hebt u daar ideeën over in het verlengde van uw eerste punt?

De heer Schouw (D66):

Het is zeer terecht dat u dit opmerkt. Ik zou graag wensen dat u mij steunt in het ontwerpen van een nieuw economisch model voor dit land. De parameters die u en een aantal andere collega's hebben genoemd, worden dan onderdeel van dat nieuwe economische "motorblok". Als je dat voor elkaar hebt, krijgen cijfers als het bruto binnenlands product een andere relatieve waarde. Omdat er nu echter niets anders is, moeten we het er maar even mee doen. Ik hoop dat dit een antwoord is op uw vraag.

Dan kom ik op het punt van de Randstad. Na Geelhoed en de Holland Acht presenteerde voormalig premier Kok een architectuur die de slagkracht en de economische ontwikkeling van de metropool zou gaan verbeteren. Er werd echter gekozen voor de weg van de minste weerstand door de Randstad domweg op te knippen in twee stukken, noord en zuid. Dat is een visieloos besluit. Met een nietje door bestaande wensen ontstond Randstad Urgent en Randstad 2040 is vooral een speeltje voor planologen. De economie? Die zwijgt als een stille afwezige. Dat is een gemiste kans, een fatale fout. Een duidelijke, sturende visie op het beter benutten van het economisch potentieel in onze metropool is er niet. Hoe denkt dit kabinet over één investeringsfonds voor de metropool Holland, één bedrijvenloket en één metropolitaan bestuur, dat besluiten neemt, regie voert en verantwoordelijkheid neemt? Een recent rapport van de OESO maakt gehakt van de inefficiënte samenwerking op Randstadniveau. Wij mogen niet langer wegkijken en zo de aansluiting met de toekomst missen.

Daarmee kom ik op het vierde punt: onderwijs. De onderwijsketen moet beter. De kwaliteit van ons onderwijs hangt een-op-een samen met economische groei. Er moet dus worden geïnvesteerd. De D66-fractie vraagt op dit moment aandacht voor het probleem van het lager en middelbaar onderwijs. Leerlingen beheersen de taal niet, er is sprake van 20%, soms 30% schooluitval, er zijn geen startkwalificaties en er zijn scholen die afglijden naar de status van "zwakke school". Zij sluiten hun deuren. Volgens de Nationale DenkTank gaat jaarlijks 13 mld. verloren vanwege onderbenutte capaciteit van leerlingen. Als er een minimumeis van een voldoende zou bestaan voor de drie kernvakken, Nederlands, Engels en wiskunde, in het vmbo, de havo en het vwo, dan zou bijna de helft van de havo- en vwo-leerlingen zakken. Dat is het onderwijsniveau in Nederland.

De zwakste schakel in de onderwijsketen zijn de gemeenten. Zij mogen vooral de rekening betalen voor de bouw van een schoollokaal, maar hebben verder weinig tot niets over het onderwijs te zeggen. Als de lokale overheid achter de voordeur van het onderwijs komt, barricadeert het autonome, verzelfstandigde schoolbestuur deuren en ramen.

De heer Thissen (GroenLinks):

Ik ben het op zichzelf genomen met uw eerste zin eens, maar gemeenten zijn niet alleen makelaar en financier van schoolgebouwen. Gemeenten hebben een heel belangrijke functie wat betreft de leerplicht. Dat is in het kader van schooluitval natuurlijk van ongelooflijk belang.

De heer Schouw (D66):

U had kunnen weten dat ik dat ook had kunnen weten, maar ik moet in mijn acht minuten een paar zaken terugbrengen tot de kern. Het spijt mij, mijnheer Thissen.

Ik kom terug op het punt van de lokale overheid. Het huidige systeem van bekostiging geeft onvoldoende prikkels om het tij te keren. Hulde aan wethouder Asscher in Amsterdam, die niet bang is hiervoor toch zijn nek uit te steken en die deze kwestie op de agenda zet. Volgens de D66-fractie moeten gemeenten juist meer bevoegdheden krijgen om de kwaliteit van het onderwijs, de kwaliteit van de docenten en het niveau van de leerlingen te verhogen. Is het kabinet bereid hiernaar met ons in meer fundamentele zin te kijken? Deelt het kabinet onze wens om het lokaal bestuur meer bevoegdheden te geven? Hierop wil ik graag een reactie.

