Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten in verband met de uitbreiding van de werkingssfeer van de wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid (29983).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Driel (PvdA):

Voorzitter. Volgens mij was het de bedoeling dat wij een stemverklaring zouden afleggen, maar ik zag op de agenda dat het toch een klein debatje wordt. Ik heb ook van de CDA-fractie begrepen dat er sprake is van een misverstand.

Van belang is vooral dat mijn fractie deze wetswijziging van harte steunt, omdat de fractie zorg heeft over de verdringing van het Nederlandse arbeidsaanbod door oneerlijke concurrentie. Mijn fractie is, zoals bekend, voorstander van eerlijke loonconcurrentie en niet van de oneerlijke loonconcurrentie die dreigt. Wij achten het risico van concurrentie op arbeidsvoorwaarden zeer reëel, zowel op het vlak van de primaire arbeidsvoorwaarden als op het gebied van de secundaire arbeidsvoorwaarden. Met deze wetswijziging wordt erin voorzien deze risico's in ieder geval te verkleinen.

Zorg heeft mijn fractie overigens wel over de naleving ervan. De antwoorden die de minister heeft gegeven op vragen daarover in de schriftelijke ronde, stellen niet helemaal tevreden. De controle geschiedt namelijk langs privaatrechtelijke weg. Dat betekent in de praktijk toch vooral dat wij mogen hopen dat de cao-partijen zelf alert zijn. Ik zie wel gebeuren dat de vakbonden erop letten, maar niet dat de ongeorganiseerde werknemers dat doen die hier wel werken. Die zullen zich niet zo snel tot de rechter wenden. Het is dus de vraag of de controle op deze manier voldoende zal blijken te zijn. Voor ons is dat overigens geen argument om tegen deze wetswijziging te stemmen.

Mevrouw Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ondanks de uitgebreide antwoorden, die de minister heeft gegeven op de vragen van de VVD-fractie met betrekking tot de wijziging van de WAGA, blijft de fractie fundamentele bezwaren hebben tegen dit wetsvoorstel.

De VVD-fractie heeft fundamentele bezwaren tegen algemeen verbindend verklaarde cao's, omdat ze van mening is dat het niet juist is dat bij avv gemaakte afspraken tussen sociale partners, tot wet worden verheven voor een gehele bedrijfstak, waarin over het algemeen de ongeorganiseerde werknemers een veel groter aandeel vormen dan de georganiseerde werknemers.

De VVD-fractie is niet overtuigd van de effectiviteit van de WAGA zoals deze tot op heden heeft gewerkt. De fractie ziet dan ook geen reden tot uitbreiding van de WAGA naar andere sectoren. Bovendien heeft de staatssecretaris in een brief aan de Tweede Kamer van 2 november aangegeven, dat er een Nederlandse evaluatie van het werknemersverkeer met de nieuwe EU-lidstaten komt evenals een dergelijke evaluatie van de Europese Commissie. Het ziet ernaar uit dat de overgangsmaatregel wellicht niet zal worden verlengd, zodat het vrije verkeer van werknemers per 1 mei 2006 ook voor de Midden- en Oost-Europese landen in werking zal treden. Dit lijkt de VVD-fractie een reden te meer om de werkingssfeer van de WAGA niet uit te breiden.

De heer Schuyer (D66):

Voorzitter. Normaliter zou de heer Schouw hier nu staan, maar vandaag is er een nationaal congres Omgaan met klimaatverandering in bestuurlijk Nederland. Daarop is de motie-Lemstra c.s. uit onze Kamer een belangrijk onderwerp van bespreking. Waar de heer Lemstra zelf is verhinderd, is de heer Schouw als tweede ondertekenaar gevraagd om de motie toe te lichten. Vandaar dat ik degene ben die deze keer hier het woord voert.

Net als de VVD-fractie is de fractie van D66 is geen voorstander van het algemeen verbindend verklaren van cao's. Zeker als deze afspraken worden gemaakt door organisaties die vinden dat ze voor iedereen, ook voor de niet-leden, kunnen beslissen. De door de cao's opgelegde eisen zorgen er bovendien voor dat bepaalde groepen werknemers langs de kant blijven staan, omdat deze werknemers niet de voor een cao-functie benodigde productiviteit kunnen bereiken.

Bij de uitbreiding van de werking van de WAGA is de D66-fractie al helemaal op haar hoede. De nieuwe wet lijkt verdacht veel op symboolwetgeving. Bovendien hebben de mensen over wie hier wordt besloten helemaal geen invloed op de beslissingen. De werknemers die onder de uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA vallen, en mogelijk ook de werkgevers, zijn namelijk geen partij aan tafel bij de onderhandelingen over deze cao's.

