Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Herindeling van de gemeenten Rotterdam en Rozenburg (31916).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris welkom.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Vliegenthart (SP):

Voorzitter. Het debat vandaag markeert waarschijnlijk het einde van Rozenburg als zelfstandige gemeente. Als er niets vreemds gebeurt, zal de gemeente die in de zestiende eeuw opkwam uit de Maas, opgeslokt worden door de Maasstad en haar bestaan als deelgemeente van Rotterdam voortzetten.

Als het aan mijn fractie gelegen had, was het zover niet gekomen. Wat haar betreft, was Rozenburg, net zoals de omliggende gemeenten Maassluis, Den Briel, Vlaardingen, Schiedam en Spijkenisse, als zelfstandige gemeente doorgegaan. De SP-fractie is sowieso geen groot voorstander van de herindelingsgolf die op dit moment door ons land gaat. Daar waar tot voor kort de voordelen van een stevige schaalgrootte in bestuurlijk Nederland uitgebreid bezongen werden, hecht mijn fractie meer aan kleinschaligheid. Burgers geven daar ook vaak de voorkeur aan. Zo lijken ook veel burgers van Rozenburg liever Rozenburger te blijven dan Rotterdammer te worden. Ook in wetenschappelijke kring wordt sinds kort steeds vaker vraagtekens gezet bij de gedachte dat "big" ook altijd "beautiful" is. Ik kom daar aan het einde van mijn betoog op terug.

Ik leg de staatssecretaris een drietal vragen voor over het wetsvoorstel dat wij vandaag behandelen.

Mijn eerste punt is het volgende. Het beleidskader van dit kabinet stelt dat herindeling in beginsel van onderop moet komen, dat wil zeggen: vanuit de gemeenten zelf. Dat lijkt mijn fractie een goed uitgangspunt, maar in hoeverre hebben we nu te maken met een herindeling van onderop? Beginpunt van deze herindeling is de bestuurlijke krachtmeting voor de gemeente Rozenburg van april 2007. Hieruit bleek dat de gemeente Rozenburg op een aantal terreinen niet voldeed aan de criteria. De discussie over de toekomstvisie is daar begonnen. Maar in hoeverre lagen toen nog alle opties open? Klopt het, zoals critici beweren, dat al tijdens het eerste bezoek aan de gemeente Rozenburg de commissaris van de Koningin de gemeenteraad heeft meegegeven dat alle bestuurlijke opties openstonden, behalve zelfstandigheid? Als dat zo is, in hoeverre kunnen we dan spreken van een proces dat van onderop plaatsvindt? Of hebben we hierbij te maken met een besluit dat uiteindelijk onderop genomen is, maar dat van bovenaf is voorgekookt en opgelegd? Overigens, dat lijkt ook de CDA-fractie in de gemeente Rozenburg te denken.

De bestuurlijke krachtmeting en haar gevolgen lijken mijn fractie op gespannen voet te staan met het idee dat herindelingen daadwerkelijk van onderop moeten komen. Het staat voor mijn fractie buiten kijf dat bestuurlijke krachtmetingen serieus genomen moeten worden, maar ze mogen geen aanleiding vormen tot een bestuurlijk proces waarbij alle opties openstaan, behalve zelfstandigheid. Mijn fractie is overigens niet de enige die van mening is dat bestuurlijke krachtmetingen vaak een ongewenste functie vervullen. Hoogleraar Douwe Jan Elzinga stelde in Binnenlands Bestuur van januari 2008 dat bestuurlijke krachtmetingen een uiterst eenzijdig criterium zijn dat automatisch leidt tot schaalvergroting. Zou de staatssecretaris ons kunnen vertellen hoe zij aankijkt tegen bestuurlijke krachtmetingen en herindelingen?

Dat brengt mij bij mijn tweede punt. In hoeverre is de herindeling van Rozenburg en Rotterdam de oplossing voor het probleem dat bij de bestuurlijke krachtmeting werd geconstateerd? Rozenburg maakt op dit moment al deel uit van de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, waarbij de gemeente Rotterdam in bijna alle gevallen als crisisleider fungeert. Tijdens de schriftelijke voorbereiding vroeg mijn fractie wat nu precies de bestuurlijke voordelen zijn van de herindeling ten opzicht van de status quo. In de memorie van antwoord stelt de staatssecretaris weliswaar dat het proces van herindeling met name op gang is gekomen door de situatie omtrent de bestrijding van rampen en crises, maar ze geeft niet aan wat nu precies in de praktijk de gevolgen zijn. Kan de staatssecretaris dat in haar beantwoording straks wel doen?

Mijn derde punt betreft de procedurele kant van de herindeling. Volgens de staatssecretaris verdient de gang van zaken in Rozenburg niet de schoonheidsprijs. Dat lijkt mijn fractie een understatement. Als de gemeenteraad naar aanleiding van een burgerinitiatief eerst besluit een referendum te houden, daarna dit besluit intrekt en daarbij vergeet het nieuwe besluit zo openbaar te maken dat tegenspraak mogelijk is, vindt mijn fractie het niet vreemd dat een groot deel van de bevolking zich geschoffeerd voelt. Dit is volgens mijn fractie de kern van een veel groter probleem. Als politieke partijen terugkomen op beloften die zij aan de bevolking doen en daarover nauwelijks rekenschap geven, is het niet verwonderlijk dat de burgers zich niet serieus genomen voelen. Een daadwerkelijke dialoog beperkt zich er niet toe dat gekozen politici uitleggen wat zij hebben gedaan en waarom. Politici moeten ook luisteren naar wat burgers in te brengen hebben. Dat lijkt bij deze herindeling op zijn zachtst gezegd bijzonder weinig gebeurd te zijn. De fractie vraagt zich dan ook af of de staatssecretaris in dit opzicht niet een actievere rol op zich had moeten nemen. De wet geeft haar die mogelijkheid. Zonder zich in de inhoudelijke afweging te mengen, zou de staatssecretaris de betrokken bestuurders toch kunnen wijzen op hun verantwoordelijkheden bij het besluitvormingsproces en hun zeggen dat dit zorgvuldig dient te verlopen? Dat valt volgens mij ook onder procedureel toetsen. Niet alleen moet bekeken worden of besluiten juridisch standhouden, maar ook of ze op een manier genomen zijn die burgers meeneemt in plaats van tegen de haren instrijkt.

