Aan de orde zijn:

de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2009 (31700).

De voorzitter:

Ik heet de minister-president en alle overige bewindspersonen van harte welkom in de Eerste Kamer.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Rosenthal (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik hoop dat wij vandaag niet al te mistige algemene politieke beschouwingen zullen hebben. Op deze 4de november 2008 is er in de wereld natuurlijk behalve de files maar één onderwerp waarover iedereen zich druk maakt: wie wordt de nieuwe president van de Verenigde Staten, de machtigste man ter wereld? Tenminste, dat dachten wij, maar het is de afgelopen maanden wel anders gelopen, want daar zijn de kredietcrisis en de financieel-economische crisis natuurlijk wel bij gekomen. Zeker de afgelopen maand – en dat vond ik wel opvallend – hebben wij steeds minder gehoord dat vandaag de machtigste man ter wereld wordt gekozen. Ook dat heeft alles te maken met de financiële crisis en de verschuivende machtsverhoudingen in de wereld.

Mevrouw de voorzitter. Het gaat vandaag over de begroting 2009, maar wij kunnen niet om die financieel-economische crisis heen. Het gaat dan niet zozeer over de acute fase. De regering en in het bijzonder minister van Financiën Bos verdienen waardering voor het resolute optreden in de acute crisis. De minister van Financiën is op dit moment afwezig en ik zou het op prijs stellen als de minister-president hem de complimenten van onze fractie wil doorgeven. Voor na de acute fase hebben Mark Rutte en anderen terecht gevraagd om een parlementair onderzoek. Na het "regering, regeer!" komt immers de verantwoording. Maar nu is in deze Kamer toch wel het moment om enkele algemene punten aan de orde te stellen. Vandaag wil ik het hebben over de financiële crisis in een wat breder verband, over de gevolgen voor de kabinetsplannen en over datgene wat wij wel en niet mogen verwachten van de overheid.

De belangrijkste taak van de Staat is om te anticiperen en te reageren op grootschalige bedreigingen en om de vitale belangen van de samenleving te beschermen. In mei 2008 kwam de regering met haar Nationale Risicobeoordeling en Nationale Veiligheidsanalyse. In de eerste categorie bedreigingen zien wij onder meer een grieppandemie en een economische crisis, dat wil zeggen een oliecrisis. In de tweede categorie komen wij de overstromingsrisico's tegen. Overigens vindt deze week de oefening Waterproef plaats, waarbij kunstmatig – gelukkig maar – Zuid-Holland en wat andere gebieden in Nederland onderlopen. Bij de vitale belangen van Nederland staan in die nationale risicobeoordeling en de veiligheidsanalyse de territoriale en fysieke veiligheid en de economische veiligheid als eerste genoemd, maar de kredietcrisis neemt in mei 2008 nog een bescheiden plaats in.

Het dominante beeld van wat ons kan gebeuren, kan dus snel veranderen. Begin september presenteerde de Deltacommissie overstromingsrisico's als het allesoverheersende gevaar voor ons land, maar korte tijd later barstte die kredietcrisis in alle hevigheid los. Dat roept dus de vraag op hoe de regering anticipeert en reageert op bedreigingen die zich op allerlei fronten kunnen voordoen en die zich in de 21ste eeuw, onze tijd, bovendien in korte tijd kunnen manifesteren. Graag een reactie van de minister-president.

Wij liberalen willen een compacte, krachtige Staat die actie onderneemt wanneer de vitale belangen van de samenleving bedreigd worden. In de financieel-economische crisis gaat het om die vitale belangen. Liberalen hechten in onze markteconomie ook op dat punt aan superieur marktmeesterschap van de Staat, dus doeltreffend toezicht, inclusief het tegengaan van excessen, zorgen voor gelijke spelregels en het bevorderen van de bedrijvigheid.

De kredietcrisis is geen natuurramp, zij kondigde zich al langer aan. De Macro Economische Verkenning was volstrekt duidelijk over wat er te gebeuren stond met als eerste prioriteit het blussen van branden op de financiële markten en wel door liquiditeitsinjecties, verscherpt toezicht en in uiterste geval noodsteun. Daarbij intrigeert ons natuurlijk de terminologie verscherpt toezicht. Dat roept voor ons de vraag op wat dat wil zeggen over het toezicht in de voorafgaande periode. Is dat wel scherp genoeg geweest?

In dat verband zeg ik nog het volgende. Er is veel te doen over de kredietbeoordelaars, de credit raters, in het bijzonder over de belangenvermenging tussen kredietbeoordelaars en de door hen beoordeelde instellingen. Zijn de toezichthouders daarop de afgelopen jaren voldoende alert geweest? Graag wil ik de verzekering van de regering dat bij toekomstige regulering belangenvermenging zal worden uitgebannen en dat wij ook bij de kredietbeoordeling van staatsdeelnemingen door de kredietbeoordelaars niet voor verrassingen zullen komen te staan.

Marktmeesterschap werkt alleen dankzij excellente financiële experts. Citaat: "Niemand, geen bankier, geen autoriteit, kon de balans nog lezen." Als je dat tot je laat doordringen, is dat een onthutsende constatering. Dat was die en dat is die! Wij hebben ook opgekeken van de eerste drie benoemingen bij ABN AMRO en de ING. De een is destijds uit de bancaire wereld vertrokken na riskante transacties, de ander is vooral bekend als een prima Rijnlander en de derde was al volop betrokken bij de bank waar hij nu namens de Staat, dus niet voor de Staat, binnenkomt. Graag een reactie hierop.

In de kredietcrisis krijgen de systeembanken een aparte behandeling. In de noodsituatie begin oktober was dat te begrijpen, maar de vraag is hoe het zit met het level playing field. Wij vragen ons af of het kennelijk cruciale onderscheid tussen systeembanken en de andere banken niet een wettelijke basis vraagt. Wij willen ook graag weten hoe het inmiddels staat met het voorkomen van "ongepast voordeel" – zo ook uitgesproken door de minister van Financiën – voor ABN AMRO. Het level playing field, het speelveld helt op dit ogenblik sterk over naar de spaarders. In de noodsituatie was dat volstrekt begrijpelijk, maar op die manier staan aandeelhouders wel in de kou en dat zijn – ik zeg het met nadruk – niet alleen vermogende beleggers, maar in belangrijke mate feitelijk jong en oud die hun geld bij de pensioenfondsen ondergebracht hebben. Dan zijn er ook nog al die kleine ondernemers die langs een andere weg in de problemen dreigen te komen. Onze fractie bepleit dan ook evenwichtsherstel voor alle stakeholders. Pas dan zal er echt herstel van vertrouwen zijn.

Wij verwachten van de regering een zeer kritische doorlichting van de IJslandse en Amerikaanse transacties van gemeenten, provincies, waterschappen, de Bank Nederlandse Gemeenten en – ik zeg het toch maar, ook tegen de minister-president en de minister van Financiën – zelfs de mede door de staat gesubsidieerde Vrije Universiteit. Kennelijk komt ook weer niet alle financieel-economische zegen van de overheid en haar subsidiabelen. En blijkbaar dringt het niet altijd tot de autoriteiten op al die niveaus door dat hun geld ons geld is. Mogen wij aannemen dat het inmiddels aangekondigde onderzoek ter zake meer zal inhouden dan het herijken van de criteria van de kredietbeoordeling, dus dat het breder zal zijn?

Dan kom ik op Europa in het kader van de kredietcrisis. Over welk Europa hebben wij het dan eigenlijk? De belangrijkste beslissingen zijn genomen in spoedoverleg tussen de Eurolanden. De druk op het Stabiliteitspact lijkt toe te nemen. Op een aantal punten zien wij weer typisch nationale reflexen. Het is prachtig dat Frankrijk krachtig leiderschap heeft getoond en dat het nu probeert toe te werken naar doeltreffender toezicht, maar minder prachtig is het als Frankrijk op die manier de ECB in zijn greep probeert te krijgen en vooroploopt met massieve steun aan individuele bedrijven. Wij verwachten dat de regering zich sterk zal maken voor versterking van het Europese toezicht, maar dat zij zich teweer zal stellen tegen Europees toezicht naar Frans model. In het verlengde stel ik onze vraag aan de regering, namelijk of zij het niet met ons eens is dat verlenging van het Franse Voorzitterschap waar toch nog altijd over wordt gesproken, een slecht idee is.

De financieel-economische crisis heeft gevolgen voor de mondiale machtsverhoudingen. In dat verband maak ik een opmerking over de zogeheten Sovereign Wealth Funds, de soevereine geldfondsen. Die staan klaar op de internationale markt, ook in onze richting. Wij kunnen er lang en breed over praten, maar die hebben de potentie om grootschalige marktverstoringen en politieke spanningen te veroorzaken. Wij willen graag van de regering weten of zij er scherp op toeziet welke soevereine staten hun geldfondsen naar ons sturen en ook welke voorwaarden zij in hun richting hanteert.

Mevrouw de voorzitter. Er is een sense of urgency nodig. Die is door het kabinet getoond in de acute financiële crisis, nogmaals complimenten daarvoor. Maar die sense of urgency is ook nodig voor de reële economie en datgene wat het kabinet voor de komende jaren en in het bijzonder in 2009 gaat doen. Het is de hoogste tijd om de realiteit onder ogen te zien. De reële economie staat er slecht voor. Alle hens aan dek dus om vitale bedrijven, bedrijfstakken, te steunen, te helpen en dan vooral met borgstelling en dus niet door de investeringsbeslissingen en de financiering over te nemen. Ingrepen in de begrotingsplannen voor 2009 zullen hard nodig zijn. Het ongedaan maken van de explosie van consumptieve overheidsuitgaven van meer dan 10 mld. en wat ons betreft moeten nu niet de lonen omhoog met ongeveer 4%, maar de belastingdruk omlaag, want juist nu moeten producenten en consumenten zelf kunnen bepalen wat zij met hun welverdiende geld, omzet en loon, doen.

De heer Noten (PvdA):

Even ter toelichting, want ik weet niet of ik de heer Rosenthal wel goed begrepen heb. Zegt hij nu eigenlijk dat de overheid, de Staat als mede-eigenaar, als aandeelhouder van deze vitale organisaties zich uiterst terughoudend moet opstellen als het gaat om het beïnvloeden van het (investerings)beleid van die organisaties? Is dat zijn stelling?

De heer Rosenthal (VVD):

Nee, het gaat mij in dit geval om de vitale bedrijfstakken en om versterking van hun mogelijkheden tot het verkrijgen van kredieten. Als je dan kijkt naar het instrumentarium zeggen wij dat, als de regering naar het bedrijfsleven gaat, dat vooral moet via mechanismen van borgstelling en niet door zelf te bepalen waar de investeringen terecht moeten komen en hoe de financiering moet plaatsvinden.

De heer Noten (PvdA):

Ik begrijp het, het gaat om degenen die de kredieten van financiële instellingen afnemen en de rol die de overheid kan spelen om dat proces te vergemakkelijken!

De heer Rosenthal (VVD):

Borgstelling!

De heer Noten (PvdA):

Oké, dank u vriendelijk!

De heer Rosenthal (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Vorig jaar hebben wij kritiek geuit op de investeringsagenda. Daar zaten, vonden wij, te veel achterstallig onderhoud en te veel consumptieve bestedingen in verscholen. De minister-president zegde ons toen toe dat er nog eens goed zou worden gekeken naar het scheiden van investerings- en consumptieve uitgaven, ook in de begrotingssystematiek. Wat is hier inmiddels aan gedaan?

Wij hebben ook al eerder vragen gesteld – het gaat alweer over investeringen – over het Fonds Economische Structuurversterking, in goed Haags jargon het FES. Wat is er nu sinds 2005 – toen zijn wij daar al over begonnen – verbeterd? Wanneer wordt het FES eindelijk eens opgeschoond?

Mevrouw de voorzitter. De regering is voortvarend geweest in de kredietcrisis, maar wat ons betreft staan daar veel defensieve compromissen in moeilijke problemen tegenover, voor ons ik zou zeggen het negatieve lijstje. Wij vinden het juist nu van groot belang dat stagnerende beleid wordt vlotgetrokken en dat dat negatieve lijstje ten positieve keert. Wij zien op dat punt uit naar planvorming kernenergie, de-stalinisering van de overgereguleerde woningmarkt, in het hoger onderwijs een echte doorbraak naar graduate schools en PhD-topprogramma's, omdat wij anders gewoonweg de concurrentieslag met Azië zullen verliezen. Wij begrijpen dat de minister van OCW nu in Beijing is en misschien dat hij daar behalve de belangen van het Concertgebouworkest ook nog eens kan praten over de PhD's en de manier waarop wij er krachtig doorheen zullen komen. Wij zouden voorts graag zien dat mensen aan regulier werk komen, dus echte banen, dat de AWBZ teruggaat naar de echt bijzondere risico's en dus vooral – de laatste wens van het lijstje – een snelle uitvoering van werkelijke investeringen in wegen, ziekenhuizen, enzovoort. Graag wil ik een reactie van de minister-president op deze zes aanjagers.

Wat verwachten wij wel en wat verwachten wij niet van de Staat, van de overheid? Dat punt willen wij toch bij deze algemene politieke beschouwingen voorleggen. Wat ons betreft moet de Staat heel goed doen wat hij moet doen. Hij moet zijn kerntaken doeltreffend, doelmatig en hoogwaardig uitvoeren. De Staat dient wat ons betreft allereerst de fysieke veiligheid te borgen. Hij moet militairen op zware missies van excellente en toereikende uitrusting en materieel voorzien. Hij moet genoeg agenten op straat houden en overheidsdienaren steunen tegen bedreiging en geweld. Wat ons betreft zou het goed zijn als eens werd gekeken naar een verzwaring van de strafmaat bij geweld tegen overheidsdienaren. De Staat mag geen no-goareas dulden, een andere vanzelfsprekendheid bij het waarborgen van fysieke veiligheid. Te veel burgers en overheidsdienaren hebben een antenne van de angst ontwikkeld voor plekken in het publieke domein waar je beter niet langs fietst, waar je liever niet gaat werken, waar je het best wegblijft. Dat is toch onaanvaardbaar? Wat doet de regering daaraan?

In het kader van de kerntaken van de Staat kiezen wij voor een Staat die de harde infrastructuur op peil brengt. De minister van Verkeer en Waterstaat vindt ons zeker aan zijn kant als hij eindelijk de impasse doorbreekt met als symbool natuurlijk de A4 Delfland. Wij begrijpen dat men er nu uit is, maar wij vragen toch nog eens de verzekering dat dit inderdaad geldt voor alle bewindspersonen en voor alle coalitiefracties in de Tweede Kamer. Natuurlijk gaat de regering daar niet over. In elk geval alle bewindspersonen. Het is nog een symbool en wij hopen dus dat die er echt gaat komen.

Voorts kiezen wij voor een Staat die marktmeester is en niet marktkoopman of marktbeheerder. Wij zeggen daarbij dat de Staat wat ons betreft geen geldmachine is. Wij voelen ons ongemakkelijk bij rekensommen van de Staat over wat de eigen aandelen in financiële ondernemingen over enige tijd waard zullen zijn. Wij zijn het eens met het CDA dat opbrengsten van de staatsdeelnemingen benut moeten worden om de staatsschuld te verminderen. Wij willen dat de Staat zijn tijdelijke rol niet misbruikt om socialistische stokpaardjes te berijden en wij willen dat de banken zo snel mogelijk weer op eigen benen staan.

De heer Noten (PvdA):

Ik voelde het al aankomen, mevrouw de voorzitter. De heer Rosenthal heeft zeer nadrukkelijke opvattingen over wat niet mag gebeuren met mogelijke opbrengsten die vanuit het ondernemerschap van de overheid zouden kunnen worden gegenereerd. Heeft hij ook overduidelijke opvattingen over wat er niet mag gebeuren met mogelijke verliezen die met het ondernemerschap samenhangen? Zoals hij wellicht zal weten, kent ondernemerschap vele gezichten.

De heer Rosenthal (VVD):

Ja, dat klopt. Daarom ook de overall mededeling van onze kant. Ik zeg dat nu ook maar tegen de heer Noten en kennelijk steunt hij ons daarin. Ik heb gezegd dat wij ons ongemakkelijk voelen bij rekensommen van de Staat over wat de eigen aandelen in financiële ondernemingen over enige tijd waard zullen zijn. Daar gaat het om en dat is ook de reden waarom wij de mening zijn toegedaan dat de banken zo snel mogelijk weer op eigen benen moeten staan. Zij zijn het waar het om gaat!

De heer Noten (PvdA):

Als wij nu heel veel geld verliezen met dit ondernemerschap, vindt u dan bijvoorbeeld dat het EMU-saldo even hard moet worden gehanteerd als voordien, want het is toch mogelijk dat dit ondernemerschap niet leidt tot extra opbrengsten, maar tot verliezen? Wat betekent dat gegeven de begrotingsregels die u nastreeft? Dat is mijn vraag, want anders laten wij wat mij betreft die banken de volgende keer gewoon maar omvallen.

De heer Rosenthal (VVD):

Voor dit moment betekent het in elk geval dat u van mij niet zult horen dat er dan iets zou moeten gebeuren met het EMU-saldo, het Stabiliteitspact or whatever!

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Collega Rosenthal sprak over socialistische stokpaardjes dus dacht ik dat ik daar maar op af moest gaan, maar toen kwam Han Noten tot mijn grote geruststelling. Blijkbaar bindt iets ons toch nog!

De heer Noten (PvdA):

Stokpaardjes?

De heer Kox (SP):

Niet het socialisme?

De heer Rosenthal zei dat hij kiest voor een Staat die marktmeester is, maar is er in de afgelopen tijd geen moment geweest dat zelfs de meest verstokte liberaal, zoals u, op het idee kwam dat het grote probleem is dat de Staat de markt niet meester is geweest en dat wij een stuk gelukkiger zouden zijn geweest als de Staat wat meer meester was geweest over de markt dan de markt meester over de Staat? Of bent u aan die zelfevaluatie nog niet toe gekomen? Denkt u dat de liberalen het toch allemaal wel goed voor elkaar hebben gehad?

De heer Rosenthal (VVD):

Voor liberalen geldt dat de Staat marktmeester hoort te zijn, dat wil zeggen dat de Staat doeltreffend en scherp toezicht uitoefent op de markt en dat die daarop ook heel scherp de spelregels in de gaten houdt, bijvoorbeeld wat het tegengaan van monopolievorming, kartelvorming et cetera betreft. Dat zijn de ijkpunten voor ons. Verder moet ervoor worden gezorgd dat wanneer in de markt wordt geproduceerd, dat gebeurt op basis van een arrangement waarbij degenen die daarin centrale rollen spelen zich inderdaad houden aan de regels die in dat marktverkeer ordentelijk zijn. Daar gaat het om.

De heer Kox (SP):

Mijn vraag aan u was of u in de afgelopen tijd iets heeft geleerd. Als een socialistische stokpaardje is "die willen ook wat hebben", u had het allemaal. Wij hadden een erg liberaal beleid en dat is toch niet helemaal goed gelopen. Leert u daar nu iets van of zegt u: nee, wij moeten nog meer liberalisme hebben?

De heer Rosenthal (VVD):

Wij moeten een liberale lijn hebben voor de marktordening. Sommigen zeggen dat de markt heeft gefaald en dat er dus iets anders voor in de plaats moet komen. Dat anders is soms voor je het weet dirigistisch staatssocialisme. Daar voelen wij natuurlijk helemaal niets voor. Het gaat er vooral om dat wij zo snel mogelijk zullen moeten naar een gezond bankensysteem waarin risicodragend kapitaal de motor is voor het draaiende houden van onze economie. Dus geen nationalisatie van het bankwezen in de Westerse wereld, nee, ervoor zorgen dat wij zo snel mogelijk weer een gezond solide bankensysteem hebben.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, mijnheer Noten!

De heer Noten (PvdA):

Ik zeg dit niet om het met de heer Rosenthal eens te worden, want dat lukt toch niet, maar wel om hem goed te begrijpen. Zegt hij nu dat als de ondernemende overheid dik verdient aan haar deelnemerschap dat geld niet tot extra uitgaven moet leiden?

De heer Rosenthal (VVD):

Dat moet naar vermindering staatsschuld gaan.

De heer Noten (PvdA):

En zegt u dan gelijktijdig dat, mocht die ondernemende overheid – dat lijkt mij de spiegel daarvan – verliezen aan haar deelnemingen, dat niet tot extra bezuinigingen mag leiden? Het ondernemerschap moet met andere woorden buiten de begroting blijven. Of zegt u dat extra winsten niet mogen worden besteed, maar dat extra verliezen wel moeten worden bezuinigd?

De heer Rosenthal (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik zeg op dit ogenblik dat ik het het slechtst denkbare vind om nu te gaan praten over verliezen voor de Staat in de deelnemingen die hij heeft gedaan. Dat vind ik het slechtst denkbare en daar wil ik het eigenlijk ook helemaal niet over hebben. Als ik het daarover zou moeten hebben, zou dat betekenen dat wij moesten terugnemen...

De heer Noten (PvdA):

Maar u hebt het wel over de winsten, waarom dan niet over de verliezen? Dat hoort toch bij ondernemerschap? U kunt het toch niet over het een willen hebben, want u weet wat u daarmee doet, maar niet over het ander? Dat wacht u nog maar even af? Wees dan consequent. Als u zegt dat het buiten het begrotingsboekje blijft van de minister van Financiën snap ik dat, maar u bent nu bezig met mogelijke winsten te verdelen. Van verliezen blijft u echter af. Laat eens zien dat u echt ondernemer bent!

De voorzitter:

Eerst even de heer Werner. Waarschijnlijk kunt u dan op beiden reageren, mijnheer Rosenthal.

De heer Werner (CDA):

Ik had eigenlijk een verduidelijking willen hebben van de heer Noten. Laat de heer Rosenthal anders eerst maar even zijn betoog afmaken. Daarna wil ik graag even duidelijk horen wat de heer Noten bedoelde met een ondernemende overheid. Ik wil hier het voorbeeld van Noord-Holland niet noemen, maar een in meerderheid socialistische collega is daar gaan bankieren, geld gaan lenen bij de Bank Nederlandse Gemeenten en hij ging dat vervolgens uitzetten bij Icesave. Dat is niet helemaal goed afgelopen. Ik weet dus niet of het ondernemen van overheden nu wel zo moet worden gepromoot. Ik zie voor de Staat wel een andere rol dan voor de ondernemer.

De heer Noten (PvdA):

Misschien nog even ter verduidelijking. Nee, ook ik ben er helemaal niet blij mee dat de Nederlandse overheid zich verplicht heeft gevoeld om enorme deelnemingen in ING en Fortis te doen. Ik denk dat crisismanagement daartoe heeft geleid en niet van te voren een wens van nationalisatie, in ieder geval niet bij mij. Een punt is dat wij die deelnemingen nu wel hebben. Daarmee zijn wij ook bedrijfsrisico's aangegaan. Tegenover dat geld staan risico's. Moeten wij niet eens nadenken over wat wij gaan doen met mogelijke winsten die dat ongewenst ondernemerschap, dat inderdaad zo snel mogelijk moet worden beëindigd, kan opleveren en wat wij gaan doen met mogelijke verliezen? De heer Rosenthal weet al wat wij gaan doen met de winsten, maar hij weet nog niet wat wij gaan doen met de verliezen en dat stoort mij!

De voorzitter:

Mijnheer Werner tot slot. Daarna vervolgt de heer Rosenthal zijn betoog.

De heer Werner (CDA):

Ik heb duidelijkheid gekregen; u hebt uw standpunt over het ondernemen door de overheid duidelijk genuanceerd en u wilt de huidige situatie kenmerken als een incident om een crisis op te lossen.

De heer Rosenthal (VVD):

Mevrouw de voorzitter, nog even in het verlengde van dit interruptiedebatje. De ondernemende overheid is ook niet ons wenkende perspectief. Wij willen eigenlijk geen ondernemende overheid. De heer Werner komt dan met de provincies aan als slecht voorbeeld, maar wij willen het ook niet in het veel bredere verband.

Wij willen onversaagd de voordelen van de vrijemarkteconomie blijven verdedigen, maar bij alles wat er gebeurt in de samenleving, in de markt en in het politieke bestel, is "te" nooit goed. Als het gaat om excessen, om buitensporigheden, enzovoort, is dat ook voor liberalen niet iets wat wij willen. Ik herhaal maar weer – ik zeg dat ook tegen de heer Noten, want die wil kennelijk toch wel een beetje de kant op van een ondernemende overheid – dat wij zo snel mogelijk terug willen naar een bankensysteem dat solide is en dat inderdaad risicodragend kapitaal naar de markt brengt.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Zit achter het verhaal van de heer Rosenthal niet te veel de gedachte dat de veroorzakers van de problemen ook de oplossers van de problemen zullen zijn? Ik veronderstel dat zijn antwoord op de eerste vraag zal zijn: Nee, er is meer aan de hand. Daarom is mijn tweede vraag of het niet dienstig zou zijn om in het vervolg te spreken over een sociaal-geconditioneerde markteconomie; dus geen socialistische of een liberale, want beide blijken ons in het verleden voor grote problemen te hebben gesteld.

De heer Rosenthal (VVD):

Ik herhaal het citaat uit de internationale financiële wereld nog maar eens: "Niemand – geen bankier, geen autoriteit – kon de balans nog lezen." Dat geeft duidelijk aan dat ook in de bancaire wereld het nodige te doen is.

Wij zijn altijd geweest voor een goed gereguleerde markt. Vandaar de terminologie van het marktmeesterschap, met doeltreffend toezicht, met gelijke spelregels voor de verschillende stakeholders. Daar zijn wij op uit. Wij zijn niet uit op wat ooit het "laisser faire" – laat alles maar draaien, laat alles maar waaien – werd genoemd. Op dit punt verzoek ik de minister-president – naar ik hoop voelt ook de PvdA hier iets voor – in het licht van dit bredere kader in het voorjaar in deze Kamer een exit-strategie en scenario's voor denationalisering te presenteren.

Er zal evenwichtsherstel in de relatie tussen Staat en individu nodig zijn. De troonrede deed niet voor niets een appel op de eigen kracht van de burgers. Wij moeten voorkomen dat de gedachte weer postvat dat de overheid de mensen bij de hand neemt en hun risico's tot nul reduceert. De mensen hebben immers een eigen verantwoordelijkheid voor wat zij besteden en waarvoor zij sparen. In dat verband is een vraag of er geen reden is om systematisch meer informatie aan de bevolking te geven. Dat is, bij alle lof die wij de regering en minister Bos hebben toegezwaaid, tot nu toe wat mager geweest. Dit betreft zeker ook degenen die in schrijnende omstandigheden zijn komen te verkeren. Daarover hoort men niet via een telefoontje bij Pauw en Witteman de dialoog – of het conflict – aan te gaan.

De Staat is voor liberalen geen geldmachine en evenmin een geluksmachine. De eigen verantwoordelijkheid van de mensen betreft hoe zij zelf hun leven inrichten, hun kinderen opvoeden, hun talenten ontwikkelen en ook in welke sociale verbanden zij willen leven, hoe zij willen wonen, met wie zij willen werken. Ook dat hoeft niet van bovenaf te worden opgelegd. Dus, het zij gezegd, vooral geen betutteling, ook niet via het elektronisch kind dossier (EKD).

De heer Koffeman (PvdD):

Hoe kijkt de heer Rosenthal aan tegen het Kinderwetje van Van Houten? Vindt hij dat de markt dit spontaan heeft opgerispt? Of vindt hij dat de overheid toen toch wel een rol had om verandering aan te brengen in een situatie die onwenselijk was en waarbij de overheid de markt nadrukkelijk stuurde?

De heer Rosenthal (VVD):

Mijnheer Koffeman, wat wilt u nu van mij horen? Dat wij vinden dat het Kinderwetje van Van Houten met terugwerkende kracht ongedaan moet worden gemaakt?

De heer Koffeman (PvdD):

Nee, dat denk ik niet. Wel denk ik dat heel veel sociaalliberalen zich niet herkennen in het VVD-beleid van vandaag en zouden willen dat het sociaalliberalisme vandaag de dag méér in plaats van minder sturing aan de markt gaf, omdat de markt geen ethiek kent.

De heer Rosenthal (VVD):

Het is een verhaal uit 1874 dat u nu, een beetje geforceerd, overplant naar 2008. Volgens mij is er niet één liberaal die het Kinderwetje van Van Houten niet in zijn hart sluit. Laat ik het daar op houden. Met uw interventie kan ik eigenlijk niets.

De heer Koffeman (PvdD):

Is er eigenlijk wel één liberaal die vindt dat de markt de situatie maar moet oplossen en die vindt dat de banken zo snel mogelijk hun handelingsbevoegdheid moeten terugkrijgen, om vervolgens door te gaan waar ze zijn gebleven?

De heer Rosenthal (VVD):

In reactie op een interventie van de heer Schuurman heb ik duidelijk gemaakt welke lessen de VVD uit de kredietcrisis leert. Wij mogen nooit meer het citaat uit gezaghebbende bron te horen krijgen dat niemand, autoriteit noch bankier, de balans nog kon lezen. Is dat duidelijk genoeg?

Mevrouw de voorzitter. Ik zei het al: vooral geen betutteling, ook niet via het EKD, want het dendert onverminderd voort. Een EKD voor alle kinderen. Dat tast de privacy aan, maar het is ook staatopvoedkunde van de slechtste soort, met criteria voor goed gedrag die rechtstreeks zijn ontleend aan de rampzalige methoden van flower power-pedagogen, waarbij bijvoorbeeld gezinnen gezien worden als onderhandelingshuishouding, met gezinsdemocratische opvoedingsmethoden. Ik zag een goedbedoelde, maar daardoor des te opvallender kop boven een passage in toelichting op de begroting van Jeugd en Gezin: één gezin, één plan. Het zal je gebeuren... Mijn vraag aan de regering is of vader en moeder zelf nog mogen weten hoe zij hun kinderen, desnoods zonder plan, opvoeden. Het is maar een vraag.

De heer Noten (PvdA):

Ik maak bezwaar tegen het badinerende karakter van de bijdrage van de heer Rosenthal over het EKD. Ten eerste miskent hij volstrekt wat het EKD is. Hij doet het voorkomen dat het een diagnostisch instrument zou zijn. Dat is flauwekul, want daarvoor moet hij bij de verwijsindex en niet bij het EKD zijn. Het gebrek aan kennis dat hij met betrekking tot dit onderwerp tentoonspreidt, is een beetje beschamend.

Verder gaat hij ervan uit dat er sprake is van een buitengewoon uitgebreide verslaglegging. Maar dat is niet het geval: in het EKD staan alleen de basisgegevens die bij alle instellingen voor jeugdzorg en consultatiebureaus voor gezinnen met de hand worden vastgelegd. Een uitgebreide verslaglegging vindt pas plaats in geval van mishandeling of andere ernstige zaken. Per jaar zijn er overigens, volgens de meest bescheiden cijfers die wij kennen, 106.000 gevallen van mishandeling. Op die problematiek gaat hij helemaal niet in. De heer Rosenthal is voor de vrijheid van de burger, maar is hij misschien ook voor de veiligheid van kinderen? Nogmaals, ik vind dat hij heel badinerend met dit onderwerp omgaat.

De heer Rosenthal (VVD):

Het is opvallend dat zich de discussie herhaalt die wij vorig jaar over dit onderwerp hadden. Ook toen al is van de kant van mijn fractie expliciet gewezen op de vragenlijsten die in het EKD zijn opgenomen, met de criteria waaraan volgens het EKD een goede opvoeding moet voldoen. Die criteria, althans een deel daarvan, bevallen ons niet. Daar gaat het ons vooral om. Inmiddels zijn wij het erover eens dat wij van het idee af moeten dat er voor alle kinderen een EKD moet zijn, hoewel ook daar nog altijd enige onduidelijkheid over bestaat. Wij leggen niet alleen het probleem van de privacy voor, want minstens zo belangrijk vinden wij het dat in de criteria bij het EKD die het beeld schetsen van een goede opvoeding, punten voorkomen die de onze absoluut niet zijn. Dit beeld duwt de relatie tussen kind en ouder in een richting die wij niet appreciëren.

Ik kom aan mijn laatste punt. De voortvarendheid in de acute kredietcrisis moet ook een voorbeeld zijn voor het functioneren van het kabinet zelf. Het kabinet werkt met een motto en een aantal pijlers, maar wij bespeuren toch onvoldoende samenhang. Vorig jaar stelden wij al vragen over de twee programmaministers en of zij wel voldoende greep op de uitvoering hebben. Het lijkt er sterk op dat minister Rouvoet jongleert tussen zes departementen, althans volgens Steven van Eijck, die daar goed naar gekeken heeft. Wij voorspellen meer in plaats van minder jeugd- en gezinsbureaucratie in dit land. De tweede programmaminister, minister Vogelaar, rammelt met de geldbuidel, maar naar ons oordeel komt er weinig tot stand.