De vijfde vraag betreft het maatschappelijk middenveld. Sommige politieke stromingen doen er van alles aan om het maatschappelijk middenveld op het schild te hijsen. Daarover hebben wij vanmiddag al een en ander gehoord. Wat betreft de padvinders, de kerk en de wandelclub vindt onze fractie dat prima. De bezweringsformule van het maatschappelijk middenveld behelst echter ook het onderwijsbestuur, de woningbouwcorporaties en de zorginstituten. Dat zijn precies de sectoren waarin de excessen uitbundig feestvieren. Het is integriteit versus onverantwoord ondernemerschap. De publieke sturing en verantwoording zijn onvoldoende geborgd. Publieke sturing vernevelt. Publieke verantwoording verdampt. Met andere woorden: het mantra van het maatschappelijk middenveld heeft "aandachtopeisende aspecten". Laat ik dat eens chic formuleren. Misschien kan zelfs wel gesproken worden van een systeemfout. Hoe ziet het kabinet deze systeemfout? Welke samenhangende visie heeft het kabinet op deze drie domeinen ten aanzien van sturing en verantwoording? Ik wil op dit punt ook meteen helder maken dat ik vind dat minister Van der Laan een goede poging heeft gedaan om in elk geval voor het domein van de woningbouwcorporaties een aantal ontwikkelingen in gang te zetten. Ik mis eerlijk gezegd echter nog een visie op die andere twee domeinen. Het zou fijn zijn om dat in samenhang met elkaar te brengen. Het zou ook fijn zijn als de heer Werner dat zou ondersteunen, want het is eigenlijk precies zijn punt.

De voorzitter:

Ik wijs u erop, mijnheer Schouw, dat u moet afronden als u tijd wilt overhouden voor de tweede termijn.

Het woord is aan de heer Werner.

De heer Werner (CDA):

De heer Schouw heeft tijdens mijn termijn veel belangstelling getoond voor mijn bijdrage en ik wil niet achterblijven, door ook mijn belangstelling voor zijn bijdrage aan de dag te leggen. Tot op heden komen daarin immers veel interessante zaken voor, die volgens mij ook wel een beetje in het verlengde liggen van hetgeen ik heb gezegd. Vanmorgen heb ik het maatschappelijk middenveld ook nogal uitvoerig aan de orde gesteld. Ik wil graag even de denkrichting van de D66-fractie proeven in dezen. Waar staat de D66-fractie ten aanzien van de oplossingsstrategie? Wil de D66-fractie weer terug naar de situatie waarin scholen overheidsdiensten zijn of iets in die richting, naar een verdere verstatelijking? Of zegt de D66-fractie: nee, wij vinden het een goed beginsel dat semipublieke functies op private basis worden uitgevoerd en dat burgers betrokken zijn bij deze zaken? In welke richting denkt de D66-fractie wat betreft de oplossing?

De heer Schouw (D66):

Het helpt de discussie niet verder om te zeggen dat een en ander weer terug moet naar vroeger. Natuurlijk moet het niet terug naar vroeger. Ik zie een aantal belangrijke problemen. Die zie ik samen met u en misschien wel met de hele Kamer, als ik dat zo hoor. De scholen zijn van niemand. De woningbouwcorporaties zijn van niemand. De zorginstellingen zijn ook van niemand. Zij hebben een belangrijke rol in het publieke domein. Er is eigenlijk weinig connectie, weinig verbinding tussen die organisaties en degenen die daarvoor politieke verantwoordelijkheid dragen. Dat zijn gemeenteraden, provinciale staten of ministers. Daarvoor moeten oplossingen worden aangedragen. Dat is iets anders dan het weer terug te brengen naar de staat. Zoals ik zei, heeft minister Van der Laan ten aanzien van de woningbouwcorporaties een aantal goede suggesties gedaan. De drie domeinen waarover wij spreken, wil ik meer in samenhang met elkaar zien. Ik denk, misschien wel met u, dat het nog een hele toer wordt om onze wensen op een goede manier ondergebracht te krijgen in die nieuwe wet op de maatschappelijke onderneming. Het is nog maar zeer de vraag of deze voldoende borg biedt voor de problemen die er zijn.