Volgens de al eerder aangehaalde hoogleraar Elzinga zijn herindelingen een ouderwetse manier van kijken naar besturen. Volgens bestuurskundige Linze Schaap van de Universiteit van Tilburg komt schaalvergroting de bestuurskracht niet ten goede en maakt zij gemeenten soms zelfs minder efficiënt. Dit is alle reden om nog eens goed te kijken naar de precieze gevolgen van herindelingsprocessen. De staatssecretaris kondigt in de memorie van antwoord aan dat zij de Raad voor het openbaar bestuur advies wil vragen over de relatie tussen burgerlijke betrokkenheid en de schaalgrootte. Dat lijkt ons wijs. In mijn partij is dit denken al langer gaande. Dit heeft onder meer tot de brochure geleid die ik nu omhoog houd, De buurt, de schaal van de toekomst. Ik geef straks graag twee exemplaren van de brochure mee aan de staatssecretaris. Wie weet kan zij een ervan doorgeleiden aan Jacques Wallage, die in zijn memoires Plaats van bestemming al bijzonder interessante inzichten heeft gegeven over zijn visie op de wortels van het burgerschap. Wat dat betreft heb ik goede hoop op het rapport van de Rob. Voor de gemeente Rozenburg komt dit rapport echter te laat, vrees ik. Rozenburg wordt deelgemeente van Rotterdam. Daarmee wacht Rozenburg een onduidelijke toekomst. Het concept "deelgemeente" ligt in Rotterdam op dit moment onder stevige kritiek. Garanties voor na deze bestuursperiode worden niet gegeven. Dat legt een extra verantwoordelijkheid bij de toekomstige Rotterdamse volksvertegenwoordigers en bestuurders. Aan hen de taak om de Rozenburgers zich straks thuis te laten voelen in hun nieuwe gemeente. Voor het overige kijk ik met belangstelling uit naar het antwoord van de regering.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Voorzitter. Ik mag ook spreken namens de Partij voor de Dieren. Heel veel gemeentelijke herindelingen komen op een betrekkelijk rustige manier, zonder grote tegenstellingen en vaak ook in grote eensgezindheid tot stand. Maar soms zitten er vanuit het gezichtspunt van onze fractie toch haken en ogen aan een indelingsvoorstel, ook al heeft dat intussen het fiat van GS, de regering en de Tweede Kamer gekregen. Aan het beleidskader voor gemeentelijke herindelingen ligt dat niet. De criteria daarin komen mij voor als aannemelijk. De toetsing die de regering daarop uitvoert, lijkt compleet. De regering toetst zowel inhoudelijk als procesmatig. Zij toetst ook de motivering die ten grondslag ligt aan een herindelingsvoorstel. Ik heb wat dat betreft met genoegen de memorie van antwoord gelezen die de staatssecretaris heeft geschreven naar aanleiding van vragen van collega-Kamerleden over het beleidskader. De staatssecretaris schrijft echter zelf ook dat elke herindeling op zichzelf staat en haar eigen specifieke feiten en omstandigheden kent. Die worden door de regering natuurlijk ook betrokken bij haar afweging en bij haar beoordeling van de vraag of wel voldaan is aan de criteria. Daarbij is natuurlijk altijd ruimte voor een andere afweging en dus een ander oordeel. Met de herindeling van Rozenburg en de toevoeging van de gemeente aan Rotterdam doen zich volgens ons problemen voor, waar wij meestal niet tegenop lopen. Die problemen spitsen zich toe op het vereiste draagvlak en op de motivering voor het voorstel.

Ik begin met het draagvlak. De gemeenteraad van Rozenburg is in twee gescheiden kampen verdeeld. De kleinst mogelijke meerderheid heeft voor de opheffing van de eigen gemeente gestemd. Over het bestuurlijke draagvlak hoeft dan ook niet direct twijfel te bestaan. Het vinden van het maatschappelijk draagvlak is de verantwoordelijkheid van de gemeente, maar de regering en wij hebben de plicht om na te gaan of dat in redelijkheid is gebeurd, ook al hoeft er geen sprake te zijn van een resultaatverplichting van de zijde van de gemeente. Er lijkt hierbij iets misgegaan te zijn, ook al wil de staatssecretaris daarvan blijkbaar niet weten. De discussieavonden waarover zij het heeft, gingen helemaal niet over herindeling, maar over toekomstvisie, zonder het bestuurlijk aspect. Wel is nadat een besluit werd genomen, maar pas een halfjaar later, in januari 2009, een discussie met bewoners gevoerd, die overigens blijkbaar door heel veel mensen als onbevredigend werd ervaren. Oorspronkelijk was het de bedoeling om over het onderwerp een referendum te houden, waaraan uiteraard informatie en discussie gekoppeld zouden zijn geweest. Dat was al in mei 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. Maar anderhalve maand later, in juli 2008, wordt door dezelfde gemeenteraad het besluit genomen om met Rotterdam te fuseren. In september werd als mosterd na de maaltijd officieel vastgesteld dat het referendum er maar niet meer moest komen.

De inspraak bij de raadsvergaderingen toonde overigens aan dat heel veel mensen zich wel degelijk betrokken voelden en gehoord wilden worden bij een beslissing die, gelet op deze gang van zaken, toch eigenlijk zonder veel communicatie door acht van de vijftien gemeenteraadsleden werd doorgezet. In hoeverre de beslissing van juli 2008 genomen is onder invloed van druk van buiten is natuurlijk moeilijk vast te stellen. Maar de constatering dat deze beslissing onverhoeds is genomen, volstaat. Iedereen zat nog op een discussie te wachten. Vindt de staatssecretaris echt dat de gemeente zijn best heeft gedaan om maatschappelijk draagvlak te zoeken? Ik vind dat op zijn minst weinig zorgvuldig is gehandeld.

Ik ga verder met de motivering. De motivering voor het opheffen van Rozenburg ligt natuurlijk allereerst in de negatief uitpakkende bestuurskrachtmeting van 2007, vooral in het element van de bestrijding van rampen en crises. Dat wordt ook door de staatssecretaris in de memorie van antwoord weer uitdrukkelijk gesteld. Maar, gelet op de samenwerking in de regio, op de vaststelling van een toekomstvisie voor de gemeente, op de conclusie dat de financiële positie van de gemeente zelfs relatief riant is en in het ambtelijk apparaat knelpunten zijn opgelost en natuurlijk op de instelling van de veiligheidsregio, waarbij feitelijk alle verantwoordelijkheid in geval van crises bij de Rotterdamse burgemeester komt te liggen, is er dan nog steeds sprake van tekortschietende bestuurskracht?

Een nieuw verwijt van de staatssecretaris over tekortschietend tactisch vermogen van de gemeente lijkt weinig weerklank in de regio te vinden. Wat de Wabo betreft zegt de staatssecretaris zelfs dat Rozenburg gebruik moet maken van Rotterdamse systemen en expertise. Wat blijft er dan nog over als werkelijk steekhoudende motivering om deze herindeling, zeg maar opheffing, eerst binnen de gemeente, tegen de oorspronkelijke plannen in, snel door te drukken en vervolgens in strijd met de normale regels niet per 1 januari van een volgend jaar, maar al op 18 maart 2010 in te laten gaan? Dat is natuurlijk fijn in verband met de verkiezingen, maar niet met het oog op de administratieve problemen die dat oplevert. Is er nog wel een reden om dit zo vlug te willen? Is er nog wel een reden om dit überhaupt te willen? Die laatste vraag is uiteindelijk voor de gemeenteraad van Rozenburg, maar de eerste vraag is voor de staatssecretaris. Ik ben benieuwd naar haar antwoord.

De voorzitter:

Ik dacht dat de staatssecretaris had verzocht om een schorsing van twintig minuten, maar die schorsing blijkt niet nodig te zijn. Tant mieux. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Zo zie je maar weer dat je niet altijd op de hoogte bent van wat er voor jou wordt gevraagd. Dat weet de voorzitter ook wel, uit een vorig leven.

Ik heb druk meegeschreven en ik wil eerst in algemene zin een aantal dingen zeggen over het wetsvoorstel en het herindelingskader. Vandaag ligt het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling van de gemeenten Rotterdam en Rozenburg bij deze Kamer voor. De beide gemeenten zijn overeengekomen dat Rozenburg na de toevoeging aan Rotterdam een zelfstandige deelgemeente zal vormen. Ondanks de discussie daarover is dat een harde afspraak. In zijn algemeenheid wil ik zeggen dat vragen over de bestuurlijke toekomst van een gemeente eigenlijk nooit eenvoudig te beantwoorden zijn. Dat doe ik ook niet. Gemeentelijke herindeling mag nooit een doel op zichzelf zijn. Dat geldt ook voor deze herindeling. Herindeling hoort een middel te zijn om goede voorwaarden te scheppen voor het wegnemen dan wel het bereiken van oplossingen voor bestuurlijke belemmeringen. Zij moet uiteindelijk leiden tot de vorming van een nieuwe, bestuurskrachtige gemeente, die nu en in de toekomst is berekend op haar taken. In de discussie over de bestuurlijke toekomst worden vaak niet alleen modellen van herindeling overwogen. Ook samenwerkingsmodellen worden tegenwoordig steeds vaker bij de overwegingen betrokken. Dat is ook in de discussie over Rozenburg nadrukkelijk aan de orde geweest. Ik maak de betrokken gemeenten mijn complimenten over de manier waarop dat is gedaan.

Ik kom straks natuurlijk terug op de specifiek gestelde vragen. Eerst zeg ik iets over de procedure waarmee het herindelingsadvies tot stand is gekomen en over het herindelingskader. Ik heb de procedure getoetst aan de Wet algemene regels herindeling en aan het Beleidskader gemeentelijke herindeling. Na indiening van het voorstel is het vernieuwde Beleidskader gemeentelijke herindeling door het kabinet vastgesteld. Dat heeft de Kamer ongetwijfeld gezien. Het voorstel is zowel in lijn met het oude als met het nieuwe beleidskader. Uitgangspunt daarbij is dat de gemeenten als eerste aan zet zijn om hun bestuurskracht te versterken waar dat nodig is. Dat wil ik nadrukkelijk zeggen, ook naar aanleiding van de slotvraag van de heer Ten Hoeve. Dit hoort bij de gemeenten thuis. Ik zou haast zeggen dat iedere gemeente in Nederland op zijn tijd kwetsbaar naar zichzelf moet durven kijken om te zien of zij nog toegesneden is op haar taken, ook ten opzichte van de burgers. We hebben daar in deze Kamer wel eens over gediscussieerd. Het hoort bij een gemeentebestuur dat het zich kwetsbaar opstelt en bekijkt of het nog kan staan voor zijn taken.

De discussie over de bestuurlijk toekomst van Rozenburg is gestart na de bestuurskrachtmetingen van 2007 en is samen gevoerd met de discussie over de toekomstvisie van Rozenburg. Het is goed om dat op te merken. De gemeenteraad is hierna tot de conclusie gekomen dat Rozenburg niet over de bestuurskracht beschikt om de toekomstvisie zelfstandig te kunnen realiseren. Dat is de uitspraak die de gemeenteraad heeft gedaan. Met de toevoeging aan de gemeente Rotterdam verwacht Rozenburg over voldoende bestuurskracht en financiële middelen te kunnen beschikken om die toekomstvisie wel te realiseren, mede vanuit de nieuwe status van deelgemeente. Ook gedeputeerde staten van Zuid-Holland verwachten dat de herindeling het benodigde positieve effect zal hebben op de bestuurskracht. Gedeputeerde staten beoordelen de gekozen bestuursvorm tevens als duurzaam – het is hun taak om daarnaar te kijken – vanuit de opgaven die zijn verwoord in de toekomstvisie van Rozenburg. Gedeputeerde staten van Zuid-Holland geven in hun zienswijze op het herindelingsadvies tevens aan dat de bestuurlijke samenhang in de regio door de herindeling aanmerkelijk verbetert. Die punten zijn afgewogen.

