De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mede dat zijn ingekomen berichten van verhindering
van de leden:
Kneppers-Heynert en Franken, in verband met het bijwonen van de Algemene
Vergadering van de Verenigde Naties in New York;
Tan, in verband met het bijwonen van de Algemene Vergadering van de UNESCO;
Haubrich-Gooskens, wegens deelname aan een verkiezingswaarneming in Guatemala;
Huijbregts-Schiedon, wegens verblijf buitenslands;
Yildirim, wegens ziekte;
Lagerwerf-Vergunst en Rehwinkel en Werner wegens bezigheden elders.
Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.
De voorzitter:
Ik verzoek de leden, te gaan staan voor de herdenking van de heer Boukema.
Op 15 oktober jongstleden is op 74-jarige leeftijd oud-ARP-senator
Boukema overleden. Hij was lid van de Eerste Kamer van 1970 tot en met 1976.
Piet Boukema had een lange juridische carrière, die hij in zijn
jonge jaren combineerde met een aantal politieke functies, te weten het lidmaatschap
van provinciale staten van Noord-Holland en dat van de Eerste Kamer. Hij studeerde
rechtswetenschappen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, waar hij in 1966
promoveerde op de thematiek "Enkele aspecten van de vrijheid van meningsuiting
in de Duitse Bondsrepubliek en in Nederland". Boukema werd aan diezelfde
universiteit achtereenvolgens lector rechtswetenschappen en op 37-jarige leeftijd
hoogleraar staatsrecht. Dit laatste geschiedde tijdens zijn lidmaatschap van
de Eerste Kamer. Lange tijd behoorde hij ook tot de jongste senatoren. Na
zijn Kamerlidmaatschap, in 1976, werd hij lid van de Raad van State. Dat bleef
hij tot aan zijn pensioen, bijna een kwart eeuw lang. Ongeveer tien jaar,
tot 2000, was hij voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak. De laatste
jaren was hij staatsraad in buitengewone dienst.
Hij had gedurende zijn loopbaan vele nevenfuncties, waarvan ik er hier
slechts enkele zal noemen. Zo was hij, naast het lidmaatschap van de raad
van commissarissen in het bankwezen en bij de pers, 24 jaar lang lid van de
Raad voor de Journalistiek, waarvan acht jaar als voorzitter. Hij was voorzitter
van de Omroepraad, voorzitter van het College van Geschillen van de Vrije
Universiteit in Amsterdam en voorzitter van de redactie van het Nederlands
Tijdschrift voor Bestuursrecht.
Zijn vele nevenfuncties impliceerden niet dat hij zich bij de Raad van
State niet thuis voelde. Bij zijn pensionering zei hij daarover: "Gegeven
mijn karakter en mijn vooropleiding was de benoeming bij de Raad van State,
op het snijvlak van de trias politica – wetgeving, bestuur en rechtspraak –
het beste wat mij kon overkomen."
Wij hebben grote waardering voor de wijze waarop hij zijn lidmaatschap
van de Eerste Kamer vervulde. Hij stond bekend als een gezaghebbend staatsrechtsgeleerde,
die kort, helder en bondig formuleerde en die in de Eerste Kamer net zo opereerde
als bij de Raad van State: met geduld, een luisterend oor en ruimte voor andere
inzichten en opvattingen.Voorzitter
Piet Boukema is voor zijn bijdrage aan onze samenleving onderscheiden:
hij was Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau. Tevens was hij drager van
het Groot Erekruis in de Huisorde van Oranje. De Eerste Kamer herdenkt hem
met respect en in dankbaarheid. Moge dit een steun zijn voor
zijn familie bij het verwerken van hun verdriet.
(De aanwezigen nemen staande enkele ogenblikken stilte in acht.)
De voorzitter:
De ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage ligt.
Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als
aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem
ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.
(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het einde van
deze editie.)
De voorzitter:
Voor vandaag was een verslag geagendeerd van de commissie voor Verzoekschriften
van 16 oktober 2007. Dit verslag gaat over het adres van de Stichting
G. te L. betreffende een onderzoek naar de handelwijze van De Nederlandsche
Bank (EK nr. LVIII, A). Ik stel voor, dit verslag van de agenda af te voeren.
De voorzitter:
Aan de orde is de behandeling van de brief van een plaatsvervangend griffier
van 17 oktober 2007, houdende het verzoek, haar ontslag te verlenen (EK
nr. LIX, A).
Ik stel voor, aan het verzoek van mevrouw Janssen te voldoen en haar op
de meest eervolle wijze ontslag te verlenen.