Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van de notitie inzake artikel 91, derde lid, van de Grondwet (27484, R1669, nr. 237c), te weten:

- de motie-Van de Beeten c.s. over wijziging van de goedkeuringswet van het Statuut van het Internationaal Strafhof (stuk nr. 174a).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring.

De heer Platvoet (GroenLinks):

Voorzitter. Ik kan niet de verleiding weerstaan de opmerking te maken dat de heer Stevens, ook lid van de fractie van de heer Van de Beeten, er altijd een heel nummer van maakt om bij belastingwetgeving de langste zin op te zoeken en de regering daarover vervolgens te kapittelen. Verleden week, ter gelegenheid van de financiële beschouwingen, dook hij een zin op van naar ik meen 141 woorden. Wij bespreken nu een motie van het CDA die 436 woorden telt. Het is dus een hele lap tekst, maar goed, wij kijken naar de inhoud en niet naar de lengte.

Met de motie wordt beoogd de wijziging te bewerkstelligen van een goedkeuringswet die wij al hebben aangenomen. De heer Van de Beeten heeft met kracht van argumenten betoogd waarom dat niet eerder kon dan vandaag. Wij hebben begrepen dat de minister de motie niet wenst uit te voeren. De minister van Buitenlandse Zaken heeft dat althans met zoveel woorden naar voren gebracht. Dat is voor ons echter geen reden om ons tegen de motie te keren. Vooral dat de regering de motie niet wenst uit te voeren is een reden om de motie te ondersteunen.

De crux waarom wij de motie ondersteunen betreft de inhoud. Wij vinden de controletoets op het verdrag voor de Staten-Generaal waardevol.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Medeleden.

  • Het is een goed gebruik, aan het einde van een kalenderjaar nog eens terug te kijken naar de gang van zaken in het laatste kwartaal, een kwartaal dat ik vanuit deze stoel op een wat indringender wijze heb beleefd dan vroeger.

Gelet op de cijfers van onze activiteiten moet ik constateren dat het geen uitzonderlijk kwartaal is geweest: een frequentie van 14 plenaire vergaderingen en 22 commissievergaderingen volgt geheel het gemiddelde van de afgelopen jaren. Maar het is wel drukker geweest, want in deze periode zijn er 94 wetten, begrotingen en notities aan de orde geweest, wat een duidelijke stijging is ten opzichte van de afgelopen drie, vier jaar. De behandeling van deze stukken is ook indringender geweest, want niet minder dan 54 van de 94 stukken hebben tot een voorbereidend onderzoek geleid. Dit is aanzienlijk meer dan in de afgelopen jaren, want verleden jaar waren dat er 31 en het jaar daarvoor 26. Wij zien dan ook dat de werkzaamheden in de commissies en per commissievergadering sterk geïntensiveerd zijn. Wij kunnen dus niet zeggen dat er niet behoorlijk hard is gewerkt. Er zijn ook flink wat wetsvoorstellen afgedaan of ter hand genomen.

Een opvallend verschijnsel is de bijzondere commissie voor de JBZ-raad, die dit jaar 15 keer bijeen is geweest. Zij heeft in 9 vergaderingen het Koninkrijk bindende besluiten behandeld en in het afgelopen jaar zijn, volgens de procedure die wij hebben afgesproken, niet minder dan 38 van dergelijke ontwerpbesluiten goedgekeurd. Bij één kaderbesluit heeft de Kamer aangegeven, daarmee niet te kunnen instemmen indien de Nederlandse onderhandelingsinzet voor een bepaald artikel niet gerealiseerd zou worden.

Veelal is de positie van de Eerste Kamer in het geding, waarmee ik nu ook wat indringender geconfronteerd word. Ik moet immers nogal eens namens u allen spreken. Ik doe dit met plezier, want ik merk dat de belangstelling voor de Eerste Kamer toeneemt. Wij zien dit ook aan het aantal bezoekers van de EK-site. Was het in het begin van het jaar vrij rustig, met name in het derde en het vierde kwartaal trad er een duidelijke stijging van het aantal bezoekers van onze site op. Er waren zeer populaire maanden, zoals september, wat natuurlijk een gevolg was van 11 september, maar ook van prinsjesdag. Toen trad er een forse stijging op. De homepage werd in het afgelopen jaar niet minder dan 320 keer per dag geraadpleegd. In totaal zijn er in de maanden januari tot en met september 89.000 bezoekers geweest. Het jaar is nu bijna om en het ziet ernaar uit dat wij met 120.000 tot 130.000 bezoekers een record zullen boeken. Als deze tendens zich voortzet, zullen wij medio volgend jaar de halfmiljoenste bezoeker kunnen melden.

Kortom, er zijn toch nogal wat activiteiten in dit huis aan de gang en ik meen op basis van wat ik zojuist al memoreerde, te kunnen constateren dat er hard gewerkt is, zowel door de medewerkers, op alle niveaus, als door de leden. Als je sommige leden hier bezig ziet, verbaas je je erover dat zij als parttimepoliticus te boek staan, want aan de activiteiten in dit huis gaat natuurlijk zeer veel voorbereidend werk vooraf. Ik hoor uit die kringen dan ook wel eens zorgen over de kwaliteit van ons werk, gelet op deVoorzitter grote hoeveelheden wetsvoorstellen die wij hier op korte termijn moeten behandelen.

Zo hebben wij ons, in samenwerking met de Tweede Kamer, de laatste maanden in het bijzonder ervoor ingespannen, de zogenaamde lijst van de minister-president af te handelen. Dit type lijst bereikt beide Kamers voor het zomerreces en met nog meer nadruk aan het einde van het kalenderjaar. Op de lijst staan wetsvoorstellen die het kabinet graag voor een bepaalde datum afgehandeld ziet. Na schoning van de lijst gaan de Kamers de inspanningsverplichting aan, zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van het kabinet. Het lijkt alsof op deze wijze tot ordelijke en ordentelijke afhandeling van de desbetreffende wetsvoorstellen wordt overgegaan. Toch, zo moet ik bekennen, begint mij het onaangename gevoel te bekruipen dat deze als zodanig bedoelde afhandeling geleidelijk aan haar doel begint te missen. Het komt mij voor dat de lijsten minder centraal geregisseerd worden en dat wij steeds meer met een bundeling van afzonderlijke wensenlijstjes van de ministeries geconfronteerd worden. Er blijkt veel rijp en groen door elkaar te staan. Sommige wetsvoorstellen liggen nog voor advies bij de Raad van State of zijn zodanig in procedure dat er van voortgang, soms ook door de lange termijn van behandeling op de ministeries, niet echt sprake is. Soms komt het voor dat spoed verzocht wordt, terwijl de voorgeschiedenis in de ministeriële behandeling dit plotselinge verzoek wegens spoedeisendheid tot een wat komische noot maakt.

Al met al zet deze behandelingsmethodiek de werkzaamheden in de Kamer nogal onder druk. Wij moeten er dan ook tegen waken dat wij onderling in veel procedureoverleg verzeild raken of dat wij, uiteraard uit welwillendheid, besluiten tot een afhandelingstempo dat de kwaliteit van de wetgeving niet ten goede komt. Het laatste wordt zeer zeker een gevaar als de ministeries deze afhandelingsmethodiek gaan benutten om wetsvoorstellen even erdoorheen te jassen. Begrijp mij goed: ik zeg niet dat het laatste al het geval is, maar het gevaar dreigt wel.

Thans wil ik niet meer dan u deelgenoot maken van mijn zorgen op dit punt. Het past ons als leden van de Eerste Kamer, zorg te dragen voor wetgeving van hoge kwaliteit. Dit doel wordt niet bereikt door overhaasting en een zekere willekeur. Wetgeving dient een gestaag proces te zijn. Het zou niet mogen voorkomen dat de agenda voor openbare behandeling van wetgeving in deze Kamer er een van pieken en dalen is, zoals wij nog al eens hebben meegemaakt. Ik wilde aan het einde van het jaar deze reflectie niet alleen aan deze Kamer, maar uiteraard ook aan de partners met wie wij onderhandelen en beraadslagen, meegeven.

Ik wens u allen heel prettige en, wat mij betreft, gezegende kerst- en feestdagen, alsmede een gelukkig en voorspoedig nieuw jaar 2002. Zo zien wij elkaar op 15 januari hier weer in vergadering bijeen. Het allerbeste.

Sluiting 17.09 uur

Naar boven