Ik kom bij het onderwerp draagvlak. Na een zorgvuldige afweging op basis van bovengenoemde argumenten hebben de gemeenteraden van Rotterdam en Rozenburg op respectievelijk 19 februari en 5 maart 2009 het herindelingsadvies vastgesteld. Gedeputeerde staten van Zuid-Holland hebben op 6 maart 2009 een positieve zienswijze gegeven op het herindelingsadvies. Voor dit herindelingsadvies bestaat daarmee dus bestuurlijk draagvlak. Hoewel ik me bij de beoordeling van het draagvlak voor een herindeling altijd baseer op het bestuurlijke draagvlak, bekijk ik wel degelijk ook het maatschappelijke draagvlak voor het voorstel. Ik kom zo nog terug op de specifieke vraag van de heer Vliegenthart. Bij het maatschappelijke draagvlak is het vooral van belang dat er door het gemeentebestuur is geïnvesteerd in dialoog met de bevolking over het voorstel. De eindafweging over het lokale draagvlak in relatie tot andere argumenten voor het herindelingsvoorstel moet echter bij de gemeenteraad liggen. Zo is het neergelegd in het herindelingskader en de ARHI-wetgeving.

In Rozenburg is naar aanleiding van het voorstel een stevige dialoog gevoerd met inwoners over de bestuurlijke toekomst en over de toekomstvisie Rozenburg. De inwoners van Rozenburg zijn gedurende het proces steeds geïnformeerd. Het gesprek is met hen gezocht vanuit het college en vanuit de gemeenteraad tijdens bewonersavonden en inspraakmomenten. Uit een peiling tijdens een goed bezochte bewonersavond bleken de opties "zelfstandigheid" en "deelgemeente van Rotterdam" beide ongeveer even goed te scoren, met een lichte voorkeur voor zelfstandigheid. Mij is gebleken dat er in Rozenburg natuurlijk wel enige maatschappelijke onrust bestaat over de gang van zaken rondom de besluitvorming over een referendum over de herindeling. Dat is ook door de heer Vliegenthart aangehaald en ook de heer Ten Hoeve heeft erover gesproken. De gemeenteraad van Rozenburg heeft in de vergadering van eind mei 2008 besloten om in te stemmen met het houden van een referendum. In de vergadering van juli van hetzelfde jaar is de gemeenteraad teruggekomen op dit besluit. Deze besluitvorming wordt in ieder geval door een deel van de bevolking zo ervaren dat de gemeenteraad is teruggekomen op een gedane belofte. Deze beleving van het proces is voorstelbaar. Dat heb ik ook in de Tweede Kamer gezegd en men heeft het kunnen lezen in de schriftelijke voorbereiding. Het terugkomen op een eerder genomen besluit valt echter onder de formele bevoegdheden van de gemeenteraad. De gemeenteraad mag een en ander zo wegen.

Het is van belang dat in dit herindelingsproces is voldaan aan het vereiste uit het vernieuwde beleidskader herindeling, hoewel het al van voor die tijd is, dat door het gemeentebestuur wordt geïnvesteerd in een dialoog met zijn inwoners. In de gemeente Rozenburg heeft een reële dialoog plaatsgevonden over het voornemen tot herindeling. Vanuit mijn toetsende rol, die ik beschouw als procesmatig toetsend, concludeer ik op basis van de geldende wetgeving en het Beleidskader gemeentelijke herindeling dat in formele zin het besluitvormingsproces goed is doorlopen – dat heeft de heer Vliegenthart terecht zo samengevat – ondanks het feit dat ik ook vind dat de manier waarop dit is gedaan geen schoonheidsprijs verdient.

De heer Vliegenthart (SP):

Dit verhaal had ik al enigszins van de staatssecretaris verwacht, want zo hebben we het ook in de memorie van antwoord zien langskomen. Zo heeft de staatssecretaris het besluit ook in de Tweede Kamer verdedigd. De staatssecretaris is dus volledig consistent. Bij mij blijft echter wel de vraag hangen hoe de staatssecretaris heeft getoetst of er daadwerkelijk een reële dialoog is geweest. Zij zegt dat er een avond is geweest. Stel dat iedereen op die avond zegt: wij vonden het niet erg bevredigend. Dan is er een avond geweest en zegt de staatssecretaris dat er formeel iets is gedaan en dat er is geïnvesteerd. Laat zij het gegeven dat iedereen het onbevredigend vindt, dan voor kennisgeving liggen? Of neemt zij het nog mee in haar afweging? Hoe komt de staatssecretaris dus aan haar informatie en hoe heeft zij die informatie gewogen?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik heb te maken met de formele besluitvorming in de gemeenteraden. Daarom heb ik dat zo nadrukkelijk in het begin gesteld. Daar baseren wij ons ook op. De heer Vliegenthart heeft terecht aangegeven dat het proces van onderaf moet plaatsvinden. Dat is het bestuurlijk draagvlak dat wij in eerste instantie wegen. Daarnaast bekijken wij wel degelijk hoe de betrokkenheid van de burgers is geweest. Dat aspect is ook toegevoegd aan het nieuwe beleids­kader herindeling, nog nadrukkelijker dan aan het oorspronkelijke beleidskader. We hebben dit hier ook heel nadrukkelijk gedaan. Ik heb ook met de bestuurders uit Rozenburg en Rotterdam gesproken over dit voorstel. Ik weet niet meer of het de heer Vliegenthart was die vroeg hoe ik hier zelf naar hebben gekeken, maar we hebben ernaar gekeken en ik vind wel degelijk dat er is geïnvesteerd in het houden van een dialoog. Dat wil niet altijd zeggen dat de uitkomst zo is als een groot deel wil. Er is echter wel degelijk geïnvesteerd in een dialoog. De toekomstvisie Rozenburg is ontwikkeld in nauwe samenspraak met de inwoners van Rozenburg. Tijdens het hele proces van totstandkoming van de toekomstvisie en ook tijdens de besluitvorming over de herindeling zijn er diverse bewonerskranten verspreid. Vanaf de start van het traject is op de website van de gemeente Rozenburg de rubriek Toekomst Rozenburg opgenomen. Nieuwspublicaties en dergelijke werden hierop geplaatst. Er konden en kunnen ook nu nog steeds vragen aan de burgemeester worden gesteld over de richting naar 2010. Van deze gelegenheid is ook gebruikgemaakt. Er was dus ook een daadwerkelijke dialoog. Alle informatie over de mogelijke toekomstige bestuurlijke modellen met voor- en nadelen over het gehele proces zijn op die website opgenomen. Er zijn bewonersavonden geweest en die zijn goed bezocht. Er zijn 120 zienswijzen ingebracht voor de besluitvorming in de gemeenteraad. Bij de vaststelling van het herindelingsadvies is, zoals de woordvoerders kunnen zien, uitgebreid ingegaan op de ingebrachte zienswijzen. Bij de vaststelling van het herindelingsadvies op 5 maart hebben zeven inwoners van de mogelijkheid tot inspraak gebruik gemaakt. Dat is niet niks! Er is wel degelijk geïnvesteerd in contacten met de burgers. Zo moet de gemeenteraad dat doen en men heeft dat wel degelijk gewogen bij de besluitvorming. En dat moet ik weer beoordelen.

