Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over arbeidsmarkt en onderwijs, te weten:

- de motie-Van Driel c.s. inzake een prikkel voor jongeren zonder werk en zonder startkwalificatie door verlenging van een leer-werkplicht (30300 XV, C);

- de motie-Klink c.s. inzake het inkomensafhankelijk maken van de arbeidskorting als instrument om arbeidsparticipatie te bevorderen (30300 XV, D).

(Zie vergadering van 7 februari 2006.)

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Onderwijs van harte welkom.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf met betrekking tot de motie-Van Driel c.s. (30300-XV, C).

Mevrouw Swenker (VVD):

Voorzitter. Over de sluitende aanpak van jongeren tot 23 jaar heeft de staatssecretaris in zijn antwoord vorige week gezegd dat hij bezig is, te bezien of de leer-werkplicht zou moeten worden verlengd tot 23 jaar. Dat betekent dat deze motie voor de VVD-fractie in feite overbodig is. Onze fractie wacht rustig af hoe een dergelijke maatregel aan de overkant wordt ontvangen en wat er vervolgens mee gebeurt.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Voorzitter. Ik spreek ook voor de fractie van D66. Wij zijn ons bewust dat de problemen juist in de leeftijdsgroep van 18 tot 23 jaar heel erg groot zijn, dat dit zeker in de grote steden het geval is en dat daar iets aan moet gebeuren. Er moet naar wegen worden gezocht om daar ook op een verantwoorde manier iets aan te doen. Dat betekent dat wij voor de motie zullen stemmen, maar wel uitdrukkelijk met de opmerking dat dit voor ons niet de betekenis heeft dat iedereen nu zomaar in zijn kraag gepakt kan worden. Als iemand een beroep doet op gemeenschapsmiddelen, dan mag je daar wat aan doen. Als iemand de fout in gaat, dan mag je daar eveneens wat aan doen. Als iemand echter in geen van beide categorieën valt, dient uiterste voorzichtigheid betracht te worden. Wij zijn een vrij land en iedereen mag hier ook vrij wezen.

In stemming komt de motie-Van Driel c.s. (30300-XV, C).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de VVD-fractie tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf met betrekking tot de motie-Klink c.s. (30300-XV, D).

Mevrouw Swenker (VVD):

Voorzitter. Vorige week ontstond er een korte discussie over het al dan niet bestaan van de armoedeval. Over het algemeen bepalen inkomensafhankelijke regelingen zoals de huursubsidie of kwijtschelding bij de gemeente het niveau voor bepaalde groepen. Als hun inkomen gaat stijgen, hebben zij toch last van een armoedeval. De heer Thissen beweert dat mensen zich niet laten weerhouden door dit probleem. Kennelijk vindt hij dat er nog wel iets bij kan bij deze armoedeval. Het is heel simpel. De VVD-fractie is van oordeel dat een inkomensafhankelijke arbeidskorting zeker bij mensen aan de onderkant van de samenleving kan bijdragen tot verhoging van een armoedeval. Daarvoor hebben wij geen onderzoek nodig.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Naar de mening van mijn fractie is deze motie een tastbaar resultaat van een goed debat dat wij vorige week hier gevoerd hebben. Waar aanvankelijk de meningen uiteen leken te lopen, werd uiteindelijk toch overeenstemming bereikt: het zou goed zijn om te onderzoeken of een inkomensafhankelijke arbeidskorting een instrument zou kunnen zijn om de participatie van bepaalde mensen te bevorderen. Mijn fractie zal dan ook vol overtuiging voor dit goede voorstel vanuit de Eerste Kamer stemmen.

In stemming komt de motie-Klink c.s. (30300-XV, D).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de VVD-fractie tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen.

Naar boven