Tegenwoordig zijn 68 leden, te weten:
Baarda, De Beer, Van de Beeten, Bemelmans-Videc, Van den Berg, Bierman,
Bierman-Beukema toe Water, De Blécourt-Maas, De Boer, Boorsma, Braks,
Broekers-Knol, Van den Broek-Laman Trip, Van Bruchem, Castricum, Doesburg,
Dölle, Dupuis, Van Eekelen, Van Gennip, Ginjaar, Hessing, Van Heukelum,
Hofstede, Holdijk, Van den Hul-Omta, Jaarsma, De Jager, Jurgens, Ketting,
Kneppers-Heijnert, Kohnstamm, Van der Lans, Van Leeuwen, Lemstra, Lodders-Elfferich,
Luijten, Lycklama à Nijeholt, Maas-de Brouwer, Meindertsma, Platvoet,
Le Poole, Pormes, Rabbinge, Rensema, Roscam Abbing-Bos, Rosenthal, Van Schijndel,
Schoondergang-Horikx, Schuyer, Stekelenburg, Stevens, Swenker, Tan, Terlouw,
Van Thijn, Timmerman-Buck, Varekamp, Ter Veld, Veling, De Vries, Van Vugt,
Walsma, Werner, Witteveen, Woldring, De Wolff en Wolfson,
en de heren Korthals, minister van Justitie, Pronk, minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mevrouw Borst-Eilers, vice-minister-president,
minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de heer Ybema, staatssecretaris
van Economische Zaken, alsmede mevrouw Vos, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De voorzitter:
Ingekomen is de volgende brief:
"Geachte heer Braks,
Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer op 15 mei a.s. ben ik kandidaat
voor de ChristenUnie. Er is grond voor de verwachting dat ik verkozen zal
worden. Daarom deel ik u mee dat ik met ingang van 15 mei 2002 ontslag neem
als lid van de Eerste Kamer.
Ik verlaat de Eerste Kamer met gemengde gevoelens. Ik zie uit naar het
werk in de Tweede Kamer. Maar ik zal het werk in de Eerste Kamer missen. Ik
herinner mij vele inspirerende discussies, met collega's van wie ik veel heb
geleerd. En er zijn in de loop van de jaren ook goede persoonlijke banden
ontstaan. Het zal wennen zijn, spreken over de Eerste Kamer als 'de overkant'.
Graag dank ik de collega's en de mensen in de diverse ondersteunende diensten
voor de hartelijke samenwerking.
God zegene u allen.
Met vriendelijke groet,
Kars Veling"
Van deze brief heb ik mededeling gedaan aan de voorzitter van het centraal
stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
Ik was uiteraard voornemens, aan dit vertrek enkele persoonlijke woorden te
wijden, maar de heer Veling is afwezig en kan vanmiddag hier niet zijn. Hij
heeft mij verzocht, dit uit te stellen tot de vergadering van 14 mei, waarbij
hij wel aanwezig zal kunnen zijn.
De overige ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage
ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling.
Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen,
neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.