Aan de orde is het debat over arbeid en ziekte.

De voorzitter:

Ik heet minister De Geus van harte welkom in ons huis.

Ik geef het woord aan de heer Werner die namens de CDA-fractie het woord heeft gevraagd voor het doen van een ordevoorstel.

De heer Werner (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Afgelopen november/december is in deze Kamer gevraagd om een debat op hoofdlijnen over ziekte en arbeid. De WAO, en eigenlijk het hele vraagstuk rond arbeidsongeschiktheid, zou daarvan een belangrijk element zijn. Wij waren als fractie een groot voorstander van dit debat en hebben er alles aan gedaan om dat debat hier te kunnen voeren, opdat het kabinet bij zijn afwegingen over een nieuw stelsel van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen ook de opvattingen van deze Kamer zou kunnen betrekken en opdat de verschillende geledingen in deze Kamer eventueel ijkpunten zouden kunnen bepalen dan wel piketpaaltjes zouden kunnen slaan voor de latere beoordeling van de voorstellen waarmee het kabinet zou komen.

Nu het kabinet afgelopen vrijdag is bevallen van een standpunt over de nieuwe WAO ontgaat mijn fractie de zin van het vandaag hier te voeren debat over de hoofdlijnen en algemene uitgangspunten van de WAO. Dat debat komt als mosterd na de maaltijd. Nu het regeringsstandpunt er ligt en wellicht de verleiding groot is er vandaag ook over te debatteren, komt het ons gelet op de zeer korte voorbereidingstijd die ons is gegeven, ook onzorgvuldig voor om daarover nu vandaag al te beraadslagen. Dat eist een zorgvuldiger voorbereiding. Uit een oogpunt van zorgvuldigheid en uit een oogpunt van gebrek aan zinnigheid stelt de Kamer voor het debat dat voor vandaag is geagendeerd, van de agenda af te voeren. Hoe het verder moet gaan, laat ik over aan senioren. Het komt ons in ieder geval niet zinnig voor om dit debat vandaag te houden.

De heer Noten (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. De fractie van de PvdA is niet blij met dit voorstel. Ik zal proberen kort toe te lichten waarom dat zo is en begin daartoe met een citaat uit de brief die wij van de minister hebben mogen ontvangen op 12 maart. Hij begint de brief als volgt: Door uw Kamer is als uitvloeisel van de behandeling van het wetsvoorstel Verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 voorzien in een debat op 16 maart over het thema arbeid en ziekte.

Met andere woorden, de minister heeft goed begrepen waarom wij dit debat willen voeren. Wij willen dit debat namelijk, omdat wij in december hebben ingestemd met de ontwerp-Wet loondoorbetalingsverplichting bij ziekte, onder stoom en kokend water in een veel te korte periode en naar ons gevoel op een onzorgvuldige wijze. Wij hebben dat toen gedaan onder de conditie dat wij later een debat zouden houden waarin wij de mogelijkheid zouden krijgen om dit wetsvoorstel in een breder verband en in samenhang met nog te ontwikkelen beleid te bespreken.

En nu komt er een ordevoorstel dat de voorwaarde onderuit haalt die wij toentertijd hebben verbonden aan ons ja zeggen tegen het wetsvoorstel. Om het even feitelijk te formuleren: zouden wij toen – en volgens mij waren wij in die positie – hebben vastgehouden aan de noodzakelijke termijnen, dan was de minister er niet in geslaagd dit wetsvoorstel per 1 januari kracht van wet te geven. Ons leek dat een vorm van obstructie die onwenselijk was. Derhalve hebben wij toen gevraagd om dit debat. Dan lijkt het mij niet netjes om dit debat alsnog niet te laten doorgaan op het moment dat het aan de orde is en wij dus in de positie komen om onze opvattingen te geven over de samenhangende vraagstukken van arbeid en ziekte. Het argument dat eerst de Tweede Kamer moet spreken, kun je wel hanteren, maar het lijkt mij dat je daarmee je voorzichtig moet zijn, want voordat je het weet, is het adagium dat de Eerste Kamer pas mag spreken nadat de Tweede Kamer heeft besloten om te zwijgen. Dat lijkt mij een buitengewoon onverstandig uitgangspunt.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Dit had een belangrijke dag moeten worden voor de woordvoerders SZW. Zij hadden immers kunnen spreken over een onderwerp dat wij allen van belang achten: arbeid en ziekte. Er is hard aan gewerkt en ik kan mij voorstellen dat er, al naar gelang de geloofsovertuiging, de nodige vloeken zijn geslaakt de laatste tijd toen het voorstel van de regering met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid in Nederland duidelijk werd. Ik kan mij dan ook de drang voorstellen van mensen die zeggen dat wij er vandaag over moeten debatteren. Ik moet echter vaststellen dat de Tweede Kamer aan zet is. Deze Kamer moet haar plaats kennen. Dat klinkt niet nederig of armzalig, maar dat is de werkelijkheid. Eerst dient de Tweede Kamer te spreken en dan is het woord aan de Eerste Kamer. Varianten om in een later stadium hierover te spreken in deze Kamer zullen wij overigens welwillend beoordelen.

Mevrouw De Wolff (GroenLinks):

Voorzitter. Ook ik wil graag refereren aan de in december gemaakte afspraak over dit debat. Overigens zijn toen ook andere afspraken gemaakt over debatten over inkomens met dezelfde bewindspersonen die inmiddels ook alweer van tafel zijn.

Ik zie geen aanleiding om terug te komen op de afspraak om vandaag dit debat te houden. Het feit dat er afgelopen vrijdag een kabinetsstandpunt is verschenen, is een reden te meer om ook in deze Kamer over het totale voorgenomen regeringsbeleid met betrekking tot arbeid en ziekte van gedachten te wisselen. Er zijn tal van aspecten waarover juist de Eerste Kamer zich zou moeten buigen. Ik refereer aan de discussie die al jaren speelt over het overgangsrecht. Dat zal ook bij de nieuwe WAO een prominent thema zijn. Het feit dat er een kabinetsstandpunt is verschenen, betekent niet dat wij al een maaltijd achter de rug hebben waarna wij nog de mosterd gaan leveren. Je kunt hoogstens zeggen dat het mosterd is na het voorgerecht. Het hoofdgerecht moet nog worden opgediend. Het lijkt mij dat de Eerste Kamer zich niet al te bescheiden moet tonen en zich moet gaan bezighouden met de meer juridische aspecten – ik denk aan invoeringsaspecten en verenigbaarheid met internationale verdragen – voordat wij aan het einde van de rit over anderhalf jaar waarschijnlijk weer onder grote tijdsdruk het WAO-pakket moeten gaan behandelen.

Ik heb overigens respect voor het standpunt van sommige fracties dat er meer tijd nodig is voor intern beraad na het verschijnen van het kabinetsstandpunt. Ik had kunnen instemmen met het voorstel om het debat een paar weken uit te stellen. Mijn fractie kan zich echter niet verenigen met het voorstel om het onderwerp van de agenda af te voeren.

De voorzitter:

Voordat ik het voorstel om het debat over arbeid en ziekte van de agenda af te voeren in stemming breng, vraag ik of er behoefte is aan het afleggen van een stemverklaring.

De heer Noten (PvdA):

Voorzitter. Voor het geval het niet duidelijk is geworden uit mijn betoog: mijn fractie zal tegen het voorstel stemmen.

In stemming komt het voorstel om het debat over arbeid en ziekte van de agenda af te voeren.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks tegen dit voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

De vergadering wordt van 11.20 uur tot 11.35 uur geschorst.

Naar boven