Een ander probleem is, dat bij de weging van de representativiteit voor het algemeen verbindend verklaren van cao's deze mensen buiten beschouwing worden gelaten. Naar onze overtuiging moet bij de bepaling van de representativiteit van zowel werkgevers- als werknemerszijde de groep werkgevers en werknemers die onder het bereik van de WAGA valt meegewogen worden. Is de minister dit met de fractie van D66 eens?

Naast de representativiteit is er nog een veel groter probleem, namelijk het nut van de wet. De effecten van de WAGA in de bouw zijn nog nauwelijks bekend. Er zijn namelijk geen onderzoeken of cijfers die bewijzen dat deze wet effectief is. Als het al zo is dat de WAGA werkt, dan is het nog de vraag hoe een uitbreiding uitpakt. Er is een kans dat uitbreiding bijdraagt aan verplaatsing van werk uit Nederland. Met de WAGA kon de bouwsector nog wel beschermd worden tegen lagere lonen. Bij deze sector ligt verplaatsing van de activiteiten naar lagelonenlanden niet voor de hand. Voor de meeste andere sectoren geldt dit niet. Als de markt wordt afgeschermd en de lonen elders in de EU lager zijn, kiezen veel ondernemers eieren voor hun geld en vertrekken. Bovendien is de kans groot dat illegale arbeid in de hand wordt gewerkt. De sector waarvoor de WAGA nu geldt, de bouw, is al berucht om de illegale arbeid. Illegale arbeid die door het loonverschil en de wettelijke bescherming van legale goedkopere arbeid extra aantrekkelijk is geworden.

Wetten zoals deze geven de indruk dat de regering wat doet aan het buiten houden van goedkopere arbeidskrachten en dat dit haalbaar en wenselijk is. Maar wij moeten wel realistisch blijven. Binnen de Europese Unie is sprake van vrij verkeer van personen en goederen en van diensten en arbeid. Met de toelating van de nieuwe lidstaten is Nederland ermee akkoord gegaan dat er tussen de oude en nieuwe landen vrij verkeer van arbeid en diensten ontstaat. Dat betekent dat er concurrentie komt met goedkopere arbeid uit de nieuwe lidstaten. Of de arbeid nu hier of daar wordt verricht, doet er in feite minder toe. Hiertegen is weinig te doen, ook met deze wet. Dat is geen leuke boodschap, maar wel de enige reële.

De heer Terpstra (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Wat de CDA-fractie betreft, had het wetsvoorstel als een hamerstuk kunnen worden afgedaan, maar aangezien twee fracties hier belangrijke fundamentele en principiële diepgaande beschouwingen hebben willen houden over dit onderwerp – dat gebeurde zelfs door de fractievoorzitter van een van de coalitiepartijen – vinden wij dat wij als CDA-fractie niet kunnen achterblijven in het debat. Wij hebben drie argumenten om voor het wetsvoorstel te zijn en één om er onze steun niet aan te onthouden. Bij elkaar opgeteld zijn het er dus vier.

De CDA-fractie denkt anders dan de fracties van D66 en de VVD over het nut van cao's en het nut van algemeen verbindend verklaringen. Wij vinden het beleid van algemeen verbindend verklaren van collectieve arbeidsovereenkomsten een belangrijk onderdeel van de sociale ordening van de arbeidsverhoudingen. Ten aanzien van de vraag of de werknemers wel voldoende georganiseerd zijn, merk ik op voor het avv-beleid in ons land tot nu toe de norm is geweest dat bij die vraag alleen maar werd gekeken naar de werkgeverskant. Het avv-beleid is dus alleen maar mogelijk indien de meerderheid van de werknemers valt onder georganiseerde werkgevers. Wij ondersteunen het avv-beleid als principe.

Met de voorgestelde wet wordt de gelijke behandeling geregeld van groepen werknemers die in dezelfde sector opereren. Het principe van de gelijke behandeling van werknemers vinden wij een waarde op zich.

Het derde argument om voor te zijn, is dat men de detacheringsrichtlijn en de vertaling daarvan naar nationale wetgevingen kan zien als een onderdeel van een langzaam opbloeiend Europees sociaal beleid. Uit onze standpunten ten aanzien van de Europese Grondwet kan men afleiden dat de CDA-fractie voorstander is van een verdere uitbouw van het Europese sociale beleid.

