Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet Inburgering in verband met de invoering van een kwalificatieplicht (30901).

De beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Eerste Kamer voor de vragen die zij gesteld hebben over het wetsvoorstel over de kwalificatieplicht. Ik ben heel blij dat na de uitgebreide behandeling in de Tweede Kamer ook door de Eerste Kamer aandacht wordt besteed aan het wetsvoorstel. Het is een mooi wetsvoorstel waarmee daadwerkelijk wat wordt toegevoegd aan de belangrijke doelen die gesteld zijn ten aanzien van jonge mensen. Ik feliciteer graag de heer Coppoolse met zijn maidenspeech. Ik geef hem daar ook graag mijn complimenten voor; uit zijn speech klinkt ervaring met het onderwijsveld door maar ook betrokkenheid met hetgeen wij vandaag bespreken.

Voorzitter. Het motto van het kabinet is Samen werken, samen leven. Dit betekent dat zo veel mogelijk wordt geprobeerd om samen met mensen vorm te geven aan de samenleving. Daarbij is het ontzettend belangrijk dat jonge mensen kunnen meedoen en daadwerkelijk een plek krijgen in onze samenleving. Zij moeten uiteindelijk een pijler van die samenleving kunnen zijn. Een belangrijk project in het nieuwe coalitieakkoord is daarom de aanval op de uitval. Daarmee is een start gemaakt door het vorige kabinet en in de komende jaren zullen wij die aanval intensiveren aan de hand van de heldere doelstelling van 50% terugdringing van schooluitval. De kwalificatieplicht vormt daarbij een heel belangrijk element. Wij schaffen met deze nieuwe wet de partiële leerplicht af. Daarmee doen wij toch een lastig uitvoerbare en lastig handhaafbare wet met veel grijze gebieden en onduidelijkheid de deur uit. Dat is naar mijn mening een heel goede zaak. Er komt iets beters voor in de plaats en dat is heel belangrijk. Er is daarom ook veel steun uit het veld, eigenlijk van alle partijen, voor de nieuwe kwalificatieplicht. Men heeft het gevoel daarmee goed uit de voeten te kunnen en een beter resultaat te kunnen behalen.

Mevrouw Kalsbeek zei dat ik bang was dat het wetsvoorstel te traag behandeld zou worden in deze Kamer omdat ik voorzag dat de wet pas eind mei in het Staatsblad zou worden aangekondigd. Ik deed die voorspelling naar aanleiding van een discussie in de Tweede Kamer. De Tweede Kamer wilde op korte termijn jongeren informeren over de aanstaande kwalificatieplicht. Ik vond dat op zich een goede geste, maar ik voorzag dat het nog wel even zou duren voordat de wet zou worden vermeld in het Staatsblad. Ik wilde daarmee niet de Eerste Kamer aansporen. Ik zou dat niet hebben gedurfd. Ik wilde daarmee eerder aangeven dat ik het belangrijk vind dat de Eerste Kamer goed naar dit wetsvoorstel kijkt. Uit respect voor de Eerste Kamer ben ik ervan uitgegaan dat de wet niet eerder gepubliceerd zou kunnen worden dan eind mei. Voor de afhandeling in de Eerste Kamer kon naar mijn mening ook geen informatiecampagne gestart worden. Ik doe daarmee recht aan het werk van deze Kamer. Ik zou het niet anders dan op deze manier willen omdat ik hecht aan de toets van de Eerste Kamer, juist bij het belangrijke wetsvoorstel dat nu aan de orde is. Na de afhandeling zal de campagne overigens volop worden gestart, maar daar kom ik straks nog op terug.

