Aan de orde is het debat over de besluitvorming over de controversialiteit van een aantal wetsvoorstellen.

De voorzitter:

Door een aantal fracties zijn voorstellen gedaan om wetsvoorstellen controversieel te verklaren. Deze voorstellen staan op een lijst die u aantreft op uw bankje en die bij de Handelingen gevoegd zal worden.

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

Ik constateer dat alle voorstellen door een minderheid van de Kamer zijn gedaan. Een fractie heeft te kennen gegeven, enkele voorstellen van andere fracties te willen steunen.

Ik heb begrepen dat er bij de leden behoefte is aan een korte algemene beschouwing vooraf. De spreektijd is vastgesteld op twee minuten.

De heer Rosenthal (VVD):

Voorzitter. Mijn fractie is, net als eerdere jaren toen dit punt aan de orde was, op zichzelf verontrust over de gang van zaken bij het controversieel verklaren van aanhangige wetsvoorstellen.

Wij blijven het dubieus vinden dat in deze Kamer het aandeel dat wij in het wetgevingsproces hebben, afhankelijk wordt gesteld van de uitslag van de verkiezingen van de Tweede Kamer. Ik citeer hiermee de tekst die ik hier heb uitgesproken bij de "controversieelverklaringsdebatten" op 5 december 2006. Daarin is dus geen verandering opgetreden.

Ik voeg hieraan het volgende toe. Als op een bepaald moment hier besluitvorming over controversialiteit aanhangig is, dient die zich naar ons oordeel te voltrekken volgens de gewone meerderheidsregel. Dit oordeel hebben wij ook al in 2006 uitgesproken. Daarbij geldt overigens, net zoals altijd, dat wij respect willen opbrengen voor datgene wat de minderheid in deze Kamer wenst. Daarmee geef ik aan hoe gewoon wij eigenlijk met al dit soort zaken zouden moeten omspringen. Voorts voeg ik hieraan toe dat de minderheid in deze Kamer nooit over dit soort zaken hoeft te wanhopen, omdat wij hier geregeld te maken hebben met wisselende meerderheden. Op dat punt wordt de democratie hier dus hoog gehouden, ook wanneer wij geen bijzondere regels stellen voor de besluitvorming.

De heer Schouw (D66):

Mijnheer de voorzitter. Het kabinet is sinds enige weken in "ontbinding". Sommigen zeggen dat je het kunt ruiken. De Tweede Kamer is ook in ontbinding, want 9 juni zijn er immers nieuwe verkiezingen van de Tweede Kamer. Uit de "notulen" van deze Kamer uit het verleden heb ik begrepen dat de geschiedenis twee dingen leert: 1. terughoudendheid van de Eerste Kamer bij de behandeling van wetsvoorstellen en 2. respecteren van minderheden die bezwaar hebben tegen die behandeling. Ik zou hierover natuurlijk nog een fantastisch staatsrechtelijk college kunnen geven, maar dat lukt niet in twee minuten.

Dit is wel het houvast dat wij hanteren bij het controversieel verklaren van een aantal punten. Onze fractie is daar zeer bescheiden in geweest, in dit geval bescheidener dan de fractie van de VVD. Overigens is het goed, te constateren dat de VVD-fractie weer af is van de strakke lijn die verleden week nog werd ingezet. Wijsheid komt soms met de tijd.

De heer Rosenthal (VVD):

Wij beschouwen de hele behandeling van deze materie als een puur politiek proces, waarbij het om meerderheden en minderheden gaat. Als die controversieelverklaring hier op dit moment aan de orde is, zien wij er geen enkel probleem in om in elk geval bij wetsvoorstellen waar wij klip en klaar tegen zijn of waarbij wij bedenkingen hebben, zoals het hoort open en eerlijk, zonder hypocrisie, aan te geven hoe wij over de desbetreffende wetsvoorstellen denken. Om die reden hebben wij een aantal wetsvoorstellen op de lijst laten plaatsen.

De heer Schouw (D66):

Je kunt constateren dat de VVD-fractie zich aansluit bij wat gebruikelijk is in deze Kamer. Ik prijs de VVD-fractie voor dat nieuwe inzicht.

Ik wil nog op één punt in het bijzonder ingaan: de Crisis- en herstelwet. Naar de opvatting van onze fractie is deze buitengewoon juridisch omstreden. Het effect is omstreden en de beeldvorming rondom deze wetgeving is omgeven met symboliek. Het lijkt net alsof je voor of tegen het herstel van een crisis bent. Onze fractie vindt het eerlijk gezegd dan ook onbegrijpelijk dat de grotere fracties – ik kijk toch even naar de fracties van het CDA en de PvdA – vandaag in dit debat niet te kennen hebben gegeven om ten aanzien van de Crisis- en herstelwet de minderheid te erkennen en de wet controversieel te verklaren.

Hiermee kom ik tot een afronding. Dat betekent dat de Eerste Kamer op dit punt veel politieker is geworden en dat hoffelijkheidsregels minder voorstellen dan enige tijd geleden.