Wij horen voor wat de werking van de Staat betreft steeds meer geluiden over verkokering tussen departementen. Wordt het geen tijd om toe te werken naar een stevige herindeling van de departementen? Wij weten dat daar altijd honderdeen bezwaren tegen zullen zijn. Daardoor komt er nooit echt druk op de ketel om werkelijk iets te doen aan de stagnatie in de organisatie. Dus volgende keer toch ook maar een kernkabinet van zo'n zeven ministers. Nog een paar afwezigen achter de tafel, en wij komen al zo ongeveer op dat aantal uit. Uiteraard zullen er nu wel honderdtwee bezwaren zijn, maar het zou de zaken vergemakkelijken; voor ons een wenkend perspectief. In elk geval hebben wij PvdA-leider Bos aan onze kant, die zich daar in 2006 voor uitsprak.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

De heer Rosenthal raakt bij mij een gevoelige snaar met zijn uitspraak dat de overheid of de Staat van gezinnen moet afblijven. Daarmee herinnert hij aan een beginsel dat de ChristenUnie dierbaar is, de soevereiniteit in eigen kring. Toch ga ik een stapje verder dan de heer Rosenthal. Ik vind dat het behoort tot de soevereiniteit van de Staat om alle burgers de grootst mogelijke bescherming te geven tegen de aantasting van hun veiligheid en toekomstmogelijkheden. Daar zit op het ogenblik het probleem. In Nederland hebben wij een groot jeugdprobleem. Een overheid moet niet telkens ingrijpen als een probleem zich voordoet; zij heeft ook de taak om vooruit te zien. Met het vooruitzicht dat de jeugdproblemen zich opstapelen, is mijn vraag wat de heer Rosenthal wil en welk alternatief hij te bieden heeft.

De heer Rosenthal (VVD):

Allereerst wil ik geen misverstand laten bestaan over het volgende: natuurlijk ligt er een taak voor de overheid in de gevallen dat kinderen worden bedreigd of mishandeld. Ons vertrekpunt is echter dat ouders hun kinderen naar eigen inzicht moeten opvoeden. Daarnaast – de minister voor Jeugd en Gezin meldt dit ook voortdurend, maar het raakt ondergesneeuwd voor je het weet – gaat het voortreffelijk in grote aantallen gezinnen waar helemaal geen problemen zijn. De jeugdproblematiek vraagt natuurlijk om interventies wanneer er geweld in het spel is, kinderen worden mishandeld enzovoorts. Wij zijn het ermee eens dat kindermishandeling een veel groter probleem is dan het zich een paar jaar geleden liet aanzien. In dat soort situaties is interventie noodzakelijk.

Het te bieden alternatief is dat in het jeugdbeleid en de interventies op dat vlak de samenwerking tussen de verschillende betrokken instanties veel steviger wordt dan tot nu toe het geval is. In heel veel van de vreselijke zaken die wij kennen, of het nu Savanna is of een brand in Roermond waarbij vader, moeder en zes kinderen omkwamen, bleek uit het onderzoek dat het geschort had aan samenwerking tussen de verschillende jeugdinstellingen. Er moet worden gekoerst op het over en weer bekend stellen van de problematiek.

De heer Werner (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Op Prinsjesdag heeft de regering haar plannen en begroting voor 2009 gepresenteerd. Uit alles maakt de CDA-fractie op dat het kabinet-Balkenende IV nu echt op stoom begint te komen. De coalitiepartners raken beter op elkaar ingespeeld, het beleid toont meer samenhang en diepgang en het kabinet kijkt duidelijk over de grenzen van zijn eigen regeerperiode heen. De blik is óók op de langere termijn en de toekomst van ons land gericht.

De groeiende daadkracht is terug te vinden in de kordate wijze waarop gereageerd is op de wereldwijde kredietcrisis. Voor deze kordate wijze van reageren dank ik het kabinet in zijn geheel, want ik heb – in tegenstelling tot de heer Rosenthal – wat minder alleen de minister van Financiën op het oog, hoewel ik vind dat de minister van Financiën in deze tijd zeer goed functioneert.

De voorliggende Miljoenennota onderscheidt zich in positieve zin van die van vorig jaar. Deze laatste droeg nog duidelijk de sporen van drie partijen die, al lag er een ambitieus regeerakkoord, nog te veel aan het zoeken waren naar eigen herkenbaarheid, waardoor de gemeenschappelijke missie maar moeilijk gestalte kon krijgen. Dat leidde tot veel beleidsmaatregelen met een nogal ad-hockarakter, gericht op de korte termijn.

Kennelijk was de 100-dagentoernee en de tijd die daarna resteerde te kort voor een echt overtuigend optreden. Ik verwoordde toen bij de algemene politieke beschouwingen de vrees van de CDA-fractie dat het kabinet belangrijke vraagstukken die van grote importantie zijn voor de toekomst van ons land, te veel voor zich uit zou schuiven.

Hoe anders is het nu. De participatieagenda en de flexibilisering van de arbeidsmarkt beginnen duidelijk vorm te krijgen. In het Najaarsoverleg is het kabinet erin geslaagd spijkers met koppen te slaan. De regering heeft er zelf alles aan gedaan – met name door het schrappen van de btw-verhoging en het afschaffen van de WW-premie – om gematigde loonontwikkeling gepaard te laten gaan met een beter functionerende arbeidsmarkt en het invoeren van participatiemaatregelen. Dit alles om antwoord te geven op de structurele krapte op de arbeidsmarkt nu en in de toekomst.

Er ligt een deltaplan om de gevolgen van de klimaatverandering en de stijgende zeespiegel op te vangen; nu beginnen om grote problemen later te voorkomen.

De AOW wordt aangepast om langer doorwerken door ouderen aan te moedigen. Ook de herstructurering van de AWBZ is ter hand genomen. Met de hervorming van beide voorzieningen moet nu worden begonnen om de gevolgen van de verouderende bevolking in de toekomst te kunnen opvangen.

Eindelijk is er perspectief op de invoering van de kilometerbeprijzing, een onvermijdelijke maatregel om het fileleed te verminderen en een eerlijke toerekening van de kosten mogelijk te maken.

Eindelijk krijgen de scholen een krachtige kwaliteitsimpuls van 200 mln., waarbij de scholen zelf de ruimte wordt gegeven om zelf te bepalen waar ze dat geld aan willen besteden, op voorwaarde dat de kwaliteitsprestatie wordt geleverd. Dit getuigt van vertrouwen in de scholen en leerkrachten en bespaart veel bureaucratische rompslomp.

Het is knap dat het kabinet er ook in geslaagd is om de inkomens – voor zover dit door overheidsbeleid te beïnvloeden is en ondanks de teruglopende economische groei – grosso modo op peil heeft weten te houden. Het bedrijfsleven mag niet klagen. Ook dat krijgt een fors aandeel in de lastenverlichting.

Solide overheidsfinanciën blijven gewaarborgd. Het begrotingsoverschot loopt weliswaar iets terug ten opzichte van eerdere ramingen maar blijft ruim binnen de doelstelling voor deze kabinetsperiode. En de staatsschuld is lager dan ooit. Mijn collega's van de fracties van D66 en de VVD, die in het voorjaar nog klaagden dat zij in deze Kamer niets te doen hadden, kunnen nu hun mouwen opstropen. Het kabinet-Balkenende IV toont met de Miljoenennota 2009 daadkracht en kiest duidelijk voor een krachtige en innovatieve toekomst van ons land waarin mensen op een respectvolle wijze met elkaar omgaan.

Nu ik dit gezegd heb, lijkt Prinsjesdag alweer ver weg. Vooral als gevolg van de wereldwijde kredietcrisis hebben de gebeurtenissen sedertdien de regering genoopt om op ongekende wijze snel en diep in te grijpen in het bankwezen om daarmee ernstige ontwrichting van de economie te voorkomen en wellicht ook het instorten van het monetaire stelsel. De CDA-fractie spreekt haar waardering uit voor het krachtdadige beleid dat in dezen wordt gevoerd. En nadat duidelijk was dat de steun in de vorm van 4,6 mld. aan aandelen in Fortis ontoereikend was, heeft de regering niet geaarzeld om het Nederlandse deel van de Fortis/ABN AMRO-combinatie volledig over te nemen, de banksaldi van particuliere spaarders tot € 100.000 te garanderen en een noodfonds voor financiële instellingen aan te leggen om solvabiliteits- en liquiditeitsproblemen te voorkomen. Het feit dat Nederland er goed voor staat en een sterke uitgangspositie heeft, zeker in vergelijking met de andere Europese landen, toont nu zijn waarde. Die positie maakt niet alleen deze investeringen mogelijk maar ook dat de regering vasthoudt aan de koers van het kabinet, zoals die is vastgelegd in het regeerakkoord en de zes pijlers. Toch dringt de vraag zich op of dit met de kennis van nu kan worden volgehouden. De gepensioneerden zullen waarschijnlijk hun besteedbaar inkomen zien dalen door de inflatiecorrectie geheel of deels achterwege te laten.

De heer Kox (SP):

Ziet de heer Werner het dalen van het besteedbaar inkomen als een onontkoombaar feit dat zich zal voltrekken, of als een risico? Als het laatste het geval is, nodigt hij de regering dan uit om daaraan iets te doen? Ik denk ook aan het behoorlijk grote aantal bejaarden dat tijdens de afgelopen verkiezingen op het CDA stemde. Wat mogen die mensen van de CDA-fractie verwachten nu zij deze ontwikkeling ziet?

De heer Werner (CDA):

Uit mijn formulering blijkt onzekerheid. Wij weten immers niet of het besteedbaar inkomen van die mensen zal dalen. Als de economie terugloopt, zullen wij dat uiteindelijk allemaal in de portemonnee voelen. Mocht er geen volledige inflatiecorrectie zijn, dan is het naar mijn idee niet aan de overheid om onmiddellijk op de bok te springen en een en ander te repareren.

De heer Kox (SP):

Verwacht de heer Werner dan niet dat er veel bejaarden zullen zijn die zich afvragen wat zij in vergelijking met een spaarder niet hebben? Het geld van particuliere spaarders wordt tot € 100.000 gegarandeerd, maar dat geldt niet voor een klein pensioen waarvoor je ook gedurende je hele leven hebt gespaard. Kan de heer Werner mij uitleggen wat het wezenlijke verschil is? Hebben wij te veel gepensioneerden in Nederland?

De heer Werner (CDA):

Pensioenfondsen zullen wat dat betreft in eerste instantie zelf moeten nagaan wat kan en wat redelijk en haalbaar is. Dat zal vanuit die verantwoordelijkheid worden bepaald. Ik zeg nogmaals dat het naar mijn idee geen taak is van de overheid om dat alles te repareren. Als zij dat zou moeten doen, werd het een oeverloos gebeuren.

De heer Kox (SP):

Ik vraag natuurlijk niet om een automatische garantie maar of de heer Werner het als een vraag of als een feit aanneemt. De pensioenfondsen zijn immers om dezelfde redenen in de problemen gekomen dan de spaarders van de bank. Waarom wordt de ene groep wel een garantie geboden en de andere niet? Overweegt de heer Werner de regering te vragen om daaraan iets te doen, of is hij van mening dat dit iets anders is en dat de overheid daaraan niets hoeft te doen?

De heer Werner (CDA):

Vooralsnog zie ik geen reden voor de overheid om op te treden als de pensioenen niet geïndexeerd kunnen worden.

De bedrijven en het mkb komen veel moeilijker aan geld om hun investeringen te financieren of betalen daarvoor een hoge rente. Daardoor zullen rendementen en investeringen achterblijven. Zolang de buffer van de banken niet op orde is, zullen zij heel kritisch blijven op het moment dat zij geld uitlenen. Gelukkig lijkt de inflatie minder hoog te worden dan verwacht. Heeft de regering al een risicoanalyse gemaakt van wat de kredietcrisis onder verscheidene aannames voor ons land kan betekenen? Kunnen de budgettaire kaders onverkort gehandhaafd blijven? De CDA-fractie wil in ieder geval niet dat het prachtige begrotingsoverschot plotsklaps verdampt en het volgend jaar omslaat naar een fors tekort. Dan kunnen de financiële doelstellingen in het regeerakkoord voor deze kabinetsperiode immers niet meer worden behaald. Is het beleid van de regering daarop nog steeds gericht, of is de financiële doelstelling van een structureel overschot van 1% bnp op de rijksbegroting in 2011 – het eindresultaat van deze kabinetsperiode – al losgelaten en ondergeschikt gemaakt aan het oplossen van de kredietcrisis of het afwenden van een recessie? Hoe wordt omgesprongen met de opbrengsten en de kosten van de reddingsoperatie? Graag wil ik daarover een duidelijke uitspraak. Komt het saldo van de interventies die gedaan worden – plus of min – ten goede of ten laste van de staatsschuld, of worden de resultaten ingebracht in de lopende begroting? Hoe lang wil de overheid als aandeelhouder van banken optreden? Welk beleid heeft het kabinet in dezen voor ogen?

Tot slot stel ik in dit verband nog één vraag. In alle berichtgeving over de kredietcrisis wordt voortdurend gewag gemaakt van de zogenaamde innovatieve financiële producten: pakketten van alle mogelijke financiële waardepapieren, verzekeringen, leningen met uiteenlopende risicorankings. Door het veelvuldig inpakken, opnieuw verpakken en doorverkopen schijnt niemand meer te weten hoe het zit en wat men nu eigenlijk in handen heeft. Het lijkt hierbij te gaan om astronomische bedragen. Het vertrouwen in de financiële wereld zal pas echt terugkeren als alle rotte peren uit het mandje zijn verdwenen. Wanneer kunnen wij verwachten dat dit het geval zal zijn en dat het sein "schoon schip" gegeven kan worden?

Een belangrijk speerpunt van dit kabinet is het verhogen van de participatiegraad: het kunnen deelnemen aan het arbeidsproces en beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Op weg naar een deelname van 80%. Met name allochtonen, arbeidsongeschikten, Wajongers, ouderen en vrouwen worden genoemd. Er worden belangrijke maatregelen genomen: de AOW-bonus om mensen te stimuleren langer door te werken, het afschaffen van de WW-premie voor werknemers waardoor werken meer lonend wordt. Daarnaast worden omvangrijke bedragen uitgetrokken voor re-integratie, bij- en omscholingsprogramma's, participatiebanen enzovoorts. Na een moeilijke start begint de participatieagenda geleidelijk aan vorm te krijgen. Ik maak toch een paar kanttekeningen en stel een aantal vragen. Wat gaat er gebeuren met de vele voorstellen van de commissie-Bakker? Het "ombouwen" van de WW naar een werkverzekering wordt door de CDA-fractie zeer wenselijk geacht, evenals de voorstellen om meer en langer door te werken. Deze maatregelen zijn niet alleen nodig voor de langere termijn. Die zijn ook nu van belang voor het vlot trekken van de stagnerende economie. Wat gaat het kabinet op dit punt verder doen? En wat gaat het verder doen met de voorstellen van de commissie-Bakker?

Gegeven de exceptionele omstandigheden is het begrijpelijk en realistisch dat het kabinet nu een pas op de plaats maakt om voorrang te geven aan loonmatiging. Het doet dat om onze concurrentiepositie in ieder geval niet te laten verslechteren. Dit kan echter niet het einde zijn van het structureel verbeteren en flexibiliseren van de arbeidsmarkt.

Uit vele bronnen, namelijk het SCP, het CBS, bureaus Jeugdzorg en vele andere organisaties, blijkt dat het aantal probleemjongeren toeneemt. Het gevolg daarvan is dat wachtlijsten en wachttijden ieder jaar langer worden. Er moeten honderden miljoenen euro's extra worden ingezet om de tekorten op te vangen. Het jeugdbeleid is in de eerste plaats gediend met ouders die de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van hun kinderen serieus nemen. Het zijn ouders die voldoende tijd voor hun kinderen uittrekken, aan hun kinderen de volle aandacht geven en die werken aan een goed gezinsleven en een familieband. Vanuit velerlei beleidsvelden worden ouders geprikkeld en gestimuleerd om wat dat betreft hun verantwoordelijkheid te nemen. Terecht worden zij steeds vaker op hun verantwoordelijkheid aangesproken. Er wordt echter wel op twee manieren aan ouders getrokken. Aan de ene kant worden zij gestimuleerd om meer en langer te werken en aan de andere kant worden zij steeds meer aangesproken op het serieus nemen van de verantwoordelijkheid voor hun kinderen. Zij moeten meer tijd aan hun kinderen besteden en hen meer aandacht geven. De winst in de vorm van hogere arbeidsdeelname mag niet tot een verlies leiden in de vorm van minder aandacht voor de opvoeding van hun kinderen. In het rapport van de commissie-Bakker staat niets over dit spanningsveld. De CDA-fractie is daarover teleurgesteld. Heeft zij onder andere de levensloopregeling niet juist bepleit om in het spitsuur van het leven wat ruimte te creëren voor onder andere de zorgtaken? De CDA-fractie vraagt voor dit aspect meer aandacht in het participatiebeleid.

De heer Thissen (GroenLinks):

Laadt de heer Werner nu niet de verdenking op zich dat hij een causaal verband legt, terwijl aantoonbaar is dat dit er niet is? De heer Werner zegt dat de opvoeding van de kinderen onder druk komt te staan als man en vrouw, twee vrouwen of twee mannen met kinderen actief zijn op de arbeidsmarkt. Hij had gewild dat er voor dat aspect meer aandacht was geweest in het rapport van de commissie-Bakker en pleit voor meer aandacht daarvoor in het regeringsbeleid. Kan de heer Werner toelichten waarom er een causaal verband is tussen werkzame ouders en problemen van kinderen?

De heer Werner (CDA):

Als de partners samen de verantwoordelijkheid voor de kinderen hebben en beiden fulltime aan het werk zijn – het is uit financieel oogpunt immers aantrekkelijk om te werken – kunnen zij minder tijd aan hun kinderen besteden. Er moet dus worden gezocht naar manieren om daarin alsnog te voorzien. Ik zie dus wel degelijk een relatie tussen het werk en aandacht voor de kinderen. Ik herinner mij maar al te goed dat wij in de drukke tijd, toen de kinderen nog thuis waren, ook worstelden met de vraag wie de zorg voor de kinderen op zich nam en wat ik zou doen. Zowel ik als mijn vrouw was 's avonds vaak weg. Dat is een spanningsveld dat wij allemaal kennen. Ik zeg niet dat er een absoluut causaal verband is, maar wel dat het een spanningsveld is. Iedereen herkent die situaties in de privésfeer waarin regelingen getroffen worden met de intentie de taken enigszins te verlichten en ervoor te zorgen dat die zorgtaak goed wordt uitgevoerd.

De heer Thissen (GroenLinks):

Het CDA zal dus in navolging van de heer Werner als fractievoorzitter een warm pleitbezorger worden van veel betere kinderopvang in dit land. Heeft het buitensluiten van kinderen niet veel meer te maken met de sociaaleconomische positie van mensen, dus personen die aan de kant staan en geen uitzicht hebben op een positie op de arbeidsmarkt, dan met het feit dat beide ouders werken? Mensen die aan de kant staan en steeds te horen krijgen dat zij niet mogen deelnemen, worden maatschappelijk immers voortdurend belemmerd. Dat is naar mijn idee dus een belangrijkere oorzaak van het buitensluiten van kinderen dan werkende ouders.

De heer Werner (CDA):

Ik wilde met mijn opmerking niet zeggen dat alleen het feit dat beide ouders werken een rol speelt. Natuurlijk zijn veel meer zaken van invloed. Ik ben het volstrekt met de heer Thissen eens dat er wat dat betreft veel meer aan de knikker is dan dit.

De kracht van Nederland wordt in belangrijke mate beïnvloed door de aanwezigheid van een omvangrijke voorraad aardgas binnen ons territorium, maar die is uiteraard eindig. Naar schatting is de helft van die voorraad inmiddels verbruikt. Nederland staat daarom voor de immense opgave om, zodra zijn aardgas op is, iets te doen waardoor het blijvend in zijn energiebehoefte kan voorzien. Het gaat op zoek naar alternatieve energiebronnen. Het transitieproces is gaande. Wellicht is kernenergie daarbij onmisbaar. Het is goed dat er voorbereidingen worden getroffen om een aanvraag te doen voor de bouw van een kerncentrale, opdat een volgend kabinet daarover wel beslissingen kan nemen.

De heer Hofstra (VVD):

De heer Werner zegt dat kernenergie niet gemist kan worden en dat het goed is dat er wordt gestart met de voorbereidingen voor de bouw van een kerncentrale. Dan volgt een mooi politiek bijzinnetje: "... opdat een volgend kabinet daarmee verder kan gaan ...". Is het niet de taak van een zittend kabinet om duidelijk te maken wat het wil en dat dus niet over te laten aan een volgend kabinet?

De heer Werner (CDA):

Ik denk dat dit kabinet wat dat betreft heel duidelijk is en dat er gedurende deze regeerperiode geen besluit wordt genomen over de bouw van een kerncentrale. Dat staat ook in het regeerakkoord. Die afspraak is met de coalitie gemaakt en daaraan houden wij ons. Wij zullen er dus niet op aandringen om dat te veranderen. Wij willen echter niet dat er tijd verloren gaat voor een volgend kabinet. Dat zal wel gebeuren als alles wordt stilgelegd en er geen aanvraag wordt gedaan voor de bouw van een kerncentrale. Dat scheelt vier jaar.

De heer Hofstra (VVD):

Dat past typisch in het beeld van het zoveelste defensieve compromis.

De heer Werner (CDA):

Ja. Dat is de coalitie overeengekomen en wij hebben daarmee uiteindelijk genoegen genomen. Wij denken daar anders over, maar dat doet er niet toe. Dit is afgesproken, dus daaraan houden wij ons. Ik zal geen pleidooi houden om het kabinet tot verdergaande standpunten te dwingen.

De heer Rosenthal (VVD):

De heer Werner zegt: "... Wij denken daar anders over ...". Wie zijn "wij"?

De heer Werner (CDA):

Met "wij" doel ik op de CDA-fractie. De heer Hofstra zal begrijpen dat ik hier namens mijn fractie sta.

De heer Rosenthal (VVD):

Ja, dat begrijp ik. In de geoliede machine van het CDA geldt dat naar het oordeel van de heer Werner ook voor de CDA-bewindslieden?

De heer Werner (CDA):

Bedankt voor het compliment. Het CDA is een "prima" partij.

De heer Rosenthal (VVD):

Jazeker. Begrijp ik goed dat dit ook geldt voor de CDA-bewindslieden?

De heer Werner (CDA):

Ik denk het wel. Ik weet dat niet zeker, want ik heb dat niet nagevraagd. De heer Hofstra kan de bewindslieden vragen om daarover een uitspraak te doen. Ik denk dat het op dit moment zo ligt dat wij te maken hebben met een regeerakkoord, dat dit daarin is overeengekomen en dat wij het goed vinden dat nu in ieder geval de aanvraag wordt voorbereid. Zodoende kunnen wij in het volgend kabinet sneller een beslissing nemen. Wij kunnen namelijk niet verwachten dat daarover in deze kabinetsperiode een beslissing wordt genomen. Ik meen dat wij aan de overkant dezelfde geluiden lieten horen.

De heer Thissen (GroenLinks):

Zie ik een ietwat verlangende, dan wel een verliefde blik van de fractievoorzitter van het CDA naar de VVD met als doel om dit in de volgende kabinetsperiode te regelen?

De heer Werner (CDA):

Het is nog te vroeg om over verliefde blikken te praten. Ik neem kennis van de woorden van de VVD-fractie op dit punt. Ik heb lovende woorden gesproken over dit kabinet, dus er is voor mij nog geen enkele reden om op enigerlei wijze te vrijen met andere partijen.

De heer Thissen (GroenLinks):

De heer Werner lokt vreemdgaan nu wel uit.

De heer Werner (CDA):

Dat vind ik altijd wel spannend, maar goed...

De heer Thissen (GroenLinks):

Waarvan acte.

De heer Schouw (D66):

Als er liefde in het spel is, kun je eigenlijk beter zwijgen. Toch wil ik van de heer Werner weten hoe zijn positionering over kernenergie en zijn opmerkingen over de arbeidsmarkt en de WAO-leeftijd zich verhouden tot datgene wat hij aan het begin van zijn betoog zei. Hij zei: "... Alles in deze coalitie is koek en ei. Geen partijpolitieke profilering meer ...". Met de opmerkingen waarnaar ik zojuist verwees, maakt de heer Werner het begin van zijn betoog naar mijn idee ongeloofwaardig.

De heer Werner (CDA):

Ik denk het niet. Ik meen dat ik heb aangegeven dat dit punt in het energievraagstuk kan worden meegenomen, dat wij ons wat dat betreft volledig aan het regeerakkoord houden en dat wij van mening zijn dat met de voorbereidingen voor een aanvraag begonnen mag worden. Daarbij laten wij het. De heer Schouw hoeft er dus niets meer achter te zoeken dan dat wat ik daarover gezegd heb.

De heer Schouw (D66):

Nee, ik hoef daarachter niets te zoeken, maar ik zie wel dat de heer Werner bezig is met partijpolitieke profilering. Hij schoffeert daarmee het andere smaldeel van het kabinet. Ik constateer dat dit zich niet verhoudt met de eerste opmerking dat alles koek en ei is, dat alle discussies zijn begraven en dat er gezamenlijk wordt verdergegaan.

De heer Werner (CDA):

Het is in zoverre koek en ei dat ik niet aandring op iets anders.

De betrekkingen met andere landen worden in het licht van de energievoorziening in het buitenlands beleid herzien. Nederland probeert zijn strategische ligging uit te buiten en de gasrotonde van Europa te worden. Het Energierapport 2008 laat zien dat de regering zich ten volle bewust is van dit voor de toekomst van ons land zo wezenlijke vraagstuk. Toch stel ik ook over dit onderwerp een paar vragen.

Vanuit De Nederlandsche Bank is het voorstel gedaan om de resterende aardgasopbrengsten geheel of gedeeltelijk onder te brengen in een fonds en zodoende het ondergrondse vermogen aan aardgas ook voor de verre toekomst in de vorm van een financieel fonds te behouden. Naar het oordeel van de CDA-fractie is daarvoor veel te zeggen. Nadat het aardgas op is, profiteren generaties mee van de rijkdom die als gevolg daarvan is ontstaan.

Nadat de aardgasopbrengsten zijn opgedroogd, blijven de rendementen uit dit vermogen beschikbaar voor diepte-investeringen in infrastructuur, veiligheid en energie. Fondsvorming dwingt ons nu al om de begroting aan te passen aan de uiteindelijke financiële mogelijkheden zonder aardgasopbrengsten door geleidelijk alleen de vermogensopbrengsten uit aardgas aan de rijksmiddelen toe te voegen. Dat is goed voor het structurele begrotingsbeleid op langere termijn. De bestemming van de opbrengsten en de bestedingen van aardgas zijn volledig transparant.

De regering heeft dit voorstel eenvoudig en snel van de hand gewezen. De CDA-fractie wil graag weten waarom zij dat heeft gedaan. De grondgedachte om ondergronds vermogen ook voor de toekomst te behouden en alleen de rendementen van dat vermogen aan te wenden, spreekt mijn fractie zeer aan. Ook in de recente brief van de regering over fondsvorming staat niet duidelijk hoe vermogensbehoud gewaarborgd wordt. Gaarne verneem ik de zienswijze van de regering hierop.

Nu het opsplitsen van de energiebedrijven in een productie- en leverings- en netwerkbedrijf een gegeven is en de aandeelhouders nagenoeg besloten hebben om de productiebedrijven te gelegener tijd te verkopen, dringt zich ook wat dit betreft de vraag op wat er gaat gebeuren met de vele miljarden die vrijkomen na verkoop van de productiebedrijven.

De heer Kox (SP):

De heer Werner heeft gezegd dat de verkoop een gegeven is en dat er miljarden binnen zullen komen. Onlangs hoorde ik dat de uitleg van de minister van Economische Zaken over de splitsing. Heeft er als gevolg van alle ontwikkelingen van de afgelopen tijd binnen de CDA-fractie geen ontwikkeling in het denken plaatsgevonden waardoor zij nu beseft dat dat misschien toch niet de beste beslissing zou zijn? In andere Europese landen wordt immers gezegd dat die splitsing niet doorgaat. Zij zullen niet tot splitsing overgaan. Ik zie dat de baas van Vattenfall in Nederland rondreist om Essent en misschien Nuon op te kopen. Moeten wij dat gewoon laten gaan? Is er binnen de CDA-fractie echt geen ontwikkeling in denken geweest waardoor zij tot het besef is gekomen dat dit soort vitale structuren in het licht van de crisis misschien beter bij de overheid kan komen?

De heer Werner (CDA):

De heer Kox kent de geschiedenis van de Eerste Kamer op dit punt, alsmede de opstelling van mijn fractie ten aanzien van het gehele proces. Hij weet dat het niet aan ons heeft gelegen dat zo snel met de Splitsingswet akkoord is gegaan. Als de CDA-fractie een ontwikkeling in denken had doorgemaakt waardoor zij opeens een andere richting voor ogen had, was het mogelijk geweest om haar daarop aan te spreken. Dat is overigens ook gebeurd. Maar die wet is nu aangenomen en ik ga ervan uit dat daarop niet wordt teruggekomen. Ik ben wel benieuwd of de regering van mening is dat zij gelukkig moet zijn met het feit dat opwekkings- en leveringsbedrijven nu zo gemakkelijk aan het buitenland kunnen worden verkocht. Graag verneem ik of er in dat opzicht iets wordt gedaan om te voorkomen dat deze strategisch buitengewoon belangrijke bedrijven zonder meer aan het buitenland worden verkocht.

De heer Kox (SP):

Ik dank de heer Werner voor zijn antwoord. Dat wilde ik inderdaad graag van hem weten. Ik weet dat wij wat die splitsing betreft gelijk konden optrekken. De stelling van de heer Werner was dat het een gegeven is maar ik begrijp nu dat hij, mocht dit onder druk van de huidige crisis vloeibaar worden, best bereid is om met de Kamerfractie na te denken over de vraag of aan de baas van Vattenfall verteld moet worden dat wij op dit moment niets in de aanbieding hebben. Is dat correct?

De heer Werner (CDA):

Ik weet niet of dat allemaal kan. Graag hoor ik van de regering hoe zij daarover nu denkt. Natuurlijk heb ik ook gelezen dat deze vragen in de EU eveneens zijn gesteld. Als de wet is aangenomen en de splitsing een feit is, vind ik dat je daarover niet meer moet discussiëren. Dat heb ik als feit geaccepteerd.

De heer Noten (PvdA):

Ik werd geïntrigeerd door de opmerking van de heer Werner over de wet, namelijk dat die er niet gekomen was als het aan zijn fractie had gelegen. Laat ik dat gevoel nu ook hebben. Volgens mij heeft de gehele Eerste Kamer dat gevoel. Ik kan mij niet meer herinneren of de heer Werner voor of tegen die wet heeft gestemd. Als hij voor die wet heeft gestemd, heeft hij die waarschijnlijk gewild. Hij heeft dan weliswaar met pijn voorgestemd, maar waarschijnlijk heeft hij die wet ook gewild. Nu zijn er nieuwe feiten. Misschien voelt de heer Werner zich op dit moment wat unheimisch over het feit dat hij die wet toen heeft gewild. Ik vind dat hij daarvoor wegloopt. Ik heb dat gevoel wel.

De heer Werner (CDA):

Ja, wij hebben voor die wet gestemd. Ik wil nu geen discussie over de splitsing als zodanig oproepen. Ik wilde alleen zeggen dat dit gepasseerd is en dat wij een en ander hebben aanvaard. Ik blijf bij mijn mening en heb er spijt van dat ik voor die wet heb gestemd. Toen hebben wij onze bezwaren geuit, maar die zijn in het politieke krachtenveld niet gehonoreerd. Het hoort bij de democratie om op een gegeven moment te zeggen dat het een feit is en dat het gaat gebeuren. Vervolgens moet je verder denken en je afvragen of alle consequenties gewenst zijn. Wij hebben er destijds voor gewaarschuwd dat de energiebedrijven na de splitsing een gemakkelijke en goedkope prooi zouden worden voor buitenlandse overnames. Wij bouwen daarop voort en vernemen graag van de regering of zij kansen ziet om voorwaarden aan verkoop te verbinden, of dat de markt zijn kans krijgt. Uit strategisch oogpunt zijn die bedrijven belangrijk voor de toekomst van ons land. De vraag is dus of wij nog iets kunnen veranderen. Dat is de bedoeling van mijn inbreng.

Er is nog steeds onduidelijkheid over wat er gaat gebeuren en dus ook onzekerheid. Mocht er sprake zijn van verkoop van de energiebedrijven, dan is er dus onzekerheid over wat er gebeurt met de opbrengst van de verkoop. Is de regering voornemens om de besteding van deze middelen geheel over te laten aan de betrokken provincies en gemeenten, of acht zij het ook mogelijk dat deze als "openbaar nutsbedrijf" opgebouwde vermogens mede worden ingezet voor de nationale opgave op het terrein van de infrastructuur, veiligheid en alternatieve energievoorziening. Dit zou bijvoorbeeld kunnen gebeuren door middel van een publiek-private samenwerking. Ook liggen er wellicht mogelijkheden voor fondsvorming. Wij horen graag wat het kabinet op dit punt voornemens is te gaan doen.