Mevrouw Meulenbelt stelt terecht dat het wetsvoorstel een sluitstuk vormt en geplaatst moet worden in een context van meer maatregelen om de schooluitval aan te pakken. Zij heeft daarmee een punt. Men mag ook niet verwachten dat de zaak alleen met de kwalificatieplicht kan worden opgelost. Ik heb in de afgelopen weken gemerkt dat een scala aan maatregelen binnen de scholen en binnen de jeugdhulpverlening is genomen. Ik ben daar zelf erg enthousiast over geworden en ik ben dan ook blij dat door het project in het coalitieakkoord tot een intensivering van dit beleid wordt overgegaan. Het lijkt mij goed om een aantal punten te noemen om de context te beschrijven die mevrouw Meulenbelt noemde. Het gaat bij de start om de taal- en leerachterstanden en de vroegschoolse educatie. Mijn collega Sharon Dijksma is daar actief mee bezig. Nu is vaak al bij kinderen van twee en drie jaar te zien dat zij op een zeker moment problemen krijgen en dat zij een achterstand hebben die later leidt tot schooluitval en alles wat daaraan vastzit. Het is heel belangrijk dat wij goed vorm geven aan de zorg op de scholen. In de afgelopen jaren is al fors geïnvesteerd in zorgadviesteams en in de komende jaren zal dat in de nieuwe beleidsvoorstellen zeker geïntensiveerd en waar nodig versterkt worden. Het is heel belangrijk dat op de scholen zicht is op wat er met jongeren gebeurt. Vervolgens moet er directe aansluiting zijn met de jeugdhulpverlening. Er moet dan ook echt iets gebeuren.

Een ander belangrijk punt waar actief aan wordt gewerkt, is een goede aansluiting tussen het vmbo en het mbo. Een warme overdracht is ongelooflijk belangrijk. In die overdracht gaat het vaak fout, soms in de weken van de overgang van het vmbo naar het mbo. Dat is te voorkomen; ik zie in het land heel mooie voorbeelden van scholen, zowel vmbo's als mbo's, die dat zelf oppakken. Sommige scholen gaan in één gebouw zitten. Er zijn heel veel goede initiatieven om die overgang zo krap mogelijk te maken en om ervoor te zorgen dat die jongeren niet tussen wal en schip vallen.

De signalering en registratie van spijbelen is al veel scherper in beeld, ook door gebruik van het onderwijsnummer. Verder is geïnvesteerd in stageplaatsen; er is 35 mln. besteed aan het creëren van 20.000 extra stageplaatsen. Ook wordt aandacht besteed aan beroepsoriëntatie en voorlichting over opleidingen. Als jongeren een goed beeld hebben van wat zij willen en met praktijkgericht onderwijs aan de slag gaan, dan kunnen zij heel gemotiveerd zijn. Vaak gaat het bij de overgang naar het mbo fout omdat leerlingen in een verkeerde sluis terecht zijn gekomen en een verkeerd beeld hadden van de opleiding. Goede beroepsoriëntatie en goede stageplaatsen waarin iemand enthousiast wordt over hetgeen hij later gaat doen, zijn heel belangrijk.

Voor de categorie jongeren boven achttien jaar zijn er de leerwerkprojecten. Daar is in de afgelopen jaren ook extra in geïnvesteerd. Het RMC speelt een belangrijke rol in het spotten van jongeren tot 23 jaar; als zij achttien jaar zijn, moeten jongeren worden teruggeleid naar leer- en leerwerkprojecten. Mevrouw Meulenbelt stelt dus terecht dat het onderhavige wetsvoorstel moet worden gezien in de context. De kwalificatieplicht is een mooi sluitstuk omdat daarmee jongeren tot achttien jaar in beeld kunnen worden gehouden.

Op het punt van de mogelijkheden komt terecht het punt dat de heer Coppoolse maakte naar voren. Hij gaf aan dat er kinderen zijn die geen kwalificatie kunnen halen; laten wij hen een warm hart toedragen en bezien wat wij met hen kunnen doen. De heer Coppoolse noemde in dit verband cluster 4 en stelde voor om een generieke uitzondering te maken. Ik benadruk dat een aantal generieke uitzonderingen is gemaakt, bijvoorbeeld voor het praktijkonderwijs, voor zeer moeilijk lerende kinderen – het is heel belangrijk dat die kinderen niet over de kling worden gejaagd – en voor meervoudig gehandicapte kinderen. Binnen cluster 4 zijn er echter waarschijnlijk veel kinderen in staat om die startkwalificatie wel te halen. Zij zijn in staat om hun talent ten volle te benutten en te ontwikkelen. Met een generieke uitzondering wordt naar mijn idee onrecht gedaan aan die groep. Het moet wel mogelijk zijn om specifieke uitzonderingen te maken. Naar mijn idee is het mogelijk om met artikel 5 van de Leerplichtwet uitzonderingen te maken voor leerlingen die niet in staat zijn om die startkwalificatie te behalen. Via de ouders en de leerplichtambtenaar moet het mogelijk zijn om een dergelijk traject te bewandelen. Leerplichtambtenaren moeten goed geïnformeerd worden over deze mogelijkheid zonder dat het gebruik daarvan doorschiet. In alle redelijkheid moet uit kinderen gehaald worden wat erin zit, voor henzelf en voor de samenleving.