De heer Noten (PvdA):

Voorzitter. Op 5 december 2006 hebben wij in de Kamer een debat gehad over controversieel verklaren. De VVD-fractie heeft destijds – in die zin is zij consequent – haar standpunt toegelicht en toegezegd dat zij met een notitie zou komen. Vorige week is deze via NRC Handelsblad tot ons gekomen. Dat vind ik jammer, want ik had dit fundamentele debat graag eerder en beter voorbereid gevoerd met elkaar. Ik denk dat wij dit alsnog moeten doen. Ik vind het niet goed dat wij staande deze discussie als het ware staatsrecht proberen te interpreteren dan wel te veranderen. Dat lijkt mij niet verstandig.

De voorzitter:

Kort graag, mijnheer Rosenthal.

De heer Rosenthal (VVD):

Ik ben graag bereid tot een fundamenteel debat. Er schort wezenlijk iets aan de staatkundige verhoudingen tussen ons, de "overkant" en de regering.

De heer Noten (PvdA):

De vraag is niet aan de orde of de Eerste Kamer de komende tijd van samenstelling verandert. De vraag is aan de orde of wij nog met een volwaardig kabinet in debat kunnen over het aannemen dan wel verwerpen van een wetsvoorstel waartoe dat kabinet toezeggingen moet doen om een en ander voor ons op een fatsoenlijke manier af te kunnen handelen. Centraal staat de legitimering van het kabinet waarmee wij in debat gaan, niet de legitimering van de Kamer. Die is namelijk te allen tijde gelegitimeerd in ons staatsrecht. Dat staat mij niet aan in uw redenering, mijnheer Rosenthal; het gaat om het kabinet. Wij gaan het debat echter voeren en dat is fraai.

Met betrekking tot de Crisis- en herstelwet hebben wij in onze fractie een behoorlijk ingewikkelde discussie moeten voeren. In het betoog van de heer Schouw zit een aantal punten. De Crisis- en herstelwet bevat zeker elementen die de rol van de burger bij belangrijke infrastructurele projecten voor een bepaalde periode beperken. Als de Kamer daarmee akkoord wil gaan, doet zij nogal wat. Gelijktijdig heeft onze fractie echter ook moeten vaststellen dat de Crisis- en herstelwet relevant is in het hier en nu, en niet over twee of drie jaar. Dat mogen wij tenminste toch hopen? Sterker nog, wij gaan ervan uit dat de Crisis- en herstelwet over twee of drie jaar materieel geen betekenis meer heeft. Het gaat er dus om dat die wet in het hier en nu behandeld moet worden. De afweging of het wetsvoorstel controversieel is enerzijds en de vraag in hoeverre het in het hier en nu relevant is anderzijds, is moeilijk geweest voor onze fractie. Uiteindelijk zijn wij tot de conclusie gekomen dat het het beste is dat wij het voorstel behandelen.

Eén opmerking wil ik hierbij maken: behandelen betekent erkennen dat het wetsvoorstel van belang is in het hier en nu, maar betekent niet dat wij het zullen aannemen. Ook in dit geval maak ik indirect een opmerking aan het adres van de heer Rosenthal. Wel of niet controversieel is iets anders dan het wel of niet eens zijn met een wetsvoorstel. Wij willen alle ruimte openhouden om volgende week naar aanleiding van het debat tot een negatieve conclusie te komen met betrekking tot dit wetsvoorstel.

De voorzitter:

Het debat daarover zullen we nog voeren. Ik vraag de woordvoerders om op dat punt heel kort te zijn. We hadden twee minuten per spreker afgesproken. Ik wil daaraan graag de hand houden. Ik geef de heer Kox de gelegenheid tot het plaatsen van een korte interruptie.

De heer Kox (SP):

Mijn vraag aan de collega van de Partij van de Arbeid is of hij nu niet de dooie mussen op tafel legt. Als wij serieus met de regering willen spreken over de wijze waarop wij delen van de wet, die wij allebei belangrijk vinden en die iedereen belangrijk vindt, zouden kunnen bewaren, terwijl de wet als geheel controversieel is, dan moeten we dat gaan doen. Maar de heer Noten weet ook dat de afspraak al op tafel ligt dat als wij het wetsvoorstel vandaag niet controversieel verklaren, het volgende week wordt afgehandeld. Dat betekent dat we dan alleen nog maar de keuze hebben om ja of nee tegen het wetsvoorstel te zeggen. Ik zou liever vandaag van de heer Noten horen dat we iets moeten doen met de wet en dat wij in overleg met de regering moeten treden om te bekijken wat we nog kunnen redden van de boedel. De heer Noten moet niet vandaag zeggen dat het wetsvoorstel niet-controversieel is en volgende week tegenstemmen. Hij weet namelijk ook dat het wetsvoorstel dan aangenomen wordt. Dan zijn we niet echt veel verder.

De voorzitter:

Ik wil voorkomen dat wij nu een dispuut krijgen over de vraag of wij de Crisis- en herstelwet wel of niet behandelen. Iedereen kan zijn eigen afweging maken. Wij hebben erover gesproken in de voorfase.

Ik vraag de heer Noten om kort af te ronden.

