Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Gemeentelijke herindeling in een deel van de Utrechtse Heuvelrug (30083).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Tan (PvdA):

Voorzitter. Dit wetsvoorstel tot herindeling van de gemeenten Maarn, Amerongen, Leersum, Doorn en Driebergen-Rijsenburg tot een nieuwe gemeente Utrechtse Heuvelrug van bijna 50.000 inwoners heeft de PvdA-fractie met instemming ontvangen. Niettemin is dit voorstel voor ons geen hamerstuk. Wij vinden dat dit voorstel de gebruikelijke aandacht verdient van deze Kamer als chambre de réflexion. Bij de toetsing zullen misschien de gebruikelijke criteria als uitvoerbaarheid en strijd met wetten en verdragen minder op de voorgrond staan omdat het hier een herindeling betreft, maar wij vinden het belangrijk om te kijken of er bij zo'n herindeling, bijvoorbeeld naast lokale, ook nationale belangen gemoeid zijn, of dat de gevolgde procedure naar behoren is geweest.

Het gaat hier om een herindelingsprocedure met een lange aanloop, die door de provincie Utrecht in 1996 is gestart met het verzoek aan de gemeenten tot het opstellen van strategische gebiedsperspectieven. Uiteindelijk kwamen de gemeenten niet tot een eenduidige conclusie over het benodigde bestuursinstrumentarium voor de realisatie van de visie voor het gebied en zij hebben de provincie dan ook verzocht daartoe een voorstel te doen. Dat heeft uiteindelijk geleid tot dit herindelingsvoorstel. Onlangs, bij brief van 7 september 2005, heeft het Comité Herindeling Nee (tegen MALD) bezwaren uiteengezet met betrekking tot de bestuurskracht, het maatschappelijk draagvlak, de mogelijke alternatieven en de procedure. Wij willen deze bezwaren kort langs lopen.

Wat betreft de bestuurskracht wijst de minister naar het idee van de PvdA-fractie in de nota naar aanleiding van het verslag met recht op een aantal dimensies uit de bestuurskrachtmeting, namelijk de gemeente als gemeenschap, de gemeente als dienstverlener, de gemeente als medeoverheid en de gemeente als effectieve en efficiënte organisatie. De uitkomst van de meting was dat met name de omvang en kwaliteit van de ambtelijke gemeentelijke organisaties leidden tot een matige score op de laatste drie onderdelen. Dit betreft dus niet de gemeente als gemeenschap, maar wel de gemeente als dienstverlener, medeoverheid en effectieve en efficiënte organisatie. Voor wat betreft de bestuurskracht vinden wij de regionale samenhang in de betreffende gemeenten met het groene karakter van Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug een sterk punt voor deze herindeling. Ook alternatieve samenwerkingsopties, dus andere opties dan gemeentelijke herindeling, zijn overwogen, afgewogen en uiteindelijk afgewezen. Er is nadrukkelijk voor herindeling gekozen

Bij herindeling leidt het draagvlak meestal tot veel discussie. Dat blijkt ook uit het debat van daarnet over de herindeling in de Bollenstreek. Op dit punt heeft de PvdA-fractie nog wel een enkele vraag, zowel over de inhoud als over de procedure. Met betrekking tot de procedure is de stelling van de minister dat gemeenteraden van de betreffende gemeenten primair verantwoordelijk zijn voor de wijze van verkenning of organisatie van draagvlak binnen hun gemeente, voor ons onbetwistbaar. De grillige bestuurspraktijk die zich ontwikkelt rond het fenomeen referendum, dreigt ons echter parten te spelen. Daarom willen wij deze gelegenheid te baat nemen om expliciet van de minister te vernemen wat zijn standpunt is met betrekking tot het al dan niet wenselijk zijn van referenda bij herindelingen en de wijze waarop dat instrument gehanteerd zou moeten worden. Wat zijn naar het idee van de minister goede aanbevelingen aan gemeenten op deze punten?