De heer Coppoolse sprak zijn zorg uit, met name op het gebied van de handhaving. Hier klinkt het geluid van iemand die daar vroeger mee bezig is geweest; hij gaf aan dat hij ervaring heeft opgedaan in Zeeland. Ik heb zelf in de afgelopen jaren ook in het lokaal bestuur geopereerd en ik heb een zekere progressie opgemerkt. Gemeenteraden zijn scherper op het daadwerkelijk besteden van het geld uit het Gemeentefonds aan leerplichtambtenaren. Het lijkt mij echter goed om scherp te blijven. De heer Coppoolse vraagt of er voldoende sturing is op het ketengebeuren en op de leerplicht. Scholen hebben een belangrijke taak; de Inspectie heeft daar onlangs een toezichtskader voor ontwikkeld en bekijkt heel scherp of scholen hun taak oppakken. De gemeenten hebben ook een heel belangrijke taak; de commissaris van de Koningin speelt daar een rol in en wij gaan nu zelf ook na of alles goed verloopt. Hoe willen wij een en ander in de toekomst doen? In dat licht stal ik het extra leerplichtgeld op dit moment niet bij de gemeenten maar voor een korte tijd bij de RMC, in afwachting van een advies van het Integraal toezicht jeugdzaken. Het gaat er vooral om, gemeenten en andere partners in de keten te stimuleren om te doen wat nodig is voor een goede uitvoering van de leerplicht. Mevrouw Linthorst zei terecht: de keten is zo sterk als de zwakste schakel. Met die werkelijkheid moeten wij goed rekening houden. Van verschillende kanten wordt gekeken naar hoe het loopt, hoe de schakels aan elkaar zijn verbonden, of iedereen weet wat er wordt verwacht en hoe de onderlinge communicatie verloopt. Dit gebeurt vanwege de gestelde doelstellingen maar ook doordat steeds duidelijker wordt dat dit beleid voor een hoog rendement kan zorgen als het goed wordt uitgevoerd.

Een aantal zaken hebben mijn voorganger en ik zelf in gang gezet. Wij zijn bezig met een digitaal loket. Gemeenten en scholen worden daarmee in staat gesteld op basis van het onderwijsnummer zaken op één plek aan te melden. Vooral de gemeenten bespaart dit veel administratieve rompslomp, zodat zij hun middelen nog scherper kunnen inzetten. In het kader van de nieuwe kwalificatieplicht gaat er in totaal 113 mln. naar de gemeenten. Voor een deel wordt dit besteed aan leerplichtambtenaren. Er gaan echter ook middelen naar de scholen, om de verwachte extra leerlingen op te kunnen vangen. Daarnaast voer ik overleg met het Parket-Generaal om goede afspraken te maken over de strafrechtelijke uitvoering van de kwalificatieplicht. Ik ben mij er zeer wel van bewust dat dit met de bestaande formatie moet geschieden.

De minister van Justitie heeft opdracht gegeven om de keten in beeld te brengen, van de ouders tot de Raad voor de Kinderbescherming. Het rapport Integrale aanpak schoolverzuim is naar aanleiding van zijn alertheid tot stand gebracht. Alle schakels uit de keten zijn betrokken bij de negentien werkconferenties. Het rapport ligt inmiddels bij de Tweede Kamer.

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Ik heb het rapport opgevraagd en ingekeken. Het waren indrukwekkende werkconferenties. Het baart mij echter zorgen dat daar klip en klaar naar voren kwam dat het gebrek aan capaciteit bij het OM en bij de rechtbank een groot probleem oplevert. In het rapport heb ik geen aanbevelingen gevonden voor het oplossen van dit probleem.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik zal mijn betoog vervolgen. Daarin kom ik nog op het punt dat mevrouw Linthorst aangeeft. Ik hoor graag als ik het in haar ogen onvoldoende beantwoord.