De heer Noten (PvdA):

Wij gaan ervan uit dat de mogelijkheid dat door middel van toezeggingen van de regering dit wetsvoorstel op een acceptabele wijze wordt toegepast, dermate reëel is dat het verantwoord is om het volgende week te behandelen.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Voor ieders helderheid: niet de Tweede Kamer, niet de Eerste Kamer, maar het kabinet heeft zichzelf laten vallen. Het slechte huwelijk tussen Balkenende en Bos heeft geleid tot deze echtscheiding. De brokken zijn nu voor het parlement. De verantwoordelijkheden moeten gelegd worden waar ze liggen. Het kabinet is demissionair, de Kamer niet. Ik hoorde zojuist een beller op de radio zeggen: ze moeten werken, die parlementsleden, in plaats van achteroverhangen. Dat vind ik ook. Ik heb niet gehoord dat wij op wachtgeld gezet zijn. Normaal gesproken mag dus van deze Kamer, die niet demissionair is, verwacht worden dat zij gaat werken.

De hoofdlijn voor de fractie van de SP is dus: wat enigszins door kan gaan, moet doorgaan. Dat betekent dat alle initiatiefwetsvoorstellen die uit de Tweede Kamer zijn gekomen, van ons mogen doorgaan. Die hebben niets met de regering te maken. Alle wetgeving die in de Tweede Kamer goed genoeg was, mag van ons doorgaan. Dat kunnen we behandelen. Het klopt wat de heer Noten zegt: doorgaan betekent niet dat we voorstemmen, maar dat we het wetsvoorstel behandelen.

Een ander punt van onze hoofdlijn is dat er ook een uitzondering moet zijn, namelijk dat wat politiek omstreden en controversieel is voor menige fractie in deze Kamer. Daar moet de meerderheid respect voor hebben. Ik herinner mij nog dat wij vier jaar geleden de huurliberalisatiewet van Sybilla Dekker in de Eerste Kamer behandelden. Een meerderheid was ervoor om dit wetsvoorstel politiek te steunen. Desalniettemin bracht de CDA-fractie toen de grootheid op om het wetsvoorstel niet te behandelen, omdat het omstreden was.

Voor de fractie van de SP zijn er erg weinig voorstellen die de Eerste Kamer niet kan behandelen. Dit betreft de proef om loondispensatie onder het minimumloon toe te passen. Wij denken dat deze proef nog wel even kan worden uitgesteld. Ze hoeft nu niet te worden gedaan. De vakbond is het met ons eens. Ook het wetsvoorstel over bestuurlijke maatregelen met betrekking tot inlichtingen- en veiligheidsdiensten kan de Eerste Kamer niet behandelen. We hadden de behandeling hiervan eigenlijk al uitgesteld. Dit is dus meer een formele controversieelverklaring. Het derde controversiële wetsvoorstel is de Crisis- en herstelwet, die inhoudelijk al omstreden was, breed in de Kamer, van VVD en CDA tot GroenLinks en de SP, maar nu ook politiek controversieel is, omdat dit wetsvoorstel, zou het nu in de Tweede Kamer liggen, daar de eindstreep niet zou halen. Dat zou voor ons het criterium moeten zijn om de wet nu zo omstreden te verklaren dat we het niet zouden moeten behandelen. Zelfs als een meerderheid voor behandeling zou zijn, zou zij respect kunnen opbrengen voor een substantiële minderheid.

De voorzitter:

Dank u wel. Overigens staan alle opvattingen ten aanzien van de onderscheiden stukken op de lijst die u ontvangen hebt.

De heer Werner (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie heeft er eigenlijk niet zo veel behoefte aan om een lange beschouwing te houden over de controversieelverklaring. De procedure is ons glashelder en behoeft in mijn ogen verder geen toelichting. Wij hebben in deze Kamer een grote mate van terughoudendheid te betrachten bij het controversieel verklaren, en wel vooral omdat de politieke weging in de Tweede Kamer al heeft plaatsgehad en wij de wet die ons heeft bereikt, op de criteria die hier gebruikelijk zijn, gewoon moeten toetsen. Wij dienen aan de snelle afwikkeling van die wetten in deze Kamer bij te dragen, zoals wij dat altijd doen. Wij hebben dan ook geen enkele wet gevonden die wij controversieel willen verklaren. Ze kunnen allemaal worden behandeld. We hebben ook de minderheden in deze Kamer gezien. Echter, ook in het kader van de gebruikelijke hoffelijkheid bij controversieelverklaringen om een aanmerkelijke minderheid, die niet in getal is uit te drukken, toch te respecteren en de controversialiteit te steunen, hebben wij voor geen enkele wet die controversieel verklaard is een dergelijke aanmerkelijke minderheid aangetroffen. Wij zien dus ook geen aanleiding om voor de minderheden het respect op te brengen uit oogpunt van hoffelijkheid.

Daarmee heb ik een toelichting gegeven op hoe de CDA-fractie denkt over controversieelverklaringen.