Ten aanzien van de inhoud is duidelijk dat er sprake is van een discrepantie tussen het draagvlak van deze herindeling bij de besturen van de gemeenten en bij de bevolking van de gemeenten. Zonder in details te willen treden over de precieze aantallen pro en contra per gemeente is onze indruk toch stellig dat bij meerdere gemeenten de meerderheid van de bevolking reserves heeft tegen dit voorstel. Waarop baseert de minister zijn stelling in de nota naar aanleiding van het verslag dat er bij de bevolking sprake is van voldoende draagvlak omdat een aanmerkelijk deel de noodzaak van deze herindeling inziet? Overigens onderschrijven wij weer wél de stelling van de minister dat gemeenteraadsleden een eigenstandige verantwoordelijkheid hebben in hun besluitvorming. Naast draagvlak moeten ook andere overwegingen meewegen, zoals de bestuurskracht.

Voor wat betreft andere alternatieven kunnen in het dossier tal van overwogen varianten worden aangetroffen, zoals de WAL-variant en de MALD-variant. Er is van alles gepasseerd. Het bezwaar van het Comité dat er geen alternatieven van kleinschaliger herindelingen zijn voorgelegd aan de bevolking, kunnen wij niet onderschrijven. Iets dergelijks geldt helaas ook voor de bezwaren ten aanzien van de procedure. De stelling dat de procedure geen tien jaar, maar twee jaar heeft geduurd, bevreemdt ons als zodanig en als bezwaar. Want zelfs al had de procedure maar twee jaar geduurd – wat dus in onze perceptie niet het geval is – wat zou daar dan mis mee zijn? Een bestuurspraktijk waar dit soort veranderingen tien jaren moeten duren, is wellicht eerder vatbaar voor verbetering dan voor bestendiging. Wij zien de antwoorden van de minister op onze vragen over het draagvlak met belangstelling tegemoet.

Mevrouw Bemelmans-Videc (CDA):

Voorzitter. Het wetsvoorstel voorziet in de fusie van de huidige gemeenten Amerongen, Doorn, Driebergen-Rijsenburg, Leersum en Maarn tot de nieuwe gemeente Utrechtse Heuvelrug met circa 50.000 inwoners. De nieuw te vormen gemeente valt grotendeels samen met het nieuwe nationale park Utrechtse Heuvelrug. Het voorstel van de minister is conform het herindelingsadvies van provinciale staten van Utrecht. Het herindelingsadvies van de provincie is met name gebaseerd op de bestuurskrachtmeting die, zo informeert de minister ons, door alle betrokken gemeenten wordt onderschreven. Daarbij zou overigens vooral de omvang en de kwaliteit van de ambtelijke organisaties voor problemen kunnen zorgen gezien de strategische doelen van het Heuvelruggebied.

Het wetsvoorstel voldoet in grote lijnen aan het Beleidskader gemeentelijke herindeling van het kabinet. In grote lijnen, want er zijn problemen: de overgrote meerderheid van de bevolking – voorzover gevraagd, want in Maarn en Doorn zijn geen peilingen gehouden – heeft zich tegen verklaard. Zij hebben zich niet tegen herindeling als zodanig verklaard, maar wel tegen deze herindeling. Men geeft de voorkeur, zo lijkt het, aan kleinschaliger herindeling. Wanneer de keuze van de gemeenteraden als representanten van de bevolking doorslaggevend wordt geacht, is er het probleem dat de gemeenteraad van Leersum tegenstemde. Voor de minister – en ik citeer – weegt de steun van de meerderheid van de betrokken gemeenteraden uiteindelijk het zwaarst.

In deze eerste termijn wil de CDA-fractie nog enkele vragen aan de minister voorleggen. Hoe beoordeelt de minister het gegeven dat, anders dan de instructies vanuit de provincie aangaven, in Maarn en Doorn geen peilingen zijn gehouden onder de bevolking? Hoe moeten wij precies het antwoord duiden van de minister in de memorie van antwoord naar aanleiding van het verslag op de desbetreffende schriftelijke vragen van de CDA-fractie dat door alle betrokken gemeenteraden invulling is gegeven aan – ik citeer – verkenning of organisatie van draagvlak binnen de eigen gemeenten en dat hieruit – ik citeer opnieuw – is gebleken dat er wel degelijk steun is bij de bevolking voor deze herindeling, zij het dat andere alternatieven ook steun hadden onder een deel van de bevolking? De vraag is natuurlijk welk deel voor welk alternatief.