De minister heeft hierover een brief naar de Tweede Kamer gestuurd in het kader van een algemeen overleg, waarbij ikzelf ook betrokken zal zijn. Daarin heeft hij gesteld dat het OM ruimte moet creëren voor de snelle afhandeling van zaken. Daarmee vraagt hij impliciet om prioriteit te geven aan dit punt. Wellicht kan men binnen de bestaande formatie hieraan op een goede manier vorm en inhoud geven. Een ander belangrijk punt van de minister is de invoering van standaardformulieren voor processen-verbaal. Op dit moment zijn er veel verschillende formulieren, wat heel onhandig is voor de verschillende arrondissementen. Verder wil de minister kinderrechters ook laten optreden als spijbelrechter, zodat de bredere context van het spijbelen in beeld komt. Daarnaast zal aan een internetsite een dossier worden gehangen over de handhaving van de leerplicht. Op basis daarvan kunnen arrondissementen hun proces stroomlijnen en zaken aanpakken.

Het Integraal toezicht jeugdzaken heb ik gevraagd om de hele keten in beeld te brengen, met alle plussen en minnen. Voor een deel is dit om te bezien hoe wij moeten omgaan met eventuele regionalisering. In dat kader zullen de justitiële punten aan de orde komen. Op grond van de rapportage hierover aan het einde van het jaar zal ik bekijken of het nodig is om op onderdelen maatregelen te nemen. Het is belangrijk dat de minister van Justitie al een aantal heldere afspraken heeft gemaakt.

Ik kom bij de campagne die niet eerder mocht starten dan nadat de Eerste Kamer had gezegd dat het wetsvoorstel akkoord was. Het is belangrijk om een brede informatiecampagne te voeren. Er zijn heel veel jongeren die op dit moment van de prins geen kwaad weten, maar straks toch op het matje worden geroepen en weer fijn naar school mogen. De campagne moet aansluiten bij jonge mensen, onder andere door er een wervende figuur voor te vinden. Deze zal deels worden gevoerd via Postbus 51 maar ook via kanalen als 3FM. De jongeren moeten weten wat er op hen afkomt. Dat geldt ook voor scholen, hoewel zij waarschijnlijk beroepshalve wel weten wat er in deze Kamer geschiedt. Zij zijn natuurlijk professioneel van nature wat meer betrokken. Het is ook heel belangrijk dat wordt samengewerkt met de VNG en INGRADO om de leerplichtambtenaren op een goede manier van informatie te voorzien.

Kortom, aan heel veel elementen is gedacht. Ik ben heel blij dat de Kamer op een aantal punten alert is en punten heeft aangereikt. De komende tijd zal ik er in de uitwerking scherp op toezien dat wij daaraan vorm en inhoud geven en de zorgen wegnemen van de Eerste Kamer, de Tweede Kamer maar ook van mijzelf. Ik ben dankbaar voor de inbreng van de Kamer. Ik hoop van harte dat de kwalificatieplicht ervoor zorgt dat veel jonge mensen op de schoolbank blijven zitten, zodat zij uiteindelijk hun opleiding afronden. Met die opleiding zijn zij niet slechts geschikt voor een specifiek bedrijf – dat misschien te zijner tijd naar andere oorden in de wereld vertrekt – maar breed inzetbaar in onze samenleving. Dit zorgt ervoor dat zij sterker in hun schoenen komen te staan.

De heer Coppoolse (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording. Het is goed zij nog eens heeft benadrukt dat de benadering integraal moet zijn om de aanval op de uitval goed gestalte te geven. De beleidsintensivering in deze kabinetsperiode volgen wij met grote belangstelling, omdat het om een zeer belangrijke zaak gaat.

De staatssecretaris wil geen generieke uitzondering maken voor cluster 4-leerlingen; dat heb ik zelf ook niet voorgesteld. Binnen cluster 4 zitten groepen leerlingen voor wie het halen van een kwalificatie een brug te ver is. De staatssecretaris stelde ook dat artikel 5 het mogelijk maakt om specifieke uitzonderingen te maken. Ik hoop dat dit inderdaad in overleg met alle betrokken instanties zo goed mogelijk gestalte krijgt. Het onder druk zetten van kwetsbare kinderen kan zeer contraproductief uitwerken, wat niet de bedoeling kan zijn van dit wetsvoorstel.

