Aan de orde is de stemming over het wetsvoorstel Regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) (30844), en over:

- de motie-Huijbregts-Schiedon c.s. inzake de afwijzing van de verplichting tot het instellen van regionale omgevingsdiensten (30844, letter I).

(Zie vergadering van 28 oktober 2008.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Laurier (GroenLinks):

Voorzitter. Namens mijn fractie heb ik vorige week gevraagd om een moment voor fractieoverleg. Wij constateren dat wij over de Wabo een goed en intensief debat hebben gehad. Wij hebben in onze termijn gezegd de in de wet geformuleerde doelstellingen sympathiek te vinden. In het debat zijn een aantal punten verhelderd en een aantal zaken doorverwezen naar wetgeving die nog zal komen. Op grond daarvan heeft mijn fractie besloten om onze steun aan dit wetsvoorstel niet te onthouden. Dat is echter geen garantie dat wij bij de volgende voorstellen, wanneer die zullen komen, weer die steun zullen verlenen. Dat zal sterk afhankelijk zijn van de zaken die daarin geregeld zullen worden.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

De aanwezige leden van de fractie van de SP wordt conform artikel 121 van het Reglement van Orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden, zich niet met het wetsvoorstel te hebben kunnen verenigen.

In stemming komt de motie-Huijbregts-Schiedon c.s. (30844, letter I).

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Janse de Jonge (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Wij zijn het eens met de overwegingen en het dictum van de motie. Wij hadden wat twijfels over de inzet van de minister van VROM naar aanleiding van haar expliciete uitspraken op de zogenoemde Wabo-dag, op 25 september jongstleden. Wij trachtten daarover in tweede termijn duidelijkheid te krijgen van de minister. Die hebben wij niet gekregen. Wij onderkennen dat er mogelijkheden zijn voor kwaliteitsverbetering op het gebied van handhaving en toezicht. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij provincies en gemeenten. Verder is de inzet voor de kwalitatieve verbetering van handhaving en toezicht op decentraal en rijksniveau van groot belang, zie de VROM-inspectie. Op basis van deze argumenten zullen wij voor de motie stemmen.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Naar boven