Noot 1 (zie blz. 842)

Rapport van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer – in alfabetische volgorde opgenomen in groep I:

de heer Van de Beeten, mevrouw Bemelmans-Videc, de heer Van den Berg, mevrouw Bierman-Beukema toe Water, de heer Biermans, mevrouw Van den Broek-Laman Trip, mevrouw Broekers-Knol, mevrouw Van Dalen-Schiphorst, de heren Dees, Doek, Van Driel, mevrouw Dupuis, de heren Dölle, Eigeman, Essers, Van Gennip, De Graaf, Hamel, Hessing, Van Heukelum, Hoekzema, Holdijk, Jurgens, mevrouw Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oye, de heren Ketting, Klink, Kohnstamm, Kox, Van der Lans, Leenders, mevrouw Van Leeuwen, de heren Lemstra, Van der Linden, mevrouw Linthorst, de heer Luijten, mevrouw Maas-de Brouwer, mevrouw Meindertsma, mevrouw Meulenbelt –

de heer Boorsma, voorzitter, de heer De Beer en mevrouw Jaarsma.

De commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer – in alfabetische volgorde opgenomen in groep I – te weten:

de heer R.H. van de Beeten te Aerdt,

mevrouw M.L. Bemelmans-Videc te Koudekerk a/d Rijn,

de heer G. van den Berg te Veenendaal,

mevrouw M.E. Bierman-Beukema toe Water te Heemstede,

de heer G.J.J. Biermans te Velden,

mevrouw N.H. van den Broek-Laman Trip te Den Haag,

mevrouw A. Broekers-Knol te Overeen,

mevrouw W.W.J. van Dalen-Schiphorst te Hasselt,

de herer D.J.D. Dees te Breda,

de heer H.A. Doek te Arnhem,

de heer S.J. van Driel te Voorburg,

mevrouw H.M. Dupuis te Voorschoten,

de heer A.H.M. Dölle te Groningen,

de heer J.H. Eigeman te Culemborg,

de heer P.H.J. Essers te Loon op Zand,

de heer J.J.A.M. van Gennip te Den Haag,

de heer G.J. de Graaf te Loenen (Gld),

de heer J. Hamel te Groningen,

de heer R.H. Hessing te Den Haag,

de heer J.J. van Heukelum te Tynaarlo,

de heer W.K. Hoekzema te Den Helder,

de heer G. Holdijk te Apeldoorn,

de heer E.C.M. Jurgens te Amsterdam,

mevrouw E.M. Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oye te Dalfsen,

de heer N.G. Ketting te Huizen,

de heer A. Klink te Capelle a/d IJssel,

de heer J. Kohnstamm te Amsterdam,

de heer M.J.M. Kox te Tilburg,

de heer J.J.M. van der Lans te Amsterdam,

de heer R.M.L.A. Leenders te Maastricht,

mevrouw J. van Leeuwen te Zoetermeer,

de heer W. Lemstra te Hengelo (Ov),

de heer P.R.H.M. Van der Linden te Nuth,

mevrouw M.Y. Linthorst te Abcoude,

de heer P.J.H.M. Luijten te Amsterdam,

mevrouw T.A. Maas-de Brouwer te Westbroek,

mevrouw M.C. Meindertsma te Zwolle,

mevrouw A.H. Meulenbelt te Amsterdam

heeft de eer het volgende te rapporteren.

In de handen van de commissie zijn gesteld de volgende missiven van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal:

a. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 1, derde lid, van de Kieswet, ten geleide van zijn besluit van 28 mei 2003, nr. Kiesraad 2003/66136 waarbij bovengenoemde personen worden benoemd verklaard tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

b. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 2, eerste lid, der Kieswet, houdende mededeling dat bovengenoemde personen hun benoeming aannemen.

De benoemde leden hebben overgelegd:

a. de kennisgeving van de voorzitter van het Centraal Stembureau dat zij zijn benoemd;

b. een uittreksel uit het persoonsregister;

c. een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke hij/zij bekleden.

Uit deze stukken blijkt dat de benoemde leden de bij de wet gevorderde leeftijd hebben bereikt en dat zij geen betrekking bekleden welke onverenigbaar is met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De commissie heeft derhalve de eer voor te stellen de bovengenoemde personen als lid van de Kamer toe te laten.