Ten slotte onder dit hoofdstuk nog een vraag over de grote zorgen bij chemische bedrijven, raffinaderijen en staalconcerns binnen onze landsgrenzen over de voornemens van Brussel tot herziening van het CO2-emissiehandelssysteem. Zij krijgen daardoor vanaf 2013 te maken met hoge kosten die bij productie buiten Europa achterwege blijven. Daardoor dreigt met name voor deze bedrijven, die wereldwijd opereren en concurreren, een ernstige aantasting van hun concurrentiepositie, hetgeen tot gevolg zal kunnen hebben dat de productie zal worden verplaatst naar landen buiten Europa die deze eisen niet stellen. Dat betekent niet alleen verlies van werkgelegenheid, het betekent ook dat de klimaatdoelstelling niet wordt gehaald. Wij praten hier over een lastenverzwaring die kan oplopen tot 1,5 à 3 mld. Is de regering voornemens bij de emissieveiling een vrijstelling te bepleiten voor de bedrijven die mondiaal concurreren en deze vrijstelling te handhaven totdat er een mondiaal akkoord is over gelijkwaardige inspanningen elders in de wereld, zoals ook Duitsland bijvoorbeeld voorstaat?

De heer Thissen (GroenLinks):

De heer Werner maakt nu een interessante opmerking. Als hij tegen verkoop van de emissierechten is, op welke wijze denkt hij de doelstellingen bij het aanpakken van de klimaatcrisis dan te kunnen halen?

De heer Werner (CDA):

Wij moeten nog nader bezien of dat ook niet via andere wegen kan worden bereikt. Daar heb ik op dit moment niet meteen een antwoord op.

De heer Thissen (GroenLinks):

Ik merk bij de heer Werner wel een verschil in scherpte. Als het over de kredietcrisis gaat, dan is hij scherp en alert en zegt hij dat de wind in de zeilen moet en dat er moet worden ingegrepen. Daarvoor mijn complimenten. Als het echter gaat om de aanpak van de klimaatcrisis, die alle aardbewoners treft, dan zegt hij dat wij dat tegen die tijd maar eens moeten bekijken.

De heer Werner (CDA):

In ieder geval weet ik wel één ding: als de betrokken bedrijven hier wegtrekken en verhuizen naar landen die deze eisen niet stellen, zullen de klimaatdoelstellingen in ieder geval niet worden gehaald, want dan zullen zij waarschijnlijk blijven werken op de manier die daar is toegestaan. Er is ons dus wel iets aan gelegen om die bedrijven op de een of andere manier hier te houden, waarbij wij langs andere wegen het huidige emissiesysteem ook kunnen laten werken zonder dat ervoor wordt betaald. Het is op zichzelf al een fenomeen dat Europa voor het eerst zelf geld gaat innen, waarbij dan ook de vraag gesteld kan worden wat er met dat geld wordt gedaan. Vloeit dat terug naar de nationale landen, blijft dat in Europa, of krijgen de bedrijven een bepaalde compensatie? Er valt dus over deze zaak nog heel veel te discussiëren en te bepraten. Dat gaat over een langere termijn. Pas in 2013 zou deze zaak moeten ingaan. Alles bij elkaar genomen vonden wij het dus de moeite waard om hierover nog eens de discussie te openen.

De heer Thissen (GroenLinks):

De reactie van de heer Werner bewijst voor mij de stelling dat de heer Werner een fundamenteel verschil van urgentiegevoel heeft in het geval van de aanpak van de kredietcrisis en die van de klimaatcrisis. Waarvan akte. Misschien verlang ik dan ook naar een ander kabinet.

De heer Werner (CDA):

Dat zijn de woorden van de heer Thissen. Ik beschouw de klimaatdoelstellingen en de CO2-reductie als buitengewoon belangrijk. Ik weet alleen dat het vertrek van de bedrijven in elk geval niet bijdraagt aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen.

De heer Schouw (D66):

Het lijkt mij belangrijk dat wij op dit punt duidelijkheid krijgen van de grootste coalitiepartner in deze Kamer. Zoals de heer Werner waarschijnlijk weet, zal eind 2009 in Kopenhagen het nieuwe Kyoto-akkoord worden ondertekend. Daarbij gaat het om 30% vermindering van de CO2-uitstoot. De hele wereld kijkt nu verwachtingsvol naar Amerika omdat wij verwachten dat de nieuwe president van Amerika dat nieuwe akkoord zal ondertekenen. In diverse Europese landen wordt erover gediscussieerd of die inzet wordt gehaald. Nederland heeft daarin nog geen positie ingenomen. Zegt de grootste regeringsfractie nu dat de inzet van Nederland niet het handhaven van de 30%-norm moet zijn?

De heer Werner (CDA):

Dat heb ik hier nog niet gezegd. Ik heb het ook niet over het verdrag dat kennelijk volgend jaar in Kopenhagen wordt gesloten. Daarover heb ik hier met geen woord gerept. Ik wou dat punt dus even parkeren.

Tegen de achtergrond van het streven van het kabinet naar een economisch sterk Nederland zijn omvangrijke investeringen in de infrastructuur noodzakelijk. Stilstaan in de file staat op gespannen voet met de broodnodige actie en dynamiek die nodig is om de economische ontwikkeling, de leefbaarheid en de mobiliteit in de samenleving te stimuleren. Wij ondersteunen het ambitieniveau, de sense of urgency om meer infrastructuur te realiseren en de te lange procedures wezenlijk in te korten. Wij hebben met instemming kennisgenomen van het advies van de commissie-Elverding en de kabinetsreactie daarop. Wij zeggen gaarne onze steun toe aan de snelle behandeling van de wetsontwerpen die gericht zijn op versnelling en verbetering van de besluitvormingsprocedures. Met instemming constateren wij dat kilometerbeprijzing nu eindelijk binnen bereik komt. Internationale samenwerking in deze is geboden. Is er al zicht op in hoeverre ook andere Europese landen ons systeem zullen gaan toepassen?

De commissie-Ruding heeft een advies uitgebracht over de verruiming van de mogelijkheden van publiek-private samenwerking. Zij pleit onder meer voor een andere prioritering binnen het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT), met name voor de hybride projecten en voor het opschuiven van de tijdshorizon – thans 2010 – van het MIRT. De planontwikkeling en -voorbereiding vragen om een langere horizon. Is de regering voornemens daaraan tegemoet te komen?

De CDA-fractie ondersteunt de totstandkoming van de structuurvisie voor de Randstad, mede als strategische basis voor een meerjarig investeringsprogramma. Zij acht het echter gewenst dat er, net zoals voor het noorden, ook voor het oosten en zuiden van het land tot de opstelling van meerjarige investeringsprogramma's wordt gekomen. Zijn er al initiatieven in die richting genomen?

De heer Rosenthal (VVD):

De heer Werner zegt dat de CDA-fractie de totstandkoming van de structuurvisie voor de Randstad ondersteunt, mede als strategische basis voor een meerjarig investeringsprogramma. Dat is prachtig. Het gaat bij die structuurvisie om het jaar 2040. Wij zijn dan een aantal kabinetten verder. Wij hebben hier al meermalen van gedachten gewisseld – wij hebben dat in 2004 en 2005 gedaan – over het moment waarop het advies van de zogeheten Holland Acht zal leiden tot concrete daden, zowel van de Holland Acht zelf als van de regering. Voordat wij nu over 2040 gaan praten, wil ik de heer Werner vragen of hij tevreden is over wat er tot nog toe is gedaan. De regering praat in vele opzichten over verre horizonten.

De heer Werner (CDA):

Uit de context van mijn bijdrage kan men opmaken dat het ons niet snel genoeg kan gaan, ook wat betreft de Randstad en alles wat daar op het vlak van de infrastructuur moet gebeuren. Ik vind dat de huidige minister er werkelijk alles aan doet om er vaart achter te zetten en de procedures zodanig vorm te geven dat wij ook vaart kunnen maken. Ik heb daar in ieder geval geen klachten over, maar wij kunnen constateren dat het hele proces in feite te lang duurt. Wat ons betreft kan het echter niet snel genoeg gaan.

Een van mijn fractieleden stuurt mij met de regelmaat van de klok krantenknipsels ter lering en misschien ook wel ter vermaak over het leed dat overtollige regelgeving de samenleving aandoet. Even één berichtje uit zijn rijke verzameling: "Na de eksters en de vleermuizen, is onze stad wederom getroffen door een rechterlijke uitspraak. Nu is het wegenproject aan de westzijde van de stad stilgelegd. De gemeente heeft aangetoond dat de luchtkwaliteit na het project niet slechter is dan het nu is. Volgens een uitspraak van de rechter moet dit echter worden vergeleken met het jaar 1961. Het jaar waarin het laatste bestemmingsplan voor Utrecht-West is vastgesteld. De gemeente moet nu aantonen dat de luchtkwaliteit na het project beter is dan zij was in 1961. Zolang wordt de bouw even stilgelegd. Alhoewel ik al lang in Nederland woon, kan ik het soms niet meer volgen."

Zo kan ik nog vele voorbeelden geven. Waar je ook komt in het land, overal wordt geklaagd over de volstrekt doorgeschoten regelgeving. Zeker, de inzet en de wil van het kabinet zijn aanwezig, maar de uitkomst overtuigt niet. Als de regering iedere week één aansprekend resultaat van deregulering kan noemen, kan ik Gerrit en vele anderen tenminste laten zien dat er echt iets gebeurt.

Uit de Belevingsmonitor Regeldruk blijkt dat 67% van de ondernemers de regeldruk op dit moment als probleem en belemmering bij het ondernemen ervaart. Zelf willen wij één voorstel meegeven, afkomstig van het oud-lid van de CDA-fractie in deze Kamer, fiscalist Willem Stevens, en hoogleraar De Kam. Zij stellen voor om tot één loonbegrip te komen voor de volgende zaken:

  • 1. het verwerken van de auto van de zaak;

  • 2. de inleg voor de levensloopregeling;

  • 3. de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet;

  • 4. de WW-premie.

De inkomensgevolgen zijn uiterst beperkt en de administratieve vereenvoudiging is zeer groot. Wil de regering dit voorstel uitvoeren?

Het gaat echter niet alleen om de hoeveelheid wet- en regelgeving. De kwaliteit is tenminste van evenveel belang. Juist deze Kamer beijvert zich in het bijzonder om daar een bijdrage aan te leveren, alhoewel ons dat niet altijd in dank wordt afgenomen. In het verslag van de interdepartementale Visitatie Juridische functie en Wetgeving "Met recht verbonden" worden enkele belangrijke ontwikkelingen vastgesteld. Ten eerste wordt vastgesteld dat de samenleving in alle opzichten steeds complexer wordt, waarmee ook de wetgeving steeds complexer wordt en er een trend is tot verdere juridisering van de onderlinge verbanden en relaties. De samenleving juridiseert, ondanks tegenbewegingen als mediation, zelfregulering en ontbureaucratisering. Ten tweede wordt gewezen op de globalisering en de Europese samenwerking. Het belang van rechtsregels van internationale of Europese herkomst neemt toe.

De juridische omgeving van waaruit de overheid moet handelen wordt dus almaar complexer en intensiever, in weerwil van alle dereguleringsinspanningen. In het voornoemde verslag wordt tevens geconstateerd dat de juridische eenheden op de meeste departementen door enkele bezuinigingsrondes momenteel nauwelijks nog in staat zijn de juridische kwaliteit van beleids- en besluitvorming te waarborgen. De rek is er uit. De CDA-fractie vindt dit een uiterst zorgelijk signaal. Wil het kabinet ook op termijn zijn doelstelling waarmaken en zorg dragen voor een betrouwbare overheid, dan is een goede juridische functie binnen de overheid onontbeerlijk. Uit de recentelijk verschenen kabinetsreactie blijkt dat de regering zich daarvan ook bewust is. Maar toch. Kan de regering ervoor instaan dat hiermee bij de bezuinigingen op het overheidspersoneel rekening wordt gehouden? Kan de regering waarborgen dat de kwaliteit van de wetgeving daar niet onder zal lijden? Wanneer kan de Kamer het Programma versterking juridische functie Rijk tegemoetzien?

Tevens vraag ik hoe het staat met de toezegging – gedaan aan deze Kamer, maar nog steeds niet nagekomen – om het in 2003 door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum gehouden onderzoek over regeldruk te herhalen. Zal dit onderzoek voor 1 juli 2009 zijn uitgevoerd?

In dit verband, maar misschien een beetje terzijde van mijn betoog, wil ik nog een korte opmerking maken over de voorgenomen instelling van een staatscommissie voor een herziening van de Grondwet. Nut en noodzaak daarvan zijn in de CDA-fractie, na het verschijnen van het uitmuntende advies van de Raad van State, uitvoerig besproken. Het zou te ver voeren om hier nu alle aspecten te noemen die toen in de fractie aan de orde zijn geweest, maar de scepsis over de zogenaamde versterking van de Grondwet was vrij algemeen. Na een dergelijk advies van de Raad van State had het kabinet zijn voornemens ter zake eigenlijk nog eens kritisch moeten heroverwegen. Onze fractie wacht de concrete voorstellen van de commissie met belangstelling af.

Ik kom bij mijn laatste punt. De CDA-fractie heeft grote waardering voor de krachtige wijze waarop de regering zich inspant om de veiligheid in de samenleving te verbeteren, geweld, criminaliteit en terrorisme te bestrijden, verloedering van wijken tegen te gaan en meer in het algemeen de rechtsstaat te handhaven. Het vormt een kerntaak van de overheid, onmisbaar voor de welvaart en het welbevinden van de burgers.

De heer Rosenthal (VVD):

Ik hoor de heer Werner zeggen dat de regering zich inspant om de veiligheid te verbeteren. Dat siert de regering. Die bestaat ook uit allemaal hardwerkende Nederlanders, dus die inspanning is ongetwijfeld gedaan. De heer Werner spreekt ook over het handhaven van de rechtsstaat. Ik wijs in dit verband op een recent rapport van het SCP, naar aanleiding van een onderzoek onder de bevolking, dat naar mijn oordeel nogal onthutsende resultaten geeft. De Nederlandse bevolking is namelijk van mening dat de kwaliteit van onderwijs, zorg en gemeentelijke dienstverlening vooruitgaat, maar dat de kwaliteit van de politiezorg en de rechtspraak achteruitgaat. Hoe moet ik dat zien in het licht van de mededeling van de heer Werner? Is dit een mededeling over de input – de throughput, om het in computertermen te zeggen – van de regering? Of is dit een mededeling over wat er feitelijk in de samenleving tot stand wordt gebracht?

De heer Werner (CDA):

Ik heb waardering uitgesproken voor de krachtige wijze waarop de regering zich inspant om dit te verbeteren. Niet alles is bereikt, maar het is al zeer goed dat wij van het Sociaal en Cultureel Planbureau vernemen dat op vele terreinen wel degelijk verbetering wordt ervaren. Wij zijn redelijk tevreden over de inspanningen die nu gedaan worden en over de maatregelen en mogelijkheden die de autoriteiten ter beschikking krijgen om steeds beter te kunnen optreden. Wij vinden ook dat die maatregelen en mogelijkheden er allemaal moeten komen. Overigens gaat mijn betoog daar in feite niet over. Mijn betoog gaat over een ander aspect van de rechtsstaathandhaving, namelijk alles wat er momenteel speelt rond de dataverzameling. Ook de heer Rosenthal heeft daar behartigenswaardige woorden over gezegd.

De heer Rosenthal (VVD):

Laat ik het dan nog wat verder toespitsen. Ik ervaar het als negatief en ik schrik er ook van als onder de bevolking het gevoel bestaat dat de kwaliteit van de rechtspraak in dit land achteruitgaat. De rechtspraak is altijd het bastion van onze rechtsstaat geweest en kon steeds rekenen op een score van tevredenheid van de kant van de bevolking van ongeveer 90%, los van alle politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. Die kwaliteit schijnt in de perceptie van de bevolking achteruit te gaan. Dat moet de heer Werner er toch minstens toe brengen om te zeggen dat de regering zich op dit punt extra moet inspannen.

De heer Werner (CDA):

Ik denk dat met de inspanningen die op dit moment worden gedaan, wel zo ongeveer het maximum bereikt is van wat wij redelijkerwijs kunnen verwachten en wat de regering ook effectief kan doen. Dat laat onverlet dat wij er op dit punt nog niet zijn en dat er nog een heleboel moet gebeuren. Ik ben het met de heer Rosenthal eens dat er nog behoorlijk aan de zaak moet worden getrokken. De inspanningen die momenteel op dit terrein worden gedaan, zijn echter herkenbaar. Ook de wetgeving die op dit terrein wordt ontwikkeld, is substantieel.

Een land dat bekend staat als een politiek stabiel land scoort ook economisch beter en is aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders. De bedreigingen zijn het afgelopen decennium alleen maar toegenomen. Navenant zullen in de toekomst de middelen en mogelijkheden van de bevoegde autoriteiten om te kunnen optreden alleen maar moeten toenemen. Mijnheer Rosenthal, hier hoort u het. Onze fractie steunt dat; daar mag geen misverstand over bestaan. Wij beseffen dat dit onvermijdelijk gepaard zal gaan met een zekere inperking van onze burgerlijke grondrechten, vooral op het terrein van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. In toenemende mate wordt daarbij als strijdmiddel gebruik gemaakt van zeer omvangrijke digitale databestanden en het aan elkaar koppelen van publieke en private bestanden. Die databanken worden met behulp van computerprogramma's geanalyseerd. Men noemt dit datamining. Dit houdt in dat men aan de hand van risicoprofielen bestanden doorploegt, op zoek naar patroonafwijkingen en potentieel verdacht gedrag. De bedoeling is om op die manier in een zo vroeg mogelijk stadium gewelddadig en crimineel gedrag of voorbereidende terroristische handelingen op te sporen. Daarmee wordt echter door tal van autoriteiten steeds indringender binnengetreden in de persoonlijke levenssfeer. Het fenomeen van datamining staat niet op zichzelf en is ook niet alleen van toepassing binnen de opsporing van terrorisme en zware criminaliteit. Veel toezichthoudende instanties, justitiële opsporingsdiensten en inlichtingendiensten maken steeds meer van dit fenomeen gebruikt. Men kan deze inbreuk niet louter afdoen met de stelling "wie niets misdaan heeft, hoeft ook niets te verbergen en te vrezen", want dat is bepaald niet het geval.

Een voorbeeld uit de praktijk. Een voormalig scheikundeleraar krijgt bezoek van de AIVD. Hij wordt verdacht van betrokkenheid bij de verspreiding van massavernietigingswapens. Voor het maken van eindexamenopgaven heeft hij op internet gezocht naar informatie over zwaar water. Ook woonde hij ooit in dezelfde straat als de Pakistaanse atoomspion Kahn. De AIVD heeft met oud-collega's gepraat en waarschijnlijk zijn e-mail en telefoon getapt. De verdenking blijkt nergens op te berusten. Maar de scheikundeleraar krijgt geen inzicht in zijn dossier. Ook wil de AIVD niet zeggen of het onderzoek is beëindigd en of hij nog als staatsgevaarlijk individu te boek staat. Een klacht bij de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten levert niets op.

Dat is precies het gevaar dat dreigt. Allerlei burgers die nergens mee van doen hebben, worden als verdachte gezien en behandeld. Dat zal bij datamining en profilering alleen maar toenemen, naast ander ongerief, zoals risico's van misbruik van gegevens, verlies van gegeven – zoals in het Verenigd Koninkrijk gebeurd is, waar 27 miljoen gegevens over de kinderbijslag op straat kwamen te liggen – en de verkoop van data voor commerciële doeleinden. Hoe kom je erachter dat de zoekmachine jou op een lijst van verdachten heeft geplaatst en hoe kom je weer van die lijst af?

Zoekend naar criteria op basis waarvan in de wetgeving de balans tussen veiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer beoordeeld moet worden, heeft de vaste commissie van Justitie van deze Kamer dit voorjaar een expertbijeenkomst gehouden, waaraan ook Tweede Kamerleden deelnamen. Daar zijn vijf criteria voor beoordeling vastgesteld.

1. De noodzaak van de dataverzameling, daarbij inbegrepen effectiviteit en uitvoerbaarheid.

2. De proportionaliteit. Staat het doel in een redelijke verhouding tot de inspanning?

3. De privacy impact assistent. Is tijdens de voorbereiding van de wetgeving voldoende gekeken naar de mogelijke problemen die de wetgeving zal geven voor de privacybescherming?

4. De controlemogelijkheden, door onafhankelijke organen of rechtsbescherming, in een of andere vorm te bieden aan de burger.

5. Een horizonbepaling, zodat er na korte tijd eventueel een herzieningsmogelijkheid is.

Deze criteria moeten waarborgen dat voldoende checks and balances in de wetgeving zijn ingebouwd, waardoor toestanden als de eerdergenoemde worden geminimaliseerd. Wil de regering haar visie geven op het kader dat tijdens de genoemde expertmeeting is geformuleerd? Is de regering bereid de Kamer een notitie te doen toekomen over zijn visie op de vraag in hoeverre inbreuken op grondrechten gerechtvaardigd zijn omwille van een grotere veiligheid of andere doelen? Welke criteria worden daarbij gehanteerd? Welke checks and balances waarborgen dat ongewenste bijeffecten in de toepassing van de instrumenten en bevoegdheden minimaal blijven? Wij stellen deze vragen om de hier en ook in mijn fractie steeds weer terugkerende discussie te beslechten en een goed beoordelingskader voor de wetgeving op dit punt te ontwikkelen.

In weerwil van een voedselcrisis, klimaatcrisis en financiële crisis zet dit kabinet zijn koers, neergelegd in het regeerakkoord en de zes pijlers, onverdroten voort. Wij steunen de regering daarin, want het gaat er uiteindelijk om Nederland krachtiger en ambitieuzer te maken. De minister-president draagt dit bij menige gelegenheid met verve uit. Met zijn Innovatieplatform werkt hij aan dat nieuwe en innovatieve Nederland.

Is Nederland niet toe aan een nieuw landmark, een Belle van Zuylengebouw of een multifunctioneel energie-eiland voor de kust? Een dergelijk groots project zou kunnen fungeren als symbool van het nieuwe innovatieve Nederland, een symbool dat Nederland internationaal en economisch op de kaart zet, met een aantal Sillicon Valley-achtige brainports, waar wetenschap, onderwijs en bedrijfsleven hand in hand gaan voor nieuwe producten en innovatie, zoals de Food Valley in Wageningen en de Brainport in Eindhoven, een symbool voor het land waar het Internationaal Gerechtshof zetelt en dat zich overal in de wereld volledig inzet voor de rechten van de mens. De huidige kredietcrisis heeft andermaal aangetoond hoe onmisbaar hechte Europese en globale samenwerking is. Bij het bouwen aan dat nieuwe Nederland kan de regering rekenen op de volle steun van de CDA-fractie.

Ik wacht met belangstelling het antwoord van de regering af.

De heer Kox (SP):

Mevrouw de voorzitter, het geld is op, zei minister Bos vrijdag. Daar zijn wij dan mooi klaar mee, zei mijn 96-jarige schoonmoeder, met wie ik naar het nieuws zat te kijken. Toen wij daarna ook nog eerst de schitterende schedel van Damien Hirst zagen en vervolgens het sombere gezicht van Herman Wijffels, die zei dat de Amerikanen al jarenlang de centen opmaken die de Chinezen, Japanners en wij sparen, zeiden wij tegen elkaar: het moet niet nog veel gekker worden.

Dit laatste horen mijn partijgenoten ook als zij eropuit trekken om met mensen te praten over hun kijk op politiek en samenleving. Buurten in de buurt noemen wij dat. Een paar dagen geleden liep ik mee met onze mensen in Brunssum. Ik sprak daar een jonge moeder die werkt bij de Stichting Philadelphia, die mensen met een verstandelijke beperking ondersteunt. Philadelphia verkeert in zwaar weer. Ook daar is het geld op. Het bestuur komt 9 mln. te kort, heeft daarom een vacaturestop afgekondigd, stopt met het inhuren van uitzendkrachten, verlengt tijdelijke contracten niet en gaat de huidige werknemers flexibeler inzetten. Philadelphia heeft landelijk 9.500 medewerkers op 800 locaties met 8200 cliënten in de gehandicaptenzorg en 2800 in de thuiszorg. Waarom, vroeg mevrouw Gleser uit de Kasteelstraat, heeft de regering wel 10 mld. om ING te redden en geen 9 mln. om Philadelphia te redden? Waarom zit ik straks wellicht zonder werk, de cliënten voor wie ik werk zonder zorg en hun ouders zonder zicht op wat hun dan te doen staat? Wil je dat eens aan premier Balkenende vragen als je hem treft, vroeg zij mij. Dat doe ik bij dezen. De vraag lijkt mij gerechtvaardigd en lijkt veel op de andere vragen die wij horen.

De mensen in het land snappen het niet meer, zeg ik ook tegen de minister-president. Het grote nieuws gaat over beurzen, banken, beleggers en bedrijven. Miljarden gaan als warme broodjes over de toonbank. De minister van Financiën koopt hier een bank, geeft daar een kapitaalinjectie, staat in voor alle spaargelden tot een ton en garandeert het onderlinge bankverkeer voor 200 mld. Maar ondertussen dreigt Philadelphia failliet te gaan, dreigen 11.000 verstandelijk gehandicapten en bejaarden in de kou en 9500 werknemers op straat terecht te komen. Waar blijven onze garantieregelingen? Wanneer houden Bos en Balkenende een persconferentie over ons? Waarom helpen zij banken zo snel en burgers niet of zo langzaam? Dit lijken mij legitieme vragen.

Vrijdagavond zei vicepremier Bos dat het geld nu op is, ook als de economische crisis meer kapot maakt dan ons allen lief is. Ik snap wel dat mensen het niet meer snappen. Ik vind dat de regering hun wat uit te leggen heeft, bijvoorbeeld de mensen wier pensioen niet meer veilig is, de mensen die geen hypotheek meer kunnen krijgen en de flexwerkers die nu op straat worden gezet. Veel mensen willen nu weten hoe het zit met private rijkdom en publieke armoede. Hoe zit dat, mijnheer de minister-president, en wat doen wij eraan? Die vraag leg ik natuurlijk ook aan mijn collega's voor.

De begroting voor volgend jaar ligt vast, zegt de regering. Maar zij bevat geen antwoorden op de vragen die de huidige financiële en aankomende economische chaos oproept. In de begroting heb ik gelezen dat het kabinet gaat investeren in onderwijs, wijkverbetering en veiligheid, dat het kabinet de inflatie wil beteugelen en zo de koopkracht wil ondersteunen. Het kabinet wil de arbeidsparticipatie vergroten en de innovatie en winstgevendheid van het bedrijfsleven stimuleren. Dat is allemaal mooi, maar echt te weinig om nu het tij te keren en de belangen van de Nederlandse burgers veilig te stellen. Hoe flexibel is de regering? Als de regering in een weekeinde miljarden kan vinden voor de noden van Fortis, ING en Aegon, hoe voortvarend zal zij dan handelen als de crisis gewone mensen, werknemers, zieken en gepensioneerden harder pakt dan wellicht nu nog wordt gedacht? Wil de regering dan ook, naar wij hopen, records breken? Of zal het gaan, naar wij vrezen, met de snelheid van een slak die afremt in de bocht?

Het neoliberale kapitalisme is wereldwijd op drift en daardoor is ook ons land los. Het lijkt erop dat niemand goed weet waar we naartoe gaan. De minister van Economische Zaken, eerlijk als altijd, zegt dat zij er geen fluit van snapt, dat het vertrouwen in de economie kennelijk zoek is en dat zij niet weet wat wij daaraan zouden kunnen doen. Anderen doen alsof zij het wel snappen, maar aan hen stel ik de vraag: als je het nu zo goed weet, waarom was je gisteren dan nog zo stil?

Dat laatste kan niet van mijn partij gezegd worden. Tien jaar terug schreef mijn partij in haar beginselprogramma "Heel de mens" dat wie kritisch kijkt naar de toestand van de samenleving in Nederland, Europa en de rest van de wereld, ziet dat het kapitalisme, normloos en ongeremd, niet in staat is en zal zijn om welvaart en welzijn voor iedereen te brengen. Wie goed luistert, zo zeiden wij tien jaar terug, stelt vast dat de neoliberale antwoorden op de grote problemen van deze tijd op alle fronten tekortschieten, te eenzijdig zijn en geen recht doen aan de samenhang der dingen. Maar ook al blijken onze woorden van toen nu waar, voor leedvermaak is er geen reden. Als het kapitalisme implodeert, zoals de Volkskrant het noemde, sneuvelen immers de gewone mensen en hun belangen het eerst. Falende bestuurders blijken altijd slim genoeg om er als een dief in de nacht, met een zak vol geld, tussenuit te knijpen, om zich daarna weer schaamteloos in de aanbieding te doen. Rijkman Groenink en iedereen snapt wat ik bedoel. Ondertussen worden de pensioenen van miljoenen, de banen van de anderen en de zekerheid van ons allen bedreigd. De minister van Financiën zei eind augustus dat hij de minnen voor de kwetsbare groepen zou wegwerken. Houdt de regering die garantie nu nog staande?

Volgens Elsevier kan de begroting in de prullenbak. Het blad rekent voor dat de regering in de afgelopen twee maanden, na de presentatie van de begroting, de staatsschuld – althans virtueel – verdubbeld heeft. Wat vindt de premier daarvan? Hoe zal de werkelijke staatsschuld er over een jaar uitzien? Met welke groei kunnen wij nog rekening houden? De dalende olieprijzen zijn volgens de regering voldoende verdisconteerd, maar hoezeer zal de recessie de belastinginkomsten aantasten? Daarom luidt mijn volgende vraag aan de premier: hebben wij eigenlijk nog wel een begroting waar wij het jaar 2009 echt mee aankunnen? Geldt nog steeds dat de plannen uit het coalitieakkoord onverkort kunnen worden voortgezet, zoals in de Miljoenennota wordt beweerd?

De kolossale crisis in het kapitalisme is een goede reden voor echte algemene beschouwingen. Hoe staan wij ervoor en waar gaan wij naartoe? Dit jaar is het 125 jaar geleden dat Marx stierf en Keynes geboren werd. Beiden waren gefascineerd door het woeste cyclische karakter van het kapitalisme. Zij zagen slechts één zekerheid: als het nu goed gaat, gaat het straks slecht. Van een dergelijke zekerheid wordt men niet echt rustig, net zo min als van die andere zekerheid van Keynes dat wij op de lange duur allemaal dood zijn. Het kapitalisme, zo blijkt keer op keer, is weinig systeem en veel chaos. Maar als het nu uit de hand loopt met de economie, de werkgelegenheid en de welvaart, dan volstaat het niet om te zeggen dat het kapitalisme nu eenmaal zijn ups en downs heeft, zoals kameraad Marx altijd al heeft gezegd. Dit keer zijn er overal mensen aan te wijzen die meegeholpen hebben de zaak in elkaar te laten donderen. Het neoliberale kapitalisme heeft niet buitenwettelijk de macht gegrepen, maar die legaal gekregen van de politiek, ook in dit land. Eerst onder Lubbers, daarna onder Kok en sinds 2002 onder Balkenende. Schreef Frits Bolkestein niet al in 1996 in Elsevier dat iedereen tegenwoordig liberaal denkt, behalve de SP?

De Miljoenennota beschrijft hoe de aandeelhouders, de banken en de beurzen van de politiek gaandeweg de macht over de bedrijven en de burgers mochten overnemen en hun kapitaal echt de vrije loop konden laten. De regering erkent in de Miljoenennota dat het uitgangspunt "alle macht aan de aandeelhouders" nu ook grote nadelen blijkt te hebben. De Miljoenennota meldt, mijnheer de minister-president, dat u het hebt uitgemaakt met Tina en het nu houdt met Tara. Zo lees je nog eens wat! In plaats van het neoliberale dogma "there is no alternative" zegt u nu: there are real alternatives. Dat is mooi, maar welk concreet alternatief ziet de regering, nu het zo lang aangehangen neoliberalisme een ongefundeerd bijgeloof blijkt? De zo machtig gedachte liberale onzichtbare hand blijkt, nu het erop aankomt, nog minder dan een lam handje. In plaats van aan het einde van de geschiedenis heeft het liberale kapitalisme ons naar een dramatische breuklijn in de geschiedenis gebracht, zegt Herman Wijffels. De geestelijke vader van dit kabinet ziet een einde komen aan wat hij "de roofpartij van het harde Wall Streetkapitalisme" noemt. Dat stelsel is voos volgens Herman Wijffels. Met zijn ondoorzichtige en duistere constructies is het niet meer geaard in menselijke behoeftes. Laten wij geen moeite doen om het op te lappen, zegt hij. De crisis is het symptoom, het kapitalisme is de oorzaak. Wij zijn toe aan iets nieuws, zegt Herman Wijffels.

De heer Noten (PvdA):

Ik kan mij goed vinden in de analyse van de heer Wijffels en vind het goed dat de heer Kox die hier herhaalt. Ik neem aan – ik weet het wel zeker – dat de heer Wijffels in het verleden dezelfde analyse heeft gehouden over staatssocialisme, überhaupt over staatsideologieën. Hij is volgens mij nog banger voor een sterke staat dan voor een sterke markt. Aan de orde is de vraag waar de heer Kox voor staat. Of heeft hij wel veel vertrouwen in die machtige staat?

