De voorzitter:

Thans is aan de orde het afscheid van niet in de Kamer terugkerende leden.

Geachte medeleden, mijnheer de minister-president.

Aan de vooravond van het einde van de zitting 1999-2003 van deze Kamer en ter gelegenheid van het afscheid van niet minder dan 36, bijna de helft dus, van de nu zittende leden, wil ik kort terugblikken op de achter ons liggende zittingsperiode.

De zitting 1999-2003 kenmerkte zich in de eerste plaats door een gedeeld voorzitterschap. Na ruim twee jaar droeg Frits Korthals Altes de hamer op 2 oktober 2001 aan mij over. Was onze aandacht vlak na 11 september 2001 vooral gericht op de gevolgen van de verschrikkelijke aanslagen voor de internationale veiligheid en vrede, ruim een halfjaar later waren het binnenlandse politieke ontwikkelingen die ons volop bezighielden.

Op 17 april 2002 bood minister-president Kok het ontslag van zijn kabinet aan naar aanleiding van het rapport van het Nederlands instituut voor oorlogsdocumentatie over Srebrenica.

Het jaar 2002 werd het jaar van twee kabinetscrises en twee verkiezingen voor de Tweede Kamer in een jaar. Wordt een voorzitter van de Eerste Kamer in de regel tijdens een periode van vier jaar slechts een maal geroepen, de koningin van advies te dienen over de ontstane politieke situatie, mij is de uitzonderlijke eer vergund geweest Hare Majesteit in een jaar tijd vier keer te hebben mogen adviseren.

In de afgelopen jaren lijkt de relatie tussen kiezer en de direct gekozen volksvertegenwoordiging een andere te zijn geworden. Enerzijds zien wij een minder honkvaste kiezer die niet zozeer de inhoud van de boodschap, maar vooral de wijze waarop deze wordt gepresenteerd belangrijk lijkt te gaan vinden. Anderzijds lijken politieke partijen en hun vertegenwoordigers anders dan vroeger voortdurend op zoek naar een optimale synthese van inhoud en vorm van hun boodschap. Zij hebben te maken gekregen met een groeiend ongeduld van de kiezer, die de politiek sterker dan vroeger confronteert met en afrekent op het antwoord op de vraag waar de oplossingen voor de problemen blijven en hoe die eruit zien.

Deze ontwikkeling heeft zich niet of nauwelijks voorgedaan in de relatie tussen het electoraat van onze Kamer en de in dit huis gekozen volksvertegenwoordigers. Dat hangt uiteraard samen met het feit dat deze Kamer niet rechtstreeks, maar getrapt wordt gekozen. De indirecte relatie zorgt niet zozeer voor een band tussen de kiezer, het statenlid en de gekozene, het lid van deze Kamer, als wel voor een zekere relatie tussen het Eerste-Kamerlid en de regio waarin de politieke partij waarvoor hij kandidaat is gesteld, actief is. Persoonlijk ben ik van mening dat aan dit element van vertegenwoordiging van de regio wel een zwaarder accent zou kunnen worden gegeven. De plaats van de regio respectievelijk van de provincie in ons bestuurlijk bestel zou daarmee kunnen worden versterkt, maar ik zou het wel betreuren als leden van de Eerste Kamer gaan functioneren als belangenbehartigers van een provincie.

Het jaar 2002 was het jaar waarin Nederland werd opgeschrikt door de moord op Pim Fortuyn, een voor ons land ongekende gebeurtenis, waaraan wij in deze Kamer op een passende wijze aandacht hebben besteed. De afschuw, de ontreddering en de onbalans na deze laffe daad waren heel groot. Waren wij Nederlanders immers niet sedert eeuwen zo trots op de verworvenheid dat binnen onze samenleving en in onze parlementaire democratie het woord, en bij uitstek het woord, als het vanzelfsprekende middel voor de ordening van onze maatschappelijke werkelijkheid en voor de beslechting van conflicten wordt gehanteerd?

Het voorlaatste jaar van de nu bijna voorbije zitting was ook het jaar waarin Zijne Koninklijke Hoogheid prins Claus op 75-jarige leeftijd overleed. Tijdens een bijeenkomst van de gezamenlijke Kamers in de Ridderzaal werd de prins herdacht en enkele dagen daarna woonden de leden van beide Kamers de herdenkings- en bijzettingsplechtigheid te Delft bij. De verbondenheid van het volk van Nederland en zijn vertegenwoordigers met koningin Beatrix en haar gezin bleek indrukwekkend, zoals die ook tot uitdrukking kwam bij het huwelijk van kroonprins Willem-Alexander en prinses Máxima.

Geachte medeleden, mijnheer de minister-president. Met u kijk ik terug op een zitting waarin deze Kamer tamelijk intensief doende is geweest, zich te bezinnen op haar eigen positie en functioneren in onze parlementaire democratie. De zogenaamde reflectienotities van de toenmalige minister Peper leidden na een stevige schriftelijke voorbereiding tot een uitvoerig debat in november 2001. Uiteindelijk leidde dat debat niet tot nieuwe gemeenschappelijke gezichtspunten, die tot een wijziging van de staatsrechtelijke rol en het functioneren van onze Kamer op de korte termijn zullen leiden. Zonder nu in details te geraken, hoop ik wel dat u mij toestaat op te merken dat ik mij achter degenen schaar die van mening zijn dat aan het vetorecht van deze Kamer niet getornd mag worden, niet met het doel om het vaker te gebruiken, wel om te bevorderen dat deze Kamer het fundamentele recht behoudt om wetten die de toets der kritiek niet kunnen doorstaan te verwerpen. Het vetorecht van de Eerste Kamer heeft een forse preventieve werking in het gehele wetgevingsproces.

Tijdens de laatste twee jaren van deze zittingsperiode is verder zowel binnen de huishoudelijke commissie als binnen het College van senioren een debat op gang gekomen over het interne functioneren van deze Kamer. Daarin hebben wij aandacht besteed aan de werkprocessen waaraan zowel de leden als de medewerkers van de Kamer hun bijdrage leveren. Een van de uitkomsten van deze discussie is de bescheiden administratieve ondersteuning van de fracties sinds 1 januari jongstleden.

De Eerste Kamer nam afgelopen jaar ook afscheid van haar griffier, Chris Baljé, die met FPU ging. Via een uitvoerige selectieprocedure werd Leendert Klaassen tot nieuwe griffier gekozen uit niet minder dan 133 sollicitanten. Gaarne zeg ik alle medewerkers van het ambtelijk apparaat, op welke plaats in de organisatie ook, heel hartelijk dank voor hun medewerking, steun en verbondenheid met ons werk.

Persoonlijk ben ik van mening dat de Kamer en de Kamerorganisatie op de ingeslagen weg van kritische bezinning op extern en intern functioneren moeten voortgaan. Immers, onze democratie en haar omgeving veranderen snel, niet in de laatste plaats onder invloed van het voortgaande integratieproces in Europa. De rol en de plaats van de Eerste Kamer kunnen daarin niet statisch zijn. De Kamer heeft naam gemaakt door de wijze waarop zij in nauwe samenwerking met de Tweede Kamer de voortgang in de werkzaamheden van de vier afgevaardigden naar de Europese Conventie over een nieuwe institutionele structuur van de Europese Unie heeft gevolgd en nog verder zal volgen. Zij heeft laten zien dat zij daarbij betrokken is en ook wil en kan zijn. Wellicht zou, in samenspraak met de Tweede Kamer, een meer fundamentele bezinning op de wijze waarop wij onze wetgevende en controlerende taken in de nabije toekomst zullen opvatten en uitvoeren zinvol kunnen zijn.

Het voorlaatste jaar van de zittingsperiode die wij volgende week afsluiten, 2002 dus, wordt gekenmerkt door een wetgevingsprogramma dat qua omvang enigszins boven het gemiddelde ligt met 303 wetsvoorstellen. Ter vergelijking, in het parlementaire jaar 2001 waren er 237 wetsvoorstellen en in het jaar daarvoor 239. Het laatste jaar van deze zittingsperiode kenmerkt zich door een sterke daling, slechts 147 voorstellen van wet werden aan deze Kamer ter behandeling doorgezonden. Ik spreek de wens uit dat met de komst van het nieuwe kabinet de productie van wet- en regelgeving die nodig is om de verschillende maatschappelijke knelpunten te ordenen en te reguleren, snel weer op gang zal komen.