De staatssecretaris heeft gezegd dat zij middelen heeft voor de handhaving. Als het niet lukt met de "carrot", komt de stok erachteraan. Het is uiteindelijk de bedoeling dat het ergens anders gestalde geld bij de gemeenten terechtkomt, wat een goed middel kan zijn. De Inspectie zal bij de scholen extra op dit punt letten.

De wet spreekt ons buitengewoon aan. De toezeggingen van de staatssecretaris geven ons de hoop en de verwachting dat de uitvoering strikt zal plaatsvinden, met een zeker mededogen voor degenen die het nodig hebben.

Mevrouw Linthorst (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar buitengewoon enthousiaste beantwoording. Dat biedt het vertrouwen dat de staatssecretaris er ook echt met hart en ziel bij betrokken is en er ook alles aan zal doen om er iets van te maken. Toch wil ik nog een puntje maken. Ik ben zelf redelijk nauw betrokken bij allerlei projecten voor het terugdringen van voortijdig schoolverlaten. Er zijn natuurlijk zorgadviesteams. Die zorgadviesteams worden alleen wel geconfronteerd met wachtlijsten in de jeugdhulpverlening. Die zijn niet gering. Wij kunnen stroomlijnen wat wij willen en wij kunnen informatie uitdelen wat wij willen, maar uiteindelijk komt het aan op de capaciteit die beschikbaar is. Zowel in de jeugdhulpverlening als bij het OM is dat te weinig. Het werk dat is gedaan door leerplichtambtenaren enzovoort wordt dan toch weer teniet gedaan door het ontbreken van capaciteit.

Ik was verheugd over het feit dat de staatssecretaris zei dat er een algemeen overleg gepland is waarin de minister van Justitie gaat pleiten voor het maken van ruimte bij het OM. Dat heb ik althans begrepen. Ik vraag de staatssecretaris of deze Kamer van de resultaten van dat overleg op de hoogte gesteld kan worden. Ik neem aan – maar dat is een schot voor de boeg – dat wij op een gegeven moment opnieuw over dit onderwerp zullen spreken, maar dan ook in aanwezigheid van de minister voor Jeugd en Gezin. Op die manier kunnen wij kijken hoe wij tot een echt sluitende aanpak kunnen komen om ervoor te zorgen dat jongeren die potentie hebben, hun potentie ook waar kunnen maken. Voor de rest zijn wij overigens blij met dit wetsvoorstel.

Mevrouw Meulenbelt (SP):

Voorzitter. Ik kan mij daar makkelijk bij aansluiten. Ik dank de staatssecretaris hartelijk voor haar aanstekelijke weergave van hetgeen zij van plan is en hetgeen de regering van plan is. Als dat allemaal gaat lukken, zijn wij allemaal een stuk gelukkiger. Ik had graag willen horen of er nog iets in zit ten aanzien van te grote klassen en leerkrachten die klagen dat zij een te groot deel van hun tijd moeten besteden aan zaken die niet direct in verband staan met het onderwijs aan en contact met kinderen. De staatssecretaris hoeft hier niet onmiddellijk op in te gaan. Ik laat het staan voor de Handelingen en lever het daarmee in als wens.

Ik ben blij dat blijkt dat het een geïntegreerd onderdeel gaat worden. Dat is ook de enige manier waarop zoiets kan slagen. Ik onderschrijf ook het idee om een keer te kijken of het te coördineren valt met de minister voor Jeugd en Gezin. Ik denk daarbij ook aan de minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Gezien de moeilijkheden in wijken is het duidelijk dat schoolverlaters daarin een centrale plaats innemen. Die wijken hebben ook weer invloed op de schoolverlaters. Wij weten met elkaar hoe ingewikkeld het is. Wij weten dat je eigenlijk niets van die hele reeks problemen kunt oplossen als je ze niet allemaal min of meer tegelijkertijd oplost. Dat gaat een flinke klus worden.

Het is ook prettig dat de staatssecretaris heeft gezegd waar zij ziet dat er al goede dingen gebeuren. Het is niet alsof er nu ineens uit het niets een nieuw beleid gestampt moet worden. Wij zullen de staatssecretaris met belangstelling blijven volgen in de komende jaren. Wij wensen haar heel veel sterkte. Als het nodig is, komen wij wel weer kritisch terug.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun reactie. De heer Coppoolse heeft nog een keer gezegd dat ik heb bevestigd dat artikel 5 de door hem bepleite mogelijkheid biedt. Natuurlijk is dat een van de punten waarvan wij de komende tijd scherp in de gaten houden hoe ermee om wordt gegaan. Rigiditeit past hier niet. Te veel ruimte past echter ook niet. Daartussen zal het evenwicht gevonden moeten worden. De heer Coppoolse heeft echter gelijk dat het om kinderen en jonge mensen gaat.

Mevrouw Linthorst en mevrouw Meulenbelt hebben terecht gezegd dat dit in een breder beeld past. In haar eerste termijn ging mevrouw Linthorst vooral in op haar zorg om het OM en de mogelijkheden die men daar wel en niet heeft. Voor de jeugdhulpverlening geldt inderdaad hetzelfde. Ik heb twee weken geleden uitgebreid gesproken met de minister voor Jeugd en Gezin over leerplicht en de investeringen die wij de komende jaren willen doen in het kader van het vroegtijdig schoolverlaten. De komende tijd zal het Integraal toezicht jeugdzaken een evaluatie uitvoeren waarover eind mei wordt gerapporteerd. Ik heb met de minister voor Jeugd en Gezin afgesproken dat hij bij elke schakel betrokken zal zijn en er vooral voor zal zorgen dat waar hij mee bezig is, goed aansluit bij waarmee de school zich bezighoudt.

De school is vindplaats en werkplaats. Daar zit het zorgadviesteam. Het is daarom heel belangrijk dat de jeugdhulpverlening zo veel mogelijk in de school plaatsvindt, dicht bij de jongeren, zodat je ze onderweg van school naar de therapeut, maatschappelijk werk of wat dan ook niet kwijt raakt. Het moet verderop in een lokaal zijn en er moet zicht op zijn dat die kinderen ook daadwerkelijk gaan. Ook de organisatie eromheen moet rondom die zorgadviesteams gestroomlijnd zijn. Dat is een van de belangrijke punten die ik heb besproken met de minister voor Jeugd en Gezin. Wij moeten ervoor zorgen dat wij één op één werken. Het is dan ook terecht dat de integraliteit naar voren is gebracht.

Datzelfde geldt voor de minister voor Wonen, Werken en Integratie en de minister van Justitie. Wij hebben het hier niet specifiek over een schoolprobleem. Natuurlijk spelen omstandigheden als de omvang van klassen een rol. Het heeft er ook mee te maken of je maatwerk kunt leveren. Daarom ben ik ook heel scherp op de 850 urennorm in het mbo. Wij zeggen niet dat er rigide 850 uur geschoold moet worden, maar er moeten gewoon 850 contacturen met kinderen zijn. Als je ze niet in beeld hebt, raak je ze letterlijk kwijt. De schoolse aspecten heb ik niet genoemd, maar die komen er gewoon bij. Ik ben specifiek ingegaan op het beleid inzake voortijdig schoolverlaten als context.

Wij hebben in de tweede helft van juni een algemeen overleg in de Tweede Kamer. De minister van Justitie en ik zullen daar beiden present zijn. Ik heb gesproken over de brief die de minister heeft geschreven naar aanleiding van het rapport inzake die negentien conferenties. Hierin schrijft hij dat de uitkomsten van de werkconferenties voor hem aanleiding zijn om het Openbaar Ministerie ertoe aan te sporen sneller op te treden in verzuimzaken en daarbij intensief samen te werken met leerplichtambtenaren enzovoort. Hij heeft dat initiatief zelf al genomen. Ik neem aan dat er procedureel mogelijkheden zijn om ervoor te zorgen dat de Eerste Kamer het verslag krijgt van dit algemeen overleg. Of de Kamer te zijner tijd met mij en misschien de minister voor Jeugd en Gezin, de minister van Justitie en de minister voor Wonen, Werken en Integratie wil spreken, is natuurlijk aan de Kamer. De Kamer vraagt ons te komen en niet andersom.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

Ik stel voor, de dinerpauze in te korten tot het tijdstip zoals voorzien in de Kameragenda.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 18.05 uur tot 18.40 uur geschorst.

Naar boven