In onze vraag naar de optie van de verplichtende samenwerking tussen de gemeenten verwijst de minister naar de bestuurskrachtmeting die door alle gemeenten werd onderschreven. Ter vergroting daarvan zouden meerdere alternatieven, dus niet alleen herindeling, aan de orde zijn geweest, zoals ambtelijke integratie en intensieve regionale samenwerking. Kan de minister ons wat uitvoeriger informeren over de optie van ambtelijke en bestuurlijke samenwerking en, waar die niet voldoende zou zijn, om die bestuurskracht blijvend te schragen? De CDA-fractie wacht het antwoord van de minister met belangstelling af.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. De voorgestelde herindelingen van zojuist in Zuid-Holland en van nu op de Utrechtse Heuvelrug staan geheel los van elkaar, maar hebben toch enkele overeenkomsten. In beide gevallen is er voor mijn fractie in ieder geval onzekerheid over de bestuurlijke noodzaak tot herindeling en over het draagvlak onder de bevolking. Wél wil ik de minister danken voor het feit dat wij vandaag zo mooi over elk van de voorgenomen herindelingen apart kunnen oordelen. Wij worden niet, zoals vorig jaar het geval was bij de herindelingen in de Achterhoek, gedwongen om een heel pakket van samenvoegingen te beoordelen. Het helpt natuurlijk dat de vandaag te herindelen gebieden zo ver uit elkaar liggen, maar toch.

De minister concludeert in de memorie van toelichting dat de fusie van de gemeenten Amerongen, Doorn, Driebergen-Rijsenburg, Leersum en Maarn voldoet aan de criteria zoals die zijn vastgesteld in het Beleidskader gemeentelijke herindelingen van de minister zelf. Voor mijn fractie is die conclusie nog wat voorbarig. Laten wij de criteria nog maar eens langslopen. Het eerste criterium betreft planologische ruimtebehoefte. Dit criterium speelt in deze herindeling niet zo'n grote rol, denk ik. De interne en regionale samenhang van de beoogde gemeente Utrechtse Heuvelrug, een tweede en derde criterium, spelen wellicht wat meer. Het is moeilijk voor een buitenstaander om die samenhang te beoordelen. Of de inwoners van verschillende gebieden zich met elkaar verbonden voelen, is vaak een kwestie van traditie. Het gevoel zou nog kunnen ontstaan, maar het is er wellicht nu nog niet. Toch hebben bijvoorbeeld Amerongen en Leersum naar mijn opvatting een heel ander en veel meer landelijk karakter dan bijvoorbeeld Driebergen-Rijsenburg.

Een vierde criterium is de duurzaamheid van de herindeling. Evengoed als bij de voorgestelde gemeente Teylingen blijven er in dit voorstel voor een nieuwe gemeente Utrechtse Heuvelrug problemen met de duurzaamheid van de buitengrenzen. Mogelijk staan er voor de nabije toekomst weer veranderingen op stapel. Dat lijkt ons niet wenselijk.

Vervolgens komen wij bij de voor de minister belangrijkste criteria voor een gemeentelijke herindeling, namelijk bestuurskracht en draagvlak. In antwoord op vragen van de CDA-fractie in deze Kamer antwoordde de minister dat de betrokken gemeenten als dienstverlener, als medeoverheid en als efficiënte organisatie minder goed scoren. Ik wil graag weten wat "minder goed" in dit geval betekent. Is dat "niet goed" of "het zou beter kunnen"? Waar zou het dan niet beter kunnen? Kan de minister concrete voorbeelden noemen van dienstverlening die onvoldoende is, van het tekortschieten als medeoverheid en van inefficiënties in de organisatie? Dan kunnen wij wat weg van die abstracte begrippen en kunnen wij iets concreter maken wat de eventuele problemen zijn.

Mevrouw Tan zei ook dat deze problemen er zijn, dus misschien moet ik die vraag dan ook aan haar stellen. Ik wil van haar ook een reactie op een opmerking van haar collega's in de Tweede Kamer Dijsselbloem en Kalsbeek in de volkskrant van 8 september. Onder de titel "Publieke sector is dupe van machopolitiek" stelden zij onder andere dat schaalvergroting in de publieke sector, dus ook in het bestuur, vervreemding van medewerkers en burgers in de hand werkt. Geldt dat ook voor deze gemeentelijke herindeling?