Aan het begin van mijn voorzitterschap heb ik over deze Kamer gesproken als over het huis van de menselijke maat. De menselijke maat die geldt voor het gebouw waarin wij ons werk doen en die ook geldt als het gaat om de middelen waarmee wij onze werkzaamheden uitvoeren, maar vooral de menselijke maat die geldt als het gaat om het doel waarvoor wij onze werkzaamheden verrichten: het welzijn van onze burgers en de zorg voor onze samenleving in al haar facetten. Voor mij persoonlijk geldt dat ik het als een groot voorrecht zie dat ik mijn politieke loopbaan die mij per saldo zeer veel vreugde en voldoening heeft gegeven, op deze wijze hier vandaag mag afsluiten. Ik dank u, leden en medewerkers, voor het vertrouwen dat u mij gaf en voor de mogelijkheden die u mij bood om vertrouwen in u te stellen. In het bijzonder dank ik beide ondervoorzitters die mij in en buiten de huishoudelijke commissie terzijde stonden, meer in het bijzonder bij soms nogal ingrijpende activiteiten die wij samen in de richting van de organisatie hebben moeten ondernemen.

Dan kom ik nu, geachte collegae, mijnheer de minister-president, bij het afscheid van een aantal individuele leden. Dat zijn er 35. Allereerst is daar Joeke Baarda. Hij is lid van deze Kamer sinds 23 juni 1987, dat wil zeggen op twintig dagen na zestien jaar. Daarmee heeft hij niet alleen gezorgd voor een continue vertegenwoordiging van Friesland, hij heeft zich ook al die jaren op bekwame wijze ingezet voor de kwaliteit van de parlementaire besluitvorming op de terreinen van de ruimtelijke ordening, de volkshuisvesting en verkeer en waterstaat. Ook Defensie had zijn warme aandacht. De motie-Baarda cum suis maakt duidelijk dat hij veel invloed heeft gehad op het debat over de uitbreiding van de luchthaven Schiphol met een vijfde baan. Uit eigen wetenschap kan ik verzekeren dat niet alleen deze Kamer, maar ook de NAVO-assemblee en het Benelux-parlement zijn actieve inzet zullen gaan missen.

Vandaag, of eigenlijk op 9 juni aanstaande, komt er een einde aan het rijke politieke leven van het lid De Beer, beter bekend als Pol de Beer. Vier jaar gemeenteraadslid van Utrecht, vier jaar van Vlaardingen, twintig jaar lid van de Tweede Kamer en vanaf 1995 lid van deze Kamer. Zijn grote deskundigheid op het gebied van volkshuisvesting is onbetwist en zal in de toekomst door menig senator worden gemist.

Sinds 13 juni 1995 vormt Martin Bierman een eenmansfractie in de Kamer, tot 8 juni 1999 als vertegenwoordiger van een aantal groeperingen. Daarna vertegenwoordigde hij de lijst van de Onafhankelijke Senaatsfractie, een bundeling van provinciale partijen. De planoloog-actievoerder werd senator. Niet alleen als wetenschappelijk coördinator bij het SISWO in Amsterdam heeft hij zich beziggehouden met de gemeentelijke herindelingen, ook in de Eerste Kamer heeft hij verzet geboden tegen de opheffing van kleinere gemeenten. Persoonlijk hoop ik met hem dat de zeppelin nog eens een bruikbaar transportmiddel wordt.

Uit de bijdragen aan het parlementaire en maatschappelijke debat van Cobi de Blécourt-Maas blijkt dat zij een biologe in hart en nieren is. Haar ervaring op dit terrein, zowel bestuurlijk als wetenschappelijk, kwam hier goed van pas. Ook haar rol in de vijfdebaandiscussie, in het bijzonder over de geluidshinderaspecten, mag niet onvermeld blijven. Namens de Kamer dank ik haar bovendien voor haar actieve inzet in de COSAC, waarmee onze Kamer in de relaties met collega-vertegenwoordigingen binnen Europa profiel heeft gekregen.

Sinds 5 februari 1991 is Wim de Boer lid van de GroenLinks-fractie in dit huis. Hij werd al snel, op 18 juni van dat jaar, fractieleider. "De Eerste Kamer is als een oude slapende leeuw die het nog wel kan, maar er bijna nooit zin meer in heeft", zei hij in een interview met Gerard van Westerloo. Zelf gedroeg hij zich in deze Kamer allesbehalve als een slapende leeuw, maar als een strijdbare vechter voor de democratie die menigmaal zijn witte manen heeft laten wapperen, zoals in 1996 toen hij bij een interpellatie premier Kok vroeg naar diens visie op de positie van het kabinet ten opzichte van de Eerste Kamer. Het stoorde hem dat het kabinet de paarse regeringsfracties bij voortduring het mes op de keel zette. "Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg", zei hij in zijn maidenspeech op 26 maart 1991, een pijler van zijn op Friese nuchterheid gebouwde opvoeding. Hij besloot zijn reflectiespeech bij de algemene beschouwingen op 21 november 2000 af met de woorden: "De wijze weet wanneer het tijd is om op te houden. Helaas, de politiek kent weinig wijzen." Welnu, ik ken er in ieder geval één!

Het jaar 2002 zal voor collega Boorsma altijd een donker jaar van afscheid nemen blijven, een jaar waarin wij allen heel erg met Peter hebben meegeleefd. Nu komt er na 17 jaar, waarvan enkele jaren als ondervoorzitter, ook een einde aan zijn lidmaatschap van de Eerste Kamer. Daarmee wordt een belangrijke periode in zijn loopbaan afgesloten waarin hij zich duchtig heeft kunnen doen gelden als het over de overheidsfinanciën ging. Maar ook op het gebied van volksgezondheid en de politie sprak hij met gezag, ook al riepen zijn opvattingen soms spanningen op bij de respectieve al dan niet bevriende regeringen. Misschien is het een goed idee als de Eerste Kamer in deze tijden van bezuinigingen nog eens een beroep doet op zijn deskundigheid als hoogleraar openbare financiën.

Kees van Bruchem behoort samen met collega Rabbinge tot de twee leden van deze Kamer van wie hun woonplaats gelijkluidend is aan hun naam. Op het eerste gehoor is dat natuurlijk wel handig voor de postkamer, maar soms ook weleens lastig, zo mij werd verzekerd. Kees, jij hield je als lid van deze Kamer bezig met veel van de gebieden die mij in mijn werkzame leven ook boeiden, zoals de toekomst van onze agrarische sector, de voedselvoorziening en de noodzakelijke balans tussen de landbouw en de ecologische waarden van onze fysieke omgeving.

Frits Castricum sluit met een staat van dienst als lid van de Tweede Kamer, van het Europees Parlement en ten slotte van deze Kamer vandaag een parlementaire carrière af van 26 jaar, een carrière die ik als bewoner van de buurgemeente van Boxtel wat beter heb gevolgd, ook al omdat wij aanvankelijk nogal eens samen met de trein reisden. Daaraan heb ik de beste herinneringen, Frits. Hij behoort tot een uitstervend ras van parlementariërs die hun waardevolle kennis en ervaring, ook als fractie- en partijbestuurder, aan enkele generaties van collegae hebben doorgegeven.

De bestuurlijke ervaring van Tom Doesburg op provinciaal niveau gepaard aan managementervaring in de energiesector, leidde er als vanzelfsprekend toe dat hij de stem van zijn fractie over vraagstukken rond de strategie van onze energievoorziening ter gelegenheid van de belangrijke wetsvoorstellen heeft vertolkt. Zijn interesse en kennis strekten zich ook uit over de internationale aspecten van de vraagstukken. Met die kennis heeft hij onmiskenbaar ook een goede bijdrage kunnen leveren aan de Nederlandse inbreng op het gebied van het Benelux-parlement.

Om vandaag ook afscheid te nemen van Wim van Eekelen, eerste ondervoorzitter van onze Kamer, had ik mij niet voorbereid, maar er bleek in Provinciale Staten meer te kiezen dan vaak verondersteld wordt en Wim werd daarvan het slachtoffer. Met zijn vertrek zal de Kamer het moeten stellen zonder zijn enorme kennis en ervaring op het gebied van buitenlandse zaken, Europa, defensie, vrede en veiligheid. Hij mag terugzien op een indrukwekkende loopbaan als diplomaat, parlementariër, staatssecretaris, minister en secretaris-generaal van de WEU. Je blijft nog actief in vele functies die je in binnen- en buitenland blijft vervullen. Dank voor je bijdragen aan het debat en ook voor je bijdragen aan het bestuur van deze Kamer!