De heer Schouw (D66):

Ik wil graag de vinger leggen bij een draai die ik zie – waarschijnlijk zie ik het verkeerd – bij de CDA-fractie. In 2006 zei dezelfde heer Werner nog dat de Eerste Kamer terughoudend moet zijn in het afhandelen van wetsvoorstellen. Nu, vier jaar later, zegt de heer Werner dat de Eerste Kamer terughoudend moet zijn in het controversieel verklaren. Dat is een andere vorm van terughoudendheid. Ik denk dat we er recht op hebben, te weten waarom hij zo van mening is veranderd.

De heer Werner (CDA):

Naar mijn herinnering hebben we deze algemene lijn de vorige keer ook gehanteerd en hebben we toen ook maar een enkele wet controversieel verklaard en verder slechts uit oogpunt van hoffelijkheid de wens gehonoreerd van een aanmerkelijke minderheid in deze Kamer, die graag een paar wetten controversieel wilde verklaren. Ik zie dus absoluut niet in wat er gewijzigd is in dezen.

De heer Schouw (D66):

Dan zal ik de notulen van die bijeenkomst nog even ter beschikking stellen aan de heer Werner, want hij sprak toen echt over terughoudendheid in de afhandeling van wetsvoorstellen. Ik vind het dus namens de fractie van D66 teleurstellend dat de CDA-fractie nu echt niet de moeite neemt om ook maar een enkel wetsvoorstel te voorzien van controversialiteit. Dat is een heel andere richting. Dat moeten we toch even vaststellen.

De heer Werner (CDA):

Als het hoogste aantal stemmen in deze Kamer voor een wet die men controversieel verklaart, 21 is, dan ...

De heer Thissen (GroenLinks):

Voorzitter, dit klopt niet.

De heer Werner (CDA):

Welke wet is dat dan?

De heer Thissen (GroenLinks):

Dat is 31728, de wijziging van de Winkeltijdenwet met het oog op inkadering. Dat betreft 33 stemmen.

De heer Werner (CDA):

Nee, nee.

De heer Thissen (GroenLinks):

Zeker wel: VVD, GroenLinks, D66, Partij voor de Dieren, Fractie-Yildirim en de SP.

De heer Werner (CDA):

Ja, maar de SP staat bij "steun". De SP heeft niet gevraagd om controversialiteit.

De heer Thissen (GroenLinks):

Maar we hebben in het College van Senioren afgesproken, collega Werner, dat dit bij elkaar opgeteld wel degelijk telt. Dat zijn dus 33 senatoren die de inkadering in de Winkeltijdenwet controversieel willen verklaren. Ik snap best dat er misschien tussen u en de ChristenUnie sprake is van enige ruil of wat dan ook, maar ik merk toch op dat dit een aanmerkelijke minderheid is voor de controversialiteit van dit wetsvoorstel.

De heer Werner (CDA):

Wij zijn afgegaan op het verzoek van de fracties die iets controversieel wilden hebben. Daar blijven we bij. Op basis daarvan hebben wij geen aanleiding om steun te geven aan de controversialiteit van enigerlei wetsvoorstel.

Omdat daar vast ook vragen over komen, ben ik best bereid toe te lichten wat het standpunt is van mijn fractie over de Crisis- en herstelwet. Wij hebben inderdaad gezegd dat we de gebruikelijke hoffelijkheidsregeling niet in acht zullen nemen. Gezien de opdracht van de koningin aan de regering om datgene te doen wat in het landsbelang is en gezien het feit dat de regering heeft aangegeven zeer te hechten aan het belang van deze wet voor het land, zullen wij daaraan gevolg geven en laten wij dat belang bij hoge uitzondering net even iets zwaarder wegen dan de hoffelijkheden. De heer Thissen weet hoezeer wij de hoffelijkheid al in acht hebben genomen bij de hele procedure hieraan voorafgaand.

De voorzitter:

De heer Thissen voor de laatste maal. Dan de heer Koffeman.

De heer Thissen (GroenLinks):

Ik constateer dat de CDA-fractie bij monde van de heer Werner een nieuw criterium aanlegt om een wetsvoorstel al dan niet controversieel te verklaren in deze Kamer: als de regering aangeeft dat het in het belang is van het land, vindt de heer Werner dat het moet doorgaan.

De heer Werner (CDA):

Dat zeg ik dus niet. De heer Thissen verdraait nu mijn woorden. De demissionaire regering heeft zeker enige ruimte binnen de opdracht van Hare Majesteit, en mag dat verzoek doen. Wij zijn als Kamer volstrekt autonoom. Wij gaan over de agenda hier en wij bepalen wat we hier wel en niet gaan behandelen. Dat is niet aan de regering. Wij vinden deze wet echter van dermate groot belang voor het land dat wij er bij hoge uitzondering de hoffelijkheidsregel voor opzij willen zetten. Dat is ons standpunt.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik constateer dat bij de heer Werner de hoffelijkheidsregel en getalsmatige verschillen toch een beetje door elkaar lijken te lopen. In eerste aanleg geeft hij aan dat er geen enkele minderheid is die zodanig substantieel is dat het noodzakelijk is om de hoffelijkheidsregel toe te passen. Voor een goed begrip: die hoffelijkheidsregel heeft in het begin bestaan uit 10, 20 leden van deze Kamer. Dat aantal loopt successievelijk op tot inmiddels 38. Het merkwaardige feit doet zich voor dat de heer Werner als hij zich vergist, weer afstapt van zijn hoffelijkheidsprincipe, bijvoorbeeld bij de Winkeltijdenwet, waarvan 33 leden willen dat die controversieel wordt verklaard. Het gaat dan weer om aantallen, of omgekeerd. Bij de Crisis- en herstelwet hebben we in de kranten gezien dat er sprake zou zijn van een verhouding van 39/36. Toen had de heer Werner van tevoren al aangegeven dat het powerplay zou worden. Die drie stemmen verschil vormden voor hem geen reden om de hoffelijkheidsregel toe te passen.