Dit waren de drie argumenten voor. De fracties van de VVD en D66 hebben beide gewezen op het feit dat in dit wetsvoorstel ook elementen zitten van bescherming van de bestaande werknemers in een bepaalde sector. Op dat gebied hebben beide fracties gelijk, alleen, wij vinden dat in de huidige onzekere toestand en de huidige discussies over Europa dit bijeffect niet zodanig groot is, dat wij tegen het wetsvoorstel moeten stemmen. Wij hebben dus één argument om niet tegen te stemmen en drie argumenten om voor te stemmen. Het resultaat is dus dat wij voorstemmen.

Minister De Geus:

Mevrouw de voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel tot uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA heeft tot gevolg dat algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen met betrekking tot een harde kern van arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van rechtswege van toepassing worden verklaard op de arbeidsovereenkomst van ook de grensoverschrijdend gedetacheerde werknemer. In de huidige wetgeving is de toepassing van avv op de arbeidsrelatie van grensoverschrijdend gedetacheerde werknemers overeenkomstig de daaraan ten grondslag liggende richtlijn beperkt tot de bouwsector. In de overige sectoren kunnen dus grensoverschrijdend gedetacheerde werknemers wettelijk alleen rechten ontlenen aan de waarborgen die worden geboden door wetten als de Wet op het minimumloon en de Arbeidsomstandighedenwet, en delen van het BW. Met die wetten is beoogd werknemers een bescherming te bieden. Het niveau daarvan is doorgaans lager dan dat van de cao. Dat heeft een ongelijk speelveld tot gevolg: Nederlandse werkgevers zijn gebonden aan algemeen verbindend verklaarde cao's en buitenlandse dienstverleners kunnen zich beperken tot de van toepassing zijnde wettelijke minima.

Welnu, het is dit ongelijke speelveld dat ons aanleiding heeft gegeven om deze wetswijziging aan uw Kamer voor te stellen. De kans is namelijk reëel, zoals de heer Van Driel al heeft gezegd, dat het kostenvoordeel voor werkgevers dat hieruit voortvloeit, leidt tot ongelijke concurrentie en zelfs tot verdringing van Nederlands aanbod. Daarmee wil ik niet zeggen dat deze wet a contrario moet worden begrepen als dé wet waarmee buitenlanders buiten worden gehouden of illegalen hiernaartoe worden gelokt. Het gaat hier echt om dat deel van de materie dat wij kunnen bestrijken met de vraag wat de werkingssfeer is van de cao.

Bij herhaling is er in de Kamer zorg uitgesproken, met name in relatie tot de toetreding van de MOE-landen waar het arbeidsvoorwaardenniveau fors lager is dan in Nederland. Ook bij de parlementaire behandeling in 1999 is uitvoerig hierover gediscussieerd. De WAGA is destijds beperkt gebleven tot de bouwsector, omdat destijds grensoverschrijdende dienstverlening zich vooral in de bouw leek te concentreren. Thans zien wij dat er een breder terrein is waarop sprake is van grensoverschrijdende dienstverlening. Destijds waren de gevolgen van de toetreding van de MOE-landen nog niet te overzien. Wij zien nu dat als gevolg van die toetreding zich steeds meer en op steeds grotere schaal internationalisering voordoet. Door de dienstenrichtlijn die in voorbereiding is, zal vermoedelijk ook die grensoverschrijdende dienstverlening nog verder groeien. Om die reden is het belangrijk dat er voorwaarden worden geschapen voor eerlijke concurrentie. In het AO van 24 mei met collega Brinkhorst over de dienstenrichtlijn heeft de Kamer dit nog eens nadrukkelijk benadrukt.

De detacheringsrichtlijn biedt de mogelijkheid om de werkingssfeer uit te breiden tot alle sectoren. In het merendeel van de Europese landen is de werkingssfeer niet beperkt gebleven tot de bouwsector. Daar is het al breder. Met dit wetsvoorstel wordt aansluiting gevonden bij de praktijk van de meeste Europese lidstaten. Het wetsvoorstel schept voorwaarden voor eerlijke concurrentie en voorkomt verdringing van Nederlands aanbod door grensoverschrijdende detacheringsconstructies.

Van de kant van de Partij van de Arbeid heb ik steun gehoord, maar ook een serieuze vraag. De heer Van Driel vroeg hoe het zit met de naleving ervan. De beantwoording door de regering van de vragen die hierover zijn gesteld, heeft nog niet het antwoord gebracht waarop hij misschien had gehoopt. Ik wil hier nogmaals zeggen dat de naleving van datgene wat door private partijen onderling wordt afgesproken, of dat nu algemeen verbindend wordt verklaard of niet, niet door een publieke dienst wordt gecontroleerd. Wat dat betreft zijn wij geen cao-politie en dat zullen wij ook niet worden. De controle op naleving is in handen van de partijen zelf en eventueel degenen die zich tekortgedaan voelen door deze naleving. Dat hangt ten principale samen met het private karakter van de afspraken.