De heer Werner (CDA):

U zegt dat de scholen en wooncorporaties van niemand zijn, maar die zijn natuurlijk wel van iemand. De school is van het bestuur of van de stichting. Zij hebben daarover het een en ander te zeggen. Vindt u dat die structuur moet worden aangepast, of dat er binnen die structuur verbeterde regelgeving moet komen om de publieke aspecten beter te borgen?

De heer Schouw (D66):

Ik vind dat er een verbinding moet worden aangebracht tussen de toezichtstructuur en het publieke domein. U zegt wel dat er een bestuur is, maar aan wie leggen de raden van toezicht verantwoording af? Niet voor niets wordt er in de corporatiewereld over gesproken dat er een extra toezichthouder moet komen. Hetzelfde geldt voor onderwijs- en zorginstellingen. Wij hebben met elkaar op dat punt nog een weg te gaan. Wat ik belangrijk vind, is dat er politiek draagvlak is om te bezien hoe je dit verder met elkaar kunt verbeteren. Als ik de oplossing had, zou ik deze hier ook wel presenteren, maar het is al ingewikkeld genoeg. Ik vind wel dat wij met elkaar het lef en het vermogen moeten hebben om te zeggen: wij moeten een stap vooruit. Wij hebben een aantal dingen in gang gezet, waar wij met het inzicht van nu misschien niet zo blij mee zijn. Dat is, denk ik, wat ons bindt.

Voorzitter. Mijn zesde en laatste punt gaat over verantwoordelijkheid en het nemen daarvan. Het nemen van verantwoordelijkheid gaat niet zonder het voeren van regie. Bij de algemene beschouwingen aan de overzijde is fundamentele kritiek geuit op de verantwoordingsplicht – noem het de zorgplicht – voor het doortastend besturen van dit land. Vooral de coalitiepartijen zagen dat het goed was. Alle overige politieke partijen begrepen daar maar heel weinig van. Ik zal dat debat hier niet overdoen. We kunnen ons vinden in de kritische opmerkingen – de professionele aanmoedigingen – die daarover aan de overzijde zijn gemaakt.

Ik heb nog twee opmerkingen. De eerste gaat over de twintig ambtelijke werkgroepen. De suggestie is gewekt dat alles bespreekbaar is. Maar dat gelooft het kabinet toch zelf niet? Wie houdt wie nu voor de gek? Er zijn politieke uitgangspunten van coalitiepartijen die verder gaan dan slim, sociaal en solide.

De komende maanden wordt het pièce de résistance gepresenteerd: de "crisis- en herstelwet". Qua symboliek is dat een onvolprezen titel. Het wordt politiek nog verdraaid lastig om uit te leggen dat er bedenkingen zijn. Want wie is er tegen herstel? Ik ga nu niet vooruitlopen op het debat hierover, maar de kernvraag is: zorgt het wetsvoorstel voor de gewenste versnelling van het herstel en is het goed voor de werkgelegenheid? Of is het een zoveelste demasqué van het niet kunnen nemen van krachtige besluiten om de economie van dit land er weer verder bovenop te helpen?

Wij zien met belangstelling uit naar de beantwoording door het kabinet.

De heer Koffeman (PvdD):

Voorzitter. Ons land bevindt zich in crisis en het ontbreekt het kabinet aan daadkracht om de crisis te benutten voor een radicale koerswending op weg naar een duurzame samenleving. Regeren is vooruitzien en niet "we hebben het niet zien aankomen". De kredietcrisis was te voorzien, de valutacrisis was te voorzien, de economische crisis was te voorzien, de wereldvoedselcrisis was te voorzien, de dierziektencrises waren te voorzien, de zoetwatercrisis was te voorzien, de grondstoffencrisis was te voorzien, het uitputten van natuurlijke hulpbronnen was en is te voorzien, de klimaatcrisis is te voorzien. Maar in geen van die gevallen werd ingezet op het voorkomen van de crises of het beperken van de gevolgen ervan.

Het kabinet is verlamd als een konijn dat verblind is door de koplampen van een aanstormende auto. Dat was zo bij de aandelenlease-affaire, het World Online debacle, fraude met teak en onroerend goed, de woekerpolissen, het omvallen van Icesave, de pensioenfondsen die door de vereiste dekkingsgraad zakten, het omvallen van handelshuis Van der Moolen en Van der Hoop bankiers, het veevoederschandaal dat bij de VWA een jaar lang in een la bleef liggen, de doofpot van Irak, het schimmige gedoe rond de Westerschelde, de leugens rond de Catshuisbrand; kortom in heel veel gevallen is er wel toezicht, maar werken doet het niet, omdat het bijt met de door het kabinet zo gekoesterde zelfregulering of andere kabinetsbelangen.