Mevrouw Tan (PvdA):

Alles is betrekkelijk, dus ook dit. Ik heb in het debat van net ook redeneringen gehoord waarin gemeentelijke herindelingen werden vergeleken met schaalvergroting in de gezondheidszorg en het onderwijs.

De heer Van Raak (SP):

Dat deed ik.

Mevrouw Tan (PvdA):

Ik vind dat een beetje merkwaardig. Voorzover ik weet, is de schaalvergroting die in die sectoren op dit moment actueel is wat betreft het apparaat niet te vergelijken met die waarover wij hier spreken. Dat geldt zowel voor Sassenheim, Voorhout en Warmond als voor de MALD-gemeenten. Het is bekend dat geen absoluut minimum moet worden gesteld voor de gemeentelijke omvang, maar dat het onder de grens van 10.000 of 20.000 toch wel moeilijk wordt om een professionele organisatie te onderhouden die de breedte aan gemeentelijke taken kan bestrijken en ook nog bestand is tegen uitval. De schaal van 50.000 is natuurlijk geen wet van Meden en Perzen, maar door de bank genomen kan worden gesteld dat men daarmee in elk geval beter in staat moet zijn om een gemeentelijke organisatie te ontwikkelen die redelijk bestand is tegen uitval en die beter kan presteren op het terrein van kwaliteit van dienstverlening, efficiency en effectiviteit.

De heer Van Raak (SP):

U zegt dat dit zo zal zijn, maar ik zie dat niet zo heel vaak aangetoond. Ik maak die vergelijking tussen herindelingen en schaalvergroting in de zorg, de woningbouw en scholen juist omdat dit terreinen zijn waarop men last heeft van een bepaalde opvatting van bestuur waarbij ervan wordt uitgegaan dat schaalvergroting goed is. Heel veel herindelingen en besluiten in de genoemde sectoren zijn ingegeven door het idee dat schaalvergroting goed is vanwege een aantal zeer abstracte redenen. Het is echter lang niet altijd een uitgemaakte zaak dat schaalvergroting zo veel voordelen heeft. Er zijn ook heel veel onderzoeken die aantonen dat schaalvergroting van gemeenten zaken veel duurder en ingewikkelder maken en in elk geval onpersoonlijker en meer vervreemdend. U constateert, net als de minister en de provincie, dat schaalvergroting een goede zaak is. Ik zou dat graag eerst wat nader toegelicht en aangetoond zien.

Mevrouw Tan (PvdA):

Voorzitter. Ik vraag collega Van Raak om wat zorgvuldiger op mijn woorden te letten. Ik begon mijn antwoord met de opmerking dat alles relatief is en dat dit dus ook geldt voor schaalvergroting. Ik heb u ook gezegd dat u eens moet gaan kijken, bijvoorbeeld tijdens een werkbezoek, bij echt heel grote scholengemeenschappen en ziekenhuizen. Die organisaties zijn echt heel anders dan een gemeentesecretarie van een gemeente van 50.000 inwoners. Ik weet niet of het een voordeel of een nadeel is dat ik wat langer dan u meeloop in de bestuurlijke organisatie en reorganisatie. In Amsterdam hebben wij in de jaren tachtig een bestuurlijke decentralisatie gekend die gepaard ging met deconcentratie omdat Amsterdam als grootste gemeente van Nederland een apparaat had dat te groot werd. Het ging mankementen vertonen omdat de schaal te groot was. Die schaal was toen te vergelijken met wat nu zich nu voordoet in de zorg en het onderwijs. Bij een herindeling van gemeenten naar een omvang van 50.000 inwoners is dat bij lange na niet het geval. Ik heb het stuk van mijn collega's uit de Tweede Kamer nog niet gelezen, maar als het gaat om de uitwassen van schaalvergroting betreft het een schaalgrootte die vele malen groter is dan de gemeentelijke organisatie van een gemeente van 50.000 inwoners.