De heer Van Driel (PvdA):

Is de minister het met mij eens dat de controle op de naleving daarmee wel tamelijk zwak is?

Minister De Geus:

Deze situatie is de laatste jaren in ontwikkeling gekomen en hebben wij nooit zo gekend. De controle op de naleving c.q. de rechtsvorderingsacties die daarmee kunnen samenhangen, zijn natuurlijk vrij zwak. Deze zijn ook afhankelijk van factoren als de organisatiegraad bij Nederlandse bonden, die de meeste acties voeren om naleving van een cao af te dwingen. Een cao-partij kan ook als derde zeggen dat zij er belang bij heeft dat de cao wordt nageleefd. Ik stel vast dat de sociale partners die er belang bij hebben, zich er meer en meer voor interesseren en daarin ook een taak zien. Zij treden soms in overleg met collega-organisaties in het buitenland et cetera. Dat is wel een ontwikkeling die komt en die ik belangrijk vind. Uit deze ontwikkeling, die nog gaande is, put ik in ieder geval de hoop dat partijen inzien dat het hun eigen verantwoordelijkheid is om ook dit deel van hun domein in te vullen.

De heer Van Driel (PvdA):

Het is mij bekend dat de FNV wel wil dat de Arbeidsinspectie hierbij wat actiever is. Hoe staat u daartegenover?

Minister De Geus:

De FNV heeft wel vaker een wens dat datgene wat de FNV bedenkt, door een publieke dienst wordt gecontroleerd, maar zo is het niet in dit land. De FNV is een private partij.

De inbreng van VVD en D66 was herkenbaar, omdat deze vanuit de liberale traditie was geconcentreerd op het niet algemeen verbindend verklaren van de cao. Ik aarzel hier even over. Er zijn momenten waarop ik deze traditie geweldig herken bij de VVD-fractie, zoals vorige week, maar bij de D66-fractie is ook de eigen stijl herkenbaar. De inbrengen sluiten bij elkaar aan wat betreft het geen voorstander zijn van de algemeenverbindendverklaring van cao's.

Ik grijp terug op de stemverklaringen bij de vorige motie, waarbij het ging om het aanspreken van de sociale partners op hun verantwoordelijkheid bij discriminatie op de arbeidsmarkt. Daarbij wordt het instrument van de cao heel vaak te berde gebracht. Dat soort secundaire arbeidsvoorwaarden stelt cao-partijen juist in staat om een aantal zaken materieel te regelen. Het gebeurt wel eens dat daar dingen uit voortvloeien die de werkgevers ook kosten bezorgen, zoals bij scholingsrechten of andere zaken. Als die secundaire arbeidsvoorwaarden niet algemeen verbindend worden verklaard, zit daarin een enorm risico dat werkgevers die niet georganiseerd zijn, zich daarvan distantiëren en vervolgens de concurrentie aangaan, en dan komt dat goede doel in de cao niet tot stand.

Maar goed, ik begrijp deze herkenbare inbreng heel goed. Het is consistent dat deze fracties zeggen dat zij niet voor uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA kunnen zijn. Dat klopt, want dat ligt in het verlengde van dat principe. Ik pretendeer niet dat ik hier een volledig en afdoend debat voer over de algemeenverbindendverklaring als zodanig. Er komt vast een moment waarop wij dat meer in den brede kunnen doen.

De heer Schuyer heeft nog een specifieke vraag gesteld over de bepaling van de representativiteit, waarbij de groep werkgevers en werknemers die onder het bereik van de WAGA valt, meegewogen moet worden. Het antwoord op die vraag is ja. Daarbij speelt dat het dan wel moet gaan om bekende werkgevers, dus wij moeten dat weten, maar in principe moeten degenen die onder de werkingssfeer vallen, meegewogen worden. De heer Schuyer ziet waarschijnlijk ook wel dat dit in de praktijk niet zo eenvoudig is, maar ik zeg graag toe dat dit een punt van aandacht is.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

De aanwezige leden van de fracties van D66 en de VVD wordt conform artikel 121 van het Reglement van Orde aantekening verleend, dat zij geacht wensen te worden zich niet met het wetsvoorstel te hebben kunnen verenigen.

Naar boven