De heer Vliegenthart (SP):

De staatssecretaris zegt dat er is geïnvesteerd en dat er inspraakrondes zijn geweest. Ik heb bekeken of die er daadwerkelijk waren. Ik heb eigenlijk niet bekeken wat er in die inspraakrondes precies is gezegd door de betrokkenen, alleen in beperkte mate. Mag ik dan de wat wrange conclusie trekken dat burgers die tegen een herindeling zijn een grotere kans hebben dat een en ander niet voldoet aan de formele criteria en de staatssecretaris een herindeling vervolgens terugfluit als zij deze inspraakrondes boycotten en niet meedoen aan het proces? Dat zou toch een wrange conclusie zijn?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat is inderdaad een nogal wrange conclusie. Dat zal echter niet zo zijn. Wij bekijken wel degelijk of er gesproken is met mensen. Uiteindelijk verschil ik van mening met de SP-fractie, ook met die uit de Tweede Kamer. Zij zegt dat er in alle gevallen een referendum moet zijn. Ik geloof echter in de vertegenwoordigende democratie. In de gemeenteraad moet die afweging worden gemaakt. Ik bekijk of men dat goed heeft gedaan. Dat is hier zeker naar behoren gebeurd. Er is daadwerkelijk ingegaan op wat is ingebracht door de bevolking.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Is het niet zo dat alle inspraak heeft plaatsgevonden nadat de beslissing is gevallen? Normaal gesproken verwacht je dat er op basis van inspraak een beslissing tot stand komt. Hier is onverhoeds een beslissing genomen, terwijl iedereen nog rekende op discussie. Daarna is er bij de verdere formele besluitvorming wel gelegenheid geweest tot formele inspraak, maar heeft die op dat moment nog zin gehad? Of moet je constateren dat het toen eigenlijk niet meer kon?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Met dat laatste ben ik het niet eens. Ik vind dat inspraak altijd zinnig is, in welke fase dan ook. Een gemiddelde gemeenteraad kent ook inspraak in een laatste fase, juist om gemeenteraden te behoeden voor iets onverstandigs. Dit gebeurt heel veel. Ik heb het dan niet specifiek over herindelingskwesties, maar bijvoorbeeld over ruimtelijke procedures en dergelijke.

In deze zaak is vanaf het begin bekeken hoe men er zelf voor stond. De gemeenteraad heeft zelf een weging gemaakt van de bestuurskracht. Hij heeft bekeken hoe hij kan voldoen aan wat hij behoort te leveren aan de bevolking en heeft dat bij de toekomstvisie betrokken. Ook de bewoners waren daarbij betrokken. Men heeft geoordeeld dat men niet in staat was die toekomstvisie voor Rozenburg alleen te realiseren. Men achtte zich daar te klein voor en schatte in daar niet de capaciteit voor te hebben, ook niet in financiële en bestuurlijke zin. Die weging mag de gemeenteraad maken.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Dat mag inderdaad en dat zal de gemeenteraad ook volgens de eigen verantwoordelijkheid móéten doen. Dat ontslaat hem echter niet van de verplichting naar draagvlak onder de bevolking te zoeken. Dat element ontbreekt hier. Volgens mij betwisten wij niet het recht van de gemeenteraad om een eigenstandige beslissing te nemen en dat de bestuurskracht daarbij een rol speelt, maar wij wijzen wel op het criterium dat er naar draagvlak gezocht moet worden. Ik blijf het gevoel houden dat dit in een te laat stadium is gebeurd, zodat dit niet heeft kunnen meewegen in de beslissing.