Er gaan in Nederland meer mensen dood aan Q-koorts dan aan varkensgriep en het kabinet schaft wel miljoenen vaccins aan tegen H1N1, maar houdt de locaties van met Q-koorts besmette bedrijven geheim, waarmee het de levens van omwonenden letterlijk in de waagschaal stelt. Hetzelfde geldt voor de levens van mensen die besmet worden met salmonella en campylobacter, meer dan 100 doden per jaar.

En het kabinet spreekt met twee of meer monden als het gaat om de crisisbestrijding. De minister van LNV zegt dat de biodiversiteitscrisis en de voedselcrisis veel groter zullen worden dan de huidige economische crisis. Het Planbureau voor de Leefomgeving geeft aan dat er noodzakelijkerwijs minder vlees, vis en zuivel geconsumeerd zal moeten worden, omdat de veehouderij alleen al 30% van het biodiversiteitsverlies oplevert en de uitstoot van broeikasgassen vanuit de sector onaanvaardbaar hoog is, maar daar wil minister Verburg dan vervolgens niets tegen doen in de vorm van een vleestaks, die de minister-president wel wil laten onderzoeken. Dat maakt een weinig daadkrachtige indruk, het kabinet schuift de problemen voor zich uit, brainstormt over oplossingen, maar verzuimt om de grote problemen met daadkracht te lijf te gaan.

Nederland heeft leiding nodig en dat voorzag ook het voormalig CDA-raadslid Dirk Scheringa toen hij voorstelde om minister Wouter Bos te vervangen en zelf gevolmachtigd crisisminister op financieel gebied te worden. Hij zou Nederland er in 12 maanden weer bovenop kunnen helpen. Ruim twee maanden later zei de minister van AZ in het Dirk Scheringa stadion tijdens een CDA-bijeenkomst tegen de voorzitter van AZ: Je bent een voorbeeld voor ons allemaal; je speelt een geweldige rol in de financiële sector, zet je in voor sport en cultuur; ik vind dat fantastisch; we zijn trots op je! Vorige week werd dat: ik heb een aantal opmerkingen gemaakt over Scheringa; dat staat los van de zaken die nu spelen, dat is van een heel andere dimensie. Leg dat maar eens uit aan de mensen die hun hebben en houden in handen van de door de premier en De Nederlandsche Bank aanbevolen bank hebben gelegd. Leg dat ook maar uit aan een mevrouw die gisteravond op de televisie vertelde dat zij haar complete pensioen van 1 ton aan DSB is kwijt geraakt, na de aanbeveling van de minister-president.

Dat gaat om een bank die werkte met verliesgevende lokrentes op hypotheken enerzijds en spaartegoeden en bijbehorende wurgcontracten en koppelverkopen anderzijds die zeer profijtelijk waren voor de bank met provisies tot boven de 80%. Onder de ogen van de toezichthouders die niet ingrepen!

Dat beleid is vergelijkbaar met de Ponzi-schema's in andere sectoren. De collectieve vraag in de wereld is in 1980 de regeneratiemogelijkheden van de aarde gepasseerd: we consumeren meer dan de aarde aan kan en nemen dus een krediet op de toekomst van onze kinderen. Alles wat we dit jaar na 20 september consumeren, stelen we van toekomstige generaties. Zulke Ponzi-schema's zijn er op het gebied van watermanagement, voedselproductie, het leegvissen van de oceanen, de uitstoot van CO2, de prijs van fossiele brandstoffen en de productie van dierlijke eiwitten. Bernard Madoff zit inmiddels achter slot en grendel, maar zijn Ponzi-fraude was kinderspel bij de Ponzi-schema's die de huidige politiek faciliteert en die de wereldbevolking, de dieren, de natuur en het milieu in onoplosbare problemen brengt.