De heer Van Raak (SP):

Dat ben ik met u eens. Ik leg overigens erg veel werkbezoeken af. Ik doe dat alleen niet als werkbezoek met een journalist erbij. Ik leg echte bezoeken af om met mensen te praten, zonder dat er gelijk media mee hoeven zoals veel politici dat doen. In Amsterdam is het heus niet allemaal goed gegaan met al die deelraden en het gedoe, dat ben ik met u eens. Daar gaat het mij echter niet om. Het gaat mij erom dat er vaak vanuit wordt gegaan dat schaalvergroting goed is. Ik vraag de minister of hij dat kan aantonen en kan aangeven waarom hij verwacht dat dit hier het geval zal zijn. Hij kan niet volstaan met de opmerking dat schaalvergroting over het algemeen heel erg goed is. Dan is het namelijk een geloof.

In de genoemde nota aan deze Kamer stelt de minister dat de meeste gemeenten "als gemeenschap" goed scoren. Dat lijkt ons in deze liberale tijden van individualisme en vervreemding een erg groot goed. Het beeld van sterke gemeenschapszin lijkt te worden bevestigd door het geringe draagvlak onder de bevolking voor deze herindeling. Meer dan driekwart van de bevolking van Leersum is tegen en een meerderheid van de inwoners van Amerongen en Driebergen is tegen. De gemeenteraden van deze gemeenten zijn wel akkoord gegaan. In Doorn en Maarn konden gemeenteraden het af zonder volksraadpleging.

Het zal de minister niet verbazen dat ook bij deze herindeling het draagvlak onder de bevolking voor de SP-fractie van doorslaggevend belang is. Vooralsnog kunnen wij onze steun dan ook niet aan dit voorstel geven. Ik wens de raadsleden van Amerongen, Leersum en Driebergen in november veel succes bij de tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen en ik hoop voor hen dat zij hun keuze voor deze fusie nu wel aan hun kiezers kunnen uitleggen. Mijn eigen nieuwe afdeling Heuvelrug wens ik in elk geval heel veel succes.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Voorzitter. De fractie van GroenLinks vindt dat deze herindeling op de criteria die de regering hanteert, waar de fractie zich wel in kan vinden, beduidend beter scoort dan de herindeling die wij net bespraken. Wat betreft het draagvlak is er een wat amorf en wisselend beeld. Sommige gemeenten hebben zelfs geen enkele poging gedaan om te weten te komen wat hun bevolking vindt. Daar moeten wij geen oordeel over uitspreken. Het is aan de gemeentebesturen zelf of zij dat wel of niet doen. Het is nu eenmaal niet vereist. Waar de bevolking wel is geraadpleegd, is het beeld wisselend. Ik vind dat daar niet echt peil op te trekken is.

Er kan worden geconstateerd dat bestuurskracht in gemeenten als Maarn, Doorn en Amerongen zwak te noemen is. Zij erkennen dat zelf ook. In een groen gebied als dit, wordt het milieuhandhavingsbeleid al snel het kind van de rekening in een zwakke ambtelijke organisatie. Met deze samenvoeging ontstaat een vrij sterke groene gemeente die grotendeels samenvalt met het vrij recentelijk ingestelde Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. Wij vinden het van belang dat er een gemeentelijke speler is in dat gebied die met één mond spreekt, met name vanuit het oogpunt van milieu en natuur.

De duurzaamheid lijkt bij deze herindeling wel in orde, in tegenstelling tot bij de vorige herindeling die werd besproken. Een belangrijk discussiepunt in de provincie was het stationsgebied van Driebergen. Zeist zat hier nogal aan te peuteren om het verder stedelijk te kunnen ontwikkelen. Gelukkig blijft dit gebied onderdeel van de nieuwe groene gemeente. Daardoor blijft het de groene toegangspoort tot de Heuvelrug. Wij gaan daar niet over, maar het zou mooi zijn als de NS zou besluiten om het station Driebergen om te dopen in station Utrechtse Heuvelrug. Het stationsgebied is wel onderdeel van de regionale samenwerking omdat Zeist onderdeel uitmaakt van het gebied van Bestuur Regio Utrecht (BRU), het WGR-gebied van Utrecht en omstreken. Het stationsgebied viel daar tot nu onder omdat Driebergen deel uitmaakt van BRU. Dat zal nu veranderen. Dat is een goede zaak met het oog op het groene belang van het gebied rondom het station.

Dit waren mijn kanttekeningen bij dit herindelingsvoorstel waar wij voor zullen stemmen.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 15.45 uur tot 16.15 uur geschorst.

Naar boven