De heer Vliegenthart (SP):

De staatssecretaris schrijft in de memorie van antwoord dat zij er ook mee te maken heeft gehad in haar eigen functioneren als burgemeester in Twente. Laat ik er ook nog eens met het oog op die hoedanigheid naar vragen. Zou het niet veel beter zijn om een inspraakavond te organiseren voordat de gemeenteraad een besluit neemt? Het is toch normaal dat burgers denken dat dit mosterd na de maaltijd is en dat ze niet serieus worden genomen? De staatssecretaris zegt wel dat het niet de schoonheidsprijs verdient, maar volgens mij kan zij er nog wel een slagje scherper op antwoorden. Volgens mij moet het in principe andersom: eerst inspraak, dan besluiten.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Zoals ik net ook al heb gezegd, is het helder dat er eerst inspraak is en dan pas besluitvorming. Ik betwist echter de stelling dat men naar volledig draagvlak moet zoeken. Daar gaat de discussie natuurlijk over. Men moet wel kijken naar hoe de burgers erin staan, maar men moet zelfstandige afwegingen maken. Zo is het nu eenmaal in de vertegenwoordigende democratie geregeld. Daarin kun je ook terugkomen op eerder genomen besluiten, al moet je dat wel motiveren. Ik heb er geen geheim van gemaakt dat ik vond dat dit de schoonheidsprijs niet verdiende. Het is echter wel een recht van de gemeenteraad. Daarom verschil ik dus van opvatting met de SP-fractie, ook die in de Tweede Kamer, dat er in alle gevallen een referendum moet zijn. Wij hebben dit echter al gewisseld, dus dit is in principe helder.

In de ARHI-procedure zijn alle opties aan de orde geweest. Uiteindelijk heeft de gemeenteraad van Rozenburg in meerderheid het besluit genomen tot vaststelling van het herindelingsadvies. De gemeenteraad had met name de opvatting dat de toekomstvisie van Rozenburg zonder de herindeling niet gerealiseerd kon worden. Ik denk dat het belangrijk is om dat nog een keer te zeggen. De gemeenteraad van Rozenburg heeft hiermee naar mijn idee zelfbewust en weloverwogen een richting bepaald voor de bestuurlijke toekomst van Rozenburg. Het mag ook wel eens gezegd worden dat het best knap is dat een gemeenteraad dat durft. Dat is een kwetsbare opstelling en een bewust nadenken over de eigen bestuurskracht. De gemeenteraad van Rozenburg durft erover na te denken hoe iets samen met een ander wel kan, als je denkt dat iets eigenlijk niet kan. Die afweging heeft men gemaakt. De gemeente Rotterdam heeft zich in dit proces zeer open opgesteld. Dat wil ik ook nadrukkelijk zeggen, want daarover heb ik het tot nu toe nog niet gehad. Ondanks de verschillen in gemeentegrootte, die enorm zijn, zijn beide buurgemeenten met elkaar omgegaan als gelijkwaardige bestuurlijke partners. Dat is op een heel goede manier gedaan.

Dan wil ik nu de specifieke vragen langslopen. Ik denk dat ik voldoende ben ingegaan op het Beleidskader gemeentelijke herindeling en op mijn visie op "van onderop". Ik kan er tegen de heer Vliegenthart nog wel het volgende over zeggen. De bestuurskrachtmeting constateert dat er vraagtekens waren bij de bestuurskracht. Hij sprak over bestuurlijke kracht en wij spreken over bestuurskracht, maar wij bedoelen hetzelfde. Men heeft toen drie oplossingsrichtingen genoemd: zelfstandigheid, samenwerken of samengaan. Samen met de raad en de inwoners is naar de toekomstvisie gekeken. Het resultaat om te kiezen, deelgemeente van Rotterdam te worden, is het resultaat van dit traject. Dat gebeurde met een krappe, maar constante meerderheid. Daarop baseer ik me. Het is dus wel degelijk van onderop opgebouwd.

Er is gevraagd naar de rol van de commissaris van de Koningin en of die wel vanaf het begin alle opties heeft opengehouden. De commissaris van de Koningin is bij deze gemeenten op bezoek geweest. Het was een verzoek van minister Remkes destijds om de bestuurskrachtmetingen te bevorderen. De gemeenteraad van Rozenburg heeft daarna zelfstandig de opdracht gegeven tot verkenning van een aantal bestuurlijke modellen, zoals ik die net noemde. Die maakten allemaal onderdeel uit van de procedure. Er is geen enkele dwang gezet op een van deze modellen. Men heeft dat zelfstandig gewogen. In het verdere traject is mij ook niets anders dan dat gebleken.

Er is gevraagd wat de gevolgen zijn van de herindeling voor de bestrijding van rampen en crises. Dit was een zwak punt, maar het is wel verbeterd door de veiligheidsregio. De herindeling leidt ertoe dat bestuurlijke aansturing bij een ramp ligt bij de burgemeester van Rotterdam in plaats van bij die van Rozenburg. De verantwoordelijkheid voor de voorbereiding komt ook helemaal te liggen bij het college van Rotterdam. De gevormde veiligheidsregio voert weliswaar veel van de taken uit, maar de herindeling zorgt ervoor dat er één bestuurlijk verantwoordelijke is. Dat is hierbij vooral van belang in verband met de bovenlokale kant van de rampen die zich in dit gebied zouden kunnen afspelen. Deze herindeling is dus wel degelijk een verbetering ten opzichte van wat er al was gerealiseerd voor de aansturing van bestrijding van crises en rampen.

Op het referendum ben ik voldoende ingegaan.

Ik zou zeggen: zo veel bestuurskundigen – ik ben zelf ook bestuurskundige – zo veel opvattingen over wat het beste zou zijn voor de toekomst. Daarover wil ik nu niet het debat voeren. Ik heb ook wel eens met de heer Elzinga erover gediscussieerd. Ik kan zo een, twee of drie andere hoogleraren aanvoeren die het tegendeel van zijn stelling aangeven. Het lijkt mij te ver voeren om nu hierover te debatteren. Wij hebben de afgelopen tijd heel goed nagedacht over het aangepaste beleidskader inzake herindelingen, juist omdat het een uitwerking is van het punt "van onderop" uit het regeerakkoord. Ook staat het in relatie tot de Wet ARHI: hoe zou je dat moeten zien? Daarover hebben wij een aantal zaken aangegeven. In de Tweede Kamer hebben wij uitgebreid gesproken over de vraag hoe je daar samenwerkingsmodellen bij zou moeten betrekken. Dat is een van de redenen waarom ik vind dat het belangrijk is dat de Rob nog eens kijkt naar schaalgrootte, ook in de toekomst. Ik zal de brochure De buurt, de schaal van de toekomst zeker aan de heer Wallage aanreiken, nadat ik hem eerst zelf heb gelezen. Je moet heel erg naar "situationeel" kijken. Er is niet één schaal die per se een oplossing is voor alle bestuurlijke problemen in dit land. De afgelopen jaren is het verschillend beoordeeld door het huidige kabinet en door voorgaande kabinetten. Ook in de regio's is het verschillend beoordeeld. Dat is nu juist ook zoals het is opgeschreven in het beleidskader rondom de herindeling: je hebt juist de mogelijkheid om er van onderop goed naar te kijken en deze naar aard en schaal te laten passen bij het gebied en de regio.