Het enthousiasme waarmee de minister-president sprak over de bedrijfsvoering van DSB en eerder over de VOC-mentaliteit, doen het bange vermoeden rijzen dat hij trots is op het gevoerde beleid en gelooft in de zelfregulering, het zelfreinigend vermogen van het bedrijfsleven, de terugtrekkende overheid. Hij ziet nieuwe rampen op andere terreinen niet aankomen; hij wil die niet zien.

Het is een volledige miskenning van de problemen waarin de zittende politiek ons gebracht heeft. Albert Einstein zei dat het niet voor de hand ligt dat problemen worden opgelost vanuit dezelfde mindset als waarmee ze veroorzaakt zijn.

Dit kabinet is niet van plan of niet bij machte om de problemen die we over onszelf hebben afgeroepen in de financiële wereld, de natuur, het milieu, de voedselvoorziening, het klimaat en de productie van dierlijke eiwitten op te lossen met een radicale koerswijziging. Het kabinet kijkt naar Europa, neemt een afwachtende houding aan, neemt niet zelf de regie, hooguit in het beperken van de inspraak van burgers en belangenorganisaties met een Crisis- en herstelwet die alleen maar tot grotere crises zal leiden.

Kunt u aangeven of en en zo ja, op welke wijze u de zelfverrijking door de veroorzakers van de crises wilt blokkeren? Kan het zo zijn dat 100.000 klanten van een failliete bank berooid achterblijven, terwijl de eigenaar van de bank in de Quote 500 blijft staan? Bent u bereid de Wet vermogenssancties ook in te zetten bij wijze van voordeelsontneming voor falende financiële dienstverleners? Graag een reactie; ik overweeg hierover een motie in te dienen.

Tot slot een vraag over de bouwplannen van het kroonprinselijk paar op een schiereiland in Mozambique. Is het juist dat leden van het Hof op elk moment geëvacueerd moeten kunnen worden bij calamiteiten en dat de enige mogelijkheid daartoe op een afgelegen Afrikaanse bestemming, de permanente nabijheid van een Nederlands oorlogsschip zou zijn, uiteraard bij aanwezigheid van leden van de koninklijke familie? Als dat zo is, kunt u dan ook aangeven wat daarvan de kosten zijn en wie die kosten draagt? En als het niet het geval is, kunt u dan aangeven op welke wijze de evacuatie vanaf een schiereiland in Afrika geregeld is?

Voorzitter. Ik rond af. Ik vraag het kabinet duidelijk te maken welke radicale koerswijziging het kiest om huidige en aanstaande crises het hoofd te bieden. Zonder zo'n radicale koerswijziging zullen steeds meer burgers tot de ontdekking komen dat de keizer geen kleren aan heeft, wat politici daar ook anders van zeggen. We gooien inefficiënt geproduceerde dierlijke eiwitten letterlijk weg of dumpen ze in ontwikkelingslanden, terwijl elk uur 400 kinderen sterven van de honger. Die decadentie is sinds het vrouwtje van Stavoren niet meer vertoond. Zij raakte erdoor aan de bedelstaf. Het is aan het kabinet om aan te geven hoe het ons land daarvoor gaat behoeden. En bij de vraag wat we ons in dat kader wel en niet zouden kunnen veroorloven, zou het minder over geld en meer over het kostbaarste wat we hebben, moeten gaan. Dank u wel!

De heer Ten Hoeve (OSF):

Voorzitter. De analyse in de Miljoenennota met betrekking tot de begrotingstekorten is de basis van het beleid dat de regering wil voeren. Dat moet natuurlijk nog voor een groot deel ontwikkeld worden. Die analyse wordt door velen onderschreven, dus niet door iedereen. En dat geldt ook voor de conclusie dat er dus nog heel veel bezuinigd moet worden, maar nu nog niet. Dus is er nog tijd om werkgroepen alternatieven te laten uitwerken voor ingrijpende, fundamenteel ingrijpende, operaties waaruit de politiek dan moet kiezen.

Ik heb geen kritiek op de keuze voor uitstel van beslissingen die de regering daarmee maakt. Dat neemt echter niet weg dat er natuurlijk wel heel wat zaken aan te wijzen zijn waarvan al heel lang en door heel velen wordt bepleit om daar iets aan te doen en die dus, nu de nood aan de man komt, met geen mogelijkheid meer ontlopen kunnen worden. Ik noem de hypotheekrenteaftrek, de volledige fiscalisering van de AOW, en, nog beter, het afschaffen van de aparte premieheffing voor de volksverzekeringen. En ook, om de maatschappij sociaal in evenwicht te houden, denk ik aan een eenvoudig belastingsysteem dat de extreem hoge inkomens extra belast (Schuurman/Noten), en geen ingewikkelde regelgeving bevat, zoals die vorig jaar her en der bedacht is. Het is simpel: een hoog inkomen is een hoog inkomen.