De voorzitter:

Ik ga nu echt iedereen vragen om korte interventies te plegen en geen beschouwingen meer te houden.

De heer Noten (PvdA):

Ik wil toch proberen aan te geven – dat debat is schijnbaar toch nog een keer nodig – dat wat ons betreft controversieel iets anders is dan voor of tegen.

De voorzitter:

Dat hebt u duidelijk gemaakt bij interventie.

De heer Noten (PvdA):

Ja, maar ik vind het ook bij dit punt van belang, omdat het hier nu gaat om de vraag of het onmiddellijk gevolgd moet worden als een grote minderheid zegt dat iets wel of niet controversieel is. Je hebt dan altijd nog zelf de vraag te beantwoorden of er daadwerkelijk sprake is van controversiële wetgeving. Met alle respect voor de VVD-fractie die het wel vindt, kan ik moeilijk deze wet als controversieel beschouwen. Ik geloof werkelijk niet dat de wereld erdoor op zijn kop gezet wordt. Nogmaals, dat betekent niet dat wij in het debat vóór de wet zullen gaan stemmen. Dat is een andere afweging.

De heer Werner (CDA):

Dat was geen vraag aan mij, maar een beschouwing.

De heer Rosenthal (VVD):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Mijnheer Rosenthal, hebt u een vraag aan de heer Werner?

De heer Rosenthal (VVD):

Ja. Toch even in alle duidelijkheid ...

De voorzitter:

Ik vraag u om geen beschouwing te houden.

De heer Rosenthal (VVD):

De interventie van de heer Noten geeft aan hoezeer de zaak in feite gaat over de politieke weging voor en tegen.

De voorzitter:

De heer Kox, kort.

De heer Kox (SP):

Ik heb een vraag aan de heer Werner. De heer Noten maakt duidelijk dat vandaag niet-controversieel verklaren volgende week toch afstemmen zou kunnen betekenen voor zijn partij. Is collega Werner het met mij eens dat het sowieso verstandig zou zijn om in de komende week ons te verstaan met de regering om te bekijken hoe we voorkomen dat een wet vandaag niet-controversieel wordt verklaard, maar straks in zijn geheel wordt afgestemd? Dan zijn we namelijk echt in de aap gelogeerd. Als we dit in de komende week zouden kunnen bekijken en er met de regering over kunnen praten, lijkt me dat in het belang van iedereen: van het land, van de minister-president, van de bouwvakkers en van een fatsoenlijke regelgeving in deze Kamer. Als we het daarover eens worden, hebben we misschien in ieder geval iets binnengehaald.

De heer Werner (CDA):

Wij hadden graag gezien dat de wet hier voor 1 januari zou worden afgehandeld. De heer Kox is een- en andermaal in gesprek gegaan met de regering. Dat was voor ons niet nodig. De heer Kox heeft hier experts over de vloer geroepen om hen nog eens een keer te raadplegen. Er was een behandeldatum vastgesteld in februari. Die is naar 16 maart getild. Moeten we nu in deze week nog verder gaan praten met de regering over allerlei dingen waarover al zo verschrikkelijk veel is gepraat? Voor onze fractie is dat niet nodig. Wij hebben onze mind opgemaakt. We zullen het debat volgende week voeren.

De heer Thissen (GroenLinks):

Mijnheer Werner, u vindt het eigenlijk genoeg als wij volgende week bij elkaar komen om te stemmen over de Crisis- en herstelwet?

De heer Werner (CDA):

Nee!

De heer Thissen (GroenLinks):

Jawel, mijnheer Werner. Dat zegt u eigenlijk! U zegt: wij hebben geen behoefte meer aan een gedachtewisseling met de regering, wij vinden het voldoende als wij stemmen; dat kunnen wij ook digitaal afdoen zodat we volgende week misschien niet hoeven te komen.

De heer Werner (CDA):

Mijnheer Thissen, het is een beetje om flauw op deze manier te reageren. De heer Kox vroeg of wij deze week nog allerlei dingen zullen ondernemen. Ik heb gezegd dat dit niet nodig is, gelet op de geruime tijd die de Kamer al heeft gehad om alle vragen aan de regering te stellen. Wij zullen de wet volgende week behandelen. Wij geven nu geen oordeel over die wet, want dat doen wij volgende week als wij het debat hebben gevoerd. Mijnheer Thissen, u moet mijn woorden niet verdraaien op een manier die echt helemaal nergens op slaat.