De heer Kox (SP):

In mijn partij zeggen wij altijd: voor staatssocialisme moet je bij de PvdA zijn en voor het foute liberalisme bij de VVD. De SP staat voor een socialisme dat door mensen wordt geleid en gedomineerd. Wij hebben er inderdaad veel van geleerd. De periode waarin de PvdA aan de macht was, was niet altijd inspirerend voor dit land. Daarover zijn wij het inmiddels eens geworden. Op de suggesties aan de regering kom ik zo dadelijk terug.

De heer Rosenthal (VVD):

Laten wij op dit punt precies zijn. Hoe kijkt de heer Kox aan tegen de positie van de banken in de samenleving? Nationaliseren, all-out?

De heer Kox (SP):

Ook daarop kom ik straks terug, maar wij zijn het erover eens dat het niet de beste oplossing is om de situatie te laten zoals die was. Ik had niet verwacht dat de heer Rosenthal hier vandaag traditioneel met pek en veren zou binnenkomen, want dat was overdreven geweest. Hij is mij echter iets te zeker voor een vertegenwoordiger van een stelsel dat met veel geweld in elkaar aan het donderen is.

De heer Rosenthal (VVD):

Ik verzoek de heer Kox niet de verdwijntruc toe te passen, maar gewoon de vraag te beantwoorden over het bancaire systeem. Risicodragend kapitaal van banken, risico nemen, mensen zetten hun geld uit, de banken doen daar iets mee, daarmee krijgen bedrijven kredieten en die bedrijven kunnen er dan voor zorgen dat er bedrijvigheid is, enzovoorts. Uiteindelijk eten wij daarvan met elkaar.

De heer Kox (SP):

Wij moeten op dit moment nog maar zien of wij daarvan eten. Voorlopig gaan er veel mensen failliet en die eten niet zo veel. Ik kom daarop nog terug.

De SP is er voorstander van na te denken over de vraag of betalen en sparen niet veel meer onder overheidscontrole moeten worden gebracht. Dat is niet zo heel revolutionair; dat was in Bretton Woods-1 ook al de afspraak. Ik maak mij sterk dat binnenkort, op 15 november 2008, een soortgelijke afspraak in New York wordt gemaakt. Dan moet de heer Rosenthal gaan protesteren tegen alle regeringsleiders die daar bij elkaar komen. Wij zijn erachter gekomen dat Morris Tabaksblat gelijk had dat bankiers weer gewoon saaie, ouderwetse mensen moeten worden, in krijtpak, als het moet met een sigaar, en dat zij af moeten van het idee dat zij de speculanten van de wereld moeten zijn. Ik citeer Morris Tabaksblat in Trouw van afgelopen zaterdag.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik heb genoten van de eerste zeven minuten van het betoog van de heer Kox, waarin in sneltreinvaart een grandioze analyse werd gemaakt en het kapitalisme en het liberalisme als een soort scheldwoorden werden neergezet. Ik heb toch een vraag. Heeft de SP-fractie behoefte aan een nadere analyse van de oorzaken van de kredietcrisis? Volgens mij is die immers wat breder en wat specifieker. Misschien heeft de crisis wel te maken met heel ingewikkeld verpakte hypotheekproducten, met dat soort concrete zaken in plaats van die enorme grootse woorden die de heer Kox gebruikt. Heeft hij nog behoefte aan een nadere analyse of weet hij het allemaal wel?

De heer Kox (SP):

Je doet ook maar je best als eenvoudig senator. Mijn analyse was voornamelijk een opsomming van wat Herman Wijffels heeft verteld op dit punt. Ik ben het samen met de heer Noten eens met Herman Wijffels. Natuurlijk hebben wij behoefte aan een dergelijke analyse. Daarom zijn de meeste partijen, behalve de coalitiepartijen, ook groot voorstander van een binnenkort te starten parlementair onderzoek, als het mag een parlementaire enquête. Daarover zijn wij het eens. Wij weten het antwoord nog lang niet. Er is hier maar één man in de Kamer die het antwoord al weet en dat is collega Rosenthal, want hij zegt: snel terug naar waar wij zaten, want zo ging het goed.

De heer Schouw (D66):

Ik ben heel blij met het antwoord van de heer Kox, maar hij zou mij een groot plezier doen door wat voorzichtiger om te gaan met woorden als "kapitalisme" en "liberalisme" en die zaken te beschouwen als een soort veroorzakers van een enorme ramp. Laten wij dat doen als wij de analyse met elkaar hebben gemaakt.

De heer Kox (SP):

Ik citeer alleen maar de heer Wijffels, die zei dat het kapitalisme een voze roofpartij was die zo snel mogelijk moest worden beëindigd en niet opgelapt. Dat is ook mijn visie. De grote les uit deze crisis is dat het niet "business as usual" kan worden, dat wij nu echt moeten zeggen dat er systeemfouten zijn. Hoe wij die moeten oplossen? In ieder geval niet met een staatssocialisme waarnaar de heer Noten nog enige verlangens heeft. Wij zullen het probleem moeten oplossen met een systeem waar niet de overheid marktmeester is, maar waar de overheid de markt meester moet zijn.

De heer Noten (PvdA):

Als de heer Kox de traditie van de sociaaldemocratie vergelijkt met staatssocialisme, is hij niet alleen kwetsend en beledigend, maar historisch ook zo ongelooflijk onbenullig bezig dat hij zich zou moeten schamen. Vanuit mijn traditie en achtergrond vind ik dat die vergelijking niet mag worden gemaakt. Die vergelijking maak ik ook niet bij de heer Kox. Ik heb gezegd dat wij weten dat dit geen oplossing is. Hij moet dat niet doen. Hij moet niet zeggen dat sociaaldemocraten staatssocialisten zijn. Never ever!

De heer Kox (SP):

Daar ben ik heel blij mee. Dan zijn wij het erover eens dat niet de Staat de oplossing kan zijn van al onze problemen en ook niet de markt, maar dat wij de problemen samen moeten oplossen met de burgers in een menselijk socialisme met een menselijke maat. Ik kom daarop nog terug.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

De heer Kox heeft vele keren de heer Wijffels geciteerd. Ik zal dat straks ook doen, maar zal zijn naam dan niet meer noemen, want dat spaart tijd. De heer Wijffels heeft recht van spreken als bankier en econoom en daarom verdient hij aandacht. Ik ben blij dat de heer Kox dat uitvoerig aan de orde stelt en dat ook anderen dat gedaan hebben, zoals de heer Rosenthal vanmorgen in reactie op anderen deed. Dit is immers het probleem van vandaag en de toekomst. Daarvan ben ik overtuigd. De heer Schouw vraagt wat nu precies de oorzaken zijn. Over die vraag wil ik graag een debat hebben en daaraan hoop ik straks een bijdrage te leveren.

Ik wil één punt noemen dat op dit moment wereldwijd niet aan de orde komt. Wel komt aan de orde dat er bancaire wanproducten zijn en dat er toezichthouders hebben gefaald. Wat echter niet aan de orde komt, is dat wij wereldwijd een technisch systeem hebben geïntegreerd waarover wij onvoldoende controle hebben en waarvan de inkadering juridisch niet is vastgelegd. Daardoor gaan mensen er met miljarden vandoor, laten zij hun zaken vervolgens failliet gaan en laten zij iedereen creperen. Ik moet constateren dat de hele technische ontwikkeling wel de integratie heeft bevorderd, maar dat er geen enkele differentiatie heeft plaatsgevonden. Ik denk dat de analyse van de heer Kox daarmee zou moeten worden aangevuld.

De heer Kox (SP):

Ik ben het helemaal eens met de heer Schuurman dat wij er nog lang niet zijn. Vandaar mijn pleidooi met andere fracties, hopelijk ook die van de heer Schuurman, om een parlementaire enquête te houden. Als je dat hierover niet doet, waarover dan wel?

Natuurlijk zijn er allerlei technische systemen niet goed gegaan, maar er is ook nog iets diepers. Op dit moment lees je veel in de literatuur over het begrip "greed" oftewel hebzucht. Hebzucht is iets menselijks, maar als je hebzucht niet in de hand houdt, krijg je problemen. Met die problemen zien wij ons nu geconfronteerd. Wij zullen moeten zoeken hoe wij dat element, die individuele wil om het zelf zo goed mogelijk te krijgen, zo in banen kunnen leiden dat anderen daarvan niet de dupe worden. Dat is de grote uitdaging waar wij heen moeten.

Ik citeerde Herman Wijffels niet omdat hij zich heeft aangemeld bij mijn partij – hoewel ik hem adviseer de bijdrage van collega Werner te lezen om te zien waar hij het beste thuishoort – maar wel omdat ik vind dat hij wijze woorden zegt. Als Herman Wijffels twee jaar terug had geweten wat hij nu weet, zou dat kabinet met de SP er wellicht al hebben gezeten. Dingen lopen echter zoals ze gaan en daarom doen wij vanuit de oppositie voorstellen aan de coalitie om dit land op orde te krijgen en een beter Nederland mogelijk te maken. Wij zijn het er allemaal over eens dat er iets moet gebeuren. Business as usual is niet mogelijk. De veerpont waarmee ik het kabinet vorig jaar vergeleek, is losgeslagen van zijn kabels. De grote vraag aan de minister-president is nu: welke koers gaan wij varen?

Laat ik het echter eerst hebben over de noodzaak te begrijpen wat er verkeerd is gegaan. De minister van Financiën is zo druk met blussen dat hij nog niet naar de lont kan zoeken. Daarvoor heb ik alle begrip. Ik vind dat wij moeten helpen. Daarom zei ik tegen de heer Schouw dat wij een parlementair onderzoek, als het kan een parlementaire enquête, moeten krijgen. Niet zozeer om verantwoordelijken aan te wijzen, hoewel dat ook moet gebeuren, maar vooral om te leren wat je moet doen als zaken zo uit de hand lopen. Als de hele beschaafde wereld met de handen in het haar zit als een systeem fout loopt, moeten wij nadenken hoe wij daaraan iets kunnen doen. Ik hoop dat de coalitiepartijen wijs genoeg zijn om het ermee eens te zijn dat dit moet worden onderzocht. Als dat niet het geval is, nodig ik de collega's uit om de hartenwens van de heer Schuurman waar te maken, een beroep te doen op artikel 70 en vanuit deze Kamer een commissie-Schuurman in te stellen die de kredietcrisis gaat onderzoeken. Maar nogmaals: ik hoop dat de coalitiepartijen aan de overkant zo wijs zijn, want het is in eerste instantie hun taak.

Aan de slag gaan ook de regeringsleiders van de twintig grootste economische machten. Zij komen over ruim een week bijeen om te spreken over de contouren van een nieuw mondiaal financieel-economisch systeem. George Bush is gastheer. De pyromaan ontvangt de brandweer om te praten over brandpreventie, denk je dan. Maar George Bush zelf is opgebrand. Vannacht krijgt Amerika een nieuwe president die straks uitvoering moet geven aan een nieuw mondiaal akkoord.

Wij zijn te klein om door Bush uitgenodigd te worden, maar kunnen meepraten via voorzitter Barroso van de Europese Commissie. Het lijkt mij dat hij wel wat instructies kan gebruiken, ook van onze minister-president. Barroso riep recent in Peking wel parmantig: wij gaan samen zwemmen of samen verzuipen. Barroso is echter juist een van de mensen die jarenlang vanuit Brussel vrij baan gaven aan het neoliberale kapitalisme en pleitte voor meer markt en minder overheid in de Europese Unie. Hij heeft nog steeds niet uitgelegd waarom de Europese Unie nog niet het begin van een rampenplan bij de hand had toen de beurzen panikeerden en de banken begonnen om te vallen. Het leek verdacht veel op de onmacht van diezelfde commissie toen de Fransen en Nederlanders nee zeiden tegen de Europese Grondwet. Er was geen plan B. Ook nu, bij de financiële crisis, blijkt de Europese Commissie geen plan B te hebben. Voor Brusselse bureaucraten geldt blijkbaar niet de eis dat wie A zegt, ook B moet kunnen zeggen. Het gebouw van de Europese Commissie was jarenlang de kathedraal van het marktfundamentalisme. Wie vast gelooft, hoeft niet te twijfelen. De paus heeft vast ook geen plan B als blijkt dat de hemel niet bestaat.

Inmiddels heeft de voormalige paus van de Federal Reserve, Alan Greenspan, publiekelijk spijt betuigd. Hij had niet gedacht dat het vrijlaten van het kapitaal zulke desastreuze gevolgen zou kunnen hebben. In Europa en Nederland heb ik nog geen toezichthouder zo duidelijk "mea culpa" horen zeggen. Niet alleen de bankiers zijn oorverdovend stil, om staatssecretaris Heemskerk te citeren. Ook onze toezichthouders houden zich aan een oud Tilburgs carnavalsmotto: zwijgen en wijs kijken. Hoe oordeelt de regering eigenlijk over het toezicht van De Nederlandsche Bank, de Autoriteit Financiële Markten, de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de Europese Commissie?

En natuurlijk: hoe oordeelt de regering over zichzelf? "Wouter Bos is een neoliberaal" juichte Elsevier vorig jaar zomer, nadat minister Bos zei dat respect voor de vrije markt een interventie van hem in het bankwezen verhinderde. Is de regering nu nog zo blij met die keuze van toen, nu minister Bos hier een bank koopt, daar een andere met miljarden injecteert, alle spaartegoeden tot een ton garandeert en met 200 mld. het interbancaire betalingsverkeer stimuleert? Heeft de regering inmiddels haar neoliberale opvattingen afgezworen en hoe was dat? Deelt de regering nu de opvatting dat de overheid in plaats van een deel van het probleem veeleer een deel van de oplossing zou kunnen zijn? Kan de regering dat dan ook aan de heer Rosenthal verklappen? Hij heeft daarmee immers nog enigszins moeite.

Hoe ziet de regering de toekomst? Welke instructies geeft Den Haag aan Barroso en Brussel voor de bijeenkomst bij Bush, die nu al Bretton Woods-2 wordt genoemd? En wat gaan wij zelf doen? Gaan wij nu doorpakken en bijvoorbeeld de kritieke financiële infrastructuur van ons land weer onder overheidscontrole brengen?

De heer Rosenthal (VVD):

Bedoelt de heer Kox met de kritieke financiële infrastructuur de systeembanken?

De heer Kox (SP):

Ik bedoel daar vooral mee betalen en sparen, zoals wij dat vroeger hadden. Wij vonden toen dat wij daarmee niet moesten speculeren en beleggen. Pas recent in onze geschiedenis zijn banken zo vreemd geworden. De krijtpakdirecteuren zijn ambitieus geworden, hebben hun Gucci-kleren aangetrokken en hebben gevraagd waarom zij niet mogen beleggen, speculeren en voor het grote geld mogen gaan. Ik ben het eens met Morris Tabaksblat dat dit afgelopen moet zijn. Sparen en betalen horen tot de kritieke infrastructuur van het land en zullen onder veel sterkere overheidscontrole moeten komen. Hoe die zaken daar precies onder moeten worden gebracht, weet ik niet, maar de bankiers die allemaal niets in de gaten hadden, moeten op een andere manier opgeleid en opgevoed worden.

In de Miljoenennota staat dat het kabinet eraan hecht om cruciale belangen op het vlak van infrastructuur en netwerken voor bijvoorbeeld elektriciteit, gas en water te beschermen. Die sectoren, zo zegt de regering, zijn van essentieel belang voor de Nederlandse economie. Overname door activistische of buitenlandse aandeelhouders kan daarmee strijdig zijn. Daarom zijn en blijven die netwerken in handen van de overheid, aldus de Miljoenennota.

Vandaar mijn vraag: durft de regering nu de parallel te trekken met de infrastructuur van betalen en sparen? Maken wij die los van beleggen en speculeren? Durft de regering de wetgeving over de positie van aandeelhouders, besturen en commissarissen tegen het licht van de huidige ontwikkelingen te houden? Durft de regering het aan om een moratorium af te kondigen op verder verlies van overheidsinvloed onder deze omstandigheden? Zet staatssecretaris Heemskerk de Postwet in de ijskast, en doet minister Van der Hoeven de splitsing van onze energiebedrijven daarbij? Van de collega's Noten en Werner mag dat best, begrijp ik. Van ons mocht het al langer. Als de minister-president dat ook wil toezeggen, zijn wij op dat punt al een stuk verder.

Blazen de ministers van Volksgezondheid, van Onderwijs en Binnenlandse Zaken de marktwerking af in die delen van het publieke domein waar wij ons zeker geen verkeerde gok meer kunnen permitteren? Krijgen wij van de regering voorstellen over meer ruimte voor andere vormen van eigendom en beheer? Immers: de coöperatieve Rabobank doet het helemaal zo slecht nog niet in deze turbulente tijd.

En zetten wij nu eindelijk een streep door het Grote Graaien? Gaat er een streep door de bizarre bonuscultuur? Ik hoor van de minister-president en de minister van Financiën hoopvolle berichten hierover. Graag nog wat meer toelichting. In deze begroting staat er slechts een magere paragraaf over. Gaan wij die aanscherpen en zeggen wij voortaan dat wat genoeg is voor de minister-president, ook zat is voor verkopers van gas en stroom, directeuren van bejaardenhuizen en directeuren van bouwverenigingen of bedrijfsmanagers? Erkent de regering dat wij bepaalde bedrijven gewoon te groot hebben laten worden? Moet niet ook in de economie de menselijke maat meer de maat der dingen worden?

Ook nu wij midden in een financieel-economische crisis zitten, mogen wij niet de andere crises vergeten die ons leven en welzijn bedreigen. De voedselcrisis, de grondstoffencrisis, de energiecrisis, de milieucrisis, de crisis op het vlak van de internationale veiligheid. Tot voor kort zorgden die crises voor de vette koppen in de kranten, nu zijn ze in het beste geval naar een pagina binnenin verbannen. Ze worden er echter niet minder ernstig op. Hoe denkt de regering met die dringende kwesties om te gaan in de huidige omstandigheden? Wordt dat nu allemaal iets van later zorg, of leert de financieel-economische crisis ons juist dat als regeerders niet vooruitzien, frontale aanvaringen het resultaat zijn?

Ons advies: niet wegkijken maar aanpakken. Daarin staan wij gelukkig niet alleen. Bij nogal wat voormalige kopstukken van de partij van de premier lijkt het verstand met de jaren te komen. De heer Lubbers doet zinvolle voorstellen voor een veilig en kernwapenvrij Europa. De heer De Hoop Scheffer bepleit een debat over de toekomst van de NAVO. De heer Van Agt eist een einde aan de schending van mensenrechten door Israël in Palestina. Ben Bot wil ons land niet langer aan de leiband van het Witte Huis laten lopen. Herman Wijffels wil voorrang voor duurzaamheid en afscheid van het ontaarde kapitalisme. Het lijken ons verstandige plannen, die aardig aansluiten bij ons eigen pleidooi voor nieuwe internationale verhoudingen en arrangementen, die horen bij een nieuwe tijd. Is de premier blij met dit soort adviezen of vindt hij dat in zijn partij de beste stuurlui aan wal staan en dat de oppositie makkelijk praten heeft?

Gisteren troffen Kishore Mabhubani en Frans Timmermans elkaar in Amsterdam. Uitverkocht huis! Zet Frans Timmermans op het ticket en je hebt een uitverkocht huis. Wij hebben hier niet genoeg bekend gemaakt dat hij er was, anders had het ook hier zeker vol gezeten. De staatssecretaris betoogde daar in het voormalige hoofdkantoor van de communistische partij dat de 21ste eeuw de eeuw van Europa wordt. De filosoof uit Singapore houdt het eerder op Azië. Wij denken aan een synthese: een eeuw van mondiale veiligheid en vooruitgang. Maar dan moeten wij niet te star vasthouden aan oude gedachten en vormen als IMF, Wereldbank, NAVO, supermacht Amerika of superstaat Europa. En wij moeten het advies van Mabhubani volgen: niet alleen met onszelf, westerlingen, voortdurend in gesprek zijn, maar vooral ook met de rest van de wereld. Dan kunnen wij onze eigen problemen op economisch en veiligheidsgebied de baas worden zonder over anderen de baas te spelen.

Als wij wereldburgers willen krijgen, moeten wij iedereen een thuis gunnen. Aan de overkant zei de premier dat ons pleidooi voor de buurt als schaal voor de toekomst hem aanspreekt. De terugkeer van de menselijke maat kan op buurtniveau relatief snel en eenvoudig vorm krijgen. Wie meer vertrouwen in zijn buurt krijgt, in eigen omgeving meemaakt dat samenleven een interactief werkwoord kan zijn, zal gemakkelijker vertrouwen geven aan zaken verder van huis. Betrokken burgers zijn wezenlijk voor een betrouwbare samenleving. Ziet de premier dat ook zo? Zo ja, wat gaan wij daarvan dan merken de komende tijd?

In de eerste zin van de Miljoenennota staat dat de begroting gaat over keuzes maken. Die zullen echter diepgaander zijn dan de opstellers van de Miljoenennota voorzagen. Hoe beschermen wij onze burgers beter? Hoe richten wij ons land duurzamer in? Hoe organiseren wij de samenwerking in de Europese Unie en de rest van Europa democratischer en socialer? Wat moeten wij doen om de wereld echt veiliger en stabieler te maken?

Nederland is geen eiland, zo staat in de Miljoenennota. Wij zijn heel gevoelig voor wat er in de rest van de wereld gebeurt. Maar dat is geen vrijbrief om mee te dobberen. Dus moet het kabinet stuurmanskunst laten zien, zoals terecht in de Miljoenennota staat. Wij zijn benieuwd en bereid om mee te sturen. En als wij "ho, kijk uit, niet die kant op, roer om!" roepen, is dat goed bedoeld. Maar daar was de premier natuurlijk al lang van overtuigd.

Laat ik mijn inbreng eindigen met de minister-president te complimenteren met zijn recente toespraak tot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Terwijl iedereen daar zenuwachtig op zijn mobiel de beurskoersen in de gaten hield, vroeg de premier aandacht voor de kelderende koersen van de millenniumdoelen, die ook niet gehaald dreigen te worden. Laat onze eigen sores niet verhinderen dat wij onze verplichtingen aan de allerarmsten nakomen, was samengevat zijn pleidooi. Dat was ons uit het hart gegrepen. Barmhartigheid, naastenliefde, eerlijk delen en internationale solidariteit zijn verschillende aanduidingen voor hetzelfde besef van beschaving. Laten wij dat glippen, dan glijden wij zelf weg. In de woorden van Huub Oosterhuis, op Allerheiligen 75 geworden: solidariteit is de zin van het bestaan.

Ik realiseer mij dat ik veel vragen heb aan een premier die toch al overuren draait, en dat voor een salaris waarvoor een directeur van een bejaardenhuis of een bouwvereniging tegenwoordig zijn bed niet meer uit komt. De premier heeft het zwaar, hoewel hem dat niet is aan te zien. Ik weet sinds het jubileum van collega Schuurman dat hij helemaal opfleurt als er een boeketje bij hem in de buurt staat of als hij daarnaar kan kijken. Daarom heb ik voor de premier een boeketje meegebracht, dat enerzijds een symbool van respect is en anderzijds laat zien dat hoofdstuk 2 van de begroting de juiste titel heeft: there are real alternatives. Ik wil hem graag het boeket overhandigen, zodat hij vanavond, als hij thuis zit, ernaar kan kijken en kan denken: die senatoren zijn knap lastig, maar ze bedoelen het allemaal best goed.

De heer Noten (PvdA):

Hier sta ik dan, met lege handen. Ik hoop niet dat men grootse verwachtingen heeft over het einde van mijn bijdrage, want dat wordt niets. Men zal het moeten doen met de inhoud.

Mevrouw de voorzitter. Het zijn rare tijden. Of misschien zijn de tijden helemaal niet zo raar maar begrijpen wij ze gewoon niet zo goed. Er gebeuren dingen die wij enige maanden geleden niet hadden kunnen voorspellen. De man of vrouw die ze wel wist te voorspellen, werd als zonderling, als dwaas, weggezet want, om met Rowwen Hèze te spreken: "wat ik niet begrijp, geloof ik niet en wat ik niet ken, bestaat niet". Is dat niet de manier waarop het bij ons mensen werkt? De werkelijkheid moet begrepen worden en dat doen wij door onze modellen, onze constructen, zo heeft Hegel ons geleerd. Als de werkelijkheid niet in die constructen past, veranderen wij natuurlijk die werkelijkheid. Want stel je voor! Liever dat dan de modellen.

Het lijkt op het eerste gezicht curieus de maakbaarheid van de samenleving in deze turbulente tijd als centraal thema te kiezen voor algemene politieke beschouwingen. Toch is dat wat de leden van mijn fractie vandaag willen doen. Onderzoeken welke ambities wij hebben en welke wij met elkaar delen. Hoe ver gaat onze politieke moed in tijden die wij niet helemaal begrijpen? Het is een tijd waarin politiek handelen lijkt te worden gedetermineerd door het imploderen van het ragfijne en gelijktijdig onbeheersbare samenspel van vrije markt en overheidstoezicht. Vijftien jaar geleden namen wij afscheid van de idee van een almachtige staat. Het einde van de geschiedenis en de mens werden aangekondigd. De burger was niet meer dan een consument, een hedonistische consument om precies te zijn. De overheid was niet meer dan een marktmeester. Een falende marktmeester, zoals nu blijkt. Het ene intellectuele construct, het alles verklarende model, werd ingeruild voor het andere.

De leden van mijn fractie weten dat de samenleving zich niet laat ontwerpen als een machinekamer. Politici zijn geen ingenieurs en wij pleiten niet voor een terugkeer naar het maakbaarheidsdenken, zoals wij dat van de absolutistische staatsideologie kennen. Dit zeg ik met name tegen de heer Kox. De vorige eeuw heeft ons geleerd hoeveel ellende uit dat soort denken voortvloeit. Voor een sociaaldemocraat is de vrijheid van de burger een te groot goed. Het is onze vanzelfsprekende opdracht om de burger en zijn vrijheid te beschermen, ook tegen een onnodige beknotting van die vrijheid door de staat. Dit zeg ik met name tegen de heer Rosenthal. Als wij dus bescheiden zijn in ons maakbaarheidsdenken, is dat omdat wij dat vrijheidsideaal koesteren. En dat is goed.

Ik zeg tegen de heer Kox dat het soms goed is om te remmen in een bocht, zelfs als je een slak bent. Dat is echter wat anders dan het postmodernistische bagatelliseren van alles wat ook maar een beetje lijkt op een politiek met ambities. Alsof onze vrije wereld niet het resultaat is van groots en meeslepend denken. Alsof het verlichtingsdenken met de drie fundamentele begrippen van vrijheid, gelijkheid en solidariteit – naast elkaar en niet ondergeschikt aan elkaar – zich kenmerkte door bescheidenheid.

Zijn wij de afgelopen jaren niet te bescheiden geweest? De commissie-Duivesteijn en de commissie-Dijsselbloem lijken ons te leren dat alle grote projecten uiteindelijk aan hun eigen ambities ten onder dreigen te gaan. Dat is een les die niet zonder risico's is. Voordat wij het weten, stoppen wij met denken in grootse infrastructurele projecten en durft niemand zich meer te branden aan onderwijsvernieuwing. Dat laatste lijkt het geval op het moment dat heel politiek Den Haag zich ineens zo sterk maakt voor de professional. Het lijkt bijna op een hype. Dat maakt het trouwens op zichzelf nog niet verkeerd; het kan dan nog steeds goed zijn om je sterk te maken voor de professional. Zeker als het gaat om het optimaal benutten van de kennis en kunde van de professional is daar veel voor te zeggen. Als je dat wilt is ook voor de professional autonomie in het werk noodzakelijk. Maar kunnen wij ons voorstellen dat de professional in zorg en onderwijs buiten iedere politieke context werkzaam is? Dat hij alleen op eigen gezag een publieke taak uitvoert en publieke middelen uitgeeft? Natuurlijk niet; dat kan helemaal niet. Politici vinden namelijk iets van de zorg en van het onderwijs. Zij moeten daar iets van vinden omdat de vrijheid ons zo lief is en die vrijheid bestaat niet zonder toegankelijke zorg en goed onderwijs. Het gaat hier om politieke ambities waarvan de kosten zich laten uitdrukken in getallen, in harde euro's, maar de opbrengsten niet. De opbrengsten worden uiteindelijk zichtbaar in het soort samenleving dat wij willen maken. Zij worden zichtbaar in wat wij rechtvaardig en beschaafd noemen. Zij worden zichtbaar in zo'n ongelofelijk moeilijk begrip als "vertrouwen in de overheid".

Als de kosten wel zichtbaar worden in getallen en de opbrengsten niet, dan is het toch goed om nog eens te kijken naar bijvoorbeeld de enorme informele macht van het CPB. Het lijkt er namelijk op dat de modellen van het CPB voor een belangrijk deel onze werkelijkheid bepalen. De eerder aangehaalde Hegel zou zijn vingers erbij aflikken. In onze tijd zijn de door macro-economen gekozen weegfactoren van beslissende invloed bij het nemen van politieke beslissingen. Zaken als maatschappelijk draagvlak en sociale cohesie zitten daar niet tussen. Hoop en perspectief of het gevoel erbij te horen, vind je niet terug in de modellen. De marktwerking wel.

Voordat ik het weet zit ik al bij de kredietcrisis en dat wil ik niet. Nog niet. Ik heb deze bijdrage als volgt opgebouwd. Allereerst wil ik met de regering stilstaan bij een aantal belangrijke politieke keuzen die zijn gepresenteerd op Prinsjesdag. Daarna wil ik een aantal zorgen delen.

Vervolgens kom ik bij de kredietcrisis en uiteindelijk wil ik ook nog een beetje vooruitkijken. Terug naar Prinsjesdag, de derde dinsdag in september met de presentatie van het regeringsbeleid en de daarbij behorende begroting.

In deze tijden getuigt voorspellen van hoogmoed. Analyses en dus ook begrotingen hebben de houdbaarheid van een dag. En toch, ondanks al die onzekerheden, moet er wel worden bestuurd. De onzekerheid over morgen mag geen reden zijn om vandaag niet te handelen. Ik heb daarom waardering voor het verlagen van de WW-premie en het niet verhogen van de btw. Combineer dat met de terughoudende opstelling rondom het ontslagrecht en zie: een sociaal akkoord kwam tot stand en daarmee rust aan het front. Daar is behoefte aan. Er is behoefte aan continuïteit en gelijkmatigheid in bestuur. Deze regering heeft daarvoor gezorgd, binnen de grenzen van het mogelijke. Dank daarvoor.

Dank daarom ook voor het gemillimeter op de koopkrachtplaatjes. Dat gemillimeter is voor burgers namelijk ongelofelijk belangrijk. Als je niet veel te besteden hebt, maken kleine bedragen een groot verschil. Twee miljoen kinderen krijgen in 2009 een kindgebonden budget en er is 300 mln. extra gevonden voor kinderopvang. Misschien is dat minder dan men wilde, maar het is wel meer dan ooit tevoren. Ten slotte blijft de huurverhoging beperkt tot de inflatie. Dat alles bij elkaar levert een positief beeld op voor de inkomensontwikkeling. Bovendien is gezorgd voor een overschot op de balans. Ook daarvoor dank, want het betekent minder schulden voor onze kinderen en kleinkinderen. Sterker nog, die schuld is op een historisch laag niveau terechtgekomen.

Het ging echter bij Prinsjesdag niet alleen om geld. Minister Eurlings dient dit najaar het wetsvoorstel over de kilometerprijs in bij de Raad van State. Dat is iets waar wij ons bijzonder op verheugen. De minister maakt bovendien werk van het vereenvoudigen van besluitvorming en gebruikt daarbij de adviezen – naar ik hoop in brede zin – van de commissie-Elverding en de commissie-Noordzij. Minister Koenders koppelt ontwikkelingssamenwerking aan de Millenniumontwikkelingsdoelen. Daarmee wordt veel aandacht gegeven aan kwetsbare staten zoals Sudan, Congo en Afghanistan. Dat is terecht, want waar geen veiligheid bestaat heeft ontwikkeling geen kans. Dat ben ik geheel eens met de heer Rosenthal. Dat gaat ons aan, want solidariteit houdt niet op bij de grens. Dat is misschien nog een politieke opvatting die je kunt hebben. Andersom is het naïef om te denken dat de gevolgen van armoede en politieke instabiliteit elders in de wereld niet uiteindelijk ook onze samenleving zullen infecteren. Mijn tussenconclusie is dat deze regering regeert en dat verstandig doet.

Dat neemt niet weg dat de leden van mijn fractie zich af en toe zorgen maken. Zij vragen zich af of het kabinet wel scherp genoeg de grenzen van de rechtsstaat in het vizier houdt en of het die grenzen misschien niet net iets te veel opzoekt. Ik geef een paar voorbeelden. Niet lang geleden behandelden wij hier het wetsvoorstel waarbij de burgemeester iemand tijdelijk een wijkverbod kan opleggen. De leden van mijn fractie zien dat het nodig kan zijn om in te grijpen, bijvoorbeeld bij de dreiging van huiselijk geweld. Zij vinden het echter gelijktijdig ingewikkeld dat iemand vrijheidsbeperkende maatregelen krijgt opgelegd – want dat zijn het – zonder dat sprake is van de een of andere procedure binnen het strafrecht. Eigenlijk vinden wij het niet goed doordacht. Is de regering bezig met het versterken van de positie van de burgemeester? Dat mag; het kan zelfs verstandig zijn. Maar als dat zo is, moeten wij daaraan dan niet zelfstandig een debat wijden? Nu gaat het hapsnap en ogenschijnlijk toevallig. Iets meer duidelijkheid over de verhouding tussen bestuurs- en strafrecht is dringend gewenst.