De commissie:

de heer Boorsma (voorzitter)

de heer De Beer

mevrouw Jaarsma

Noot 2 (zie blz. 843)

Rapport van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer – in alfabetische volgorde opgenomen in groep II:

de heren Middel, Van Middelkoop, mevrouw Nap-Borger, de heren Noten, Van den Oosten, Pastoor, Platvoet, Pormes, Putters, Van Raak, Rabbinge, mevrouw De Rijk, de heren Rosenthal, Russell, Schouw, Schuurman, Schuyer, mevrouw Slagter-Roukema, mevrouw Soutendijk-van Appeldoorn, de heer Stekelenburg, mevrouw Swenker, mevrouw Sylvester, mevrouw Tan, de heren Terpstra, Van Thijn, mevrouw Timmerman-Buck, mevrouw Vedder-Wubben, de heren Wagemakers, Walsma, Werner, mevrouw Westerveld, mevrouw Witteman, de heren Witteveen, Woldring, mevrouw De Wolff, de heer Zinken –

de heer De Boer (voorzitter), de heer Baarda en de heer Bierman.

De commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer – in alfabetische volgorde opgenomen in groep II – te weten:

de heer L.P. Middel te Kollum,

de heer E. van Middelkoop te Berkel en Rodenrijs,

mevrouw H.J. Nap-Borger te Dalfsen,

de heer H.C.P. Noten te Dalfsen,

de heer C.G.J. van den Oosten,

de heer J.J.L. Pastoor te Assen,

de heer L.H.G. Platvoet te Amsterdam,

de heer S.R. Pormes te Assen,

de heer K. Putters te Hardinxveld-Giessendam,

de heer A.A.G.M. van Raak te Amsterdam,

de heer R. Rabbinge te De Wolden,

mevrouw M. de Rijk te Amsterdam,

de heer U. Rosenthal te Rotterdam,

de heer P.W.L. Russell te Amsterdam,

de heer A.G. Schouw te Dordrecht,

de heer E. Schuurman te Breukelen,

de heer E.H. Schuyer te Wassenaar,

mevrouw T.M. Slagter-Roukema te Zuidhorn,

mevrouw M.H.J. Soutendijk-van Appeldoorn te Nuenen,

de heer J. Stekelenburg te Tilburg,

mevrouw P. Swenker te Hoogland,

mevrouw J.J. Sylvester te Naarden,

mevrouw I.Y. Tan te Diemen,

de heer G.H. Terpstra te Utrecht,

de heer E. van Thijn te Amsterdam,

mevrouw Y.E.M.A. Timmerman-Buck te Den Haag,

mevrouw H.C.M. Vedder-Wubben te Den Haag,

de heer E.C.M. Wagemakers te Vught,

de heer J. Walsma te Hardegarijp,

de heer F.J.M. Werner te Arnhem,

mevrouw M. Westerveld te Amsterdam,

mevrouw A.C.C. Witteman te Breukelen,

de heer W.J. Witteveen te Breda,

de heer H.E.S. Woldring te Amstelveen,

mevrouw D.J.B. de Wolff te Arnhem,

de heer A.J.G. Zinken te Echt

heeft de eer het volgende te rapporteren.

In de handen van de commissie zijn gesteld de volgende missiven van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal:

a. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 1, derde lid, van de Kieswet, ten geleide van zijn besluit van 28 mei 2003, nr. Kiesraad 2003/66136 waarbij bovengenoemde personen worden benoemd verklaard tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

b. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 2, eerste lid, der Kieswet, houdende mededeling dat bovengenoemde personen hun benoeming aannemen.

De benoemde leden hebben overgelegd:

a. de kennisgeving van de voorzitter van het Centraal Stembureau dat zij zijn benoemd;

b. een uittreksel uit het persoonsregister;

c. een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke hij/zij bekleden.

Uit deze stukken blijkt dat de benoemde leden de bij de wet gevorderde leeftijd hebben bereikt en dat zij geen betrekking bekleden welke onverenigbaar is met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De commissie heeft derhalve de eer voor te stellen de bovengenoemde personen als lid van de Kamer toe te laten.

De commissie:

de heer De Boer (voorzitter)

de heer Baarda

de heer Bierman

Naar boven