De voorzitter:

Er is bepaald dat op 16 maart de behandeling en de stemming plaatsvinden. Daarom moeten wij vandaag beslissen of het onderwerp wel of niet controversieel wordt verklaard. Ik wil dat verder niet wordt ingegaan op het debat over de Crisis- en herstelwet zelf.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Voorzitter. Er is een tijd geweest dat er in deze Kamer niet plenair werd gediscussieerd over het controversieel verklaren van wetsvoorstellen. Er was een afspraak dat dertien leden voldoende waren om een wetsvoorstel controversieel te verklaren. Dat werd plenair meegedeeld en daar kon je plenair op reageren. Dat gebeurde niet. Ik moet zeggen dat dit aantal van dertien leden wel erg klein was. Dat zag het College van Senioren later ook in. Een paar jaar later werden dat 25 leden. Opnieuw werd er niet plenair over gediscussieerd, maar werd het meegedeeld. Er kon plenair op worden gereageerd, maar dat is niet gebeurd.

De vorige keer hebben wij daar verandering in aangebracht. Toen hebben wij besloten dat de helft van de Kamer rekening moet houden met een substantiële minderheid. Daardoor krijg je problemen, want wat is nou precies "een substantiële minderheid"? Op grond van de discussie die tot nu toe is gevoerd, moet je het op zijn minst relativeren. Dat doet de fractie van de ChristenUnie bij de Crisis- en herstelwet. Het controversieel verklaren van die wet zou voor haar betekenen dat wij een heel belangrijk moment laten schieten. Die wet had eigenlijk op 16 februari hier al kunnen worden afgehandeld. Wij hadden onze inbreng over de Crisis- en herstelwet misschien wel wat sneller kunnen afhandelen, zodat die wet zelfs voor 1 januari in werking had kunnen treden.

De wet is bedoeld om de crisis te bestrijden en daar gaat op zijn minst een appel van uit. Onze fractie is van mening dat het antwoord van de regering niet in alle opzichten de schoonheidsprijs verdient, maar onze fractie vindt het alles overwegend toch voldoende. Daarvoor vraagt zij ook begrip. Als wij zouden zeggen dat het voor ons controversieel is, dan moet u eens nagaan welke politieke consequenties dat heeft. Stel dat u mij dan vraagt: welke politieke consequenties? Dan geef ik daar geen antwoord op, want ik veronderstel dat u voldoende verstand hebt van politiek om te weten wat dat betekent.

De voorzitter:

Mijnheer Schuurman, uw tijd is om.

De heer Schouw heeft nog een vraag.

De heer Schouw (D66):

Ik wil toch even een opmerking maken, als dat mag.

De voorzitter:

Mijnheer Schouw, ik wil geen beschouwing. Als u een vraag hebt, verzoek ik u die stellen. Maar geen beschouwingen, want iedereen heeft twee minuten. Wij hebben afgesproken om het heel kort te doen.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter, u hoeft daar geen beschouwing over te geven. Ik heb gewoon een opmerking en een vraag.

Mijnheer Schuurman, uw fractie is altijd kritisch geweest over de Crisis- en herstelwet. Met steun van uw fractie hebben wij daar de tijd voor genomen. Met die opmerking wil ik even de feiten rechtzetten.

Mijn vraag gaat over de positie van uw fractie. U hebt in 2006 in deze Kamer de positie van de minderheid boven tafel gehaald. Dan verwijs ik toch even naar de Winkeltijdenwet, waarbij een minderheid is van 33 Kamerleden. Dat is volgens mij echt de minderheid die u toen bedoelde. Waarom geeft u dan nu geen steun aan de minderheid bij de Winkeltijdenwet?

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Ik wilde dat eerste punt maar laten zitten, omdat het een opmerking was over het tijdtraject. Het had ermee te maken dat je niet voorzag dat er een kabinetscrisis kwam. Als je terugkijkt, zeg je: het had sneller gekund. Wij hadden het probleem dus kunnen voorkomen en dat relativeert het geheel.

Wat de Winkeltijdenwet betreft: als u overeenkomstig de regel van vier jaar geleden in deze Kamer wilt handelen, dan vraagt u daar stemming over, dan beslist de meerderheid en dan wordt het afgestemd. Er zijn 22 stemmen voor en de SP vindt dat zij op grond van de hoffelijkheidsregel voor moet zijn. Dan blijven het er nog 33 en wordt het afgestemd. Zo simpel is het.

De heer Koffeman (PvdD):

Voorzitter. Het is in dit huis een goed gebruik om de wensen van substantiële minderheden te respecteren bij controversieelverklaring van wetsvoorstellen in het geval van een demissionair kabinet. Het is interessant om vandaag te ontdekken welke partijen 33 leden een substantiële minderheid vinden. Het gaat er daarbij niet om, een voorschot te nemen op een eventuele stemming. Het gaat erom of je substantiële minderheden wenst te respecteren in hun verzoek tot controversieelverklaring. Dat is heel wat anders dan een vooruitgeschoven stemming.