Als ik dan kijk naar de vraag in hoeverre ik deze herindeling een oplossing vind voor de destijds geconstateerde bestuurskrachtproblemen, lagen die problemen volgens mij in de eerste plaats bij het veiligheidsbeleid, in de tweede plaats bij het strategisch vermogen en in de derde plaats – dit punt is niet aan de orde geweest – bij de continuïteit en kwaliteit van de ambtelijke organisatie. Ik ga ervan uit dat ik over de eerste twee punten voldoende heb gezegd, maar op het derde punt ben ik nog niet ingegaan. Voor een gemeente met de omvang, maar ook met de ligging als Rozenburg – het is toch wel belangrijk om dit hierbij mee te wegen – blijkt het heel lastig te zijn om ambtelijke kwaliteit en continuïteit te realiseren. Dat leidt er ook toe dat een gemeente de grootste moeite heeft om nieuwe wetgeving geïmplementeerd en ook goed uitgevoerd te krijgen. Dit punt speelt overigens op meer plaatsen in het land; het is exemplarisch voor een aantal andere voorbeelden. Ik denk dat dit probleem met deze herindeling wordt opgelost.

Over de rampenbestrijding heb ik al een en ander gezegd. Ook heb ik geantwoord op de vraag of ik van mening ben dat in het maatschappelijk draagvlak is geïnvesteerd. Ik heb er het nodige over gezegd en ik heb in de memorie van antwoord hierover ook al het nodige geschreven. Het is natuurlijk altijd een weging die je maakt, maar er is voldoende in geïnvesteerd door de gemeenteraad. Uiteindelijk moet de gemeenteraad die weging zelf maken. De gemeenteraad en de gemeentebestuurders worden daar zelf ook weer op afgerekend bij de verkiezingen. Dat is geregeld.

Tot slot is er gevraagd naar 18 maart 2010. Ik wil de indruk wegnemen dat ik het per se zo snel wilde regelen. Normaliter wil ik dat de ingangsdatum 1 januari is, zoals de afgelopen tijd ook is gebleken. In dit geval gaat het om een toevoeging aan Rotterdam, een heel grote gemeente. De gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam zouden dan moeten worden uitgesteld. In goed overleg tussen beide gemeenten – ik heb zelf ook met de gemeenten gesproken – is ervoor gekozen om dit niet te doen en de herindeling, ondanks enkele mogelijke technische problemen, gewoon 18 maart 2010 te laten ingaan. Ik ben de Eerste Kamer daarom dankbaar dat zij dit wetsvoorstel zo snel wilde behandelen. Ook dat punt is van onderop tot stand gekomen.

De heer Vliegenthart (SP):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de snelle en in grote lijnen adequate beantwoording van de vragen die ik in eerste termijn heb gesteld. Zo kennen wij de staatssecretaris, dus wat dat betreft, heeft zij hier een reputatie hoog te houden. Wij worden het vandaag niet eens. Daar was ik van tevoren al bang voor en het blijkt ook bewaarheid te zijn.

Een klein punt. De SP is inderdaad voor referenda over herindelingen. Maar tussen referenda en de manier waarop het in Rozenburg is gegaan, zit ruimte. Ook in die ruimte – dit zal de staatssecretaris toch ook met mij eens zijn – had het beter gekund en had het zelfs beter gemoeten. Als dat proces daar ook daadwerkelijk met burgers was gegaan, kan ik niet uitsluiten dat een groot aantal Rozenburgers uiteindelijk had gezegd: wie weet moet het wel zo en is het ook inderdaad de beste oplossing. Wij hebben nu een gespleten gemeenteraad en een gespleten bevolking van Rozenburg. Niemand is daar beter van geworden, vooral de Rozenburgers niet. Ik ben het met de staatssecretaris eens dat dit niet in de eerste plaats haar verantwoordelijkheid is, maar het is wel een taak die wij als volksvertegenwoordigers serieus hebben te nemen. Wat dat betreft, is het goed dat wij dit soort debatten blijven voeren. Ik hoop dit de volgende keer met een wat vollere samenstelling van deze Kamer te mogen doen.

Ik heb nog twee vragen, concreet naar aanleiding van de opmerkingen van de staatssecretaris over de Rob. Zij heeft gezegd dat zij een adviesaanvraag zal indienen. Wil zij deze adviesaanvraag ook aan de Kamer doen toekomen, voor zover deze er nog niet uit is? Wat zijn de consequenties van het rapport van de Rob? Zou dit kunnen betekenen dat het herindelingskader opnieuw tegen het licht wordt gehouden en dat er een nieuwe discussie over zal worden gevoerd of blijft het herindelingskader gelijk? Wat dat betreft, wil ik graag nog wat helderheid hebben.

Wij zullen straks aantekening vragen tegen dit wetsvoorstel.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Voorzitter. Ik constateer met collega Vliegenthart dat deze zaak zo genaaid zal worden als hij geknipt was. Dat zat er ook wel in. Ik ben verder de staatssecretaris dankbaar voor haar beantwoording.