Huib Eversdijk, Tweede-Kamerlid voor het CDA van 1977 tot 1991, secretaris en eerste vice-fractievoorzitter van de CDA-fractie en eerste ondervoorzitter van de Tweede Kamer. Na 14 jaar verruilde hij het lidmaatschap van de Tweede Kamer voor dat van de senaat. "Dit was wel even wennen", zo schreef hij in zijn eerste column. Hij betreurde het toen al dat de media weinig of geen belangstelling hebben voor de Eerste Kamer. Dankzij onder meer zijn eigen ervaring aan de overkant, had hij zelf overigens niet te klagen over belangstelling van de media voor zijn activiteiten en anders zorgde hij daar zelf wel voor. Zijn CV laat een rijke ervaring zien op het bestuurlijke vlak en in het onderwijs, vooral ook en met name in de provincie Zeeland.

Mij valt een hele eer te beurt om het ook qua anciënniteit oudste lid van deze Kamer Leendert Ginjaar te mogen toespreken. Al in 1981 werd hij na zijn ministerschap van Volksgezondheid en Milieuhygiëne in het kabinet Van Agt/Wiegel, lid van deze Kamer. Ook in zijn partij heeft hij een lange staat van dienst, van statenlid en minister werd hij partijvoorzitter en fractievoorzitter. Onder zijn voorzitterschap beleefde de VVD-fractie in deze Kamer roerige tijden rond het correctief referendum; een debat dat niet alleen de fractie, maar ook de Eerste Kamer in de publieke schijnwerpers heeft gezet.

Iets korter dan een jaar geleden sprak Bert Groen zijn maidenspeech uit ter gelegenheid van de behandeling van het wetsvoorstel Onderwijstoezicht. Sedertdien heeft hij zich vooral beziggehouden met de Europese integratie en met de behandeling van de besluiten die in de bijzondere commissie JBZ aan de orde komen. Daarmee heeft hij, zoals hij zelf terecht opmerkte, een berg papier verzet.

Met een onderbreking van vier maanden is Ruud Hessing vanaf juni 1995 lid van deze Kamer geweest. Het vertrek van mevrouw Sorgdrager in oktober 1999 zorgde voor een tamelijk onverwachte terugkeer naar Den Haag, zodat hij zijn relatief grote inbreng op vele beleidsterreinen in het debat kon voortzetten. Het vertrek lijkt nu wat definitiever. De achterblijvende leden prijzen zich echter gelukkig met de gedachte dat het lidmaatschap van de Eerste Kamer in ieder geval in de familie Hessing blijft. Als dat maar niet tot verwarring leidt.

Sociale bewogenheid, plichtsbetrachting en eigen verantwoordelijkheid zijn enkele trefwoorden waarmee je de jaren van Henk Hofstede in deze Kamer heel goed zou kunnen karakteriseren. Zijn jarenlange ervaring in het CNV heeft zeker niet geleid tot een routinematige inbreng in de vele debatten waarin hij zijn bijdrage vooral op het gebied van economie en sociale zaken heeft geleverd. Persoonlijk hoop ik voor hem dat hij veel vrije tijd krijgt voor zijn familie, om te klussen en voor het vervullen van zijn wens af en toe nog eens een flinke haring te vangen, een wens die hij gisteren uitsprak.

Na slechts vier jaar Kamerlidmaatschap houdt Jannie van den Hul-Omta de Eerste Kamer, de wetgevende macht, voor gezien. Haar hart als bestuurder gaat toch meer uit naar de bestuurlijke-uitvoerende macht. Eerder was zij actief als gemeenteraadslid in Den Haag en later in haar huidige woonplaats Geldermalsen en ook binnen het IPO heeft zij haar sporen nagelaten. Hier hield zij zich vooral intensief bezig met wetsvoorstellen op het gebied van onderwijs in de breedste zin van het woord, want zij was lid van zowel de commissie Onderwijs als van de commissie Hoger Onderwijs en Wetenschapsbeleid, ook al investeerde zij de laatste tijd relatief veel tijd in het "rugzakje".

Sinds 23 juni 1987 is Ria Jaarsma lid van de fractie van de Partij van de Arbeid en van 3 augustus 1998 tot 8 juni 1999 was zij ook fractievoorzitter. Zij weet alles van de arbeidsvoorziening en zij was een van de hoofdrolspelers in de discussie over de sociale zekerheid. Haar ervaring in de uitvoeringspraktijk is bijzonder van nut geweest bij de discussies over deze belangrijke onderwerpen in de Kamer. Zij was regelmatig boos op Paars, omdat zij vond dat er weinig werd gekeken naar de uitvoeringskant van het verhaal. Ik heb grote bewondering voor de wijze waarop zij zich hier steeds heeft ingezet, ook nadat haar fysieke situatie wat moeilijker werd.

Slechts korte tijd heeft de Eerste Kamer in tweede instantie gebruik kunnen maken van de expertise van VVD-lid Ad de Jager. Met zijn achtergrond als inspecteur, hoofdinspecteur, inspecteur-generaal van onderwijs was een grote inbreng in de vaste commissie voor Onderwijs niet meer dan te verwachten, maar ook de vaste commissie Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse zaken genoot zijn warme belangstelling en betrokkenheid.

Met kracht van argumenten verzette Liesbeth Kneppers-Heijnert zich in februari 2000 tegen aanvaarding van het wetsvoorstel Wet aanpassing arbeidsduur; zij overtuigde haar fractie. Eerder al waren haar deskundigheid en inzicht in het sociaal-economische recht niet onopgemerkt gebleven. Dat leidde er onder andere toe dat zij direct na haar benoeming tot lid van deze Kamer voorzitter werd van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wij zien u onverwacht en met spijt vertrekken, te meer omdat ik met heel veel plezier terugdenk aan uw deelname en bijdrage aan ons parlementair bezoek aan Polen.

Op 21 december 1999 hield Tineke Lodders-Elfferich haar maidenspeech over het wetsvoorstel inzake het beheer Korps landelijke politiediensten. Vandaag, na slechts één termijn, neemt zij weer afscheid van het Kamerwerk. De Eerste Kamer zal het node zonder haar grote politieke ervaring moeten stellen. Zij kan immers terugzien op een lange politieke carrière. Van ARP-jongere tot lid dagelijks bestuur ARP. Van gemeenteraadslid voor het CDA tot wethouder. Van lid van het dagelijks bestuur CDA tot waarnemend voorzitter. And last but not least: tot lid van de Eerste Kamer voor het CDA, waarmee zij in de voetsporen van haar vader trad.

Geertje Lycklama à Nijeholt heeft met de haar zo kenmerkende bescheidenheid in het College van senioren, waarin ik haar gedurende mijn voorzitterschap vooral heb leren kennen, tegelijkertijd steeds langs heel heldere lijnen geopereerd. Het viel mij op dat zij vooral de kwaliteit en de effectiviteit van de debatten in onze Kamer scherp in het vizier hield bij de discussies in het College van senioren. Groot was dan ook onze vreugde toen zij vorig jaar na een bange tijd van ziekte weer hersteld in ons midden terugkeerde. Geertje, het ga je in alle opzichten goed.

Fré le Poole combineert sinds 1995 haar functie als rechter met het lidmaatschap van de Eerste Kamer. Een combinatie die, ondanks de door Montesquieu bepleitte scheiding van machten, in Nederland mogelijk is en zelfs nuttig wordt geacht op dit moment, met uitzondering van de Hoge Raad natuurlijk. Het grote aantal wetsvoorstellen waarover Fré le Poole zich de afgelopen jaren heeft gebogen en waarover zij kritische en verduidelijkende opmerkingen heeft gemaakt, zijn een getuige van deze goede stelling.

Vanaf juni 1995 is de heer Jaap Rensema senator. Als voormalig belastingrechter en onafhankelijk fiscalist voerde hij voor de VVD-fractie over fiscale zaken het woord. Staatssecretaris Vermeend wist hij ervan te overtuigen, het wetsvoorstel over de boete-inspecteur in te trekken. Ook in het kader van de Wet waardering onroerende zaken kruiste de heer Rensema met succes de degens met het kabinet over een te hoog tarief voor boeren en middenstanders die hun bedrijfspand zelf bewonen.

Sinds 13 juni 1995 is Fransje Roscam Abbing-Bos lid van de VVD-fractie in dit huis. In de Eerste Kamer hield zij zich onder andere bezig met buitenlandse zaken, ontwikkelingssamenwerking en onderwijs. In vele partijpolitieke functies en in het bijzonder in deze Kamer heeft zij op de haar bekende charmante wijze haar mening te berde gebracht en discussies mede vormgegeven. Ook hier vielen haar communicatieve vaardigheden zonder meer op.

In de zes jaar van zijn lidmaatschaap van de senaat heeft Bob Ruers zich doen kennen als een vasthoudend en principieel jurist en als een vechter voor de rechten van minderheden, ook in deze Kamer. Dat hij in deze jaren lid was van zowat alle vaste commissies, behalve die voor Onderwijs en voor Wetenschapsbeleid en Hoger Onderwijs, is kenmerkend voor zijn aandacht, en ik denk ook zijn ambitie. Zijn werk en inzet voor het lot van slachtoffers van asbest is kenmerkend voor zijn maatschappelijke betrokkenheid.

Bob van Schijndel is sinds 8 juni 1999 lid van de GroenLinks-fractie. Het beviel hem wel bij de Eerste Kamer, na 30 jaar altijd als partijlid actief te zijn geweest in besturen, actiegroepen en diverse sociale bewegingen. De daarbij opgedane kennis, onder andere in de Amsterdamse gemeenteraad, heeft bijgedragen aan de kwaliteit van zijn werk in deze Kamer. Maar, Bob, die korte broek vorig jaar lag toch wel erg ver weg van een senatoriaal ambtskostuum.

Coby Schoondergang-Horikx is sinds 13 juni 1995 lid van de fractie van GroenLinks in de Kamer. Zij heeft zich hier vooral beziggehouden met Economische Zaken en Onderwijs. Haar maidenspeech hield zij bij de behandeling van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Volgens voorzitter Tjeenk Willink in zijn gelukwens een onderwerp waarmee zij zich pas sinds die dag, haar intrede in de Kamer, kon gaan bemoeien. Immers, in de functie waarin zij eerder ervaring had opgedaan, als lid van Provinciale Staten, was niet veel gelegenheid geweest om veel aan onderwijs te doen. Er volgden nog veel onderwerpen waarbij zij namens haar fractie het woord voerde. Daarbij verhulde zij soms niet haar irritatie over het feit dat de Kamer weer bezig was een wetsvoorstel er doorheen te jagen.

De fiscalist Willem Stevens, niet te verwarren met naamgenoot en collega Leo Stevens – dat zullen wij vandaag ook zeker niet doen – neemt afscheid na een periode van twaalf jaar. In 1985/1986 was hij lid van de commissie voor de belastingvereenvoudiging, de commissie-Oort. Willem Stevens was ook voorzitter van de naar hem genoemde commissie voor de belastingherziening. In 1998 is hij door zijn collega's de beste fiscale advocaat van Nederland genoemd. De afgelopen jaren was hij luis in de pels van menig minister en staatssecretaris van Financiën, maar hij was ook iemand die niet naliet bij de begrotingsbehandeling waardering uit te spreken voor de inzet en de samenwerking met de ambtelijke diensten van het ministerie. Waarvan nota!

Als je het curriculum vitae van Jan Terlouw openslaat om iets over hem te zeggen, zoals vandaag, word je even stil. Het is indrukwekkend en breed geschakeerd: hij werkte in de wetenschap, de cultuur en het openbaar bestuur op alle niveaus, nationaal en internationaal. Jan was bij uitstek parlementair-democraat en boegbeeld van zijn politieke groepering. Het vertrek van Jan uit de Kamer betekent gelukkig niet dat hij de publieke zaak vaarwel zegt. In tal van functies en op een groot aantal terreinen blijft hij immers adviseren. Jan, het ga je goed!

Naast het lidmaatschap van de Eerste Kamer sinds 1995 bekleedde Marius Varekamp diverse functies die allemaal direct of indirect met land- en tuinbouw te maken hadden. Hij is de bekendste en meest bedreven Westlandse bestuurder, die ook voorzitter is van de Kamer van Koophandel Haaglanden. De Eerste Kamer zal zijn ervaring en kennis moeten missen. De VVD-fractie en de Kamer hadden hierop niet gerekend.

De Eerste Kamer is een voetje in het politieke badwater. Er zijn maar heel beperkte mogelijkheden om daar problemen aan te kaarten. Als je echt iets voor elkaar wilt krijgen, moet je dat buiten de Kamer doen. Aldus een interview vorig jaar in de VPRO-gids waarin Elske ter Veld zich manifesteerde. Zij was acht jaar Tweede-Kamerlid en daarna bijna vier jaar staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In die functies hield zij zich speciaal bezig met sociale zekerheid en emancipatiebeleid. Bij deze onderwerpen trad zij ook in deze Kamer op als woordvoerder van de fractie. Volgens mij voelde zij zich hier heus wel thuis!

Vier jaar lang heeft de heer Jurn de Vries als lid van de ChristenUnie deel uitgemaakt van de Kamer; de journalist die bijna dominee was geworden. Twee jaar geleden nam hij afscheid als hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad, waardoor hij meer tijd kon vrijmaken voor de diverse terreinen waarmee hij zich bezighield. Zijn kritische kanttekeningen binnen de commissie-Koning, die advies uitbracht over de verandering van de wetgevingsprocedure, deden geen afbreuk aan zijn positie in de Eerste Kamer.

Zij noemen mij hier "ons kind", zei Driek van Vugt in een interview. Driek van Vugt was 17 toen hij voor de SP in de Leidse gemeenteraad plaatsnam en 19 toen hij in de Eerste Kamer kwam, als jongste lid ooit. Student en senator, wij hadden dat nog niet eerder meegemaakt. Als hij mij zoals gebruikelijk bij het begin van de vergadering de hand drukte, informeerde ik altijd of hij de afgelopen tijd tentamens had gedaan. Ik vroeg ook naar het resultaat. Hij werd in één klap een mediavedette. Iedereen wilde weten wat zo'n jong broekje tussen de gezapige heren van politiek Den Haag had te zoeken. De aandacht voor zijn leeftijd verstomde overigens gauw, toen men merkte dat hij hier een goed verhaal hield, zonder zelfs van papier voor te lezen. Hij heeft nu besloten het centrum van zijn politieke activiteiten te verleggen naar buiten de Kamer. Wij wachten het maar eens af.

Dik Wolfson heeft met zijn enorme kennis van en inzicht in economische vraagstukken, maar eigenlijk nog meer met zijn inzicht in de motieven van de homo economicus, politicus en ambtenariticus, onze Kamer de afgelopen jaren verrijkt. Persoonlijk heb ik het gevoel dat hij het reilen en zeilen van deze Kamer en dat van die aan de overzijde, met een zeker ongeloof en een zekere verwondering heeft gadegeslagen Ik hoop dat hij deze Kamer kritisch blijft volgen. Schroom daarbij niet de leden hiervan op jouw eigen humorvolle wijze deelgenoot te maken.

Het buitenland, vooral Europa, is de specialiteit van Ans Zwerver. Haar lidmaatschap van de Raad van Europa en van de Beneluxraad en het voorzitterschap van de vaste commissie voor Ontwikkelingssamenwerking gaven haar alle gelegenheid haar deskundigheid op dit terrein te laten zien. Via het Vrouwenoverleg GroenLinks kwam zij in 1995 in de Kamer en zij zal in de komende tijd ongetwijfeld haar energie blijven steken in het vrouwennetwerk.

Ik deel de Kamer mede dat het Hare Majesteit de Koningin heeft behaagd op grond van de zojuist door mij geciteerde curricula vitae een aantal leden, die voldoen aan de nieuwe reglementen voor de decoraties, een koninklijke onderscheiding toe te kennen. Ik heb de eer die onderscheiding aan de desbetreffende personen te mogen overhandigen. Daarom vraag ik de volgende leden zich in het midden van de zaal op te stellen: Baarda, De Beer, De Blécourt-Maas, De Boer, Boorsma, Castricum, Doesburg, Eversdijk, Van den Hul-Omta en Schoondergang-Horikx.

(De voorzitter speldt de genoemde leden de bij de aan hen toegekende koninklijke onderscheidingen behorende versierselen van ridder in de orde van Oranje-Nassau op.)

De voorzitter:

Ik verzoek de gedecoreerden om hun plaats weer in de zaal in te nemen. De leden en de overige aanwezigen wijs ik erop dat er straks in de Ridderzaal gelegenheid zal zijn om de gedecoreerden met hun onderscheiding te feliciteren.

Verder deel ik mede dat alle vertrekkende Kamerleden vandaag een litho van Jean Jones met een afbeelding van het Kamergebouw zal worden aangeboden. Daarbij kan er een keuze gemaakt worden tussen afbeeldingen van de voorgevel en van de achtergevel. Na afloop van de receptie in de Ridderzaal zal een exemplaar van de gekozen versie worden overhandigd.

Ik geef het woord aan de eerste ondervoorzitter van de Kamer voor een korte toespraak.