Iets vergelijkbaars was vorige week aan de orde bij de behandeling van de Wabo, de wet die regelt op welke wijze door de gemeente vergunningen worden verleend. Een belangrijk onderdeel van die wet is dat een vergunning automatisch wordt verleend op het moment dat de gemeente een bepaalde tijdsperiode heeft laten verlopen. De gemeente maakt een fout en daarvoor betalen burgers en belanghebbenden die bezwaar hadden willen maken de prijs. Deze toepassing van de Lex Silencio Positivo is wel een heel vreemde. Gelijktijdig voerden wij naar aanleiding van de Wabo voor de zoveelste keer een discussie met de regering over de welhaast beruchte vierde bestuurslaag. Ik zeg "naar aanleiding van", maar de discussie werd wel gevoerd. Onze fractie heeft duidelijk gemaakt – ik hoop tenminste dat zij dat in voldoende mate heeft gedaan – dat wij dat op deze wijze niet willen. Enige samenhang in de behandeling van de veiligheidsregio's, het ambulancevervoer, de Wabo-diensten en de Wgr-plus lijkt ons op zijn plaats.

Wij zijn overigens ook niet optimistisch over de behandeling van het wetsvoorstel over verruiming van de bevoegdheden van de inlichtingendiensten. Ik meen dat de heer Werner dit ook aanhaalde. Het doel, bestrijding van terrorisme, is natuurlijk prima. Maar wij gaan toch niet van elke Nederlander via data mining een potentiële verdachte maken? Daar lijkt het nu op. Onze zorg is werkelijk niet overdreven, want met antiterrorismewetgeving kan een overheid buitengewoon creatief omgaan. Dat hebben wij de afgelopen weken geleerd, toen de Engelse regering antiterrorismewetgeving gebruikte om IJslandse tegoeden te bevriezen. Dit kabinet zal zoiets natuurlijk nooit doen, maar misschien zijn opvolgers wel.

Nog een kleine irritatie en dan houd ik ermee op. Wij hebben hier enige weken geleden het wetsvoorstel behandeld dat ouders verplicht aanwezig te zijn bij een rechterlijke uitspraak aangaande hun minderjarige kinderen. Het wetsvoorstel was zo star en strak geformuleerd – mede naar aanleiding van een amendement van een partijgenoot in de Tweede Kamer, dus steek ik de hand in eigen boezem – dat wij daaruit begrepen dat de rechter alleen uitspraak kan doen indien beide ouders erbij aanwezig zijn. Er leek geen mogelijkheid te bestaan om hiervan in het kader van redelijkheid en billijkheid af te wijken. Dat is vragen om problemen en het druist in tegen de verstandige gewoonte om de rechterlijke macht in dit land enig beoordelingsvermogen toe te rekenen, hoe bescheiden dan ook.

De regering mag zeker ferm optreden, maar daarbij moet zij wel zorgvuldig de belangen van de individuele burger afwegen, met heel veel respect voor zijn of haar vrijheid. Laat ik drie spannende voorbeelden noemen van zaken die hier misschien nog aan de orde komen.

Het eerste voorbeeld betreft een actuele discussie over een onderwerp dat nu weer keurig wordt behandeld in de Tweede Kamer. Ik doel op het registreren van etnische achtergrond. Minister Vogelaar doet hiernaar onderzoek. In het kader van strafrechtelijke procedures kunnen wij ons hierbij wel degelijk iets voorstellen. Volgens ons zou een specifieke registratie onder voorwaarden kunnen, als die helpt om meer inzicht te krijgen in de effectiviteit van beleid. Wij kunnen ons echter niets voorstellen bij een generieke administratie van etnische afkomst, bijvoorbeeld in de Gemeentelijke Basis Administratie. De staat heeft niets te maken met iemands etnische achtergrond, geloofsovertuiging of seksuele voorkeur.

Een tweede voorbeeld betreft het verbod op het dragen van een boerka in het onderwijs. Wij begrijpen dat het hier niet gaat om de boerka als uiting van een religieuze overtuiging, maar om een kledingstuk dat het gezicht zodanig bedekt dat oogcontact of anderszins non-verbale communicatie onmogelijk wordt. In een onderwijsomgeving, die zo bepalend is voor de toekomstkansen van kinderen, is een dergelijk verbod in het belang van het kind te billijken. Een verbod op het dragen van een boerka op straat of in het openbaar vervoer zou echter betekenen dat wij een uitingsvorm van een religieuze overtuiging verbieden. Dat zou het kunnen betekenen, waarmee het echt een heel andere discussie wordt.

Dan het derde voorbeeld. Grote groepen zogenaamde lagere inkomens en middeninkomens zullen straks geen beroep meer kunnen doen op door de overheid betaalde rechtsbijstand, tenminste als het aan dit kabinet ligt. Als het aan de leden van mijn fractie ligt, zal dat nooit ofte nimmer ten koste gaan van de toegankelijkheid van ons rechtssysteem.

Nu kom ik langzaam maar zeker toch bij de kredietcrisis, maar dat doe ik via Europa. Ik ben zo blij dat Europa er is. Ik ben ongelofelijk blij dat onze voorouders Europa hebben durven te maken, vanuit de puinhopen van twee wereldoorlogen. Volgens mij is het een voorbeeld van een groots en meeslepend project. Als wij de afgelopen maanden een ding hebben geleerd, dan is het dat cynisme over het Europese project misplaatst is. Let wel: ik zeg niet dat kritiek misplaatst is. Krijg ik hierover geen opmerkingen? Prima.

De heer Kox (SP):

Ik was het heel erg eens met de heer Noten, die opmerkte dat cynisme over Europa niet op zijn plaats is. Cynisme is in de politiek nooit op zijn plaats. Realisme echter wel. Het zal de heer Noten ook zijn opgevallen – het viel de rest van de wereld in ieder geval wel op – dat op het moment dat men echt iets verwachtte van de Europese Unie, de Europese Commissie bezig was met iets als een kartel rondom afwasborstels. Wij hebben het te danken aan het ingrijpen van een aantal regeringsleiders dat het gaandeweg toch tot een coherent beleid is gekomen. Wat is de verklaring van de heer Noten daarvoor? Ik heb in mijn bijdrage gezegd dat er geen plan B was omdat het geloof dat de Commissie zich moest bezighouden met de vrije markt kennelijk zo groot was, dat dit niet werd voorzien. Waar was de Europese Commissie op het moment dat wij haar het meest nodig hadden? Dat moet ons toch een realistische – geen cynische – kijk op het functioneren van het stelsel geven.

De heer Noten (PvdA):

Ik denk dat het reëel is om je in deze tijd de vraag te stellen, of de rol van de Europese Commissie wat betreft het rechtstreeks invloed hebben op of macht uitoefenen over de Europese landen niet eigenlijk heel beperkt is. Ik weet eerlijk gezegd niet of ik dat erg vind. Dat lijkt mij een vraag die wij straks met elkaar nog moeten beantwoorden. Het is mij wel opgevallen dat de Europese regeringsleiders elkaar hebben weten te vinden binnen de context van Europa. Toen het echt noodzakelijk was, heeft regie en afstemming plaatsgevonden, uiteraard gegeven de belangen die de verschillende partijen in hun eigen landen nog steeds hebben en gezien de staat van Europa. Misschien leren wij hier dat formele structuren niet werken in tijden van crisis, waar informele structuren en gedeelde waardepatronen dat wel doen. Dat laatste is wat wij de afgelopen maanden in Europa hebben gezien.

De heer Kox (SP):

Ook daarmee ben ik erg blij. Het bleek dat men het Verdrag van Lissabon helemaal niet nodig had om tot een creatieve en adequate oplossing te komen. Dat zou ons ook aan het denken moeten zetten. Ik begrijp dat u erover wilt nadenken. Ik wil er ook over nadenken en de staatssecretaris wil altijd meedenken. Ik houd u eraan dat wij hierover nog een debat aangaan.

De voorzitter:

Mijnheer Noten, kunt u uw betoog voortzetten?

De heer Noten (PvdA):

Ik zal hier heel kort op reageren. Ik moet hierop reageren, anders zeg ik dat het Verdrag van Lissabon niet nodig is. Dat heb ik niet gezegd. De heer Kox draait de redenering nu om. Hij kent de logica wel: een koe is een beest, maar niet ieder beest is een koe. Ik denk dat het Verdrag van Lissabon noodzakelijk was. Ook denk ik dat men alleen met structuren geen Europa creëert.

Voorzitter. Ik spreek mijn dank en waardering uit voor onze politieke voorgangers, want zij hebben ervoor gezorgd dat wij onze afhankelijkheid van de Verenigde Staten in financieel en economisch opzicht stevig hebben weten te verkleinen. Het blijft echter de vraag of Europa sterk genoeg is en het coördinerend vermogen voldoet. Moeten wij geen Europese toezichthouder hebben? Is het niet noodzakelijk om naast een Europees monetair beleid te komen tot afspraken en beleid op het gebied van governance, compliance, marktordening en ook accountancyregels? Wij hebben Europese regelgeving nodig, want met Nederlandse regelgeving kunnen wij niet volstaan. Dat is helder. Wat mij betreft is de Amerikaanse regelgeving inadequaat gebleken. Het is sowieso zeer de vraag of wij niet naar een wereldorde moeten, waarin naast de Verenigde Staten ook andere wereldmachten een rol van betekenis vervullen.

Het staat nu toch wel vast – mocht daar ooit iemand aan getwijfeld hebben – dat de financiële sector een cruciale functie vervult in onze samenleving. Het instorten ervan heeft effecten van de tweede en derde orde die vanuit maatschappelijk oogpunt onaanvaardbaar zijn. Bij instortingsgevaar moet er politiek worden ingegrepen. Daarmee zijn wij nu dan toch echt bij de kredietcrisis aangekomen. Ik begin met complimenten te maken aan de regering. De wijze waarop het kabinet zich als crisismanager manifesteert verdient alle lof. Wij menen de afgelopen maanden in het handelen van de regering rondom de kredietcrisis al een aantal specifieke criteria voor overheidsinterventies te hebben ontdekt. Wellicht zijn die impliciet gebleven, maar vandaag kunnen zij iets explicieter worden.

Ten eerste lijkt het erop dat de interventies van de regering en dus de zekerheidstellingen die worden afgegeven, gericht zijn op het versterken van het vertrouwen bij spaarders en het vertrouwen tussen banken onderling. Het eerste om de solvabiliteit op peil te houden en het tweede om de onderlinge kredietstromen in stand te houden. Het belang van de aandeelhouder blijft daarmee buiten beeld. Ten principale zijn wij het daarmee eens, maar wij worstelen dan wel met de positie van de pensioenfondsen. Die zijn een merkwaardige combinatie van institutionele belegger op de aandelenmarkt en tegelijk spaargeldbeheerder van de deelnemers. Op zijn minst is dat psychologisch zo. Moet er dan niet opnieuw worden gekeken naar bijvoorbeeld de IFRS-regels? Dat zijn regels die bedrijven bijna dwingen om hun eindloon- en middelloonregelingen om te zetten in beschikbare premieregelingen, waardoor de risico's bijna helemaal bij de deelnemers komen te liggen. De ondernemingen die dat niet gedaan hebben, zitten nu met een onbegrijpelijke volatiliteit op de balans. Daarnaast denken wij dat De Nederlandsche Bank de komende tijd terughoudend moet zijn met het vragen van herstelplannen. Heftig ingrijpen op basis van de huidige beurssentimenten en de daaruit voortvloeiende dekkingsgraad is volgens ons volledig contraproductief. Ik ga op dit punt nog even door: is de regering het met ons eens dat niet moet worden overgaan tot de invoering van Solvency II omdat dit leidt tot een hogere solvabiliteitseis aan kapitaaldekkende systemen? Wij begrijpen overigens ook dat de solvabiliteitseisen voor banken in de toekomst zullen worden verhoogd. Dat is noodzakelijk om het vertrouwen in banken onderling te herstellen, maar gelijktijdig voor langere tijd een enorme rem op de kredietverschaffing, wat weer een negatief effect zal hebben op de economische groei. Gaat de regering proberen dat effect op te vangen door – ik zeg dit met nadruk – zelf een rol te gaan spelen bij de kredietverlening aan het mkb? Komt Tante Agaath weer terug? Misschien is dat een goed idee; haar sokken zijn momenteel buitengewoon goed gevuld. Ten slotte: is het niet zinvol om, ook in dit kader, de onderhandelingen over Basel II te heropenen?

Ten tweede neemt de Nederlandse overheid, in tegenstelling tot de Verenigde Staten, niet de risico's over, maar richt zij zich op het versterken van de balans bij banken door het nemen van een belang. Dat is iets anders dan het simpelweg nationaliseren van een bank, maar het lijkt er wel een beetje op. In ieder geval betekent dat het meedragen van risico's, met alle mogelijke gevolgen, die bij het ondernemerschap horen. Het is dan ook nog absoluut niet zeker dat de belastingbetaler gaat meebetalen aan het weer stabiliseren van de financiële sector. In tegendeel. Deze ondernemende overheid zou wel eens heel veel kunnen gaan verdienen aan haar deelnemingen bij drie van de vier grote banken in ons land. Laat de NMa dat niet horen. De leden van mijn fractie vragen zich af hoe het nu precies zit met die risico's. Wat betekenen die voor toekomstige begrotingen? Werkt het door bij het vaststellen van de hoogte van onze staatsschuld? Wat doen wij met boekwinsten? En last but not least: wat doen wij met de reële winst na verkoop, als die er is? Keren wij die uit in de vorm van een superdividend? Wij kunnen ons betere bestedingen voorstellen.

Ten derde heeft de regering niet alleen simpelweg een deelneming genomen, maar zich vervolgens ook als activistisch aandeelhouder opgesteld. Zij bepaalt voor een belangrijk deel de samenstelling van raden van bestuur en commissarissen. Zij claimt middels die commissarissen het vetorecht bij belangrijke strategische beslissingen en grijpt in bij de beloning van topbestuurders. Ook vraagt zij bij drie van de vier grote banken om een heroriëntatie van de betrokken banken op hun eigen marktpositie. Wederom zeg ik: laat de NMa het niet horen. De leden van mijn fractie ondersteunen dit overheidsingrijpen volledig, maar vragen zich wel af welke gevolgen dit op de langere termijn heeft voor de financiële sector als zodanig. In feite is er nu een situatie ontstaan van marktdominantie door de overheid. Wat vindt de regering daarvan? Hoe zien wij de financiële sector in onze samenleving? Is de financiële sector in feite een publieke infrastructuur? Wat zijn de grenzen tussen publiek en privaat? Hoe worden die grenzen bewaakt? Gaat de regering uiteindelijk zelf bankieren? Vertrouwt zij zich dat toe? De leden van mijn fractie zijn overtuigd van de beste bedoelingen van onze regering, maar het lijkt ons bepaald niet zonder buitengewoon grote risico's, om het besturen van de financiële sector over te laten aan politici. Hoe ziet de regering dat?

De heer Rosenthal (VVD):

Ik stel even een verhelderende vraag aan de heer Noten. Is hij de mening toegedaan dat de overheidscommissarissen bij de desbetreffende ondernemingen, krachtens de wetgeving, worden geacht op te treden in het belang van de onderneming?

De heer Noten (PvdA):

Een commissaris is wettelijk verplicht op te treden in het belang van alle stakeholders, dus niet in het belang van de onderneming. Ik weet niet waar de heer Rosenthal dat vandaan haalt; dat staat nergens geschreven. Tot de stakeholders behoren ook de aandeelhouders. Als je de belangen van de aandeelhouders moet dienen en de Staat bezit 100% van de aandelen, dan moet de commissaris de belangen van de Staat dienen. Dat moeten alle commissarissen van Fortis. De Staat definieert in dit verband haar belangen, niet Fortis.

De voorzitter:

U kunt uw betoog vervolgen.

De heer Noten (PvdA):

Ja, dit is een spannend punt. Zo ligt het op dit moment. Ik denk dat het niet goed is; dit moet veranderen.

Ten vierde lijkt het erop dat de regering van maandag tot en met vrijdag regeert en in het weekend handelt. Dit is zeer te begrijpen, maar het klopt natuurlijk niet. Als de regering geld wil uitgeven, moet daar een wettelijke basis voor zijn en die basis lijkt te ontbreken. Of vergissen wij ons daarin? Wij lijken in een situatie te zijn terechtgekomen waarin de regering niet vooraf om toestemming vraagt, maar achteraf om vergeving. Er bestaat geen twijfel over dat dit noodzakelijk is in een crisissituatie, maar staatsrechtelijk lopen wij hier langs de grens van wat acceptabel is. De leden van mijn fractie zijn benieuwd naar de opvatting van de regering over dit duivelse dilemma.

Ik begon mijn betoog met de opmerking: dit zijn rare tijden. Dat is ook zo, maar het is bovendien een heel bijzondere dag. Op dit moment ontwaken de Verenigde Staten van Amerika. Ik stel mij dat ook zo voor: dat wekkers afgaan. De Amerikaanse burgers worden wakker en zullen de komende uren de gang naar de stembus maken om een nieuwe president te kiezen. Amerika is een land dat voor de vrije wereld in menig opzicht een baken was en nog steeds is, dat letterlijk voor de vrijheid gevochten heeft, ook de onze. Het is echter ook een land dat ons de afgelopen jaren heeft geleid naar een financiële en economische crisis die zijn weerga niet kent. De grootste economie ter wereld is een huishouden waarin iedereen op de pof leeft en wij hebben daar last van.

Moet een overheid zich niet iedere keer weer de vraag stellen wat de gevolgen van haar beleid zijn voor toekomstige generaties? Of je jezelf die vraag stelt vanuit het conservatisme zoals verwoord door Burke, vanuit het rentmeesterschap van het christelijk gedachtegoed of vanuit het sociaaldemocratische uitgangspunt van solidariteit, iedere keer gaat het er weer om of wat wij doen een bijdrage levert aan een duurzame, hopelijk rechtvaardige, maar op zijn minst leefbare wereld. Die vraag is de afgelopen jaren door de Amerikaanse regering niet of niet in voldoende mate gesteld.

De leden van de PvdA-fractie hopen op een verandering want de financiële crisis is niet de enige crisis waar het Angelsaksische gedachtegoed ons in voorgaat. Het welhaast blinde vertrouwen in de vooruitgang die een vrije wereldmarkt ons brengt, lijkt vandaag misplaatst. Begrijp ons goed, wij betwijfelen niet het belang en de noodzaak van ondernemingsgewijze productie. Zij brengt ons immers grote welvaart maar voor die welvaart betalen wij wel een prijs. Misschien hebben wij de markt te vrij gelaten zonder een adequate maatschappelijke regulering, wat nog niet per se toezicht houden hoeft te betekenen. Wij leven boven onze middelen, boven onze stand. Wij vreten onze voorraden op. Terwijl wij het begrotingstekort hebben weggewerkt en onze staatsschuld weten te verminderen, denderen wij af op een tekort dat misschien wel veel ernstiger is: een tekort aan energie. Het karakter van deze crisis zal sluipender zijn dan dat van de kredietcrisis, maar haar gevolgen voor de wereldorde wellicht veel ernstiger. Een kleine voorbode zagen wij in het voorjaar toen de prijs voor een vat olie $150 naderde. Ik meen dat de prijs weer rond de $60 ligt, overigens met dank aan de kredietcrisis. Zonder de kredietcrisis zou de prijs immers vast nog boven $150 liggen. Er is dus slechts sprake van uitstel. De welvaart kan niet beperkt blijven tot de westerse wereld. Ergo: de vraag naar energie zal heel erg stijgen en de voorraden heel erg eindig blijken.

De investeringen in duurzame energie, als wij de bedragen van EZ en VROM ruimhartig bij elkaar optellen, liggen rond het miljard. Dat is één vijfde van wat wij uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking en één tiende van onze zonet verworven deelneming in de ING. Dat is toch buiten iedere verhouding?

De heer Kox (SP):

Ook op dit punt ben ik het met de heer Noten eens.

Als energie zo'n enorm grote rol gaat spelen in de toekomst, los van de prijsontwikkeling, zijn wij het er dan over eens dat wij onder de huidige omstandigheden het kabinet eigenlijk moeten vragen om nog eens erg goed na te denken over wat wij nu aan het doen zijn met onze energiebedrijven? Immers, het probleem van een privaat energiebedrijf is dat het zo veel mogelijk wil verkopen en daar zo veel mogelijk aan wil verdienen. Daar kun je geen enkel bedrijf ongelijk in geven, maar van energie moeten wij eigenlijk juist zo weinig mogelijk willen verkopen. Zijn de fracties van de PvdA en het CDA bereid het kabinet het signaal te geven dat het daar nog eens over na moet denken?

De heer Noten (PvdA):

Ik heb dat signaal net enigszins gegeven door in het debat het woord "unheimisch" te gebruiken. Dat betekent dat je je er wat ongemakkelijk bij voelt. Ik zal op dat punt iets preciezer zijn. Ik meen nog steeds dat distributie van energie best aan de markt overgelaten kan worden. Ik weet niet meer zeker of de toekomstige productie van energie nog wel aan de markt of alleen aan de markt kan worden overgelaten. Die vraag is van een heel andere orde. Het is dus niet alleen een vraagstuk over de spanning tussen het publieke en private domein, maar ook een vraagstuk over het vermogen om duurzame energie nu economisch verantwoord te genereren zodat die concurrerend is met andere, niet-duurzame vormen van energieproductie. Het gaat dus niet alleen om publiek versus privaat. Is dat voldoende signaal voor de heer Kox?

Voorzitter. Een tiende van onze zonet verworven deelneming in de ING is toch buiten iedere verhouding? Het zal vast zo zijn dat investeringen in duurzame energie niet snel voldoen aan de terugverdientijden die het CPB hanteert, maar dat kan in dit geval niet het toetsingskader zijn. Een beetje meer ondernemende overheid is hier waarlijk op zijn plaats. De opstelling van het kabinet bij kernenergie is ook niet echt spannend te noemen. Politiek correct wordt ons verteld wat er niet gaat gebeuren in de huidige periode, namelijk besluiten nemen. En zo is het ook. Er wordt onvoldoende verteld wat er in de komende periode wel gaat gebeuren. Mij dunkt dat op dit punt de liefde tussen de heer Werner en mij ook moet kunnen opbloeien.

Wij kunnen het wereldvraagstuk van energie niet in dit land oplossen. Dat realiseren wij ons heel goed. Door echter het energievraagstuk in dit land op te lossen, leveren wij wel onze bijdrage aan het wereldvraagstuk. Stel nu eens dat dit kabinet heel veel gaat verdienen met zijn deelnemingen in de financiële sector. Dat sluiten de leden van mijn fractie in het geheel niet uit. Waarom kunnen wij dan nu niet afspreken dat die mogelijke opbrengst straks voor 100% wordt geïnvesteerd in alternatieve en duurzame energie? Ook dat is het verkleinen van een schuld aan onze kleinkinderen. Dan zouden wij echt het gevoel hebben dat wij hier iets maken, namelijk een samenleving die onafhankelijk is van door anderen te leveren energie en die met een duurzaam beleid wordt overgedragen aan haar kinderen.

Kredietcrisis, energiecrisis: helaas, wij zijn er nog niet. Wij hebben er nog een paar te gaan: een crisis door klimaat, grondstoffen, voedsel en, voor grote delen van de wereld, water. En uiteindelijk, als wij niet oppassen, kan uit de vorige crises een politiek crisis voortvloeien met als gevolg een onvrije samenleving. Ik zeg het hier in een klein zinnetje, maar de betekenis ervan is fenomenaal.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

De heer Noten spreekt over veel crises. Zijn er ook crises die je even aan de kant kunt zetten en die niet met elkaar te maken hebben, of ziet de heer Noten een samenhang?

De heer Noten (PvdA):

Het lijkt mij onmogelijk om de financiële crisis, de financiële verhoudingen op langere termijn, de voedselcrisis, de klimaatcrisis en de energiecrisis los te zien van elkaar.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Is er ook een karakterisering te geven voor die samenhang van al die vormen van crises in de maatschappij? Ik hoop er later nog zelf over te spreken. Wat is daarvan de spits? Kan de heer Noten in één zinnetje zeggen op welk punt het vastloopt?

De heer Noten (PvdA):

De spits is de volgende. Wij vreten onze planeet op. Wij bedreigen die planeet voor onze kinderen. Wij steken onze kop in het zand, want wij consumeren liever in het hier en nu. Als wij vandaag kunnen afspreken dat wij onze kop uit het zand trekken, zou ik dat geweldig vinden. Is dat spits genoeg? Of moet het nog spitser?

De voorzitter:

Wij hebben nog een tweede termijn.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Ik hoop het straks iets specifieker te zeggen.

De heer Noten (PvdA):

Voorzitter. De commissie-Veerman heeft scenario's ontwikkeld naar aanleiding van de klimaatveranderingen, de stijging van het waterniveau en de gevolgen daarvan voor onze infrastructuur. Die gevolgen zijn ingrijpend, de noodzakelijke maatregelen draconisch. Het is echter maar één aspect. De leden van mijn fractie vinden dat er echt scenario's moeten worden ontwikkeld waarin deze dramatische ontwikkelingen in onderlinge samenhang worden bezien. Wij vinden dat daarmee haast moet worden gemaakt. Misschien sluit dit wel aan op de opmerkingen van de heren Schouw en Kox.

Grote maakbaarheid, kleine maakbaarheid. Ik wil deze beschouwing niet eindigen met een overweldigende opdracht, een opdracht zo groot dat de regering er moedeloos van wordt. Dat is het laatste wat ik wil en dat hoeft ook niet, want er zijn nog een heleboel belangrijke zaken aan te pakken die dichterbij liggen en minstens zo fundamenteel zijn en die kunnen leiden tot het vergroten van de kansen van mensen, die hun meer mogelijkheden kunnen bieden om mee te doen in onze samenleving. Om die kansen te vergroten zijn heel veel wetten gemaakt. Ik pleit hier niet voor minder ministeries, maar wel voor andere wetten. Soms zijn er zoveel wetten voor zoveel mensen dat de leden van mijn fractie zich afvragen of de werkelijkheid die wij hebben bedacht, niet te moeilijk is geworden. Ik geef een eenvoudig voorbeeld. Een verpleegkundige komt bij een alleenstaande vrouw om haar een spuit te zetten ter behandeling van een infectie. Zij treft de vrouw aan liggend op de grond in haar eigen uitwerpselen. Het is pijnlijk, maar voor veel mensen is dit dagelijkse routine. Zodra deze verpleegkundige het huis binnengaat, zijn drie wetten van toepassing.

Ten eerste de Zorgverzekeringswet. Ze kwam namelijk voor het zetten van die spuit. Ten tweede moet de vrouw worden gewassen. Dat valt onder de AWBZ. En ten derde moet het huis worden schoongemaakt. Dat valt op dit moment onder de Wmo. Nu is de kans groot dat het door de geïntroduceerde marktwerking niet alleen maar gaat om drie wetten, maar ook om drie zorgaanbieders en dus ook om drie zorgverleners. Deze kafkaëske situatie is niet alleen dramatisch voor de patiënt maar ook voor de professional. Tijdens het zorgdebat in deze Kamer heeft mijn collega Putters de regering niet voor niets nog eens aan herinnerd aan de toezegging aan deze Kamer om de marktwerking in de zorg te evalueren, en dan niet alleen wat betreft de Zorgverzekeringswet maar ook en in samenhang met de Wmo en de AWBZ.

Een tweede voorbeeld is helaas veel te makkelijk te vinden: in de wereld van de jeugdzorg, het speciaal onderwijs, de ondersteunende en activerende begeleiding binnen de AWBZ, de WSW, de Wajong, maar ook bij de preventie in het kader van jeugdcriminaliteit. Dit lijstje is niet uitputtend. De kans dat een jongere die om welke reden dan ook moeite heeft om een plek te vinden in onze samenleving, onder al die wetten tegelijkertijd valt, en daarmee met vijf ministeries en met de bijbehorende zorgverleners te maken heeft, nadert 100%. Ik weet niet of men zich daarvan bewust is, maar die kans nadert werkelijk 100%. Je maakt jongeren niet weerbaar en zelfstandig door er een technocratie op los te laten, maar dat is wel wat wij doen. De commissie-De Vries heeft belangrijke ideeën aangedragen die niet alleen zorgen voor meer eenvoud, maar ook voor meer menselijkheid en meer kansen op succes. Ik weet dat het vreemd klinkt, maar ik wens de minister voor Jeugd en Gezin veel succes met de uitvoering van de aanbevelingen van die commissie.

Het gaat echt om de vraag welke wereld wij hier met elkaar construeren en of die wereld nog wel iets te maken heeft met de werkelijkheid daarbuiten. Het zijn rare tijden, er is weinig zeker en toch moet er bestuurd worden. Als alles golft, kun je niet terugvallen op de rekenmodellen van het Centraal Planbureau en je niet laten sturen door opiniepeilingen of de procedures van de technocraten. Je kunt je niet verschuilen achter de ruggen van de adviseurs. Je moet het zelf doen en terugvallen op de waarden die je vertegenwoordigt: vrijheid in het hier en nu en solidariteit met toekomstige generaties. Wij, de leden van mijn fractie, vertrouwen dat deze regering toe. De socioloog Nico Frijda beantwoordde de vraag: "kan de mens denken", na heel veel omzwervingen met: "een beetje". In navolging: is de samenleving maakbaar? Een beetje. Maar dat beetje maakt wel het hele verschil. Wij zijn benieuwd naar de reactie van de regering.

De heer Thissen (GroenLinks):

Voorzitter. De bijdrage van de fractie van GroenLinks heeft dit jaar als titel meegekregen: gebroken spiegels en verloren greep.

Vandaag kiezen Amerikanen hun nieuwe president. De columnist Plasterk, nu lid van dit kabinet, maar helaas in China, schreef vier jaar geleden in de Volkskrant de volgende vergelijking tussen onze politici en de Amerikaanse: "Nederlandse politici schijnen het vies, populistisch te vinden, om naar hun kiezers te luisteren. Iets wat in de VS (en Engeland) juist heel gewoon is, je mening afstemmen op de kiezers die je vertegenwoordigt." De columnist concludeert: "Haagse politici luisteren soms naar hun eigen mening (als ze die hebben), soms naar hun partij (als het moet), zo min mogelijk naar hun kiezers (die ze niet hoog hebben), maar vooral naar andere Haagse politici en naar ambtenaren en journalisten die dezelfde cafés op de vierkante kilometer Den Haag frequenteren." De column droeg de titel "Het volk kan ook gelijk hebben".

Het gaat wellicht niet zozeer over het gelijk hebben en ik wil hier zeker niet het Verdonkse en inhoudsloze populisme propageren, noch somberen over de kwaliteit van Haagse politici in het algemeen, maar wel iets zeggen over dat luisteren naar burgers en professionals in relatie tot dit kabinet. Laat het kabinet zich nog wat zeggen? Als je niet genegen bent heel goed te luisteren, hoe weet je dan nog of je met de goede dingen bezig bent in de ogen van burgers, in wezen onze opdrachtgevers en medeproducenten van de samenleving?

Ik moet het kabinet oprecht een compliment maken en in dat compliment zit tegelijkertijd een kwestie waarover ik mij het hoofd breek. Met een enorme drive en met een goed getimed gevoel van urgentie is ingegrepen om te voorkomen dat de kredietcrisis ons financieel systeem zou verwoesten. Bij absentie van de minister van Financiën treft dit compliment de minister-president in het bijzonder, met een knipoog naar de CDA-fractie. Men had de juiste diagnose en het handelingsperspectief en de ingrepen blijken tot nu toe redelijk adequaat. Maar, en dat is mijn hoofdbreken, waarom nu wel als het om geld en om de belangen van banken, verzekeraars en rekeninghouders gaat? Omdat het te tellen is? Omdat niet alleen de bewindslieden maar ook alle burgers snappen dat deze crisis kan leiden tot minder geld in de portemonnee, tot minder waarde van spaargeld en huizen, tot minder economische groei en daardoor tot minder koopkracht? Is de reden om fors, met heel veel geld, snel en alert in te grijpen dat het om geld gaat?

Er zijn crises die al eerder en ook ernstig gevoeld worden door veel meer mensen. Deze crises dienen zich niet zo overrompelend aan als de duikelende beurskoersen, maar gaan juist sluipend, terwijl hun impact die van de kredietcrisis vele malen overstijgt. Anders dan bij het ingrijpen in marktsystemen is door burgers al heel lang juist exclusief aan de overheid als opdracht gegeven om de boel hier goed te regelen. Ik pak er een uit om mijn zorg te illustreren: onderwijs en zorg voor jongeren.