Ik constateer dat wij op heel veel punten niet van mening verschillen. De uitgangspunten delen wij, maar de interpretatie van een aantal punten loopt toch uiteen. De staatssecretaris zegt dat zij te maken heeft met de formele besluitvorming. Natuurlijk is dat juist, maar het beleidskader geeft toch ook aan dat de regering haar eigenstandige verantwoordelijkheid wel heeft om te controleren op de criteria. Je kunt in de manier waarop je dat doet, afwijken van de formele besluitvorming en tot de conclusie komen dat de formele besluitvorming toch niet helemaal in orde is geweest. Ik denk dat dit enigszins het geval is met de beoordeling die door de gemeenteraad uiteindelijk is uitgesproken over de bestuurskracht. Het is de vraag of dat in alle opzichten een zeer valide argument is. In geval van crises en rampen ligt dat heel duidelijk: uiteraard treedt in zekere mate een verbetering op. Maar de werkelijkheid is dat als zich in Rozenburg echt een ramp of crisis voltrekt, deze onmiddellijk gemeentegrensoverstijgend is, zodat de verantwoordelijkheid ook nu al bij Rotterdam terechtkomt.

Het grote verschil in de beoordeling van de staatssecretaris en in mijn beoordeling betreft de vraag of er voldoende discussie is geweest. De staatssecretaris zegt dat er voldoende discussie is geweest, dat het voorstelbaar is dat het frustraties oplevert dat het referendum zo gegaan is en dat het ook niet de schoonheidsprijs verdient, maar dat er een reële dialoog heeft plaatsgevonden. Ik houd van deze gehele affaire toch het gevoel over dat dit maar nauwelijks het geval is geweest. Ik had liever gezien dat een gemeenteraad die er zo mee omgaat, teruggefloten wordt.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Ik heb niet erg veel toe te voegen aan wat ik in eerste termijn heb gezegd.

Mijnheer Vliegenthart, ik ben in het algemeen inderdaad geneigd om kort en zakelijk te antwoorden op wat u inbrengt. De ene keer worden wij het eens en de andere keer niet. Dat is zo. Ik had in dit geval ook niet zien aankomen dat wij het eens zouden worden. Ik vind wel – en daar heb ik ook geen geheim van gemaakt – dat uiteindelijk de gemeenteraad het moet wegen. Ik geloof er ook in dat het daar gewogen moet worden. Dit ook in de richting van de heer Ten Hoeve. De betrokkenheid en de momenten hadden eerder, beter et cetera gekund om in ieder geval het draagvlak te peilen. Daarmee ben ik het eens. Dat heb ik ook in de Tweede Kamer gezegd. U hebt dat ook in de memorie van antwoord gelezen. Ik heb inderdaad gezegd dat het geen schoonheidsprijs verdient.

Dit is echter niet voldoende aanleiding om in te grijpen, wat de slotvraag van de heer Vliegenthart was, want er is wel een meerderheidsbeslissing en men heeft zich gebaseerd op een aantal standpunten. Die aanleiding zie ik dus niet. Ik zie mijn rol dan ook in het beleidskader herindeling. Als je "van onderop" serieus neemt, en ik neem dat heel serieus, heb je te maken met dat wat bestuurlijk wordt besloten in een gemeenteraad. Dat weeg ik uiteindelijk. Ik kijk wel of er geen procedurele fouten zijn gemaakt. Dat hebben wij hier ook wel degelijk gedaan. Maar dat is het dan ook wat mij betreft.

Ik vind het altijd jammer – maar je ziet dat het ook weer gauw overgaat, zeg ik in de richting van de heer Vliegenthart, want het is inderdaad een nipte meerderheidsbesluitvorming in Rozenburg – als er een soort gespleten bevolking zou ontstaan. Het is heel erg van belang dat het deelgemeentebestuur en het gemeentebestuur van Rotterdam investeren in de toekomst, dat zij met elkaar gaan werken aan die toekomstvisie en met elkaar ervoor gaan staan om er iets goeds van te maken in Rozenburg en Rotterdam.

Ik weet niet of de aanvragen naar de Rob al uit zijn. Ik zie ook niet iemand die daar iets over kan zeggen. Ik zal het even bekijken en ik zal het de Kamer laten weten. Wij nemen altijd de Rob-adviezen, maar ook de adviezen van andere adviesraden serieus. Wij bekijken of wij beleidsmatig actie moeten ondernemen. Dat kan voor allerlei wetgeving zijn.

Ik ben blij dat de heer Ten Hoeve en de heer Vliegenthart zeiden dat er niet zo veel verschil van standpunt in het algemeen is. Het gaat hier vooral om de weging die ik anders maak dan zij.

Over de rampenbestrijding verschil ik van mening met de heer Ten Hoeve. Ik denk wel degelijk dat het voor de toekomst veel beter is als er een verantwoordelijke is. Ik ben zelf voorzitter van de veiligheidsregio geweest. Als er een ramp in een bepaalde gemeente is en het gemeentebestuur kan die ramp niet oplossen, als die ramp te grootschalig is voor de gemeente, heb je altijd weer te maken met afstemmingsvragen. Hier is de aansturing ook voor de toekomst veel eenduidiger. Dat is echt winst. Daarover kunnen wij echter een andere keer verder spreken.

De heer Vliegenthart (SP):

Ik neem aan dat er een Rob-advies komt en dat daar een kabinetsreactie op komt. Zou de staatssecretaris in de kabinetsreactie expliciet willen aangeven wat het Rob-advies betekent voor het herindelingskader?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat kan ik doen, als de Rob daar iets over schrijft. Ik weet het natuurlijk niet precies. Wij kunnen de Rob-adviesaanvraag ook aan u doen toekomen. Ik zal het doen. Het ligt natuurlijk heel erg aan wat de Rob adviseert. Als er aanleiding toe is, zal ik er natuurlijk iets over zeggen. Daar kan men van op aan. Ik kan nu echter niet vooruitlopen op wat men gaat doen of op de conclusies die men zal trekken. Ik wacht dat gewoon rustig af, maar ik zal daar zorgvuldig en serieus op reageren.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

De aanwezige leden van de fracties van de SP en de OSF wordt conform artikel 121 van het Reglement van Orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel te hebben kunnen verenigen.

Sluiting 14.32 uur

Naar boven