Vooral de Crisis- en herstelwet is zeer controversieel. Dat heb ik niet bedacht, maar dat hebben alle deskundigen verteld in de hoorzitting in dit huis. Deskundigen hebben aangegeven dat het een slechte wet is, zoals eerder de Raad van State heeft gedaan. In november 2008 werd in dit huis een breed gesteunde motie ingediend en aangenomen waarin de regering werd verzocht de financiële crisis in samenhang met andere crises te bestrijden. De motie-Schuurman werd aangenomen met slechts de leden van de VVD-fractie tegen. De Crisis- en herstelwet is de eerste lakmoesproef van deze motie-Schuurman. Het feit dat met name het CDA en de VVD met stoom en kokend water de Crisis- en herstelwet erdoor willen drukken, zou geen reden moeten zijn voor de ChristenUnie om zich daarin te schikken. Het compromis van de minister-president is onwerkbaar en kent onbestaanbare figuren zoals voorwaardelijke vonnissen.

Ik ben blij te horen dat de PvdA overweegt om dit controversiële voorstel volgende week alsnog af te blazen. Ik hoop dat de ChristenUnie volgende week het inhoudelijke debat zal afwachten en dan een afweging zal maken zonder dat er sprake zal zijn van een zinloze gedachtewisseling waarbij de stemmingsuitslag al op voorhand vaststaat. Dat zou de reflectie in dit huis zeer benadelen. Het zou betekenen dat het ten prooi valt aan machtspolitiek en dat zou heel jammer zijn. Ik heb voor volgende week om hoofdelijke stemming over de Crisis- en herstelwet gevraagd.

De heer Yildirim (Fractie-Yildirim):

Voorzitter. Wij spreken over het al dan niet behandelen van twintig wetsvoorstellen. Mijn fractie constateert dat er door de val van het kabinet geen kwantitatieve meerderheid meer is om deze wetsvoorstellen te behandelen. Na bestudering daarvan, ongeacht de partijpolitieke kleur, vindt mijn fractie dat acht wetsvoorstellen controversieel kunnen worden verklaard. Dat zijn wetsvoorstellen waarover mijn fractie van oordeel is dat er geen sprake is van herstel van de sociaal-maatschappelijke en economische ontwikkeling van Nederland, maar dat het veel meer op partijkleur ingestelde wetsvoorstellen zijn, zoals de Winkeltijdenwet en de Kraak- en leegstandswet en zoveel andere.

Mijn fractie heeft steun verleend aan het voorstel om de overige twaalf wetsvoorstellen hier alsnog te behandelen.

De heer Thissen (GroenLinks):

Voorzitter. De kern van de gedachte die wij in de fractie van GroenLinks hebben gehanteerd om een wetsvoorstel controversieel te verklaren is: kun je met een demissionair kabinet nog wel in debat gaan, zodanig dat het kabinet toezeggingen of uitspraken doet die relevant zijn voor de toekomst? Naar ons oordeel kan dat niet met een demissionair kabinet. Dat is de reden waarom wij een aantal wetsvoorstellen controversieel verklaard hebben, inclusief het initiatiefwetsvoorstel uit de Tweede Kamer. Het is op zichzelf genomen juist dat de Tweede Kamer niet demissionair is, maar ook hier is het contraseign van het kabinet van belang. Een demissionair kabinet zit dan in een lastig parket. Wij hebben de stellige indruk, met name bij de Crisis- en herstelwet, dat het te doen is om het gezicht te redden van een minister-president die blijkbaar beter de regie voert als die demissionair is. CDA en ChristenUnie zijn immers bij elkaar gekomen in hun adhesie aan behandeling van de Crisis- en herstelwet. De daaruit voorkomende powerplay zet bij de Crisis- en herstelwet, inhoudelijk gezien, rechten van burgers, milieugroepen en allerlei insprekers buitenspel, maar verstoort ook de hoffelijkheid die wij in dit huis hebben ontwikkeld ten opzichte van elkaar.

De fractievoorzitter van het CDA sprak daarover in termen van een aanmerkelijke minderheid. Ik speel leentjebuur bij de fiscale wetgeving, waar een aanmerkelijk belang iets van 25% is. Als je dat loslaat op het getal van in totaal 75 senatoren, kom ik uit op ongeveer 19 tot 20 senatoren. Die vormen een aanmerkelijke minderheid. Dat vereist hoffelijkheid en respect vanuit de Kamer. Dat was hier altijd de manier van met elkaar omgaan. Daarvan nemen wij vandaag echter afscheid, om het gezicht te redden van de minister-president.

Vandaag is overigens het verwijt te horen dat de behandeling van de Crisis- en herstelwet is verplaatst naar 16 maart. Dat is echter gebeurd omdat op 16 februari geen behandeling kon plaatsvinden vanwege carnavalvierende CDA-senatoren!