Zulke maatregelen zijn noodzakelijk om de overheidsfinanciën op orde te krijgen, maar ze dragen ook bij aan het doel dat ook bij alle andere, nog te bedenken maatregelen centraal moet staan: hoe simpeler hoe beter. Transparantie draagt bij aan de uitvoerbaarheid en dus ook aan de eerlijkheid. Dat geldt ook, zeg ik de ChristenUnie-fractie in de Tweede Kamer na, voor de verhoging van de AOW leeftijd. Die lijkt door de financiële perikelen en ook vanwege de vergrijzing, onontkoombaar. Dus de regering doet er verstandig aan, het pad daar naartoe duidelijk uit te zetten. Maar ingewikkeldheden daarbij zullen de acceptatie niet groter maken, zeker niet als die ertoe zouden leiden – dat gebeurt meestal bij ingewikkeldheden – dat juist degenen met mooie banen en goede pensioenregelingen daardoor een vrijere keuze zouden krijgen.

Zoals het nu lijkt, moet dat dus, maar het is wel een maatregel die voor een heel groot deel van de bevolking moeilijk is. En er moet bij bedacht worden dat de voorspellingen met betrekking tot de overheidstekorten niet door iedereen zo zwart worden ingekleurd als de regering doet. En het is ook nog lang niet zeker of de verwachte schaarste aan arbeidskrachten er straks wel echt toe zal leiden dat ouderen geaccepteerd worden op de arbeidsmarkt. Tot nu toe zijn er nog heel weinig tekenen dat het voor ouderen makkelijker wordt om werk te krijgen en werkgevers zeggen zelfs heel uitdrukkelijk dat zij het liefst een AOW op 67 jaar maar een ontslagleeftijd op 65 jaar zouden willen hebben. Ten slotte, wij weten allemaal wel dat een periode van meer dan 20 jaar moeilijk te overzien is in zijn consequenties en moeilijk voorspelbaar is, ook al proberen wij daar wel zo goed mogelijk grip op te krijgen.

Juist voor de komende 20 jaar is nu al duidelijk dat de verschuivingen in de politieke en economische en monetaire verhoudingen zo groot zullen zijn dat zelfs de richting van de veranderingen die ons te wachten staan niet meer op voorhand duidelijk is. Het effect van die veranderingen voor onze economieën kan een doorgaande groei zijn, waar wij eigenlijk al op rekenen, maar het kan ook heel goed stabiliteit of misschien zelfs wel krimp zijn. De veronderstelling dat onze westerse economieën niet veel groei meer te verwachten hebben, is in ieder geval helemaal niet absurd. Geen nood, ook met krimp en zeker met stabiliteit is te leven, en ook dan kan in veel opzichten de kwaliteit van de maatschappij nog wel verhoogd worden. Maar het CPB geeft wel aan dat juist dan de druk van het overheidstekort wel heel groot zal worden. En, voeg ik er dan maar toe, misschien is het ook wel juist dan erg de vraag of het wel nuttig is dat voor die stagnerende productie de arbeid van zoveel mogelijk 65- en 66-jarigen ingezet wordt. Als dat niet het geval is, dan levert deze keuze op langere termijn geen echte bijdrage aan de oplossingen voor het financiële probleem en het vergrijzingsprobleem. Dan levert het alleen een bijdrage aan de werkloosheid.

De regering zou er daarom misschien verstandig aan doen deze onzekerheden wel onder ogen te zien, juist bij zo'n voor ieder persoonlijk erg ingrijpende maatregel als de verhoging van de AOW-leeftijd. Zij zou bij het uitzetten van het tijdpad op enkele momenten ook uitdrukkelijk een nieuw go/no go-moment in kunnen bouwen, waar opnieuw de noodzaak maar vooral ook de resultaten, de echte opbrengst, gewogen kunnen worden. Duitsland heeft trouwens iets dergelijks gedaan.