De heer Van Eekelen (VVD):

Mijnheer de voorzitter. U hebt zojuist afscheid genomen van alle collega's die niet zullen terugkeren in de Kamer. Het is aan mij om als eerste ondervoorzitter een woord van afscheid te spreken tot u. Het is een bijzonder afscheid, want uw vertrek uit de Kamer is tevens het einde van een lange, indrukwekkende periode in de actieve Nederlandse politiek.

Beste Gerrit. Je leven is gekenmerkt door keihard werken, grote persoonlijke inzet en de bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen, keihard werken onder moeilijker omstandigheden dan de omstandigheden die de meesten van ons in onze formatieve jaren hebben gekend. Je had kunnen behoren tot de generatie die in de oorlog kansen heeft gemist en die weleens "de verloren generatie" is genoemd. Maar jij hebt het doorzettingsvermogen gehad om langs de lagere landbouwschool, de winteravondschool en het staatsexamen de weg naar Wageningen te vinden en je vervolgens thuis te voelen in het redelijk elitaire milieu van landbouwonderhandelingen in Brussel. Je behoorde daar al tot het CDA avant la lettre, maar dan in het corps diplomatique agricole.

Een carrière die ook een voorbeeld is van de emancipatie van de landbouwer van de Brabantse zandgronden, een carrière waarop je terecht trots kunt zijn, maar ook wij allen. Het is een prachtig land waarin zoiets mogelijk is. Je was viermaal minister van Landbouw en Visserij, en meestal ook van Natuurbeheer, of dat nu in de titel voorkwam of niet, en even ook minister van Onderwijs. Op Landbouw werd je geconfronteerd met de problemen van overproductie en vervuiling. Op beide terreinen heb je trends omgebogen. De boeren hadden het er best moeilijk mee, maar je hebt hun vertrouwen weten te behouden. Je eigen afkomst maakte dat mogelijk, maar ook je inzet was indrukwekkend. Ik geef twee voorbeelden.

De Brabanthallen waren gevuld met boeren die protesteerden tegen de melkheffing. Zij loeiden bij je binnenkomst, jij loeide terug, ging in op alle vragen, won hun vertrouwen en aan het eind van de avond gaven zij je een kalf!

Het tweede voorbeeld. Je verklaarde de mestproblematiek tot nationaal probleem. Dat leek toen even te leiden tot een spanning tussen Noord en Zuid binnen Nederland. Bij Zwolle kwamen borden te staan met "Geen paapse stront op reformatorische grond!". Vervuiling blijft een probleem, maar een gemeenschappelijke aanpak is wel mogelijk geworden.

Gerrit, in 1977 werden wij beiden voor het eerst in de Tweede Kamer gekozen en vandaag nemen wij ook weer tegelijk afscheid, maar dan van de senaat. Dat politiek een hard vak is, hebben wij beiden meermalen aan den lijve ondervonden. Zowel nationaal als internationaal liep niet alles zoals je gehoopt had, maar tegenslagen hebben je niet ontmoedigd. Wij weten allen hoezeer je vrouw je steeds tot steun is geweest en wij gedenken vandaag ook haar, haar rustgevende persoonlijkheid, hartelijkheid en gastvrijheid.

Beste Gerrit, je bent sinds 11 juni 1991 lid van de Eerste Kamer, was voorzitter van de CDA-fractie en de laatste twee jaar voorzitter van deze Kamer. Dat laatste is wat kort om de balans op te maken van je voorzitterstalenten, maar je hebt het wel heel consciëntieus gedaan: je zat meestal zelf in de stoel. Je deed het zelfs zo nauwgezet dat je er soms niet van kon slapen. Je deed het ook in goed overleg met je ondervoorzitters en het college van senioren, waarvoor wij je erkentelijk zijn. De Kamer is je vooral dankbaar voor je aanpak van moeilijke strubbelingen over de ambtelijke organisatie. Je opvolger kan nu met een schone lei beginnen.

Namens de Kamer, namens alle leden, zeg ik je hartelijk dank; je laat hier alleen vrienden achter. Het ga je goed, temidden van je kinderen. Namens de Kamer mag ik je een cadeau aanbieden: het originele pastel van de uitnodigingskaart voor deze dag.

(De heer Van Eekelen overhandigt de voorzitter de ingelijste pasteltekening.)

(Applaus)

De voorzitter:

Heel hartelijk dank, Wim. Het blijkt dat wij elkaar kennen. Ik ben ook heel blij met het cadeau, want de uitnodigingskaart kwam in handen van mijn kleinzoon van drie jaar en die zag onmiddellijk dat het opa was!

Het woord is aan de heer Ginjaar, die namens de vertrekkende leden iets tegen ons zal zeggen.

De heer Ginjaar (VVD):

Voorzitter. Toen mij de vraag gesteld werd of ik bereid zou zijn hier vandaag het woord te voeren namens de vertrekkende leden, was aanstonds duidelijk dat hierop slechts één antwoord mogelijk is: een volmondig "ja". Het is immers een voorrecht dat bij elke wisseling van de Eerste Kamer toevalt aan het langstzittende lid. Vervolgens deed zich dan de vraag voor wat het betekent om namens de vertrekkende leden te mogen spreken. Navorsingen in het verleden toonden alras aan dat dit tevens inhield de bevoegdheid om zelfstandig te bepalen, zonder last of ruggespraak, welke woorden uitgesproken gaan worden. Geen van de vertrekkende leden kan derhalve ter verantwoording worden geroepen.

Voorzitter. In de eerste plaats wil ik u recht dankzeggen voor de warme en welgemeende woorden die u op de van u bekende wijze tot ons hebt gericht. Daarbij was sprake van accenten op de persoonlijke verdiensten van ieder van ons en van begrip voor de gevoelsmatige aspecten van ons vertrek, die ongetwijfeld ook bij uzelf aanwezig zijn, nu vandaag ook aan uw lidmaatschap en tegelijkertijd aan uw voorzitterschap een einde komt. Bij de woorden van waardering die de heer Van Eekelen zojuist in uw richting sprak, wil ik mij graag aansluiten.

Ik wil hierbij ook uitdrukkelijk grote waardering uitspreken voor alle medewerkers van de Kamer die zo belangrijk zijn voor de uitoefening van onze taak. Ik denk aan de griffier en de plaatsvervangende griffiers, maar bovenal ook aan al diegenen die, niet op de voorgrond werkend, altijd voor ons klaar stonden en altijd voor ons zorgden, en niet te vergeten de stenografische dienst die vaak moeilijke taken heeft bij het omzetten van onze krabbels in een verstaanbaar Nederlands.

De vertrekkende leden zullen de Eerste Kamer missen, elk op een eigen wijze. Sommigen die op grond van hun eigen beslissing vertrekken, zullen dit doen met een tikkeltje weemoed. Anderen die een te lage plaats op de kandidatenlijst verworven hadden, zal enige bitterheid niet vreemd zijn. Bij dit laatste spreek ik maar niet van die leden die volstrekt onverwacht bij de verkiezingen op 26 mei jongstleden hun plaats in rook zagen opgaan.

Er zijn vele zaken die wij zullen missen: de vriendschappelijke contacten, de omgang met collega's, ongeacht politieke kleur, de intensieve discussies in de fracties, in de plenaire vergadering en in de wandelgangen en de wisselwerking tussen het werk in de Kamer en de professionele activiteiten buiten de Kamer. Een niet te verwaarlozen factor, ook voor degenen die niet meer of minder actief zullen zijn in maatschappelijke activiteiten, is de almaar verminderende toevoer van informatie. De postbode vraagt zich af waar toch altijd die stapels post blijven. Het wegvallen van een veel tijd vragende, interessante activiteit zal wennen zijn.

Een van de onderwerpen die elke vier jaar terugkeren, is het grote verloop onder de Kamerleden. Het werd reeds aan de orde gesteld – zoals de heer Heijne Makkreel in 1999 opmerkte – in 1977 door de toenmalige Kamervoorzitter Thurlings, die zich daarbij afvroeg of het goede functioneren van het parlement daarbij niet enigermate in het gedrang kon komen. Vertrokken in 1999 zoveel leden dat in de toen aangetreden Kamer slechts 16 leden een ervaring hadden van ten minste twee zittingsperioden, thans is dit aantal 12. Vernieuwing is noodzakelijk, het behoud van collectieve herinnering en ervaring minstens evenzeer.

De Eerste Kamer is een boeiend instituut: 75 zichzelf besturende leden met als belangrijkste voorbereidende en/of uitvoerende organen het College van senioren, de vaste commissies, de Huishoudelijke commissie en de griffier met zijn medewerkers. De werkwijze van de Kamer is overigens regelmatig punt van discussie, zoals in de afgelopen tijd. Dat is niet verwonderlijk, omdat enige anarchie de werkwijze niet vreemd is. Naar mijn mening zal dat altijd zo blijven. Bedrijfsorganisatorische principes laten zich niet zo gemakkelijk toepassen in dit huis.

Ik noem twee zaken specifiek. In de eerste plaats het Europabureau Eerste Kamer. De instelling van dit bureau als gevolg van de directe betrokkenheid van de Eerste en Tweede Kamer bij de Europese besluitvorming op binnenlands en justitieel terrein, was een van de beste besluiten met betrekking tot de werkwijze ooit genomen. De opgedane ervaringen leiden mij tot de conclusie dat dit bureau ook ingeschakeld dient te worden bij andere beleidsvelden, niet alleen als het gaat om de vertaling van Europese richtlijnen, maar ook als het gaat om algemene beleidslijnen. Over de doelmatigheid van een samensmelting van dit bureau met een overeenkomstig bureau van de Tweede Kamer heb ik overigens zeer grote twijfel.

In de tweede plaats noem ik de behandeling van de begrotingen. In niet zo lang vervlogen tijden werden begrotingshoofdstukken in dit huis behandeld voor wat ze zijn, te weten wetsvoorstellen, met een voorlopig verslag, gevolgd door een plenair debat, soms over twee dagen verdeeld. Veranderingen in deze procedure hebben in de loop der jaren geleid tot de huidige als onbevredigend ervaren gang van zaken. Pogingen om hierin verandering aan te brengen zijn niet geslaagd. Hoe de besluitvorming over de procedure ook moge zijn, naar mijn overtuiging moet onverkort worden vastgehouden aan het budgetrecht en de daaraan verbonden mogelijkheid om het gehele beleidsterrein met een bewindspersoon te bespreken. In dit verband kan wellicht gedacht worden aan een of andere rol van de commissies door bijvoorbeeld mondeling overleg met bewindslieden.

Reeds vanaf het ontstaan van de Eerste Kamer is het bestaansrecht ter discussie gesteld met in hoofdzaak veelal dezelfde argumenten. Legitimatie c.q. wijze van verkiezen, nut en noodzaak, relatie met de Tweede Kamer, het is een zich herhalende, boeiende, intellectuele discussie, die niet wezenlijk bijdraagt tot het functioneren van de Eerste Kamer in haar wezenlijke taak als "chambre de réflexion". Bij dit laatste past mijns inziens ook geen directe verkiezing, wel terugkeer naar de verkiezingswijze van voor 1983, het om de drie jaar verkiezen van de helft van de Kamer.

Sommigen stellen dat deze Kamer, als haar enige functie is het al of niet goedkeuren van een wetsvoorstel zoals dit na de behandeling in de Tweede Kamer tot haar gekomen is – "zoals het daar ligt" – zonder recht van amendement in feite overbodig is. Integendeel, los van het principiële recht om tegen te stemmen, door u voorzitter zojuist ook al aangesneden, gaat een dergelijke opvatting toch ook voorbij aan de realiteit: beoordeling van wetsvoorstellen op grondwettigheid en rechtstatelijkheid, rechtmatigheid, doelmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Dat zijn wezenlijke elementen in de behandeling van wetsvoorstellen in dit huis. Het gaat om een kwaliteitsbeoordeling.

Vaak komen juridische onvolkomenheden aan het licht, hetzij in het oorspronkelijke voorstel en dan ook reeds door de Raad van State gesignaleerd hetzij door amendering in de Tweede Kamer. Soms blijkt het mogelijk aan relevante bezwaren tegemoet te komen tijdens het gemeen overleg door toezeggingen van de regering, veelal toegespitst op uitvoeringsregelingen. Toegegeven, het lijkt vaak allemaal niet hemelbestormend, zoals bijvoorbeeld bij het handhaven van de vrije hengel, waar het in feite om de vrijheid van organisatie ging, een fundamenteel punt. Soms gaat het ook om zaken van wezenlijke betekenis, zoals de dubbele voordracht voor de benoeming van de burgemeester, maar soms ook om juridisch-principiële zaken zoals bij de bevrijdende verjaring. Ook vanmiddag hebben wij nog een typisch voorbeeld meegemaakt van het gemeen overleg tussen regering en Eerste Kamer.

Er wordt vaak gepleit voor een terugzendrecht. Het komt mij voor dat hiertoe niet lichtvaardig moet worden overgegaan. Alleen al op grond van het feit dat vele uitvoeringsmodaliteiten bedacht kunnen worden, lijkt het mij duidelijk dat voorzichtig moet worden omgegaan met de invoering van een dergelijk terugzendrecht. Bedacht moet ook worden dat de regering het voorliggende voorstel verdedigt en dus de eerstgeroepene is om met een nota van wijziging naar de Tweede Kamer te gaan, indien zij de opvatting van de Eerste Kamer deelt. Doet zij dan niet, dan liggen de verantwoordelijkheden voor het lot van het wetsvoorstel vast. Ik proefde vanmiddag in de discussie ook iets dergelijks.

Toenmalig ondervoorzitter De Rijk stelde bij het 175-jarig bestaan van de Eerste Kamer op 24 augustus 1990: "Bovendien garandeert ons model van representatieve vertegenwoordiging niet alleen de verantwoordingsplicht van de volksvertegenwoordiger, maar evenzeer zijn of haar eigen speelruimte zonder last of ruggespraak, omdat anders verantwoording tot een farce wordt."

De vraag kan nu gesteld worden hoe de Eerste-Kamerleden met die speelruimte omgaan. Het bijzondere van hun positie is dat zij aan het eind van het besluitvormingsproces staan. Terugkijkend zijn zij dan in staat het geheel te overzien, waarbij vaak accenten anders gelegd worden en rekening kan worden gehouden met voortschrijdend inzicht. Dit wordt mede in de hand gewerkt door de eigen positie van de leden van de Eerste Kamer in de samenleving. Daardoor vindt een samenbanning van kennis plaats die niet op andere wijze wordt verkregen en moet worden gekoesterd.

Vanuit dit gegeven kunnen andere politieke hoofdpunten gesteld worden dan die welke in eerdere discussies aan de orde waren: geen verandering van het politieke klimaat, wel een markering van de eigen positie. De speelruimte van de leden is in principe gering: geen wijzigingen meer, hoogstens interpretatieverschillen. Dat kan een spanningsveld opleveren, waarbij politieke uitgangspunten de basis vormen voor de uiteindelijke positiebepaling. De volksvertegenwoordigers moeten over deze positiebepaling verantwoording afleggen.

Voorzitter. Het was goed toeven in dit huis. Ik wens de blijvende en komende leden veel sterkte en wijsheid voor de komende periode. Zij zullen deze nodig hebben.

De voorzitter:

Heel hartelijk dank voor deze behartigenswaardige woorden van een zeer ervaren senator, namens de vertrekkende leden. Dan komen wij nu aan een intermezzo, namelijk de aanbieding van een gedichtenbundel door de heer Witteveen, namens de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer Witteveen (PvdA):

Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, mijnheer de minister-president. Op een dag waarop zoveel leden vertrekken, wil de Partij van de Arbeid-fractie alle leden een klein cadeautje aanbieden.

Wij hebben hier de afgelopen vier jaar veel gedaan in betrekkelijke openbaarheid. Ik zeg "betrekkelijk", omdat de plenaire vergaderingen natuurlijk volstrekt openbaar zijn, maar niet altijd de belangstelling van velen weten te trekken. De commissievergaderingen zijn voor alle leden toegankelijk en over het College van senioren wordt verslag uitgebracht. Een belangrijk deel van de activiteiten speelde zich af buiten de openbaarheid, achter de gesloten deuren van de fractiekamers.

Over wat wij daar zoal deden, de afgelopen vier jaar, veroorloof ik mij een kleine onthulling. De Partij van de Arbeid-fractie in de Eerste Kamer sluit haar wekelijkse vergadering al sinds jaar en dag af met de voorlezing van een gedicht. Het is een soort ritueel dat degene die aan de beurt is, evenmin onberoerd laat als wie ernaar luisteren. Vreemd hoe het voorlezen van een gedicht in een bij uitstek politieke situatie als een fractieoverleg de woorden een bijzondere lading en betekenis kan meegeven. De Amerikaanse retoricus Kenneth Burke zou dit ongetwijfeld zien als een vorm van secular prayer.

De afgelopen vier jaar hoorden mijn bankgenote Elske ter Veld en ik zoveel mooie, aangrijpende, grappige, verrassende of zelfs verontrustende gedichten dat het plan opkwam, hieruit een kleine bloemlezing samen te stellen. Wij hebben onze collega's gevraagd, elk een paar gedichten te selecteren die zij de afgelopen jaren hebben voorgedragen, en daar in het kort hun eigen overwegingen aan toe te voegen. Vandaag komt dat boekje uit. Het is zeer fraai uitgegeven door Wolf Legal Publishers.

De titel behelst een vraag die ik de afgelopen jaren vaak in het land heb gehoord: waarom wordt in de Senaat niets gedaan? Die regel heeft een dubbele betekenis, want hij is te vinden in een gedicht van Kavafis, het gedicht "In afwachting van de barbaren", wat ik allen zeer kan aanbevelen om te lezen.

Ik heb onze scheidende fractievoorzitter, Geertje Lycklama, gevraagd om een heel kort gedicht uit deze bloemlezing, dat over de wetgeving gaat, voor te lezen. Daarna zal ik de voorzitter het eerste exemplaar aanbieden.

Mevrouw Lycklama à Nijeholt (PvdA):

Mijnheer de voorzitter, minister-president. Uit deze bundel heb ik het gedicht gekozen dat heet "Wetten". Het is geschreven door Rein Bouwkes Winsma, een Friese dichter, die leefde van 1801 tot 1862. Ik zal het niet in het Fries lezen, hoewel het daar mooier in klinkt, maar in de vertaling van Theun de Vries:

  • Wetten

  • Wat behoren de wetten te wezen?

  • Handwijzers langs 't pad, die eenvoudig en slecht

  • De maat en natuur van wat plicht is en recht,

  • Ons wijzen en klaar laten lezen.

  • Wat zijn vandaag bijwijlen de wetten?

  • Dwaallichten op 't pad, die bedrieglijk en zacht,

  • Onnozelen doen lopen recht in de gracht,

  • Of blindgaan in stroppen en netten.

  • Waar wetten meestal iets van hebben?

  • Spinrag in hoeken, fijndradig getwijnd,

  • De vliegjes, verstrikt, komen wreed aan hun eind;

  • Maar de hommels doorbreken de webben.

Misschien herkennen wij soms iets van deze inzichten.

(Applaus)

De voorzitter:

Heel goed dat er op deze wijze antwoord wordt gegeven op de vraag waarom er in de senaat niets wordt gedaan. Bovendien krijgen wij hierdoor een klein beetje inzicht in de gang van zaken in de fractie van de Partij van de Arbeid. Alleen de keuze van de gedichten zal, denk ik, al een openbaring zijn.

Dames en heren, een griffier van welk parlement dan ook wordt niet geacht in dit huis te spreken, tenzij daarvoor toestemming wordt gegeven. Bij dezen vraag ik toestemming om onze griffier, de heer Leendert Klaassen, de gelegenheid te geven, ook namens de organisatie iets te zeggen.

De heer Klaassen:

Mijnheer de voorzitter, dames en heren leden van de Eerste Kamer, mijnheer de minister-president.

Graag maak ik van deze uitzonderlijke gelegenheid gebruik om bij het afscheid van u als voorzitter en van 35 andere leden van deze Kamer een kort woord te spreken namens de ambtelijke organisatie. Ik zeg uitdrukkelijk een kort woord, want dat past bij een omvangrijke agenda die in korte tijd moet worden afgewerkt. Ook in andere zin past het mij nu ik zelf nog maar zo kort, vandaag precies zeven weken, in functie ben en mijn ervaring met de Kamer en haar voorzitter in de tijd dus beperkt is.

Toch wil ik met name u, mijnheer de voorzitter, op dit moment graag toespreken. U heeft in uw toespraak aan het begin van deze bijeenkomst al veel gezegd over uw ambtsperiode. Die is vooral gekenmerkt door ongewone ontwikkelingen. Meer dan andere voorzitters hebt u uw aandacht ook moeten geven aan zaken die niet onmiddellijk met het primaire proces van deze Kamer, het optreden als medewetgever, te maken hadden. Daarmee is uw relatief korte voorzittersperiode een dynamische periode gebleken en hebt u op veel terreinen acte de présence moeten geven.

De functie van senaatsvoorzitter heeft u vervuld als het sluitstuk van een indrukwekkende en afwisselende politieke carrière. De heer Van Eekelen heeft dat heel treffend beschreven. Uw carrière is een illustratie van een grote en bewonderenswaardige persoonlijke ontwikkeling. U maakte daarvan zelf vaak melding en sprak daarover ook vrijuit. Dat levert stof op voor veel prachtige verhalen over uw persoonlijke ervaringen gedurende uw loopbaan. Die verhalen kunt u op allerlei momenten met veel smaak vertellen.

Voorzitter. U steekt daarbij nooit onder stoelen of banken dat u een Brabander bent. Vanmorgen werd bekend dat u door het provinciaal bestuur van Brabant tot ereburger van de provincie Brabant bent benoemd. Ik wens u daarmee van harte geluk. U vertelt er ook vaak bij dat u afkomstig bent uit een van de generaliteitslanden. Voor degenen onder u die dat niet onmiddellijk paraat hebben – ik heb het zelf ook opgezocht – vertel ik erbij dat deze gebieden bij de Vrede van Munster aan de Republiek der Verenigde Nederlanden werden toegekend, maar zij werden door die gewesten niet als volledige of volwaardige partners erkend. Zij werden rechtstreeks bestuurd door de Staten-Generaal. Vandaar hun naam. Zij moesten wel hoge belastingen aan de republiek betalen, maar zij kregen geen invloed in het bestuur. Zij mochten noch hun eigen wetten vaststellen, noch hun ambtenaren benoemen.

Toen u, voorzitter, bij een van uw recente buitenlandse werkbezoeken, een paar weken geleden nog maar, nog eens werd aangesproken op Nederlands koloniale verleden, was u daarvan dan ook niet erg onder de indruk. U hebt uw gesprekspartner fijnzinnig uitgelegd dat u weinig met dat koloniale verleden te maken heeft gehad, omdat uw voorouders evenzeer afkomstig waren uit een wingewest. Het moet u dan ook grote bevrediging geven dat u, afkomstig uit een generaliteitsland, uitgerekend tot deze hoge functie geroepen werd: voorzitter van het orgaan dat vroeger in uw geboortestreek eenzijdig de dienst uitmaakte!

Voorzitter. De Eerste Kamer heeft in deze periode een intensief beroep op u gedaan. U maakte al gewag van de verschillende malen dat u als adviseur van Hare Majesteit de koningin diende op te treden. Ook uw rol als voorzitter van deze Kamer in het dagelijkse proces heeft een flink beslag op u gelegd. In de wijze waarop u die functie vervulde, koos u niet voor diepzinnige of abstracte staatsrechtelijke beschouwingen, maar u gaf steeds een heel duidelijke opvatting over de gewenste rol en het daarvoor noodzakelijke instrumentarium van deze Kamer. Ook vandaag heeft u daar weer het een en ander over gezegd.

Ook de vertegenwoordigende functie naar buiten heeft u buitengewoon serieus genomen, zowel nationaal als internationaal. Ik meen dat daarin een sterk punt van u naar voren kwam. Het optreden als delegatieleider bij parlementaire werkbezoeken en ander optreden buitenslands deed u met verve. U weet als geen ander de juiste toon te treffen voor de aldaar aanwezige gesprekspartners. Uw beschikbaarheid voor dergelijke klussen in de toekomst heeft u al uitgesproken en staat wat ons betreft genoteerd.

Zelf mocht ik meemaken hoe u tegen uw aanvankelijke voornemen in ervoor heeft gekozen, uw 70ste verjaardag tien dagen geleden toch maar in Athene te vieren te midden van uw collega-voorzitters van de Europese parlementen. Gelukkig werd aan dat bijzondere feit ook daar op een passende wijze aandacht besteed.

Ten slotte mag niet onvermeld blijven dat u zich gedurende uw ambtsperiode soms alleen en soms samen met beide andere leden van de huishoudelijke commissie behoorlijk hebt moeten bezighouden met de toekomst van de Eerste Kamer en van haar ambtelijke organisatie. Daarbij ging het enerzijds om de vraag hoe de Eerste Kamer in de komende tijd een zinvolle rol kan blijven spelen in het staatkundig bestel. Anderzijds was het nodig stappen te zetten ter verbetering van die ambtelijke organisatie. Hiervan kan worden gezegd dat het niet het gemakkelijkste deel van uw taak betrof, maar u hebt ook op dit terrein met veel inzet en met veel verantwoordelijkheidsgevoel geopereerd. Namens de organisatie spreek ik graag onze dank uit voor hetgeen u daarin hebt willen doen. Daarbij betrek ik ook nadrukkelijk de andere leden van de huishoudelijke commissie, de heren Van Eekelen en Jurgens.

U sluit een relatief korte voorzittersperiode af, die zich voltrok onder een ongewoon politiek gesternte. Toch hebt u in die korte tijd veel gedaan voor de Eerste Kamer en voor de beeldvorming van het parlement in binnen- en buitenland. Wij zijn u daarvoor veel dank verschuldigd. Namens de ambtelijke organisatie schaar ik mij graag achter hetgeen eerder door anderen is gezegd. Ik wens u van harte toe dat het u goed mag gaan in de periode die nu aanbreekt, een periode – u hebt het herhaaldelijk gezegd – waar u verschrikkelijk tegenop ziet en waar u tegelijkertijd ook naar uitziet.

Ongetwijfeld zal dit nu nog ambivalente gevoel gaan plaatsmaken voor een grote tevredenheid, wanneer u straks terugziet op een prima afsluiting van een bijzondere loopbaan. Ik geef u daarvoor graag een herinnering mee. Het is een kristallen ornament, waarin het Binnenhofcomplex duidelijk zichtbaar is. Als u nu denkt, dames en heren, dat wij er eindelijk in geslaagd zijn om de spreekwoordelijke Haagse kaasstolp in een replica vast te leggen, dan moet ik u teleurstellen. Het is een kleinood dat u, voorzitter, goed kent uit uw werkkamer hier, waarin de historische plek die gedurende zoveel jaren uw werkterrein was – het Binnenhof – in drie dimensies is weergegeven. Ik hoop dat het u van tijd tot tijd met genoegen doet terugdenken aan de jaren in de Kamer.

Voorzitter, beste Gerrit. Heel erg dank voor je inzet. Moge het je wel gaan.

(Applaus)

De voorzitter:

Zulke cadeaus dienen het daglicht te aanschouwen, te meer omdat ik het een van de mooiere symbolen van het Binnenhof vind. Alle details zijn kamerbreed zichtbaar. Ik ben er heel blij mee. Hetzelfde geldt uiteraard voor de mooie woorden. Van een zo jonge griffier had je niet zoveel bekendheid met de persoon van de voorzitter mogen verwachten. De referentie naar mijn afkomst is inderdaad een aangelegenheid die ik soms, heel passend overigens, weleens gebruikt heb. Ik denk ook dat ik dat wel zal blijven doen.

Het is voor ons allen een groot genoegen dat deze ceremonie zich afspeelt in aanwezigheid van de minister-president, die het heel druk heeft. Dat hebben wij het afgelopen weekeinde ook weer kunnen volgen. Ik heb hem in dit huis nog nooit aanwezig gezien zonder dat hij gesproken heeft. Om die reden geef ik hem nu graag het woord.

Minister Balkenende:

Mijnheer de voorzitter. Ik dank u hartelijk dat ik vanmiddag de gelegenheid krijg om namens de regering afscheid te nemen van de vertrekkende leden van uw Kamer. Het is vrij bijzonder dat de minister-president van een nieuw kabinet zijn eerste optreden heeft in de Eerste Kamer in plaats van in de Tweede Kamer, maar het gaat dan ook om een bijzondere gelegenheid nu deze Kamer voor het laatst in de oude samenstelling bijeen is. Het percentage nieuwkomers dat volgende week plaatsneemt in de Eerste Kamer overtreft het percentage nieuwkomers in het kabinet: 36 nieuwe leden. Dat is bijna de helft. Vernieuwing en verandering horen bij een levende democratie, maar bij een democratie hoort ook dat wij goed letten op de kwaliteit van wetgeving. Wat dat betreft was het voorgedragen gedicht uit de PvdA-bundel illustratief. Ik zal de leden van het kabinet erop wijzen. Steeds als het gaat om wetsvoorstellen is het kritisch kijken of nieuwe voorstellen wel passen binnen het geheel van bestaande wetten en verdragen. Want wetten en regels die elkaar doorkruisen, kunnen onze rechtsstaat grote schade toebrengen. Juist die bedachtzaamheid en die staatsrechtelijke degelijkheid kenmerken de Eerste Kamer en haar leden.

Als ik kijk naar de lange lijst van mensen die vandaag afscheid nemen en deze laatste vergadering bijwonen, constateer ik dat wij afscheid nemen van een enorm reservoir aan kennis en expertise; expertise die met grote betrokkenheid is ingezet voor onze democratie. Daarvoor dank ik de vertrekkende leden heel hartelijk. Ik wens de gedecoreerden geluk met hun onderscheiding.

Voor toetsing van wetsvoorstellen is een zekere reflectie nodig. Het legendarische Eerste-Kamerlid prof. Anema, die van 1921 tot 1960 lid was van dit huis – dat waren nog eens tijden – verweet de regering eens dat hij in zijn werk te zeer werd opgejut. Hij vergeleek de regering met de componist Schumann. Die heeft in een van zijn pianosonates het tempo aangegeven als: so schnell wie möglich. Even verderop staat er dan: noch schneller. Van een dergelijk tempo in de wetgeving is het afgelopen jaar geen sprake geweest om de redenen die u kent. Ik beloof de leden die blijven: dat gaat veranderen. Onze ambitie als kabinet is, ervoor te zorgen dat het tempo weer het oude niveau bereikt, natuurlijk met inachtneming van het voornemen van het kabinet, de regelgeving te beperken. U weet echter dat voor intrekking en vereenvoudiging van regelgeving ook regelgeving nodig is. Ik verheug mij in ieder geval zeer op de debatten die wij bij tijd en wijle zullen voeren. Ik wens alle leden die afscheid nemen het allerbeste toe. Ik hoop dat wij mogen blijven profiteren van uw kennis en rijke ervaring, wellicht in andere functies of hoedanigheden. Het ga u goed.

Mijnheer de voorzitter. Tot u wil ik nog speciaal iets zeggen. Beste Gerrit, het voorzitterschap van de Eerste Kamer was het slotstuk van een lange, lange loopbaan die vrijwel geheel in dienst stond van de publieke zaak. Voor de betrokken manier waarop jij je tientallen jaren voor ons land hebt ingezet heb ik grote bewondering. Je was trouw aan je idealen, trouw aan de verantwoordelijkheden, maar vooral ook trouw aan de mensen met en voor wie je werkte. Je werd voorzitter van de Eerste Kamer op een leeftijd waarop anderen juist kiezen voor minder verplichtingen. Je liet in die functie wederom zien dat degelijkheid en gedrevenheid heel goed kunnen samengaan. Het belang van de Eerste Kamer heb je altijd met verve uitgedragen. Ik voel mij hier gelukkig, heb je eens gezegd. En wij, Eerste Kamer en kabinet, waren gelukkig met jou. Ik dank je van harte voor je inzet voor ons land. Ik wens je nog veel jaren in goede gezondheid toe. Wij houden zeker contact.

Gerrit, tijdens je lange en veelzijdige carrière ben je enkele malen onderscheiden. Ik hoorde ook van het mooie signaal dat vanuit Brabant is gegeven. Al die onderscheidingen drukken waardering uit voor je aanzienlijke verdiensten. De waardering voor jou en voor je werk is al die jaren groot gebleven. Ik kan je mededelen dat je nu bij je afscheid als voorzitter van de Eerste Kamer nog een onderscheiding krijgt.

Hare Majesteit de Koningin heeft je benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau. Graag reik ik je de versierselen uit die daarbij horen.

(De minister-president speldt onder applaus de voorzitter de bij de koninklijke onderscheiding behorende versierselen op.)

De voorzitter:

Heel hartelijk dank, mijnheer de minister-president, voor uw aanwezigheid en uw vriendelijke woorden. Ik wil graag van deze gelegenheid gebruik maken om u vanaf deze plek geluk te wensen met uw nieuwe regering en u heel veel succes toe te wensen.

Ook heel hartelijk dank voor het uitreiken van deze onderscheiding. Inderdaad, in die categorie waren ze mij nog niet geworden. Ik ben er zeer gelukkig mee. Ik wil u, mede namens de andere leden die vandaag een onderscheiding hebben ontvangen, verzoeken onze dank over te brengen aan Hare Majesteit de Koningin.

Dames en heren. Deze bijzondere zitting is tot een einde gekomen. Ik verzoek u allen zich naar de Ridderzaal te begeven, alwaar daadwerkelijk afscheid kan worden genomen van degenen die onze Kamer verlaten.

Sluiting 17.26 uur

Naar boven