Jaar na jaar verlaten zo'n veertigduizend jongens en meiden zonder startkwalificatie vmbo, mbo maar ook havo en vwo. Een deel van deze leerlingen, vooral in de grotere steden en in de zogenaamde prachtwijken, hebben naast onderwijs veel zorg nodig, vanwege dramatische thuissituaties, verslavingen, schulden, achterstanden in taal en ontwikkeling, psychische problemen. Een deel van de uitvallers is dat geworden omdat zij niet over het netwerk beschikken om een stageplek te bemachtigen, een vereiste om aan opleidingen in het roc te kunnen beginnen. Een deel van de uitvallers is dat geworden omdat zij een gesloten schooldeur troffen toen zij hun problemen halverwege het jaar hadden overwonnen en terug wilden naar school. Een deel van de jongeren met wie het zo slecht gaat, staat langdurig op wachtlijsten voor jeugdzorg of andere hulp. Een deel van de jongeren is uitgevallen omdat school hen niet bood wat ze nodig hebben. Ze wilden een vak leren en werden drie jaar lang getergd met cognitieve overdracht. Het zijn slechts een paar van de meest pregnante uitingen van de crisis die in aantallen getroffen mensen en in schade de kredietcrisis vele malen overtreft.

Het gaat hier om weggelekt kapitaal voor de toekomst en desinvesteringen. Jongeren moeten er toch voor zorgen dat Nederland kan excelleren in kennis en innovatie? Zij mogen toch niet mislukken? Iedere dag zijn ze wel onderwerp van gesprek hier in Den Haag en in de media. De teneur is vrijwel altijd dat er met jongeren vooral heel veel mis is. En welke toerusting krijgen zij? Gaten in lesroosters, vaak onbevoegde docenten, machteloze scholen, slechte aansluiting tussen vmbo en mbo en vooral weinig flexibiliteit. Leg het de ouders eens uit die met liefde voor hun kind en met betrokkenheid verbaasd de wereld inkijken, omdat er geen sluitende aanpak is. Mijn fractie juicht de introductie van vakscholen toe en pleit ervoor om de systematiek en methodiek van de centra voor vakopleiding weer in te voeren.

Er is een discussie over twee instapmomenten per jaar in het roc. Wij vragen ons in gemoede af: wat twee instapmomenten? 365 instapmomenten in het jaar. Elke dag opnieuw een kans voor een jongere om zijn talent te ontwikkelen en te werken aan een deugdelijke startkwalificatie. Want een dag niet geïnvesteerd in het leven van een jongere, is een verloren dag. Daar weegt het bureaucratisch belang van een teldatum niet tegen op.

Ik heb de crisis geschetst. En waar is het kabinet mee gekomen? Minister Rouvoet strijdt tegen de verkokering in de jeugdzorg door een extra loket in te richten: de centra voor jeugd en gezin. Meer bureaucratie om de bureaucratie te bestrijden. Beste minister Rouvoet, de vindplaats is niet het probleem, iedere school kan vertellen welke jongeren ondersteuning nodig hebben. Het probleem ligt bij de uitvoering, de wachtlijsten en inadequate hulpverlening, en dat gaat een database niet verhelpen.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt gaat de kwaliteit van het onderwijs verbeteren. Dat is fantastisch, maar zij doet het door de exameneisen te verhogen. Iedere leerling in het voortgezet onderwijs prikt hier onmiddellijk doorheen. "In plaats van ons beter onderwijs te geven, gaan ze examens moeilijker maken. Alsof het onze zesjescultuur is", zei een 14-jarige scholier in de NRC. Overigens blijkt de staatssecretaris ook over een zeer kort geheugen te beschikken. De boodschap van de commissie-Dijsselbloem was: "laat het onderwijs eens een tijdje met rust". Deze werd in april door alle partijen nog zo ongeveer doodgeknuffeld, maar is nu alweer lang vergeten. Vergeten door het kabinet, maar niet door de leerlingen en de leraren, die weliswaar hoger worden beloond, maar slechts meewarig kijken naar dit schijnbare wantrouwen en dergelijke nieuwe missives uit Den Haag.

Ik heb een van de crises geschetst waardoor zeer veel mensen in onze samenleving getroffen worden: leerlingen, ouders, leraren en in het verlengde ervan werkgevers en dus uiteindelijk ook de economie. Waar is dezelfde urgentie die bij de kredietcrisis heeft geleid tot flink en met lef ingrijpen? Zijn deze 40.000 jongeren in zekere zin niet ook een kredietcrisis? Een nationale schuld voor een werkende toekomst? Is dat dan een toekomst die werkt?

Burgers hebben de overheid een opdracht gegeven om onderwijs, zorg, infrastructuur, sociale zekerheid te organiseren en uit te voeren. Zij trekken aan de bel bij bijvoorbeeld de Nationale ombudsman, als dat niet goed loopt. De Nationale ombudsman is voor de overheid een zeer waardevol instituut om misstanden in haar uitvoering te ontwarren, zodat de overheid zich op basis hiervan kan verbeteren. Bij de ombudsman komen immers klachten terecht wanneer mensen er met de overheidsinstellingen niet uit zijn gekomen. De snelheid waarmee het kabinet zijn aanbevelingen jaarlijks in zijn algemene beschouwingen bij zijn jaarverslag, en daarmee dus reële problematiek van burgers, in de hoek heeft gesmeten, is ongeëvenaard. Ik noem dat gebroken spiegels. Het kabinet wil blijkbaar niet horen dat zijn inzet op wantrouwen van burgers averechts werkt. De overheid wil blijkbaar niet investeren in een betere relatie met de burger, nota bene degene in wiens opdracht zij haar werk doet. Hoe kan de overheid het beste voor dit land doen, voor haar inwoners, als zij hun stem niet wil horen, hun gedegen adviezen onmiddellijk naast zich neerlegt, zelfs afdoet als stemmingmakerij. Een zelfde lot overkomt heel vaak de vicepresident van de Raad van State bij zijn algemene beschouwingen bij het jaarverslag van de raad.

Ik kan nog andere crises noemen, met een vergelijkbare analyse. De praktijk vraagt oplossingen die door dit kabinet niet worden geboden. Leg het de kinderen eens uit die, terwijl zij geconfronteerd worden met hun hoogbejaarde ouder of ouders, met de handen in het haar staan uit liefde voor en uit betrokkenheid bij hun dierbare vader of moeder die vanwege het zorgtekort de hele dag in bed ligt in hun verzorgingshuis, en geen goede zorg krijgt. Leg het de familie van de dierbare met een psychische handicap eens uit die uit liefde en betrokkenheid zich vertwijfeld afvraagt, hoe het komt dat de kwaliteit van sommige ggz-instellingen of -klinieken zo slecht is dat de behandeling nauwelijks uit de verf komt. Leg het eens uit dat de regering dan niet in een weekeinde 16 mld. vindt om de ergste nood te ledigen voor de zorg, het onderwijs, de jeugdzorg, de infrastructuur, het openbaar vervoer, het milieu en de natuur.

Dezelfde redenering geldt voor de klimaatcrisis. Het kabinet moet zichzelf verlossen van de tunnelvisie bij het oplossen van de kredietcrisis. Nu is het juist tijd om internationaal ons financieel-economisch stelsel te hervormen in het licht van nieuw te vormen evenwicht tussen menselijk handelen en het gebruik van deze aarde en dus ook van het klimaat. Het kabinet moet verbinding maken met als doel duurzaamheid. Ad hoc ingrijpen bij de kredietcrisis was adequaat voor de korte en middellange termijn, maar nu zal het een balans moeten zoeken en generatiebestendig beleid moeten invoeren in alle opzichten, om de aanpak van de klimaatcrisis deugdelijk aan te pakken voor de langere termijn. Bieden in het heden behaalde, tijdelijke resultaten garantie voor de nabije toekomst?

Europa liet zich zien in een gezamenlijke aanpak van de kredietcrisis. Gaat Europa straks door om die aanpak te verbinden met die van de klimaatcrisis, in de zin van een alomvattende, nieuwe visie die economie, ecologie, generatie- en toekomstbestendig beleid aan elkaar koppelt? Die visie wordt duidelijk nog niet ontwikkeld. Wij zijn zelfs bang dat wanneer straks de economische recessie intreedt, het weer meer ieder voor zich wordt in Europa, omdat elke regering vooral de eigen industrie wil beschermen. Alsof ook niet alle economieën diep met elkaar verbonden zijn!

Tot nu toe leek het klimaat de topprioriteit. Het grote gevaar is dat dit nu gaat afvlakken, maar die urgentie is niet verdwenen. Dus ga niet alleen paniekerig van het ene gat naar het andere, maar smeed nu eens een alomvattende visie op een duurzaam integraal beleid.

Wat is wijsheid? Wat is beleid? Dat is toch veel meer dan het doen van geldinjecties? Of kun je niks anders dan de beurs trekken, omdat je geen idee hebt over of geen visie hebt op de oplossing van de meer ingewikkelde problemen en vooral de samenhang daartussen? Daarom was het kabinet natuurlijk blij met het rapport van de commissie-Veerman. Het hoefde namelijk alleen maar de beurs te trekken.

De commissie-Veerman zegt dat het hoogwater is en dat wij minstens 50 mld. nodig hebben. Wij moeten elk jaar een miljard investeren. Water is concreet te maken en uit te beelden en voor te stellen en uit te leggen. Dat hoeft u mij niet uit te leggen; ik woon vlak bij de Maas. Verhoog die dijken en duinen, bouw meer sluizen, stuwen, dammen. Dat is handelingsperspectief. Wij trekken de beurs. Maar de kern is dat je de klimaatcrisis niet kunt bezweren met geld alleen en met amendementen op de beweging. Je zult een totaal nieuw concept moeten bedenken van mobiliteit, energie, produceren enzovoorts.

Als je op zoek bent naar greep op de diverse crises, is de vraag naar governance gerechtvaardigd. Van wie is de zorg nog? Van wie is het onderwijs nog? Van wie zijn de aarde, het water en de lucht? Van wie, van wie? De afgelopen decennia zijn we geconfronteerd met de introductie van de ideologie van het neoliberale denken. Het spoelde vanuit de Angelsaksische landen aan, het ging aan land de duinen over onder leiding van de VVD, het tastte Den Haag aan en het werd als virus verspreid over tal van sectoren in onze samenleving en het misleidde het denken van tal van zelfstandig denkende mensen. Het misleidde het denken van vooral ook de "homo politicus". Wij hoeven geen directe greep meer.

Voelt het kabinet het dan als zijn verantwoordelijkheid om deze vragen – bijvoorbeeld van wie is het onderwijs nog – onmiddellijk op te pakken, simpelweg omdat het de uiteindelijke verantwoordelijkheid heeft voor dit soort zaken, en het deze echt niet kan terugverwijzen naar scholen, die er blijkbaar in de ogen van burgers soms een potje van maken? Of zegt het kabinet: ouders, leerlingen, het is jullie verantwoordelijkheid? U moet maar dealen met die scholen. U sleept uw kinderen gewoon van een slechte school naar een goede, en dan zal die slechte school het wel voelen, en dan gaat hij vanzelf failliet. Wij geloven immers in de markt. Wij houden ook halfslachtig toezicht op scholen, want dat kunt u als consument het beste. Het professioneel georganiseerde toezicht heeft wereldwijd gefaald, niet alleen financieel, ook in de zorg, ook in het onderwijs. En dan zou een individuele burger dit wel kunnen?

De markt reguleert zichzelf. Ouders en leerlingen kiezen aan de hand van de ranglijstjes in Trouw, Elsevier, AD en de website van de Onderwijsinspectie of die van VWS wat de beste school of ziekenhuis is. Wij hebben toezicht, wij houden afstand. Omdat de markt zichzelf reguleerde, werd er op grote schaal gefuseerd. Schaalvergroting leidde in veel gevallen tot afstand. Zij leidde tot anonimiteit. Wij noemden dat rationalisering. Het werd dehumanisering.

In de financiële wereld verwerd het neoliberale denken tot het superlatief van hebzucht. Niet alleen de topbankiers, maar ook de aandeelhouders, niet alleen de institutionele maar ook de particuliere aandeelhouders werden gedreven door begeerte naar meer. "The invisible hand" werd in de nachtzijde van het kapitaal en via geloof en psychologie tot een gokpaleis waarover de marktbereider pur sang Gerrit Zalm zich recentelijk zeer kritisch uitliet. Is er nog een weg terug na ten hele te zijn gedwaald, die een stap vooruit zou kunnen betekenen? Juist vanwege bovenstaande leggen individuele burgers bepaalde taken bij de overheid, omdat zij hierin alleen niet hun eigen weg weten te vinden.

Zijn wij nog wel in staat om uitstekend toezicht te kunnen houden, waar we de greep verloren hebben? Nee. Niet alleen in de financiële sector, maar ook in de zorg – zie de ziekenhuizen – en in het onderwijs faalt het toezicht soms schromelijk. Dat toezicht hebben burgers ook in handen gelegd van professionele derden, omdat ze dat individueel niet kunnen.

Mijn fractie is heel erg benieuwd naar de reflecties en evaluaties over de toezichthoudende rol van De Nederlandsche Bank in de opmaat naar de kredietcrisis en tijdens deze crisis.

Voor toezicht en scherpte heeft de macht tegenmacht en vooral tegenspraak nodig. Hoe tekenend zijn de CDA-oprispingen aan de overzijde om bijvoorbeeld de milieubeweging niet meer te subsidiëren omdat zij met overheidsgeld tegenacties en campagnes organiseert tegen voorgenomen beleid? Dat is wel een heel bedenkelijke opvatting van democratie. Een democratie die geen tegenspraak meer duldt en niet investeert in tegenmacht, wordt regentesk en gaat aan haar regenteske dienaren ten onder.

Koning Salomo was volgens de overlevering een zeer wijs man. Zijn wijsheid zat hem erin dat hij verstandig en zorgvuldig kon omgaan met zijn gebrek aan kennis. Hij luisterde en verzamelde kennissen en vrienden om zich heen van wie hij veel opstak. U als kabinet krijgt voldoende wijsheid aangereikt, die vaak ook nog eens een belangrijk signaal van de burgers, uw opdrachtgevers, bevat. Maar Brenninkmeijer, Tjeenk Willink en Frans Nauta worden nog op de dag van de presentatie van hun rapport of boek, het geven van de persconferentie, door uw kabinet in de hoek gesmeten, afgeserveerd. Gebroken spiegels noem ik dat. Geen behoefte aan reflectie, aan je laven aan de aangereikte kennis en wijsheid van anderen, om te kijken hoe je je opdracht voor burgers beter kunt uitvoeren. Gebroken spiegels, voorbij de kans om te leren en te verbeteren, doof voor de roep van uw opdrachtgever, de burger.

Uw staatssecretaris Heemskerk – ik begon met een citaat van een PvdA-bewindspersoon en ik eindig daarmee – is een positieve uitzondering. Hij illustreerde aan de hand van een klein voorbeeld hoe kennis is weggeëbd op zijn ministerie en in de Kamer op financieel gebied. Bij de presentatie van het boek Prooi over de Werdegang van ABN AMRO pleitte hij ervoor dat de werelden van bankiers, politici en burgers minder gescheiden zouden moeten zijn en dat er meer begrip en kennis van elkaar en voor elkaar zou moeten zijn. Alleen al binnen uw eigen kabinet is dus zeer veel waardevols op te steken, als u bereid bent te luisteren naar wat mensen nodig hebben. Minister Plasterk leek vier jaar geleden een bewonderaar van de Amerikaanse en Engelse politici die bereid zijn te luisteren naar burgers. Ik hoop dat hij dat nog niet vergeten is en die adhesie stevig weet te verankeren bij zijn collega's.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Voorzitter. De troonrede maakte dit jaar een andere indruk dan een jaar geleden. Het kabinet komt met een groot aantal plannen. Gelukkig zitten er voor de coalitiepartijen geen explosieve zaken in. Laat het kabinet eensgezind zijn en laten de leden elkaar dienend zijn, om verantwoord de toekomst tegemoet te gaan.

Binnen dit verband zou ik op een groeiend misverstand willen wijzen. Steeds meer wordt er gesproken over "onze" CDA-, Partij van de Arbeid- of ChristenUnie-bewindslieden. Terwijl zij – en dat drukt de eenheid van het kabinet uit – in de eerste plaats ministers van de Kroon zijn en niet van een of andere politieke partij. Zou de minister-president het juiste taalgebruik met de daaruit voortvloeiende consequenties meer willen bevorderen?

De toekomst kent vooral sinds de algemene politieke beschouwingen in de Tweede Kamer veel meer onzekerheden. Toen was zonneklaar dat het kabinet dacht de problemen van de kredietcrisis in 2009 te kunnen trotseren. Is de garantie van een dergelijk begrotingsbeleid er nog steeds?

Met betrekking tot het beleid inzake de financiële crisis van de laatste weken wil ik, zoals ook anderen hebben gedaan, onze waardering uitspreken voor het kabinet als geheel en voor de minister van Financiën in het bijzonder, omdat hij in turbulente tijden het hoofd heeft koel gehouden en geen paniek zaait. Het is nog steeds waar dat ons land wel tegen een stootje kan. De private rijkdom is de laatste jaren enorm toegenomen. Dat daar mogelijk wat van af gaat, geeft nog geen reden tot groot pessimisme. Wel dient er alertheid te zijn voor de zwakkeren in onze samenleving.

Ondertussen leert de kredietcrisis, in samenhang met de grondstoffencrisis, energiecrisis, voedselcrisis, klimaatcrisis, milieucrisis – samenkomend in een morele crisis – ons zeer veel. Het roofdierkapitalisme heeft zijn ware aard laten zien. Het is ontstellend dat het financiële systeem, zeker nu alle banken van de wereld met elkaar te maken hebben, het in hem gestelde vertrouwen zo ernstig heeft geschonden. Banken zijn in plaats van geld scheppende, geld vernietigende instellingen geworden. Ook de toezichthouders treft blaam, dat zij bancaire wanproducten niet op tijd hebben geweerd. Jammer genoeg hadden ook zij te weinig in de gaten dat geldzucht als groot kwaad zeker in een liberale wereldeconomie meer in de gaten gehouden had moet worden.

Een nieuwe kredietcrisis mag nooit meer voorkomen. Een wereldwijd alarmeringssysteem, veel strengere regels voor financiële instellingen en een waterdicht toezicht moeten dat tegengaan. Stemt de minister-president met deze contouren in? En gaan wij daarom voortaan consequent spreken van een sociaal geconditioneerde markteconomie?

Gelukkig heeft de minister van Financiën al maatregelen genomen tegen de exorbitante salarissen bij semioverheidsinstellingen. Sinds kort wordt ook gezegd dat dit gaat gebeuren bij bedrijven waarvan de Staat aandeelhouder is. Maar dan blijven er nog genoeg sectoren over. Van onze fractie mag de minister van Financiën ook best de enorme salarissen en bonussen in de vrije sector aanpakken. Hoe dan? Bijvoorbeeld door een extra, eventueel glijdend belastingtarief boven de 52 procent in te voeren voor salarissen boven de zogenaamde Balkenendenorm. Zo'n maatregel, of eventueel een andere, laat zien dat wij met een echt christelijk-sociaal kabinet te maken hebben. Mogelijk dat de discussies over verlies van koopkracht voor de meest kwetsbaren in onze maatschappij er ook een keer door kunnen stoppen en dat zij zeker bij een economische crisis niet als eerste weer een brandende kwestie zullen zijn.

Bij het aanhoren van de troonrede viel mij op dat er vaak gesproken wordt over "duurzame economische groei" en over "vertrouwen" nog vaker. Als dat gebeurt, is er blijkbaar iets met de aangeduide zaken aan de hand. In plaats van vertrouwen is er veel wantrouwen in de maatschappij. Er is weinig vertrouwen in het kabinet. Alhoewel niet gemeten, is aan te nemen dat er ook weinig vertrouwen is in de volksvertegenwoordigers. Niet voor niets spreken wij over grote groepen zwevende kiezers. Blijkbaar is men het spoor bijster en wordt de richting van onze parlementaire democratie niet meer goed aangegeven. Het antwoord op zo'n situatie is, rustig blijven doorwerken aan een goed gestructureerd programma. Kabinet en minister-president, laat u niet van de wijs brengen door allerlei hypes en kreterig gedoe. Analyseer problemen, spoor de oorzaken op, kom met gedegen oplossingen en sta een vasthoudende uitvoering voor. Vertrouwensvol handelen van bewindslieden zal het vertrouwen in het kabinet als geheel doen toenemen. Zeker als daarbij in overeenstemming met het regeerakkoord de gemeenschap centraal blijft staan in het beleid.

Het vele spreken over "duurzame economie" suggereert terecht dat er met de huidige economische ontwikkeling iets mis is. Wat precies, wordt niet gezegd. Evenmin horen wij wat duurzame economische groei eigenlijk is. Graag zou ik in deze Kamer van Reflectie de minister-president willen uitnodigen om een beschouwing over de hoognodige duurzame economische ontwikkeling te geven. Dat is te meer nodig, daar in een vertaling van de troonrede voor middelbare scholieren de veelgebruikte terminologie helemaal niet voorkomt en men gemakshalve duurzaamheid alleen verbindt met het milieu. Dat moet dan genoeg zeggen, wat toch echt veel te weinig is.

Wat onze fractie betreft is het nodig om de huidige economische ontwikkeling kritisch te beschouwen. In confrontatie met wereldproblemen, zoals de gespletenheid tussen rijk en arm op de wereld, de dreigende gevolgen van klimaatverandering, de toenemende polarisering tussen verschillende culturen met dreiging van grootschalige botsingen, het gebruik van eindige grondstoffen enzovoort, is de grote vraag vanuit welke ethiek de cultuurontwikkeling wordt bevorderd.

Kijken wij naar de achterliggende motieven, dan constateren wij dat het Westen sinds de tijd van de Verlichting door twee idealen wordt beheerst: het ideaal van vrijheid en het ideaal van de wetenschappelijke beheersing van de cultuurontwikkeling. Duidelijk wordt met de loop van de tijd dat beide idealen ethisch gezien een te beperkte inkadering hebben gekregen. Het lijkt erop dat de cultuur opgaat in een ontwikkeling van de werkelijkheid als alleen maar materiële werkelijkheid. De Westerse cultuur is meer en meer blind geraakt voor de niet-materiële dimensies van het bestaan. Daaronder lijden mens, samenleving, milieu en natuur. Maar daardoor worden ook spanningen tussen culturen opgeroepen, die sinds de globalisering iedereen aangaan. De komende economische crisis en het internationaal terrorisme zijn daarvan afschrikwekkende tekenen.

Naast daadwerkelijke bestrijding van het terrorisme dient de Westerse cultuur ook meer ruimte te laten voor kritiek op de eigen cultuur. Dat is een bijzonder schaars goed. Het betekent dat wij ons de vraag moeten stellen of wij met industrialisatie, kapitalisme en economisch liberalisme vanuit het Westen onder aanvoering van Amerika de wereld over gegaan zijn zonder een voldoend moreel kompas. De geest van het Westen is weliswaar in staat de technologie te ontwikkelen en op een hoger plan te brengen en grote economische successen te verwezenlijken, maar hij kan de hogere zaken in het leven niet meer bevatten, omdat het hem ontbreekt aan spiritualiteit. De Westerse cultuur is de geestloze, oppervlakkige, materialistische cultuur van overmoed, machtswellust en geldzucht. Het ideaal van ongekende materiële welvaart mag dan deels vervuld zijn, tevens is duidelijk geworden dat dit ten koste gaat van de menselijke vrijheid en van het leefmilieu, en dat wij ons met de welvaart op een vulkaan bevinden, die op uitbarsten staat. De ongeremde cultuurdynamiek tergt natuurlijke, ecologische, energetische, sociale en sinds kort ook financiële grenzen, waardoor botsingen ontstaan, die razendsnel in wereldwijde conflicten kunnen uitmonden.

Onze fractie heeft voor het Verdrag van Lissabon gestemd en waardeert daarmee dat in vergelijking met de conceptgrondwet, waarover het referendum ging, belangrijke verbeteringen zijn aangebracht. Maar eerlijk is eerlijk: wat ons betreft moeten wij blijven erkennen dat met de vormverandering de inhoud van Europa nog niet direct is veranderd. Het is niet vanzelfsprekend welke kant wij met Europa op moeten. En in die verschillen speelt de taxatie van vooral de recente geestesgeschiedenis van Europa een grote rol. Dat was aan de orde bij het referendum in 2005 over het Europees grondwettelijk verdrag van 2004. Ook de discussie over het ontwerpwijzigingsverdrag van 2007 wordt erdoor beheerst. Deze gebeurtenissen hebben de crisis in Europa niet veroorzaakt, maar haar zichtbaar gemaakt. Over de achtergronden daarvan moet gediscussieerd worden. De materiële waarden zijn zo overheersend dat Europa daarmee steeds meer in het slop raakt. Wij moeten niet suggereren dat het economisch, sociaal en cultureel project van Europa wel gezamenlijk en gemakkelijk te realiseren zal zijn. Er moet, wat ons betreft, meer samenhangend gereflecteerd worden op wat de oorzaken en uitwegen zijn uit de eerder genoemde crises van onze cultuur.

De vroegere Belgische premier Verhofstadt heeft al eens gepleit voor een wereldwijde discussie over de ethiek van de cultuur. Hij deed die suggestie in confrontatie met de antiglobalisten. Onze minister-president heeft gezien zijn cultuurhistorische basis alles in huis om die internationale discussie vlot te trekken. De minister-president kan aansluiting zoeken bij het werk van de theoloog Küng, om te komen tot een wereldethos in wetenschap en politiek, "a global ethics". Ook wereldwijde organisaties van kerken hebben rapporten uitgebracht met kritiek op de ontwikkeling van de Westerse cultuur. Overheersende macht moet plaats maken voor dienstbare macht in het perspectief van wereldwijde gerechtigheid, en daarmee ten dienste van alles wat leeft.

Aandacht voor voedsel- en energieproblemen, klimaatwijziging, zeespiegelstijging, het verschuiven van klimaatgordels, verstoring van ecologische systemen, verlies van biodiversiteit, nieuwe tropische ziekten enzovoorts doen een appel op een verandering in het cultuurethos. Een voorganger van de minister-president – oud-minister-president Lubbers – heeft meegewerkt aan het Handvest van de Aarde. Daaraan is voor de politiek ook veel te ontlenen voor een fundamentele heroriëntatie. Misschien moeten wij het moment van de economische en financiële crisis aangrijpen om deze fundamentele discussie op verschillende niveaus en bij verschillende fora te starten.

Voelt de minister-president ervoor om binnen Europa en binnen de VN deze reflectiegroepen te starten? Hij zal het er toch mee eens zijn dat met de cultuurontwikkeling de eenheid in de menselijke maatschappij moet worden weerspiegeld in harmonie, tot uitdrukking komend in rechtvaardigheid, gelijkheid, solidariteit, zorg voor natuur en milieu, garanties voor toekomstige generaties, kortom: zorg voor alles wat leeft. Er zijn wat dat betreft niet minder dan grondige hervormingen nodig.

De heer Schouw (D66):

Het is altijd goed om even een rustmoment te nemen, ook voor de sprekers. Uw betoog is boeiend, u neemt mij echt mee in deze beschouwing. Toch blijf ik mij iets afvragen. Als u zegt: er moet een fundamentele herbezinning komen, wat is dan uw politieke oordeel over bijvoorbeeld het energiebeleid dat er voor 2009 voorligt, of over het duurzaamheidsbeleid? Zegt u dan: daar ben ik eigenlijk ontevreden over, dat moet echt anders?

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Daar ben ik echt ontevreden over, zoals u uit mijn verhaal wel moet concluderen. En het moet ook echt anders. Toch wil ik voor dat "echt anders" ook wel een beroep op u doen. Ik meen dat wij met de vele vormen van crisis in onze tijd voor een gigantische uitdaging staan waarvan u niet kunt verwachten dat ik u daarvoor een eenvoudig politiek recept zal geven. Ik vraag niet voor niets aan de minister-president of hij in het kader van Europa en in het kader van de VN initiatieven wil ondernemen om op zijn minst een goede analyse van de samenhang van de problemen te maken. Dan zullen er genoeg politieke verschillen blijken. Op dit moment mis ik een totaaloverzicht.

De heer Schouw (D66):

Ik sluit mij daar graag bij aan. Dat mis ik ook, alleen u zit in de comfortabele positie dat u wat invloedrijker en machtiger bent dan mijn partij. Daarom daag ik u ook uit om het kabinet daar stevig op aan te spreken. Hoe steviger u bent, hoe meer wij met elkaar daar wat van kunnen maken.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Ik heb net een vraag gesteld aan de minister-president, namelijk of hij ervoor wil zorgen dat daar in Europa en in de Verenigde Naties inderdaad naar gekeken zal worden. Ik acht dat nodig, niet omdat ik denk dat de politieke oplossing door een dergelijke reflectiegroep zal worden gevonden. Dat moeten u en ik doen. Maar wij hebben geen overzicht van het probleem, van de samenhangen, van de oorzaken. Ik vermoed dat daarin ook fundamentele verschillen aan de dag zullen treden, maar wij zullen op zijn minst de zaak in kaart moeten brengen.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Ik deel de oproep van de heer Schuurman aan het kabinet. Ik deel de oproep aan ons. Mag ik aan hem vragen of hij met ons van mening is dat wij ook als parlement de verantwoordelijkheid hebben om onderzoek te doen? Met andere woorden: ziet de ChristenUnie ook dat dit ministers van de Kroon zijn, dat wij parlementariërs zijn en dat het parlement een parlementair onderzoek of een enquête zou moeten doen naar hoe het zover gekomen is en hoe wij het beter kunnen gaan doen? Anders roept hij wel iedereen op om iets te doen, maar onze eigen rol in het geheel moeten wij ook niet vergeten.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Het is duidelijk dat het, als ik het van Europa vraag en van de VN via de minister-president, heel vreemd zou zijn als ik het niet zou vragen van de Eerste Kamer. Het gaat er alleen om, hoe. Ik heb in uw voorstel gelezen dat u een parlementair onderzoek wilt. Toen ik dat las van de Tweede Kamer dacht ik: wij zitten er middenin. Dat wordt allemaal niets. Dat wordt veel te snel door heel vanzelfsprekende politieke slogans gevuld. Als u mij nu zou vragen of ik iets zou voelen voor een reflectiegroep in de Eerste Kamer, die vergelijkbaar is met de reflectiegroepen die ik graag zou willen zien in Europa en in de VN, dan sta ik aan uw kant. Of misschien moet ik zeggen: dan moet u eerst naar mijn kant komen, want een beroep op artikel 70 van de Grondwet vind ik wat te machtig. Overigens waardeer ik het erg dat u mijn pleidooi bijvalt, maar nu net in dit geval zou ik zeggen: is dat niet wat te machtig? Zouden wij niet eens – wij bepalen immers ons eigen programma – pleiten voor een gezamenlijke reflectie op die toch wel heel fundamentele crisis in onze wereldgeschiedenis, waarvan ik denk dat wij er niet snel genoeg met zijn allen bij kunnen zijn? Wat dat betreft steun ik u.

De voorzitter:

U kunt uw betoog vervolgen.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik laat graag een waarschuwing horen: wij moeten de oplossing van de huidige cultuurproblemen niet afzonderlijk beschouwen en wij moeten die oplossing vooral niet overlaten aan de veroorzakers van de problemen.

Tot slot wil ik graag spreken over de visie op de mens, die in onderwijs, jeugdzorg en gezondheidszorg steeds meer een hoofdrol gaat spelen. Steeds meer maken wij gebruik van gespecialiseerde wetenschappelijke kennis. Deze functionele kennis kan goede diensten bewijzen aan het welzijn van leerlingen, patiënten en de ontspoorde jeugd. Ik meen echter een tendens te bespeuren dat het functionele denken welzijn ondergeschikt maakt aan beheersing en macht. Met dit functionalisme, waarmee veel papieren controle en rapportage gepaard gaan, verliezen wij de hele mens uit het oog en keert zo'n benadering zich met de beste bedoelingen tegen leerlingen, tegen patiënten en tegen de jeugd. Om kort te gaan: in het onderwijs hoort niet de gespecialiseerde docent met zijn functionele kennis centraal te staan, maar de leerling. In de gezondheidszorg en jeugdzorg gaat het niet om de organisatie met de vele geldverslindende managers. Niet de arts en de organisatie van het ziekenhuis moeten centraal staan, maar de patiënten. Er moet een omkering in handelingsperspectieven komen, zodat onderwijzers, leraren, jeugdwerkers en artsen zich met hun functionele kennis dienstbaar maken. Wanneer deze wisseling van perspectieven meer aandacht zou krijgen, komen veel problemen van het onderwijs en van de gezondheidszorg in een ander licht te staan, en zou de politieke aanpak van problemen in dat vernieuwde perspectief ook wel eens meer effect kunnen hebben. In elk geval zijn wij van mening dat de gezondheidszorg in België vanwege het feit dat het handelingsperspectief daar een ander is dan bij ons, ook minder problemen kent. Wij menen zelfs dat, wanneer een verandering van handelingsperspectief consequent wordt doorgevoerd, aan de cultuur van een verstikkend en kapitaalverslindend management een eind komt. Graag ontvangen wij daarop een reactie van de minister-president.

Ik heb zo-even iets gezegd over het Handvest van de Aarde. Gelukkig spreekt de troonrede ook over het Handvest van verantwoordelijk burgerschap. Ik ben de discussie daarover begonnen met toenmalig minister-president Kok. Direct na zijn aantreden heb ik die gedachte ook besproken met de huidige minister-president. Hij zei het een creatieve gedachte te vinden. Het verheugt mij nu dat zo'n Handvest er komt. Mijns inziens kan zo'n handvest met nadruk op verantwoordelijkheden van de burger jegens de overheid en jegens de maatschappij naast sociale integratie, ook de politieke integratie bevorderen. Het is een sterke inhoudelijke aanpak van de huidige sociale kwestie bij uitstek, zoals vicepremier Bos dat eens noemde op een partijbijeenkomst. Bovendien kan met de uitwerking van zo'n handvest onze geïndividualiseerde samenleving weer meer samenhang gaan vertonen, kan deze de spanningen tussen autochtone en allochtone bevolkingsgroepen doen afnemen, kan het onderlinge respect en vertrouwen erdoor worden bevorderd en kan het ethisch besef van alle burgers worden versterkt. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister-president op de concrete inhoud van dat handvest. Het zou ons niet verbazen als Nederland met dit handvest een voortrekkersrol in Europa, en zelfs in de wereld, zou kunnen gaan vervullen. Wat vindt de minister-president daarvan?

Voor het komende jaar willen wij de regering als geheel en elk lid afzonderlijk Gods zegen en wijsheid toewensen.

De heer Holdijk (SGP):

Voorzitter. Het bestaan van mens en samenleving is permanent omgeven met zorgen, onzekerheden en risico's. Wij staan er ieder moment bloot aan. Ons bestaan is kwetsbaar. Vertrouwen op aardse zekerheden wordt telkens beschaamd. Individuen, maar ook organisaties, inclusief de overheid, kunnen tekortschieten of falen.

Wij nemen op het ogenblik het massapsychologische fenomeen van angst en vrees als gevolg van misplaatst gebleken vertrouwen in ons financiële systeem waar. Alom wordt de krediet- en bankencrisis besproken, ook hier. Discussie over oorzaken, schuldigen en oplossingen houden burgers, bedrijven en overheden bezig. Het wordt wel voorgesteld alsof de crisis ons overvallen heeft, terwijl deskundigen al geruime tijd waarschuwden dat het een keer mis zou gaan. De financiële wereld groeide viermaal zo snel als de reële economie. Er ontstond een omgekeerde piramide van goederen en diensten met aan de top het geld. Dat betekende dus instabiliteit. Speculatieve transacties vonden op grote schaal plaats en het kortetermijndenken overheerste.

Naar mijn inzicht heeft ook het economisch beleid aan het ontstaan van de problematiek bijgedragen. Met name de centrale banken gaan niet vrijuit. Om onder politieke en maatschappelijke druk economische doelstellingen te realiseren, is het monetair beleid te ruim geweest en was de rentevoet te laag om een duurzame en evenwichtige economische ontwikkeling te bewerkstelligen. Renteverlaging is lange tijd hét instrument geweest om de kredietzeepbel en de ballon van hoge beurskoersen in de lucht te houden, ten koste van spaarders die even lange tijd, na belastingheffing, zo goed als niets overhielden van de ontvangen rente. De bepaling van de rentevoet had aan de kapitaalmarkt overgelaten moeten worden. In die situatie zou de rente op een niveau komen dat voortvloeit uit de interactie tussen vraag en aanbod van geld en kapitaal. De rente is mijns inziens de afgelopen decennia zo laag geweest, dat geld bijna gratis werd. Dat gespaard geld zo goed als gratis zou kunnen zijn, is een sprookje dat geen lang leven beschoren is, zelfs als je het geld zelf zou kunnen drukken. De kern van de crisis is misschien wel, zoals de heer Wijffels – zijn naam is vanmorgen al meermalen gevallen – het verwoord heeft, namelijk dat geld niet meer "geaard" is, geen relatie meer heeft met reële waarden.

Wat meer in het bijzonder de crisis bij de beursgenoteerde banken betreft, is wel duidelijk dat de voorzichtigheid sinds ongeveer 1980 op de achtergrond is geraakt door het streven naar rentabiliteit en aandeelhouderswaarde. Niet de klanten, maar de aandeelhouders stonden centraal. De ratingbureaus die de betrouwbaarheid moeten classificeren, werden en worden betaald door de schuldenaren. Persoonlijke ambities en bonusregelingen lokten riskant gedrag uit. Geld werd gebruikt om te beleggen in allerlei afgeleide financiële producten met dubieuze risico's. Zo ontstond een virtuele, niet echt bestaande economie.

Consumentenspaarders die uit waren op maximale rente konden weten dat een hoge rente een hoger risico inhoudt. Consumentenschuldenaars onderschatten de risico's van het schulden maken. Het is, denk ik, inmiddels ook wel duidelijk dat de financiële crisis een morele dimensie heeft. Geld- en hebzucht spelen mensen parten. Geld casu quo welvaart is verworden tot een godheid waarin vertrouwen werd gesteld en waaraan men zekerheid meende te kunnen ontlenen. Geld is in het maatschappelijk verkeer onmisbaar, maar het is ook een gevaarlijk goed. Op vele plaatsen in de Bijbel komen we die waarschuwing al tegen. Men leze onder ander de brief van Paulus aan Timoteus. De prikkel en ondeugd van de geldzucht is de wortel van alle kwaad, lezen wij daar. Die rijk willen worden, vallen in velerlei verzoeking. Wij hebben niets in de wereld gebracht en het is openbaar dat wij niets daaruit kunnen dragen. Als we eten en onderdak hebben, zouden we daarmee tevreden moeten zijn. En boven dat alles uit geldt dat de godzaligheid een groot gewin is, aldus Paulus.

Genoeg over oorzaken en verklaringen van de crisis. De aanpak ervan vraagt evenzeer aandacht. De regering heeft voortvarend gereageerd. Er bestond een objectieve noodzaak tot actie, in onze ogen. Voor de korte termijn zijn de symptomen aangepakt. Ik vermoed dat een liberale minister niet veel anders gedaan zou hebben dan de huidige minister van Financiën. Toch veroorloof ik mij enige kritische kanttekeningen bij de gekozen aanpak te plaatsen. De overname en garantieverleningen kunnen een hoge prijs gaan vragen. Als het fout gaat, zullen volgende generaties belastingbetalers een extreem hoge rekening gepresenteerd krijgen in de vorm van hogere belastingen. De ingreep van de overheid kan, zoals zo menigmaal het geval is, tot gevolg hebben dat de goeden, zowel burgers als banken, onder de kwaden moeten lijden.

De gevolgen van de crisis brengen ons op de vraag naar de gevolgen voor de begroting 2009. Deze behoeft geen aanpassing, volgens de minister van Financiën, want met de gevolgen, de weerslag van de kredietcrisis op de reële economie, zou al rekening zijn gehouden. Wat meer toelichting hierop zou niet overbodig zijn. De aannames over belasting- en aardgasinkomsten voor de komende jaren komen nu toch wel in een optimistisch licht te staan. De steun aan de financiële sector zal de staatsschuld doen stijgen en er moet meteen al rente worden betaald over extra leningen. Dit wat de korte termijn betreft.

Misschien is de crisis een blessing in disguise. Er zou iets goeds, iets zegenrijks geboren kunnen worden uit deze malaise. Het ergste dat ons kan overkomen, is dat de huidige crisis overwaait en dat er niks wezenlijks verandert. Kort na een crisis zit de schrik er goed in en gaan betrokkenen zich voorzichtiger en verantwoordelijker gedragen. Als het echter een tijdje goed gaat, groeit het optimisme en durft men steeds meer aan. Dat is ook het riskante van de garantieregelingen. Wanneer particulieren en anderen weten dat de staat of een of andere garantieregeling de schade wel vergoedt als het fout gaat, kan hen dat gemakkelijk verleiden tot opnieuw riskant gedrag.

In een crisissituatie worden gemakkelijk grote woorden gebruikt, vooral als het gaat om aanwijzing van oorzaken en veroorzakers. Men heeft al gesproken van het failliet van het kapitalisme, weg met de vrije markteconomie en terug naar de sociale markteconomie. De politiek zou weer het primaat boven de economie moeten krijgen. De laatste decennia stonden in het teken van liberalisatie, marktwerking en een terugtredende overheid. Nu zou de slinger weer totaal de andere kant op moeten. Zonder het Amerikaanse kapitalisme te omarmen – dat wij, zo meen ik, hier niet kennen – moet ik zeggen dat wij niet uitzien naar een soort geleide of planeconomie. Wij hechten meer aan een solide monetair beleid en gereguleerde marktwerking. De fout zit niet in het stelsel of de systemen, maar in mensen. Aanscherping van controle en regels wat betreft bijvoorbeeld kredietverstrekking, bonussystemen en risicomanagement is nodig, maar lost niet alles op. Hoe meer regels, gedragscodes, etc., hoe meer de sfeer ontstaat dat alles wat niet verboden is, is toegestaan. Dat is dodelijk voor de ethiek en de noodzakelijke gewetensvorming.

Wat de banken betreft moeten zij allereerst duidelijk maken wat ze zelf van de kredietcrisis hebben geleerd. Zij moeten vanuit een collectieve verantwoordelijkheid aangeven wat zij zelf aan maatregelen willen treffen om ongewenste prikkels te vermijden. Meer strenger en scherper nationaal en internationaal toezicht kan niet het enige antwoord zijn. Een toezichthouder kan niet dag en nacht meekijken naar alle transacties die de wereld overgaan. Banken zullen hun maatschappelijke opdracht weer centraal moeten stellen. De ouderwetse spaar- en kredietfunctie zou weer de centrale taak moeten worden, duidelijk afgescheiden van het investment-bankieren.

Tot besluit over de kredietcrisis nog het volgende. Er is al aangedrongen op een parlementair onderzoek of een parlementaire enquête. Het is begrijpelijk dat het parlement in de bestrijding van de crisis door de regering op achterstand staat. Soms moet zo snel worden gehandeld dat vertragend overleg onverantwoord zou zijn. Openbaarheid van onderhandelingen zou de belangen van de Staat kunnen schaden. Een officieel onderzoek door het parlement achteraf zou nog enige invulling aan zijn controlerende taak kunnen geven. Hoe staat de regering hier tegenover?

De zorgen en de onzekerheid als gevolg van de kredietcrisis zijn niet los te zien van de voorzorgcultuur die de samenleving heeft ontwikkeld. Het in het Europese recht verankerde voorzorgbeginsel stelt onder andere op milieugebied, dat schade tegen iedere prijs voorkomen moet worden, zelfs indien de risico's erg klein zijn. Mocht zich evenwel een ramp voordoen, dan is de neiging om de systeembeheerders, de politici en de bestuurders, moreel verantwoordelijk te houden. Men eist dan genoegdoening voor de slachtoffers, zelfs indien zij tegen beter weten in het onheil over zichzelf hebben afgeroepen. Dit is het volstrekte tegendeel van de schuldcultuur, waarbij de schuld en de gevolgen van tegenslag bij de slachtoffers zelf worden gelegd en het staat ook op gespannen voet met de risicocultuur die wij vanaf het begin van de 20ste eeuw kennen. De risicocultuur kenmerkt zich door een rationele afweging van kosten en baten en een nuchtere afhandeling van de schade die mensen in hun leven te lijden krijgen. De voorzorgcultuur, waarmee het kabinet wordt geconfronteerd, ook bij de gevolgen van de bankcrisis, leidt niet alleen gemakkelijk tot een verspilling van collectieve middelen, zoals de enorme bedragen die worden uitgegeven aan de strijd tegen terreur, maar ook tot totalitaire tendensen, waarbij beleidsmakers zich meer en meer genoodzaakt voelen om achter de voordeur op te treden en de privacy en vrijheid van burgers meer en meer in te perken, vaak met een beroep op hun eigen bestwil.

Deze beschouwing over de voorzorgcultuur brengt mij op een geheel ander probleem, namelijk dat van de Nederlands-Marokkaanse jongeren die overlast veroorzaken en strafbare feiten plegen met een verontrustende hardheid en hardnekkigheid. Ook hier ontmoeten wij elementen van de voorzorgcultuur die de grens van de overheidstaak dreigen te overschrijden. Enerzijds is uit berichtgeving over recent overleg tussen kabinet en een aantal burgemeesters gebleken dat een aanpak, gericht op terugdringing van de problemen in de openbare ruimte wordt voorgestaan. Burgemeesters menen echter over meer bevoegdheden te moeten kunnen beschikken. Het kabinet heeft maatregelen in voorbereiding die het hen mogelijk moet maken een gebiedsverbod op te leggen. De politie moet kinderen onder de twaalf jaar van straat kunnen plukken en thuisbrengen. Maar wat is de reactie op de wens van de burgemeesters om te kunnen beschikken over de mogelijkheid om kinderen uit huis te plaatsen, ouders uit de ouderlijke macht te ontzetten, hen dwingen te verhuizen of opvoedingsondersteuning te accepteren? Zonder juridische basis en op basis van het geldende recht zijn dergelijke wensen toch irreëel te noemen? Is het kabinet voornemens gevolg te geven aan deze verlangens?

Aan de andere kant wordt gevraagd om toezicht en bemoeizorg, want alleen repressie is niet effectief, zegt men dan. Er moet sprake zijn van een tweesporenbeleid. Men annexeert het totale probleem uit oogpunt van preventie en bepleit niet alleen hulp bij de opvoeding, maar ook begeleiding bij scholing en het vinden van werk. Ingrijpen achter de voordeur en elke dag in de week ten minste een halve dag een hoog gekwalificeerde hulpverlener over de vloer. Dit noem ik een typisch voorbeeld van de voorzorgcultuur. Uiteraard geldt ook voor ons dat voorkomen beter is dan genezen, maar de problematiek heeft een publieke en een private kant en het wil ons voorkomen dat de overheid primair zorg draagt voor de aanpak van de publieke kant, dat wil zeggen het consequent aanwenden van bestaande instrumenten om de overlast terug te dringen. Dat is in elk geval een elementaire zorgplicht van de overheid.

Ik sluit af. Enkele dagen geleden, op 31 oktober, vond de herdenking van de Reformatie plaats. Luthers devies was: "Zorgt u voor vandaag en laat God voor morgen zorgen." Hij noemde dat heilige zorgeloosheid. In de achterliggende weken is wel gebleken dat de waarschuwing dat in het verleden behaalde resultaten geen garantie bieden voor de toekomst, niet misplaatst was en is. Totale risicomijding bestaat niet. Tegenover de zorgen voor morgen en de onzekerheden van de toekomst stelt het evangelie: "Vergadert u geen schatten op de aarde, maar vergadert u schatten in de hemel."

Op de overheid als Gods dienaresse en zo ook op dit kabinet rust een zware en verantwoordelijke taak om het algemeen belang te dienen. Onze fractie wenst de minister-president en de overige leden van het kabinet van harte de steun toe die in 1 Petrus 4 vers 11 te vinden is: "Indien iemand dient, die diene als uit kracht die God verleent."

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Sommige zaken blijven je verbazen. Een greep uit het nieuws. Ik begin met het warme nieuws.

Gisteren is als speerpunt van beleid de nota gezinspolitiek gepresenteerd. Wij moeten meer van elkaar gaan houden, vaker trouwen en echt ons best doen om bij elkaar blijven. U moet het mij niet kwalijk nemen, maar ik heb gisteravond het monumentale werk "De avonden" van Gerard Reve in één adem uitgelezen.

Ander intrigerend nieuws. Onze premier zou niets hebben geweten van de sollicitatie van een van de leden van zijn team naar een burgemeesterspost. Klopt dat? En of het nu wel of niet waar is, vindt de premier dat er een eigenlijk voor de toekomst een informatieafspraak over zou moeten worden gemaakt?

Het derde, vreselijke nieuws. Een diplomatiek offensief Congo. Militairen plunderen, doden onschuldige burgers en verkrachten vrouwen. Een toestand die extreem gevaarlijk en ingewikkeld is. Mijn fractie spreekt haar waardering uit voor de ministers Koenders en Verhagen voor hun pogingen om alles te doen wat redelijk en mogelijk is om daar iets aan te doen. Welke mogelijkheden ziet de regering verder nog om de stabilisatie te bespoedigen?

Mijn fractie zal in deze beschouwingen vooral aandacht besteden aan de energiecrisis en de financiële crisis. De afgelopen week heb ik de jaarvergadering van de VN in New York bijgewoond. Daarbij viel, naast de mateloze en onbegrensde opwinding over de nieuwe president, vooral de internationale aandacht voor het energievraagstuk op, de derde industriële revolutie, een groene revolutie. Hoe komt dat? Er is een diep doorleefd gevoel van urgentie om onafhankelijk te worden van olie- en gasproducerende landen en er is een diep doorleefd gevoel, zo mocht ik proeven in de wandelgangen van de VN, om te komen tot een prijsstabilisatie van energiebronnen, omdat dit goed is voor de economie, maar vooral goed voor de consumenten.

De behoefte aan energie neemt almaar toe en de fossiele energiebronnen raken op. Ons land heeft daarbij een bijzondere positie. Wij beleven de energiecrisis naar mijn opvatting als minder urgent, omdat wij vooral leunen op een bel aardgas. Daarmee betalen wij leuke dingen en dekken wij gaten in de begroting van 2009. De gasverslaving is groot, maar de gasproductie zal de komende 20 jaar afnemen met zo'n 75%. Waarom investeren wij zo weinig van die aardgasbaten in het creëren en het op gang brengen van die groene revolutie? Werkelijk nodig is een doortastend energiebeleid, een echte groene revolutie. Dit is goed voor de innovatiekracht, de werkgelegenheid en de economie van ons land.

Wij staan aan de vooravond van een samenleving zonder CO2-uitstoot: dus fors werk maken van hernieuwbare energie, waterstoftechnologie, intelligente elektriciteitsnetwerken en auto's die je via het stopcontact kunt opladen. Naar de stellige overtuiging van onze fractie kan ons land daarbij internationaal een voortrekkersrol spelen. Wij hebben een reputatie opgebouwd als land van wind en water. Over de hele wereld laten wij zien dat wij kunnen baggeren en dijken bouwen, maar wat is onze rol in de derde industriële groene revolutie: innovatie of hoogwaardige technologie? Zijn wij de uitvinders van duurzame energiebronnen? Het antwoord hierop luidt helaas: nee, Nederland is fors achterop geraakt in duurzaam Europa. De gezaghebbende Amerikaanse universiteit Yale publiceerde onlangs een wereldranglijst van milieuprestaties van landen. Nederland is daarbij afgezakt van de 27ste plaats in 2006 naar de 55ste in 2007. Ook uit de Milieubalans van het Planbureau voor de Leefomgeving blijkt dat het kabinet de milieudoelstelling voor 2020 niet gaat halen. Helaas moet ik dit constateren.

Mijn fractie wil drie punten onder de aandacht brengen. Allereerst hebben wij steeds meer vraagtekens bij het streven om Nederland te positioneren als de gasrotonde van Europa. Wat nou gasrotonde? Is dat niet net zoiets als het winnen van de vorige oorlog? Niet alleen het Nederlandse gas, maar ook het gas uit het buitenland zal opraken. Bovendien heeft de EU nog recent te kennen gegeven om minder afhankelijk te willen zijn van Russisch gas. Is de huidige strategie van de regering over 30 jaar dan nog wel duurzaam houdbaar? Graag een reactie.

In de tweede plaats de Europese afspraken. De harde doelstelling van Nederland en een aantal Europese landen is om in 2020 minimaal 20% duurzame energie en 30% minder CO2-uitstoot te realiseren ten opzichte van 1990. Landen als Frankrijk en Duitsland morrelen inmiddels aan deze doelen, terwijl Engeland – dit valt het land te prijzen – er juist een schepje bovenop wil doen. Een nieuw Kyoto-akkoord, eind 2009 in Kopenhagen, moet nieuwe doelen stellen. Wat is de inzet van de regering daarbij? Naar ik mag aannemen tenminste het handhaven van deze doelen en misschien nog wel meer, maar in ieder geval niet het morrelen eraan.

Deskundigen zijn van oordeel dat wij de doelen in Nederland niet halen. Ik vind het jammer om dit te constateren, maar het moet wel op tafel komen. Het beleid is versnipperd over ministers en ministeries. Het beleid is er een van convenanten en subsidies die als los zand over het land worden uitgestrooid. Dat is toch wat anders dan regie en daadkracht, iets wat – volgens mij heeft iedere spreker dit opgemerkt – zo hard nodig is? Naar de mening van onze fractie moet het energiebeleid van zacht naar hard, van hoop op resultaten naar zekerheid en garantie. Zou het niet verstandiger zijn om de nationale energietransitie, de groene revolutie, in handen van één minister en één ministerie te leggen? Zou het niet verstandiger zijn om focus en massa na te streven teneinde van de achterstand een voorsprong te maken?

De lucratieve, florerende zonnecelenergie is al voor een groot deel naar Duitsland verdwenen. De investeringen van Nederland in onderzoek en ontwikkeling, research en development, liggen onder het EU-gemiddelde. De D66-fractie vraagt zich dan ook af of het daarom niet juist een topprioriteit van het innovatieplatform zou moeten zijn om deze groene revolutie aan te jagen en vorm te geven, even afgezien van wat je ook mag denken over de imperfecties van dit paradepaardje?

In de derde plaats vragen wij aandacht voor decentrale opwekking. In Duitsland en Spanje is de particuliere decentrale opwekking van zonne- en windenergie enorm. Niet de grote energieproducenten, maar juist het particuliere initiatief en het particuliere ondernemerschap wekken schone energie op. Het verschaft inkomen aan mensen en het stimuleert innovatie. Dit doorslaande succes is te danken aan het feit dat de Duitse regering energiebedrijven verplicht tegen een vast tarief het energieoverschot van de particulieren aan te kopen: de transformatie van centrale opwekking naar decentrale opwekking. Overigens heb ik deze lijn ook waargenomen binnen de Verenigde Naties. Wij zullen op dit terrein stappen moeten maken, en wel forsere dan nu. Is het kabinet bereid om dit ook in Nederland in te voeren door middel van een vaste vergoeding voor geleverd vermogen, zonder limiet? Wil het kabinet daarnaast onderzoeken of decentrale energieopwekking een reëel alternatief is voor het bouwen van nieuwe energiecentrales? Kan de regering voorts nog eens haar afwachtende houding uitleggen met betrekking tot het ons inziens zeer inspirerende en aansprekende idee van een multifunctioneel energie-eiland voor de kust in de Noordzee? Waarom wachten totdat het bedrijfsleven met een plan komt en waarom niet samenwerken, de regie nemen, innovatie aanjagen?

Ik kom bij mijn tweede onderwerp, de financiële crisis. Het was Hare Majesteit die namens het kabinet op de derde dinsdag in september mocht uitspreken dat "Nederland zelfbewust en met vertrouwen kan inspelen op de hoge eisen die momenteel aan ons worden gesteld". Aan de ene kant heeft onze fractie waardering voor de lumineuze geste van de regering om de troefkaart van het zelfbewuste zelfvertrouwen te spelen, en wel via het staatshoofd. Maar aan de andere kant blijft een stem in het achterhoofd zich knagend afvragen of dit nu wel in de haak was. Immers, nog geen drie weken later is een bank als ABN AMRO in staatshanden en zijn voor tientallen miljarden noodkredieten verstrekt. Van "geen vuiltje aan de lucht, ga maar rustig slapen" tot "ontembare zorgen".

Ik wil hierbij terugkijken en vooruitblikken. Al met al rijst toch de vraag waarom dat solide begrotingsbeleid willens en wetens als soundbite op de derde dinsdag van september de kernboodschap was. Waren er geen indicaties bekend bij de regering? Had De Nederlandsche Bank niet gewaarschuwd? Waarom is het advies van de Raad van State op dit punt compleet genegeerd? Deze alarmeerde immers al op 8 september: "Ons land wordt meer dan gemiddeld beïnvloed door deze turbulentie die niet uitsluitend kan worden afgedaan als behorende bij de gebruikelijke conjuncturele golfbewegingen." Het lijkt de fractie van D66 dan ook verstandig om te reflecteren op een paar vragen. Hoe is de crisis eigenlijk ontstaan en had Nederland hierin een bijzondere rol? Was het toezicht toereikend? Wanneer had de regering welke indicaties die het sein op oranje deden springen en hoe is daarmee richting parlement omgegaan?

Laten wij nu vooruit kijken. Daarbij passen in de eerste plaats complimenten voor de minister van Financiën en zijn medewerkers en uiteraard ook voor de premier en zijn medewerkers. Wij hebben de indruk dat er adequaat gehandeld is, dat ons land een verstandige koers volgt en de regie neemt, ook op Europees niveau. Dit is een uitgelezen moment om fundamenteel na te denken, om nieuwe concepten te ontwikkelen over het financiële systeem, inclusief zijn ontregel- en dominomomenten, en het toezicht daarop te herzien. Wij doen het niet goed als wij de discussie en de politieke daadkracht, alsmede het schrijven van ingezonden brieven in de Duitse uitgave van Amerikaanse kranten, verengen tot bonussen van directeuren of verplicht kasgeldbankieren bij het ministerie van Financiën.

De kredietcrisis laat nog eens zien hoe groot de onderlinge afhankelijkheid tussen landen is en hoe goed het is dat Europa haar rol opeist. Internationaal zal er herijking van het zogenaamde Bretton Woodsstelsel moeten komen. Ook nationaal moeten wij de bestaande rollen en functies tegen het licht houden. Kan het kabinet de stappen schetsen en momenten aangeven waarlangs het denkt de nationale discussie hierover te voeren? Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Rosenthal naar met name de exitstrategie. Ik koppel hier nog een vraag over de soliditeit van de rijksbegroting aan. Kan de minister-president garanderen dat in 2009 geen bezuinigingen zullen plaatsvinden, als hij de lijn van soliditeit volgt?

Sommige mensen vragen mij wat Balkenende IV eigenlijk voor D66 betekent. Dan antwoord ik meestal: twee dingen. In de eerste plaats betekent dit kabinet extra Pokon voor de groei van D66, waarvoor onze hartelijke en oprechte dank. In de tweede plaats is mijn partij anders gaan denken over de functie van de Eerste Kamer. Waar tot voor kort bij menig D66'er de rillingen over het lijf liepen als de Eerste Kamer ter sprake kwam, is er nu passende waardering. Hoe komt dat? Wel, vooral door de doorleefde democratienorm in de Eerste Kamer, het punt dat het parlementaire recht om informatie niet uitonderhandeld kan worden met degene die zij controleert, de regering. Ik heb het dan over de open wond in onze democratie, de politieke steun aan de oorlog in Irak. Kennelijk mag het volk de feiten en omstandigheden niet weten over de aanloop en de steun aan de oorlog in Irak.

De weigerachtige houding van de regering is voor velen onverteerbaar. De onderste steen kan op die manier niet boven komen. Wij vinden dat een parlementaire zonde. Wie dacht dat het wel zou overwaaien, heeft misgegokt. Het is niet de vraag of, maar wanneer er een onafhankelijk onderzoek komt. Omdat de Tweede Kamer op een verkeerde manier aan zelfbinding doet, hebben de media, de Volkskrant en RTL, deze handschoen opgepakt. Zo kan het weleens zijn dat de bizarre figuur gaat ontstaan dat waar de Tweede Kamer het recht om informatie verzaakt, journalisten dit via de rechter wel weten te krijgen. Dit is slecht voor het aanzien van het parlement en de democratie. Het is goed dat deze Kamer wel die verantwoordelijkheid neemt en ik zie dan ook uit naar het debat over het antwoord op onze vragen in het vroege voorjaar van 2009. Als dat debat net zo onbevredigend verloopt als het vorige, dan zal naar de mening van mijn partij volledige openheid over Irak de eerste daad van een nieuwe regering, wanneer dan ook, moeten zijn.

Op dit punt ben ik benieuwd of er binnen het kabinet nieuwe inzichten zijn ontstaan over zo'n onafhankelijk onderzoek. Zou het immers niet veel verstandiger zijn wanneer het kabinet het initiatief bij zichzelf houdt en samen, bijvoorbeeld met deze Kamer, een onafhankelijk onderzoek instelt zoals in de Verenigde Staten en in Engeland is gebeurd? Ik hoor hier graag een reactie op van de minister-president.

Ik zie uit naar een verdere gedachtewisseling met deze regering.

De heer Koffeman (PvdD):

Voorzitter. "Weinig mensen die nu nog leven, kunnen zeggen dat zij ooit zo'n crisis hebben meegemaakt. Het is de implosie van het financiële deel van het maatschappelijk stelsel. Het is een crisis van onze cultuur, waarin over de grenzen heen wordt gegaan van alle bronnen die de aarde te bieden heeft", aldus Herman Wijffels, voormalig directeur van de Rabobank en CDA-ideoloog. Hij is vandaag al vaker genoemd. Robert Zoellick, topman van de Wereldbank, wijst in aansluiting op deze woorden op de dreigende humanitaire ramp in ontwikkelingslanden. Kwetsbare economieën van ontwikkelingslanden worden niet alleen getroffen door de voedselcrisis en hoge energieprijzen. De kredietcrisis leidt er ook toe dat de honger in de wereld toeneemt.

De nieuwe cultuurfase die Herman Wijffels voorspelt, zou ervoor moeten zorgen dat niet alleen spaargelden worden gered, maar ook mensenlevens. Daarvan, of van het ontwikkelen van meer mededogen met alles wat leeft, lijkt vooralsnog geen enkele sprake. Wijffels maakte zich in het CDA-rapport "Nieuwe wegen, vaste waarden" sterk voor het doorgeven van de samenleving aan latere generaties. Dat is precies waar wij niet aan toekomen. Wij blijven ons blikveld beperken tot de economische belangen van het hier en nu – belangen die met name betrekking hebben op de zeer korte termijn – en wij blijven denken in termen van belangentegenstellingen, terwijl er aan boord van een schip dat water maakt geen belangentegenstellingen zouden moeten zijn, omdat het gaat om pompen of verzuipen. Wij leven op een zeer kleine planeet waar wij ons geen belangentegenstellingen kunnen veroorloven, zeker niet nu die planeet in zeer zwaar weer zit door toedoen van het relatief kleine deel van de wereldbevolking waartoe wij behoren. Het kabinet heeft het echter zó druk met het redden van de shirtsponsors van Ajax en Feyenoord, met de vraag wie er als eerste mag proberen de bevroren tegoeden van Icesave op te eisen of met de vraag hoe wij de export naar China kunnen bevorderen in de race naar de bodem, dat wij helemaal niet toekomen aan de grote lijn van een planeetbrede bezinning en ons aandeel daarin.

Wat deden de premier en minister Verburg afgelopen week eigenlijk in China, toen zij een protocol tekenden om de export van varkensvlees mogelijk te maken voor een bedrag van 100 mln.? Voormalig minister Veerman constateerde onlangs dat het systeem compleet is vastgelopen, dat wij enorme hoeveelheden veevoer importeren, varkens exporteren en de rotzooi, 4000 kilo mest per Nederlander, hier houden. Kan het kabinet eens uitleggen wat de ratio is achter het hier produceren van nog meer varkensvlees om het vervolgens te verschepen naar China? Kan China zelf geen voedsel produceren? Kunnen wij de Chinezen niet beter op het idee brengen om milieu- en klimaatvriendelijk voedsel te consumeren dan hen op het spoor te zetten van het vastgelopen systeem dat wij hier hebben? De Chinese premier wil dat elk Chinees kind elke dag een halve liter melk gaat drinken. Hij heeft dat geleerd op de Nederlandse voorbeeldboerderij. Wij Nederlanders hebben de Chinezen, een volk dat lactose-intolerant is, verteld dat zij meer melk moeten gaan drinken, en hun melkveestapel drastisch moeten uitbreiden. Inderdaad: met ons stamboekvee. Waar komt die destructieve zendingsdrang toch vandaan? Wij weten dat de productie van dierlijke eiwitten zeer inefficiënt en vervuilend is. Wat is dit voor omgekeerd rentmeesterschap? Kan de minister-president, net terug uit China, daar nu eens een heldere toelichting op geven?

Wij worstelen, naast de kredietcrisis, met een valutacrisis, een biodiversiteitscrisis, een zoetwatercrisis, een mestcrisis, een klimaatcrisis, een voedselcrisis, en dierziektecrises. Samen vormen deze een beschavingscrisis van niet eerder vertoonde omvang, zo onoverzichtelijk dat wij liever wegkijken en niet eens willen nadenken over de barre gevolgen in brede zin. Onze loodsen Greenspan en Wellink vertellen ons met bedrukte gezichten dat het allemaal veel erger is dan het zich liet aanzien en dat de vrije markt niet het antwoord is dat iedereen lang dacht. Toch zet dit kabinet in op meer zelfregulering en minder overheidsbemoeienis, in een heilig geloof in de markt als vermeend onfeilbare oplossing voor elk vraagstuk. Nog steeds gaan wij door met zelfregulering en privatisering, zelfs nu wij weten hoezeer dat een doodlopende weg is.

Ik weet dat je brandweerlieden tijdens het blussen niet voor de voeten zou moeten lopen, maar als je de indruk hebt dat zij zelf debet zijn aan het ontstaan van de brand, samen met de internationale collega-brandweerlieden, en dat zij na het blussen van de ergste vlammen weer gewoon op de oude voet verder willen, is de vraag toch legitiem aan deze kabinetsleden om eens iets meer te zeggen over hun opvattingen over het ontstaan van de brand en brandpreventie. Het roept vragen op als de minister-president en de minister van LNV tijd hebben om tijdens de brand naar China te reizen om de consumptie van Nederlands varkensvlees te promoten, terwijl dat in de opvattingen van het kabinet het meest vervuilende onderdeel van ons voedselpakket is. Het roept vragen op wanneer onze minister van LNV naar Rusland afreist om daar de consumptie van Nederlands kalfsvlees te promoten. Die vragen zouden hier en nu beantwoord moeten worden.

Louter economische belangen zorgden recent in Nederland voor een nieuwe uitbraak van het blauwtongvirus als gevolg van het gebruik van ondeugdelijke vaccins, voor een grote landelijke uitbraak van multiresistente salmonella en voor een nog grotere besmetting met MRSA als gevolg van overmatig antibioticagebruik in de veehouderij, zodanig dat alle varkenshouders en kalvermesters en hun familieleden die opgenomen worden in ziekenhuizen volgens een speciaal protocol verpleegd of zelfs geïsoleerd moeten worden. Inmiddels maken de genoemde problemen meer slachtoffers onder Nederlanders dan bijvoorbeeld het terrorisme. Waar het kabinet honderden miljoenen uittrekt voor terrorismebestrijding, blijft het bedrag voor het beschermen van de volksgezondheid tegen dierziektecrises en pathogenen steken op een fractie daarvan. Graag verneem ik een reactie van de minister-president!

Ondanks alle goedbedoelde initiatieven om duurzame ontwikkeling na te streven, gaat het voor iedereen zichtbaar bergafwaarts met de gezondheid van het ecosysteem Aarde. Het rijke westen heeft de hele wereldbevolking meegezogen in een aanlokkelijk ogend maar uiterst onduurzaam ontwikkelingsmodel en gaat daarmee door tot op de dag van vandaag. In een eindige wereld is het milieubeslag van de westerse wereld onmogelijk uit te breiden tot alle mensen op aarde: de ecologische crisis en het mondiale verdelingsvraagstuk zijn twee kanten van dezelfde medaille. Wij zullen ons eigen consumptiepatroon drastisch moeten aanpassen en onze fouten zeker niet moeten exporteren uit kortetermijnbelangen die alles van waarde omzetten in kleingeld zonder oog te hebben voor toekomstige generaties. Woorden als"rentmeesterschap" worden een gotspe als wij vervuilende en destructieve activiteiten exporteren naar potentiële grote afnemers. China heeft het afgelopen jaar een prijsstijging van 70% doorgemaakt. Van al het varkensvlees dat wereldwijd wordt geconsumeerd, wordt de helft in China opgegeten. Door stijgende welvaart lijkt dit percentage alleen nog maar te gaan groeien, verwacht het Productschap voor Vee en Vlees. Wij hoeven dat niet te vertalen in een vorm van voedselhulp of ontwikkelingssamenwerking, zoals vaak gedaan wordt. Dit is geen opbouwmissie, dit is het begin van oorlog. Wij hebben het nu over het omzetten in kleingeld van de belangrijkste waarden die wij hebben: biodiversiteit, schoon water, schone lucht en regenwoud. Wij zijn in staat en bereid om de longen van onze samenleving op te offeren als dat onze portemonnee dikker kan maken. Ons koloniale verleden is daarmee vergeleken kinderspel.

Volgens het Living Planet Rapport van het Wereld Natuur Fonds leven en consumeren Nederlanders alsof zij twee wereldbollen ter beschikking hebben. Vooral de consumptie van natuurlijke hulpbronnen als hout, vis, water en vruchtbare grond, gaat sneller dan de aarde kan aanvullen. In de tropen is de rijkdom aan diersoorten in de afgelopen 35 jaar met de helft gedaald. Als iedereen zou leven als de gemiddelde wereldbewoner van dit moment, zou nu al 1,3 aardbol nodig zijn. Rond 2035 zouden dat al twee aardbollen zijn, en die zijn er niet. Waarom wordt daaraan in de Miljoenennota niet of nauwelijks aandacht besteed? Waarom zegt het kabinet in een reactie op twee rapporten over eiwittransitie, dat iedereen vooral zelf moet weten wat hij eet en hoe dat geproduceerd wordt, terwijl wij die vrijblijvendheid allerminst tonen als het gaat om het terugdringen van het gebruik van bijvoorbeeld gloeilampen of de auto? Jaren geleden riep de overheid ons al toe dat de auto best een dagje zonder ons kan. Zou dat ook voor het slachthuis kunnen gelden?

De Vrije Universiteit heeft berekend dat met één dagje zonder vlees in één klap alle klimaatdoelstellingen voor huishoudens zouden worden gerealiseerd. Waarom verzet de minister van LNV zich met hand en tand tegen het van overheidswege propageren van zo'n oplossing? Graag krijg ik hierop een reactie.

"Nederland is geen eiland", schrijft minister Bos in het voorwoord van de Miljoenennota. Hij zegt dat wij in Nederland een grote gevoeligheid hebben voor wat er in de rest van de wereld gebeurt. Er wordt in de Miljoenennota echter nauwelijks stilgestaan bij de directe en indirecte gevolgen van ons handelen elders in de wereld, zoals de gevolgen voor de armen, de dieren, de natuur en het klimaat. In die zin maakt het kabinet zich duidelijk schuldig aan eilanddenken. Het is beschamend dat de plannen van dit kabinet zich vooral richten op het vergroten van de welvaart in ons eigen land, zonder dat het kabinet stilstaat bij degenen die elders hard geraakt worden door wat het voor het komend jaar in petto heeft. Ik heb het dan over het feit dat Nederland een van de grootste importeurs is van granen voor veevoer. Veevoer concurreert in hevige mate met voedsel voor mensen. Nederland is medeverantwoordelijk voor het feit dat bijna een miljard mensen honger lijden. Elke avond gaan zij met honger naar bed.

Nobelprijswinnaar Pachauri stelt dat een boer op één hectare grond het hele jaar wel 30 mensen kan voeden met groente, fruit en granen. Hij kan echter slechts vijf tot tien mensen voeden als het land wordt gebruikt voor de productie van vlees, zuivel en eieren. Wij kunnen dus eenvoudig drie tot zes keer zoveel monden voeden met een iets ander beleid. Wij kunnen de kosten van het klimaatbeleid met 50% verminderen. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving dienen wij simpelweg toe te gaan naar een dieet met weinig vlees. Het kabinet kiest er vooralsnog echter niet voor.

De markt kent geen ethiek. Het is schandalig dat overheidsbank ABN AMRO ongegeneerd beleggers kan blijven oproepen om te speculeren op de voedsel- en grondstofprijzen, net als Robeco, dat beleggers lekker maakt met de dreigende schaarste aan drinkwater en de winsten die daarmee te behalen zijn. Wij vragen om strenge beleidskaders die de ecologische en maatschappelijke grenzen aan de economische groei respecteren en langetermijnbelangen centraal stellen. Wanneer maakt de regering daar eindelijk werk van? Graag krijg ik hierop een reactie van de minister-president. De kredietcrisis is niets anders dan een symptoom van onze hebzucht, het denken waarin alleen de belangen van de westerse mens centraal staan, ten koste van alles wat weerloos is.

Het kabinet merkt niet op dat burgers hun groene zorgen onvoldoende verwoord zien in het overheidsbeleid. Het loopt liever achter de lobby aan van de bio-industrie, het bedrijfsleven en de visserij die er alle belang bij hebben om de milieubeweging in diskrediet te brengen. Wij subsidiëren sectoren die onze leefomgeving kapotmaken, zoals de bio-industrie die 30 mln. subsidie heeft gekregen voor het plaatsen van luchtwassers, en de visserij die met miljoenensubsidies op zee wordt gehouden. Verder steekt het kabinet 700 mln. in een promotiecampagne om meer vis te gaan eten. Tegen welke prijs gebeurt dit eigenlijk? De zeeën worden leeggevist en de kweekvis wordt gevoerd met enorme hoeveelheden wildgevangen vis. Ruim de helft van de vispopulatie is overbevist, een kwart daarvan is ingestort, 90% van de grote vis is al weg, driekwart van de commerciële vis verkeert in de gevarenzone. Ik citeer visserijbioloog Pauly: "De samenleving betaalt de vissers om het milieu te verwoesten." Het kabinet spreekt echter over een stabiele toekomst voor de visserij. Wat bedoelt het kabinet hiermee?

Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving is het huidige natuurbeleid onvoldoende. Vooralsnog wordt vooral koortsachtig gezocht naar verdere groeimogelijkheden voor de vervuilende veehouderijbedrijven en megastallen, in een land dat qua natuurwaarden onderaan de Europese lijst bungelt. Een fikse krimp van de veestapel is de enige oplossing. Maar krimp van de veestapel is voor dit kabinet een taboe. Hoeveel moet er nog gebeuren voordat dit zal veranderen? Er zullen daadwerkelijk stappen gezet moeten worden naar een mens- en diervriendelijke samenleving. De vraag is of en, zo ja, wanneer dit kabinet eindelijk bereid is om daar substantiële stappen op te zetten.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Voorzitter. De financiële en intussen ook economische crisis is natuurlijk niet iets waarmee wij blij moeten zijn. Daarvoor zijn er te veel slachtoffers, en er komen er nog meer. Maar op heel veel punten helpt de kredietcrisis wel om weer tot normaliteit te komen. Wij waren het er allang met elkaar over eens dat de topinkomens in het bedrijfsleven, inclusief die in de bankensector, te hoog waren. Voorts waren wij het allang met elkaar eens dat bonussystemen vaak meer leiden tot het nastreven van persoonlijke winst dan dat zij bijdragen aan een gezonde ondernemingscontinuïteit. Wij begonnen het ook al eens te worden over de noodzaak om minder uitsluitend op het aandeelhoudersbelang te letten, maar om ook de belangen van andere betrokkenen serieus te nemen. Wij waren het er ook al over eens dat daaraan iets zou moeten gebeuren. Dit kan door zelfregulering door de bedrijven, door binding aan de code-Tabaksblat en zelfs ook al door fiscale maatregelen; dit laatste overigens wel heel erg voorzichtig.

Nu is de wereld ineens veranderd. Niet alleen heeft de minister van Financiën ineens de mogelijkheid om heel concreet invloed uit te oefenen op het beleid, inclusief het beloningsbeleid, van een paar heel grote ondernemingen, hij maakt daar ook met zichtbaar genoegen gebruik van. Wij vinden dat de regering goed heeft gehandeld: snel en adequaat. Zij heeft dit niet alleen gedaan door het bancaire systeem in zakelijke zin te redden, maar ook door het algemeen belang een duidelijk gezicht te geven tegenover het particuliere belang van het bedrijfsmanagement. Daarmee is onze economische orde niet ineens op zijn kop gezet. Natuurlijk blijft de vrije markt de basis van ons systeem, maar de kritiek op de werking ervan is ineens actueel en terecht.

De overtuiging dat bijsturen niet ten koste van het systeem gaat, maar juist een noodzakelijk element daarin is, is nu ineens wel "bon ton". Mogen wij niet aannemen dat dit de regering van de ene dag op de andere als het ware meer mogelijkheden geeft, niet alleen voor noodingrepen, maar ook voor heldere structurele maatregelen? Een ingreep in de effectenhandel, zoals het verbieden van short selling, zou toch heel gemakkelijk structureel gemaakt kunnen worden? Met onderzoek is altijd heel veel onzin te bewijzen, maar de stelling dat virtuele handel met papier dat niet in bezit is, bijdraagt aan een verantwoorde stabiliteit op de markt, blijft voor iemand met een normaal boerenverstand toch echt onzin. Vindt de regering dat ook niet? De regering wil de zogenaamde excessieve beloningen met enkele marginale en heel ingewikkelde belastingmaatregelen te lijf gaan. Vindt de regering niet dat, nu wij meer durven, er iets moet worden bedacht dat effectiever, duidelijker en gemakkelijker is voor de Belastingdienst?

Mij kan het niet zo veel schelen als een hoog inkomen samenloopt met goede of slechte bedrijfsresultaten. Dat lijkt mij echt de verantwoordelijkheid van het bedrijf en zijn stakeholders. Het komt mij echter wel voor dat de eerder door de FNV en ook door anderen, en zojuist ook door collega Schuurman, voorgestelde extra belastingschijf voor topinkomens, gecombineerd met een maximum aan fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw, door verreweg de meeste mensen in dit land zou worden beschouwd als de meest heldere en de meest eerlijke behandeling van inkomens die maatschappelijk gezien echt te hoog zijn. De Belastingdienst zou met zo'n eenvoudige maatregel waarschijnlijk heel blij zijn. Men zou kunnen kiezen voor een IB-systeem met twee tarieven, een voor gewone inkomens met weinig aftrek, van zeg 35%, en een tarief voor hoge inkomens, van zeg 65%. Dat tarief zou dan moeten gelden boven de € 250.000. Verder zou er een beperking moeten gelden van fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw, ook boven de € 250.000. Overigens ben ik eigenlijk een voorstander van een "flat tax" met zo weinig mogelijk aftrekmogelijkheden. Als er daarnaast een eigen inkomensbeleid bij de overheid en bij de door de overheid gestuurde niet-marktsectoren is, zou misschien niet alle, maar wel heel wat maatschappelijke onvrede kunnen worden opgelost.

Kan en durft de regering wat dit betreft meer dan tot voor kort, nu het zicht op de moraliteit van de markt toch een flinke draai heeft gemaakt? Ik hoor daar graag de minister-president over.

In ditzelfde verband maak ik de volgende opmerking. De EU heeft een goede indruk gemaakt met een uiteindelijk min of meer geconcerteerde actie. De noodzaak van gezamenlijk optreden is voor veel meer mensen evident geworden dan eerder het geval was. Maar de Franse president heeft wat ons betreft gelijk als hij meent dat er meer nodig is, in zijn termen een economische regering voor de eurozone, sterker dan de huidige Eurogroep. Ook zonder de plotselinge noodsituatie is het in het algemeen voor de hand liggend dat waar één munt in gebruik is, er ook een op elkaar afgestemd economisch beleid is. Zonder zo'n beleid is het risico van uit elkaar drijven niet denkbeeldig, ook al geeft het Stabiliteitspact wel enige coherentie. Een nauwe en heel zichtbare koppeling van de eurolanden zou een mooi voorbeeld zijn van een sterke, op reële belangen gefundeerde voorhoedegroep in de EU, die ook anderen tot meedoen kan overhalen. Zie het voorbeeld van IJsland en de nieuwe discussie over de euro in Denemarken. Heeft de regering ideeën over de vraag hoe ver zij wil gaan? Wil zij de politieke zichtbaarheid en de inhoudelijk verplichtende samenwerking van de groep vergroten en, zo ja, hoe? Ik zou mij kunnen voorstellen dat bijvoorbeeld het gemeenschappelijke probleem van de excessieve inkomens zou kunnen leiden tot gezamenlijk beleid op een terrein dat wij tot nu toe zorgvuldig als nationaal hebben bestempeld. Zou de regering daar haar best voor willen doen?

Ik keer terug naar Nederland. De ruzie tussen de minister van Financiën en de provincie Noord-Holland over het terughalen van de spaargelden van Icesave is een klucht die onbestaanbaar hoort te zijn. Ik ben erg voor verregaande autonomie van gemeenten en provincies, maar het lijkt mij dat met overheidsgelden niet gezocht hoeft te worden naar de meest lucratieve belegging. Gebruikmaken van eigen bankfaciliteiten van DNB, de BNG of de Waterschapsbank en anders van de mogelijkheid van schatkistbankieren lijkt dus voor overheden en ook voor door de overheid bekostigde instellingen als scholen een voor de hand liggende verplichting. Voor dit type organisaties is het ontwikkelen van beleggingsbeleid iets dat beslist niet tot hun business hoort. Ligt dit ook niet in het verlengde van het uitgangspunt dat de Staat niet van plan is aandelenbezit of ander vermogensbezit in ondernemingen aan te houden als belegging wanneer dat niet meer nodig is? Wat denkt de regering daarover?

Er is bij de regeerders in dit land tot nu toe dus nog al wat aarzeling om tot écht heldere maatregelen te komen tegen sociaal onverantwoordelijk gedrag van mensen van wie juist verantwoordelijkheid verwacht mag worden. Toch hebben onze politieke gezagsdragers ook zo nu en dan zelf wel eens de neiging tot machogedrag. De minister die daadkrachtig wil optreden en die, zijn mogelijkheden overschattend, doordraaft op eenmaal gekozen dwaalwegen, lijkt natuurlijk op de ondernemer die zichzelf hoger en duurder inschat dan wat hij echt waard is. Zonder een minister persoonlijk te willen aanspreken: wij hebben al een traditie opgebouwd van grote projecten die uiteindelijk tegen extreem hoge kosten of grote nadelige gevolgen pas jaren te laat worden afgerond. Iedereen kent de voorbeelden. Ik vrees dat wij ook nu weer bezig zijn met een aantal projecten waarbij het betere de vijand van het goede zal blijken te zijn. De ov-chipkaart, de kilometerheffing en het elektronisch patiëntendossier hebben gemeen dat wij niet tevreden zijn met ontwikkelingen op een beheersbare schaal, maar in heel korte tijd het hele land, alle autoritten, alle patiënten in één systeem willen hebben. Dus gaat het telkens om technieken die in principe wel moeten kunnen functioneren, maar die door de schaal waarop wij ze willen inzetten toch moeilijk aan de praat te krijgen zijn. Een als ze eenmaal gaan werken, vallen ze waarschijnlijk ook makkelijk weer uit en zetten dan meteen het hele landelijke systeem onder druk. Wie het onderste uit de kan wil, krijgt het lid op de neus, zegt de oudvaderlandse wijsheid. En zo is het vaak.

De verkeersproblemen zijn urgent. Ondanks de lof voor de Wet kilometerprijs, vandaag van alle kanten geuit, blijf ik sceptisch. Er zijn onmiddellijk beschikbare systemen die ingezet kunnen worden om het verkeer dáár extra te belasten waar de congestiekosten het hoogst zijn. Enkele grote steden willen graag beginnen. Maar Nederland kiest ervoor om pas te beginnen als alles overal tegelijk kan en loopt daarmee het risico dat het nog heel lang duurt, want het bezit van een tijdschema is geen garantie dat dat ook lukt. Intussen worden de problemen groter, alhoewel natuurlijk wel weer geprobeerd wordt de wegencapaciteit nog wat verder op te rekken. Dat is niet verkeerd, maar de Nederlandse Randstad als dichtstbevolkte regio ter wereld zou toch eigenlijk de meest ideale basis moeten vormen voor openbaar vervoer.

Het EPD kent soortgelijke risico's. In plaats van een systeem te laten groeien uit de pilots en regionale initiatieven die overal bezig zijn, maar nog nergens echt goed lopen, moet er onmiddellijk een landelijke dekking tot stand worden gebracht. Dat is technisch een operatie die makkelijk ergens kan blijven haken en bovendien wordt het veld van huisartsen een behoorlijke tegenzin opgedrongen, doordat het de zoveelste maatregel is die van iedereen nogal wat extra werk lijkt te vragen. Van alle patiënten moeten gegevens op een toegankelijke en niet voor misverstand vatbare manier volgens een bepaald format worden opgeslagen. De LHV schat in dat dit per patiënt 20 minuten "omwerktijd" zal vragen van de huisarts. Denkt de regering daar anders over? Als de LHV gelijk heeft, kost dat een arts met een kleine praktijk van 2000 patiënten al 666 uur aan extra administratief werk. Dat zijn 16,5 complete werkweken van een doorsnee werknemer met 40 werkuren per week. Vindt de regering het vreemd dat er onder artsen weinig enthousiasme is, ook al is iedereen het er wel over eens dat er een EPD moet komen? Heeft de minister van VWS er echt wel verstandig aan gedaan om ervan uit te gaan dat dit megaproject in 2009 wordt voltooid en dat dus nu al alle Nederlanders daar in een brief mee geconfronteerd moeten worden? Graag een reactie van de regering!

Ten slotte een zaak die langzamerhand de proporties van een schandaal begint te krijgen. De plaatsing in 2002 van de Iraanse Mujahedin-e Khalq op de Europese lijst van terroristische organisaties, gebaseerd op een daartoe strekkend Brits besluit, kon toen nog verdedigd worden door het feit dat deze organisatie inderdaad vanaf 1965 geprobeerd heeft, ook door gewapend optreden, om het Iraanse bewind, eerst van de sjah, daarna van de mullahs te dwingen tot democratisering. Maar volgens eigen verklaringen had de beweging al vanaf juni 2001 uitdrukkelijk een eind gemaakt aan alle militaire activiteit. De MKO maakt prominent deel uit van de Iraanse Nationale Raad van Verzet, een beweging die in West-Europa tienduizenden mensen op de been weet te brengen en waarvan de voorzitster met veel gezag weet op te treden als een presidente in ballingschap.

De MKO heeft voortdurend bezwaar gemaakt tegen de plaatsing op de terrorismelijst en heeft in 2006 van het Gerecht van Eerste Aanleg in die zin gelijk gekregen, dat de plaatsing op de lijst heeft plaatsgevonden zonder dat aan de zorgvuldigheidsvereisten te voldoen. De plaatsing werd daarmee door het gerecht als nietig beschouwd. In nieuwe besluiten, die formeel elke zes maanden moeten worden genomen, heeft de Raad van Ministers de MKO opnieuw op de lijst geplaatst. In 2007 heeft de Britse POAC uitgesproken dat plaatsing op de Britse lijst ten onrechte had plaats gevonden en het Hof van Beroep heeft daarna de Britse regering wegens gebrek aan argumenten zelfs verboden tegen die beslissing in beroep te gaan. Daarmee is de formele grond voor plaatsing op de EU-lijst vervallen. Desondanks heeft de Raad in een nieuw plaatsingsbesluit de MKO weer opgenomen op de lijst, ditmaal op basis van een besluit van het Franse openbaar ministerie. Daarvan heeft nu het Gerecht van Eerste Aanleg op 23 oktober jongstleden uitgesproken dat deze basis geen steek houdt, mede door gebrek aan argumentatie en dat de plaatsing dus (opnieuw) nietig is. Intussen geldt alweer een nieuw besluit, dat echter op dezelfde rammelende basis gefundeerd is.

Deze zaak is intussen al bijna twee jaar in discussie in een briefwisseling tussen de Kamercommissie van Justitie en de minister van Buitenlandse Zaken. Daarbij is nooit ook maar enige inhoudelijke argumentatie door de minister gebruikt. In een aantal landen zijn parlementaire verklaringen aangenomen die zich uitspreken tegen de plaatsing, is er door zeer vooraanstaande Europese juristen duidelijk gemaakt dat de plaatsingsbesluiten juridisch onhoudbaar zijn, en is een brede beweging opgericht "In search of justice", onder voorzitterschap van de vicepresident van het Europees Parlement. De beweging streeft, zoals de naam zegt, naar rechtvaardigheid voor de MKO.

De plaatsing op de lijst lijkt ingegeven door het politieke belang om het Iraanse bewind gunstig te stemmen. Voor de MKO heeft het zeer negatieve effecten. De Eerste Kamer wacht nog op beantwoording van de laatste brieven over deze zaak, maar dat duurt al even en elke week is er weer een. Daarom zou het prettig zijn als de regering hier in het openbaar zou kunnen uitleggen of zij inderdaad deze beweging, die zichzelf ziet als het democratische alternatief voor de Iraanse dictatuur, als terroristisch beschouwd. En als dat niet zo is, waarom zij dat dan niet duidelijk zegt. Ook de Nederlandse regering is toch gehouden tot rechtvaardigheid?

Voorzitter. Zeker over het laatste maar ook over alle andere zaken zal ik graag het antwoord van de regering horen.

De heer Yildirim (Fractie-Yildirim):

Voorzitter. Vorig jaar rond deze tijd hield ik mijn maidenspeech, tijdens de algemene beschouwingen in deze Kamer. De heer Rosenthal voerde toen als eerste het woord. Zijn beginwoorden met de tekst "socialistisch staatspaternalisme" bleven lang bij mij hangen. Deze woorden zijn op dit moment meer van toepassing op de situatie waarin we ons nu bevinden. Op dit moment heeft Nederland, samen met vele landen op de wereldkaart, te kampen met een financiële crisis, een crisis die vooral door de hebzucht van topmanagers in de financiële markten is veroorzaakt. De aanpak van het kabinet, hoe het deze hebberige, maar neerstortende managers helpt door hen aan een geldinfuus te leggen, heeft ons inziens niks te maken met socialisme. Als wij deze filosofie zouden volgen, zou Amerika nu geleid worden door een socialist: Bush. Het is echter verre van dit. Ons oordeel is dat Bush zich laat gebruiken door de top van het bedrijfsleven. Echter, hierbij reist tegelijkertijd de vraag in hoeverre de heer Bos, onze minister van Financiën, zich heeft laten beïnvloeden door de instortende marktwerking en toenemend neoliberalisme?

De keus van minister Bos en zijn aanpak hoe om te gaan met de ontstane crisis was in beginsel niet volgbaar. In de loop van de tijd krijgt het meer vorm. Hierbij blijft echter de centrale vraag: hoe ver zal deze crisis zijn effecten sorteren en hoe hard komt deze aan bij de gewone man met een modaal gezin? De heer Bos heeft gekozen voor vele miljarden aan leningen. Wat gaat dat betekenen voor de burger en de gewone belastingbetaler in geval van een eventuele tegenvaller? Wij vragen ons ook af of nu sprake is van een drastische beleidswijziging bij dit kabinet, omdat de huidige Miljoenennota is achterhaald door de werkelijkheid van vandaag en de effecten van de financiële crisis. Ik meen dat de CDA-fractie daar ook op heeft gewezen. Er werd gevraagd om een risicoanalyse.

Gezien de beperkte tijd die aan de kleine fracties wordt gegeven in deze Kamer, wil ik in het kort stil staan bij enkele punten die voor ons van groot belang zijn. Tijdens onze bijdrage in oktober 2007 heb ik aandacht gevraagd voor de toenemende tweedeling in de samenleving. Ik blijf terugkomen op dit thema omdat, ondanks mooie woorden, nog altijd sprake is van maatschappelijke problemen en een toenemend aantal voedselbanken, terwijl de inkomsten van de rijksbegroting alleen al door de hoge olieprijzen met zo'n 14 mld. zijn toegenomen. Onze vraag hierbij is: hoe gaat het kabinet deze bedragen teruggeven aan de bewoners van Nederland? Hoe gaat het kabinet invloed uitoefenen op de aangekondigde verhoging van de energierekening voor 2009? Als de huidige maatregelen doorgaan, moet een gemiddeld gezin in 2009 € 160 meer betalen aan energielasten dan in 2008. Vindt het kabinet dat geoorloofd? De energiemaatschappijen zijn toch nog steeds in handen van de overheid? Waarom pakt het kabinet niet de bonusregelingen effectief aan, bijvoorbeeld die van de manager van Essent, in plaats van een verhoging van de energierekening toe te staan? De gezinnen in Nederland hebben het afgelopen jaar al miljarden extra betaald aan energierekeningen.

Wij vinden het terecht dat in deze kabinetsperiode niet wordt gesproken over de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Wij vinden dat er een balans moet zijn tussen de rechtszekerheid van de werkgever en van de werknemer. Tegelijkertijd willen wij hierbij aandacht vragen voor het midden- en kleinbedrijf. Beseft het kabinet hoeveel starters en kleine zelfstandigen proberen rond te komen zonder bijvoorbeeld pensioen op te bouwen? Dit zijn de toekomstige armen van Nederland.

Wij hebben ons verzet tegen het verplicht invoeren van de eigen bijdrage voor de ziektekostenverzekering. Die blijkt nu voor velen ook een groot probleem te zijn. Een onderzoek naar de problemen die ontstaan zijn bij de invoering van deze regeling is dan ook noodzakelijk. Wij hebben indertijd gezegd niet te zullen instemmen met de maatregel om de fiscale aftrek voor chronisch zieken en gehandicapten te beperken. In de huidige plannen beperkt het kabinet zich niet alleen tot deze maatregel, maar treft het ook zo'n twee miljoen kinderen met een verstandelijke beperking door te bezuinigen op het kindgebonden budget. Wij vinden deze bezuinigingen onverantwoord. Aan de ene kant worden gemeenten en provincies hierdoor gedwongen om gezinnen en jeugd aan te sporen hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Aan de andere kant zullen de wachtlijsten in de jeugdzorg alleen maar toenemen. Waarom gaat het kabinet, in plaats van te bezuinigen, de gemeenten niet sterk aanzetten om preventieve maatregelen te nemen? De gemeenten die het beter blijken te doen, moeten voor hun succes worden beloond.

Wij stellen voor om kinderen en jeugdigen tot hun achttiende jaar een educatieve omgeving te bieden met rijke ontwikkelingskansen. Dat is wat zij nodig hebben. Het opleggen van bezuinigingen zullen hun ontplooiingskansen verder beperken. De aanpak van dit kabinet zal niet leiden tot een duurzame investering in de toekomst van de jeugd en de gezinnen. Laat het kabinet liever investeren in jeugd en gezin, leraren, politieagenten en midden- en kleinbedrijf, dan gigabonussen betalen voor managers van maatschappelijke organisaties, of voor miljarden JSF-vliegtuigen aanschaffen. Laat het ervoor kiezen om de toenemende lasten voor gewone gezinnen te verlagen, in plaats van te verhogen.

Mijn fractie wenst van het kabinet ook een drastische koerswijziging op het gebied van huisvesting en de aanleg van bedrijventerreinen. Elke gemeente heeft een drang naar groei, groei van de bedrijvigheid en van het aantal inwoners. Deze ontwikkeling zet zich snel door, terwijl een goed doordacht plan voorop zou moeten staan. Natuur, ruimtelijke omgeving en kleinschalige boerenbedrijven moeten het hierdoor vaak ontgelden. Aan de ene kant zijn in Overijssel bijvoorbeeld al meer dan 7000 kleinschalige boerenbedrijven in één jaar tijd verdwenen. Aan de andere kant stimuleert dezelfde provincie de intensieve veehouderij en de bio-industrie, wat bijvoorbeeld leidt tot varkensflats. Mijn fractie vraagt het kabinet om maatregelen te nemen die de belangen van de natuur, het milieu, de dieren en de kleinschalige boerenbedrijven vooropstellen. Het moet maatregelen nemen waarmee ondoordachte plannen van gemeenten beter kunnen worden gestuurd. Nederland moet niet één groot industrieterrein worden. Dat moeten wij samen zien te voorkomen.

Ik vraag het kabinet om het ontwikkelingsbudget vooral in te zetten voor duurzame ontwikkeling in arme landen. Het voorkomen van hongersnood en het bestrijden van corruptie en onderdrukking dienen pijlers van het beleid te zijn.

De afgelopen tijd is bij probleemsituaties te vaak op een negatieve manier de aandacht gevestigd op de afkomst en de religie van verschillende bevolkingsgroepen. Mede door de toenemende discriminatie op alle niveaus in Nederland is mijn fractie ervan overtuigd dat het kabinet er verstandig aan doet om meer samenhang en solidariteit als vertrekpunt te nemen. Turken, Marokkanen en Antillianen van de derde of vierde generatie worden bij een incident vaak naar hun afkomst benoemd. Dat doet tekort aan hun menselijke waardigheid en hun positieve bijdrage aan de samenleving. Jongeren weten overigens vaak niet eens waar Turkije of Marokko op de wereldkaart te vinden is. Mijn fractie is niet per definitie links of rechts, maar wil bij uitstek gezonde oplossingen aandragen voor de hedendaagse problemen van de samenleving. Het kabinet kan voor kritische bijdragen op ons rekenen, maar deze zullen altijd vergezeld gaan van opbouwende initiatieven. Wij staan voorop om eenheid in de samenleving te bewerkstelligen alsook vrijheid en solidariteit met een iedereen.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Zoals afgesproken, worden de algemene politieke beschouwingen hervat na een pauze van twee uur. Dat wil zeggen dat zij om 17.30 uur worden hervat. Een kwartier eerder, dus om 17.15 uur, zullen de stemmingen plaatsvinden.

De vergadering wordt van 15.30 uur tot 17.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef op haar verzoek het woord aan mevrouw Slagter-Roukema.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Voorzitter. Ik sta hier even als voorzitter van de commissie voor VWS om het volgende te verklaren. De commissie voor VWS heeft toegestemd in afhandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Embryowet (31046) als hamerstuk, onder de aantekening dat de commissie op korte termijn in discussie kan gaan met de staatssecretaris van VWS over het standpunt van het kabinet over de evaluatie van de Embryowet en over de inhoud van de aangekondigde wijziging van deze wet. De commissie is blij dat de staatssecretaris daarin heeft toegestemd en ziet uit naar het overleg met de staatssecretaris.

Naar boven