De langere termijn is moeilijk te overzien, maar van enkele dingen durf ik wel uit te gaan. De globalisering is niet terug te draaien. En in zijn algemeenheid is dat maar goed ook, maar het daardoor ontstane gesleep met goederen van het ene eind van de wereld naar het andere kon wel eens flink verminderen als wij in staat zijn alle externe kosten eerlijk door te berekenen, alle milieu-, landschappelijke, maatschappelijke kosten van productie en transport. En ook van de koeien, zeg ik maar in de richting van collega Koffeman. Dat eerlijk doorberekenen is natuurlijk pure noodzaak als wij ook het klimaat nog enigszins willen stabiliseren. Daarvoor is internationale samenwerking een absolute noodzaak, en die is er de laatste tijd duidelijk op vooruitgegaan, maar het blijft natuurlijk moeizaam zolang er geen sprake is van bevoegdheden op hoger niveau. Een Europa dat met één mond spreekt, dat in internationale lichamen zoals het IMF met één gemeenschappelijke zetel tevreden is, en dat intern in staat is zijn economische, monetaire en fiscale politiek zo in te zetten dat het niet leidt tot tegenstrijdigheden zou op zich een bijdrage zijn aan effectief optreden en ook het bereiken van gemeenschappelijk optreden op nog hoger niveau makkelijker kunnen maken. Is onze regering daartoe bereid? Leveren wij onze IMF-zetel in voor een gemeenschappelijke Europese zetel?

Wat dat betreft, lijkt het dat er nog wel wat te verbeteren is, als ik van de staatssecretaris van Financiën lees over de innovatiebox: "En omdat wij in Europa de nodige concurrentie hebben gaan we het tarief ook nog eens verlagen van 10% naar 5%. Daarmee lopen we weer helemaal voorop."

Het tegen de klippen op faciliteren van de financiële sector is uitgelopen op een debacle. Ieder land dat financieel centrum wilde wezen, deed dat, wij ook. In de vennootschapsbelasting kiezen Europese landen, wij ook, ervoor om elkaar met lage tarieven te beconcurreren. Wie wordt daar per saldo beter van? Wordt het geen tijd om een deel van de fiscaliteit te gebruiken om in Europa een level playing field te scheppen? Eventueel met compensatie voor inherente nadelen, een bergboerenregeling. Dat werkt eerlijk, en dan kunnen we gezamenlijk, zonder vrees voor concurrentie van de buren, bijvoorbeeld bepalen dat het vliegverkeer evenveel accijns moet betalen als het wegverkeer. Dan besparen we ons de tragedie van een eigen vliegbelasting.

Dan zouden we ook, wat we nu niet kunnen, de energieprijs door accijnsheffing gezamenlijk kunnen stabiliseren op een niveau dat nodig is om duurzame energie tot ontwikkeling te brengen. Ziet de regering daar het nut van? Is dat niet eigenlijk een logisch en noodzakelijk uitvloeisel van de gemeenschappelijke markt? Wij houden dan nog belastingen genoeg over, bijvoorbeeld de inkomstenbelasting, die op de burger drukt en dus voor afweging van kosten en opbrengsten bij uitstek geschikt is. Zo praten wij over de keuzemogelijkheden van gemeenten en provincies, zo kan ook de keuzevrijheid van het Rijk benaderd worden, ingebed in wat nuttig is aan hogere regelgeving. Dat is toch subsidiariteit, naar beneden en naar boven?

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Zoals afgesproken, worden de algemene politieke beschouwingen hervat na een pauze van ruim twee uur. Dat wil zeggen dat wij om 17.00 uur de algemene politieke beschouwingen hervatten. Een halfuur eerder, dus om 16.30 uur, vindt de verkiezing van de eerste Ondervoorzitter en aansluitend die van de tweede Ondervoorzitter plaats.

De vergadering wordt van 14.25 uur tot 16.30 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Ik deel aan de Kamer mede dat voorgenomen beslissingen omtrent enkele ter instemming aangeboden JBZ-besluiten tijdens deze vergadering in de zaal ter inzage gelegd worden, conform het voorstel van de commissie voor de JBZ-Raad. Als aan het einde van de vergadering geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer heeft besloten conform dit advies.

(De besluiten zijn als noot opgenomen aan het einde van deze editie.)1

Naar boven