De heer Werner (CDA):

De heer Thissen heeft de mond vol van hoffelijkheid. Ik heb echter duidelijk gemaakt dat het weleens kan voorkomen dat het landsbelang boven de hoffelijkheidsregel gaat. De regel is immers dat de meerderheid beslist. Het is overduidelijk, althans voor ons, dat deze wet er moet komen vanwege het landsbelang. Wij mogen die afweging maken. Dat is geen kwestie van geen hoffelijkheid betrachten. Wij maken voor één keer een uitzondering. Daarvoor kunnen heel goede redenen bestaan. Ik heb die dan ook aangegeven. En als het gaat over hoffelijkheid: die hebben wij in het gehele voortraject zeker getoond. Dat moet de heer Thissen ook meewegen.

De heer Thissen (GroenLinks):

De fractievoorzitter van het CDA verleidt mij om inhoudelijk in te gaan op de Crisis- en herstelwet. Hij zet immers op grond van inhoudelijke argumenten de hoffelijkheid in de Kamer opzij. Hij maakt er bij zijn afwegingen gewag van dat deze Crisis- en herstelwet absoluut noodzakelijk is in het belang van het land. Dat debat willen wij graag met hem voeren. Dat debat willen wij ook graag met een kabinet voeren. Wij willen daarover ook graag afspraken maken voor de toekomst. Dat is echter lastig met een demissionair kabinet. Dat is de kern van onze redenering. De Crisis- en herstelwet is al controversieel wat betreft de inhoud. Die is nog controversiëler geworden nu het kabinet demissionair is. Kijk ook naar alle adviezen die er liggen. Dat is het inhoudelijke debat. Ik snap goed dat de heer Werner het recht heeft om een afweging te maken en, ondanks alles, de Crisis- en herstelwet te behandelen. Hij neemt daarmee echter voor lief dat de hoffelijkheid buiten spel wordt gezet. Het is bovendien opmerkelijk dat hij dat doet vanuit een inhoudelijke analyse van de Crisis- en herstelwet, die niet wordt gedeeld door bijna alle fracties.

De voorzitter:

Nog een heel korte interventie en dan stoppen wij deze discussie. Wij komen immers later nog inhoudelijk te spreken over de Crisis- en herstelwet.

De heer Werner (CDA):

Juist om volgende week een discussie te kunnen voeren, is het nodig om deze wet niet controversieel te verklaren. De heer Thissen kan dan volgende week al zijn grieven over de wet met de regering wisselen. Aan het einde van de rit maken wij vervolgens de balans op.

De heer Thissen (GroenLinks):

Die balans kan ik nu al voorspellen, want die hebt u al opgemaakt en geregeld. Daarom zeg ik dat het een demissionaire minister-president Balkenende blijkbaar beter lukt om te regisseren dan een missionaire.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

De heer Thissen heeft in zijn beschouwing één ding vergeten waarvoor ik aandacht vraag. Als bij de bespreking van wetsvoorstellen, waaronder ook de Crisis- en herstelwet, Kamerbreed een motie zou worden gesteund, over welk onderwerp of bij welk wetsvoorstel dan ook, dan heeft een demissionair kabinet niet meer het recht om te zeggen dat het die motie niet uit zal voeren. Dan voert het die motie uit. Dat moet de heer Thissen in zijn overwegingen betrekken.

De heer Thissen (GroenLinks):

Wij betrekken dat in onze overweging en wij zullen een motie over de Crisis- en herstelwet Kamerbreed motiveren.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik zie dat er geen andere Kamerleden zijn die het woord willen voeren en dat geen van de leden stemming wenst over de controversieelverklaring van een van de titels die op de lijst staan. Mag ik dan aannemen dat de Kamer de wetsvoorstellen waarover geen stemming is gevraagd, niet controversieel acht?

De heer Kox (SP):

Mijn fractie is zo hoffelijk om er geen circus van te maken door stemming aan te vragen, maar om te constateren dat ik die wetsvoorstellen niet controversieel acht, gaat iets te ver. Mijn fractie heeft aangegeven dat zij die wel controversieel acht, maar de meerderheid heeft gesproken en de minderheid respecteert haar mening, hoewel zij problemen heeft met die mening en haar motivering.

De voorzitter:

Het overzicht van deze lijst zal onderdeel uitmaken van de Handelingen. Daarmee is duidelijk wat de posities van de onderscheiden fracties zijn. Wij hadden afgesproken dat wij daarin heel open en transparant zouden zijn.

De heer Koffeman (PvdD):

In dat geval vraag ik stemming aan over de Crisis- en herstelwet en over de Winkeltijdenwet.

De voorzitter:

Wij zullen dan eerst stemmen over het voorstel om de behandeling van de Crisis- en herstelwet (32127) controversieel te verklaren.

In stemming komt het voorstel om de behandeling van de Crisis- en herstelwet (32127) controversieel te verklaren.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de OSF, de PvdD, de SP, GroenLinks en de Fractie-Yildirim voor dit voorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het voorstel om de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Winkeltijdenwet met het oog op inkadering van de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen of een ontheffingsbevoegdheid toe te kennen in verband met de toeristische aantrekkingskracht van een gemeente (31728) controversieel te verklaren.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, D66, GroenLinks, SP, de PvdD en de Fractie-Yildirim voor dit voorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven