Aan de orde is de behandeling van:

het Verslag van de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven van de nieuw benoemde leden der Kamer.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat de heer Boorsma, tevens voorzitter, de heer De Beer en mevrouw Jaarsma door mij zijn benoemd tot leden van de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer in alfabetische volgorde in groep I: de heer Van de Beeten, mevrouw Bemelmans-Videc, de heer Van den Berg, mevrouw Bierman-Beukema toe Water, de heer Biermans, mevrouw Van den Broek-Laman Trip, mevrouw Broekers-Knol, mevrouw Van Dalen-Schiphorst, de heren Dees, Doek, Van Driel, mevrouw Dupuis, de heren Dölle, Eigeman, Essers, Van Gennip, De Graaf, Hamel, Hessing, Van Heukelum, Hoekzema, Holdijk, Jurgens, mevrouw Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oye, de heren Ketting, Klink, Kohnstamm, Kox, Van der Lans, Leenders, mevrouw Van Leeuwen, de heren Lemstra, Van der Linden, mevrouw Linthorst, de heer Luijten, mevrouw Maas-de Brouwer, mevrouw Meindertsma en mevrouw Meulenbelt.

De reeds ingekomen missive van de voorzitter van het Centraal Stembureau en de geloofsbrieven van eerdergenoemde leden zijn inmiddels in handen van de commissie tot onderzoek van deze geloofsbrieven gesteld. Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht. Ik geef het woord aan de heer Boorsma tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven.

De heer Boorsma:

voorzitter der commissie

Voorzitter. De commissie die de geloofsbrieven van de benoemde leden van de Kamer in alfabetische volgorde opgenomen in groep I heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden van de volgende personen in orde zijn bevonden: de heer R.H. van de Beeten te Aerdt, mevrouw M.L. Bemelmans-Videc te Koudekerk a/d Rijn, de heer G. van den Berg te Veenendaal, mevrouw M.E. Bierman-Beukema toe Water te Heemstede, de heer G.J.J. Biermans te Velden, mevrouw N.H. van den Broek-Laman Trip te Den Haag, mevrouw A. Broekers-Knol te Overeen, mevrouw W.W.J. van Dalen-Schiphorst te Hasselt, de heer D.J.D. Dees te Breda, de heer H.A. Doek te Arnhem, de heer S.J. van Driel te Voorburg, mevrouw H.M. Dupuis te Voorschoten, de heer A.H.M. Dölle te Groningen, de heer J.H. Eigeman te Culemborg, de heer P.H.J. Essers te Loon op Zand, de heer J.J.A.M. van Gennip te Den Haag, de heer G.J. de Graaf te Loenen (Gld), de heer J. Hamel te Groningen, de heer R.H. Hessing te Den Haag, de heer J.J. van Heukelum te Tynaarlo, de heer W.K. Hoekzema te Den Helder, de heer G. Holdijk te Apeldoorn, de heer E.C.M. Jurgens te Amsterdam, mevrouw E.M. Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oye te Dalfsen, de heer N.G. Ketting te Huizen, de heer A. Klink te Capelle a/d IJssel, de heer J. Kohnstamm te Amsterdam, de heer M.J.M. Kox te Tilburg, de heer J.J.M. van der Lans te Amsterdam, de heer R.M.L.A. Leenders te Maastricht, mevrouw J. van Leeuwen te Zoetermeer, de heer W. Lemstra te Hengelo (Ov), de heer P.R.H.M. Van der Linden te Nuth, mevrouw M.Y. Linthorst te Abcoude, de heer P.J.H.M. Luijten te Amsterdam, mevrouw T.A. Maas-de Brouwer te Westbroek, mevrouw M.C. Meindertsma te Zwolle, mevrouw A.H. Meulenbelt te Amsterdam.

De voorzitter:

Ik dank de heer Boorsma voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak.

Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat de heer De Boer, tevens voorzitter, en de heren Baarda en Bierman door mij zijn benoemd tot leden van de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer in alfabetische volgorde opgenomen in groep II: de heren Middel, Van Middelkoop, mevrouw Nap-Borger, de heren Noten, Van den Oosten, Pastoor, Platvoet, Pormes, Putters, Van Raak, Rabbinge, mevrouw De Rijk, de heren Rosenthal, Russell, Schouw, Schuurman, Schuyer, mevrouw Slagter-Roukema, mevrouw Soutendijk-van Appeldoorn, de heer Stekelenburg, mevrouw Swenker, mevrouw Sylvester, mevrouw Tan, de heren Terpstra, Van Thijn, mevrouw Timmerman-Buck, mevrouw Vedder-Wubben, de heren Wagemakers, Walsma, Werner, mevrouw Westerveld, mevrouw Witteman, de heren Witteveen, Woldring, mevrouw De Wolff en de heer Zinken.

De reeds ingekomen missive van de voorzitter van het Centraal Stembureau en de geloofsbrieven van eerdergenoemde leden zijn inmiddels in handen van de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven gesteld. Tevens zijn in handen gesteld van deze commissie een brief van de commissaris van de Koningin in Noord-Holland d.d. 2 juni 2003 en een brief van de Kiesraad, eveneens d.d. 2 juni 2003. Beide brieven betreffen een fout in het proces-verbaal van de verkiezingsuitslag in de provincie Noord-Holland. Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht. Ik geef het woord aan de heer De Boer tot het uitbrengen van het rapport.

De heer De Boer:

voorzitter der commissie

Als alles in dit land zo snel zou mogen werken als deze commissies, wat zou het dan opknappen!

Hartelijk dank, voorzitter, dat u mij de gelegenheid geeft om op deze laatste dag dit spreekgestoelte te beklimmen. Ik kan niet beloven dat het mijn meest enerverende bijdrage zal worden, maar dankzij Noord-Holland wordt het toch iets enerverender dan ik had vermoed. De commissie die de geloofsbrieven van de benoemde leden van de Kamer in alfabetische volgorde opgenomen in groep II heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overlegde bescheiden van de volgende personen in orde zijn bevonden: de heer L.P. Middel te Kollum, de heer E. van Middelkoop te Berkel en Rodenrijs, mevrouw H.J. Nap-Borger te Dalfsen, de heer H.C.P. Noten te Dalfsen, de heer C.G.J. van den Oosten, de heer J.J.L. Pastoor te Assen, de heer L.H.G. Platvoet te Amsterdam, de heer S.R. Pormes te Assen, de heer K. Putters te Hardinxveld-Giessendam, de heer A.A.G.M. van Raak te Amsterdam, de heer R. Rabbinge te De Wolden, mevrouw M. de Rijk te Amsterdam, de heer U. Rosenthal te Rotterdam, de heer P.W.L. Russell te Amsterdam, de heer A.G. Schouw te Dordrecht, de heer E. Schuurman te Breukelen, de heer E.H. Schuyer te Wassenaar, mevrouw T.M. Slagter-Roukema te Zuidhorn, mevrouw M.H.J. Soutendijk-van Appeldoorn te Nuenen, de heer J. Stekelenburg te Tilburg, mevrouw P. Swenker te Hoogland, mevrouw J.J. Sylvester te Naarden, mevrouw I.Y. Tan te Diemen, de heer G.H. Terpstra te Utrecht, de heer E. van Thijn te Amsterdam, mevrouw Y.E.M.A. Timmerman-Buck te Den Haag, mevrouw H.C.M. Vedder-Wubben te Den Haag, de heer E.C.M. Wagemakers te Vught, de heer J. Walsma te Hardegarijp, de heer F.J.M. Werner te Arnhem, mevrouw M. Westerveld te Amsterdam, mevrouw A.C.C. Witteman te Breukelen, de heer W.J. Witteveen te Breda, de heer H.E.S. Woldring te Amstelveen, mevrouw D.J.B. de Wolff te Arnhem, de heer A.J.G. Zinken te Echt.

Ten aanzien van de geloofsbrief van de heer A.J.G. Zinken te Echt merk ik het volgende op.

Zoals blijkt uit de brief van de commissaris van de Koningin van Noord-Holland is er in het proces-verbaal van de verkiezingsuitslag een fout geslopen. In tegenstelling tot hetgeen in het proces-verbaal is vermeld, is geen stem uitgebracht op de heer Zinken maar op de heer Ten Hoeven van de OSF. Als de Kiesraad de uitslag met inachtneming van het voorafgaande had vastgesteld, had hij de zetel voor de OSF toegewezen aan de kandidaat nr. 2, de heer H. ten Hoeven. Gelet op het vorenstaande stelt de commissie voor, de heer Zinken niet toe te laten als lid van de Kamer vanwege de onjuistheid van de vaststelling van de uitslag en hiervan kennis te geven aan de Kiesraad. De Kiesraad zal dan overeenkomstig de artikelen V8 en V9 van de Kieswet op korte termijn een nieuwe uitslag vaststellen.

Is dat enerverend of niet? Volgens mij hebben wij dit nog nooit meegemaakt, maar dat weet ik niet helemaal zeker.

Ten slotte deel ik mee dat het benoemde lid der Kamer mevrouw K.H. Peijs de Kiesraad heeft meegedeeld dat zij haar benoeming niet aanneemt.

Het rapport van de commissie is neergelegd ter griffie ter inzage voor de leden. Ook de brieven van de commissaris van de Koningin en van de Kiesraad zijn neergelegd ter griffie ter inzage voor de leden. De commissie adviseert om voornoemde personen, met uitzondering van de heer Zinken, als leden van de Kamer toe te laten.

De voorzitter:

Ik dank de heer De Boer voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen. Verder stel ik voor, om 16.00 uur te beginnen met het afscheid van de vertrekkende leden.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)2

De vergadering wordt van 15.05 uur tot 16.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik deel u mee dat de Eerste Kamer op 2 juni jongstleden de aanvullende geannoteerde agenda van de JBZ-raad van 5 en 6 juni 2003 met bijlagen heeft ontvangen. Bovendien werd heden een brief van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie ontvangen met betrekking tot de ontwerprichtlijn inzake het recht op gezinshereniging, die eveneens tijdens de komende JBZ-raad aan de orde gesteld zal worden.

Tijdens de JBZ-raad van 5 en 6 juni 2003 zijn derhalve tien het Koninkrijk bindende ontwerpbesluiten aan de orde. De bijzondere commissie voor de JBZ-raad heeft zich heden beraden over de voorgelegde, bindende ontwerpbesluiten, in aanmerking nemende dat op 27 mei jongstleden reeds werd besloten ten aanzien van de op 5 en 6 juni aanstaande geagendeerde het Koninkrijk bindende ontwerpbesluiten. De commissie adviseert als volgt.

De besluitvorming van 27 mei jongstleden kan in stand blijven. Aangezien instemming werd onthouden bij agendapunt B15 wegens het ontbreken van stukken, wordt die nu onthouden wegens de wens de definitieve tekst eerst af te wachten. Met de ontwerprichtlijn inzake het recht op gezinshereniging kan niet worden ingestemd, tenzij de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie voorafgaand aan de JBZ-raad aangeeft te zullen bewerkstelligen dat een openbare verklaring voor de notulen van de Nederlandse delegatie wordt afgelegd, houdende dat artikel 8 EVRM de ondergrens is bij de interpretatie van de artikelen in de richtlijnen.

Ik stel de Kamer voor, dit advies te volgen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven