De voorzitter:

Geachte medeleden. Een vredige vroege zomerdag, een zonnige zaterdagmiddag. Het overgrote deel van ons volk geniet ervan. Wie er niet op uit is, geniet in de eigen tuin of op een balkonnetje, op straat of zoekt verkoeling in huis. Eenieder voelt zich veilig, ook in de vredige wijk Mekkelholt in Enschede. Er ontstaat brand; de brandweer rukt uit. Eenieder waant zich veilig. Dan plotseling enkele steeds sterker wordende explosies, de laatste met vernietigende kracht. Na die laatste is het alsof de wijk door een zwaar bombardement is getroffen. Honderden huizen zijn vernield, met alle bezittingen van de bewoners, maar wat het ergste is, zijn de meer dan 160 gewonden en ook dodelijke slachtoffers. Tot nog toe zijn er vijftien geborgen en er zijn nog tweehonderd vermisten.

Wij weten dat op vele plaatsen in de wereld natuurgeweld mensen treft en slachtoffers maakt. Ook ons land heeft in de strijd tegen natuurgeweld, bij ons het water, door grote inspanning en blijvende waakzaamheid een grote mate van veiligheid bereikt. Nu was het niet de natuur, maar, zoals wel eerder het geval was, het onbedoelde gevolg van menselijke activiteit. Het navrante is dat wat gemaakt was om feestelijke gebeurtenissen te bekronen, nu een inferno veroorzaakte, nu juist een eind maakte aan het genieten van een mooie namiddag en van een dag die nog vol beloften scheen.

Ik betuig mijn respect voor de brandweerlieden, van wie er vier bij het vervullen van hun taak de dood hebben gevonden. Ik betuig ook mijn respect voor alle andere hulpverleners, die geweldige prestaties leveren. Natuurlijk rijzen er vragen, die ook beantwoord moeten worden waar en door wie dat behoort te worden gedaan. Dit is ook toegezegd en daar vertrouwen wij op. In dit stadium stellen wij de vragen niet, want elke vraag lijkt een verwijt in te houden. Onze gedachten zijn daar nu nog niet aan toe. Deze gedachten gaan uit naar de slachtoffers, de nabestaanden van hen die de dood vonden, de gewonden. Wij leven met hen mee, met hun families, vrienden en vriendinnen en met allen die door de ramp ontredderd zijn. Laten wij de komende weken en maanden blijven meeleven met hen allen en zorgen voor voldoende begeleiding en aandacht, want de geleden persoonlijke verliezen zullen de getroffenen nog lang blijven raken. Ook dan hebben zij recht op ons medeleven, op onze solidariteit.

Minister Kok:

Mijnheer de voorzitter! De afschuwelijke ramp waardoor zaterdag duizenden mensen in Enschede zijn getroffen, heeft in ons gehele land en daarbuiten gevoelens van ongeloof, ontzetting, intens medeleven en diepe verslagenheid teweeggebracht. Woorden schieten tekort om dit drama te beschrijven, dat tot nu toe aan minstens vijftien mensen het leven heeft gekost en waarbij 629 mensen gewond zijn geraakt; 36 mensen verblijven nog in ziekenhuizen, van wie vijf op de intensive care. Van circa tweehonderd mensen is nog niet bekend of en hoe zij door de ramp zijn getroffen.

Voor vele inwoners van Enschede is de dertiende mei van het jaar 2000 de zwartste dag in hun bestaan geworden. Een hele wijk is weggevaagd. Wat op die zonnige zaterdag het ene moment nog vol leven en vitaliteit was in die kleurrijke buurt van Nederlandse en allochtone bewoners, stond het volgende moment in lichterlaaie, was het volgende moment als door een bombardement verwoest. Het was één afgrijselijke ravage, met totale ontreddering. Duizenden mensen zijn in die luttele minuten door een hel gegaan, met voor velen een fatale afloop.Voorzitter

Met gevoelens van diepe verslagenheid spreekt de regering haar medeleven uit aan allen die dierbaren hebben verloren. Onze gedachten zijn bij hen allen, bij de gewonden en bij de velen die nog in onzekerheid verkeren over het lot van vermisten. De verschrikkelijke klap, die onherstelbare gaten heeft geslagen in de samenleving ter plaatse, zal in ons aller herinnering blijven doorklinken. Onuitwisbaar zal deze herinnering zijn bij hen die psychische en lichamelijke verwondingen opliepen en bij de nabestaanden, familieleden en vrienden van de slachtoffers.

Onder de dodelijke slachtoffers bevinden zich ook brandweermensen. Vier van hen hebben tijdens de uitoefening van hun reddingswerkzaamheden het zwaarste offer gebracht. Het schrijnt bijzonder, wanneer zij die hulp verlenen, daarbij ook zelf omkomen.

Ik heb afgelopen zondagochtend, samen met de Koningin, met eigen ogen de afschuwelijke gevolgen van de ramp aanschouwd en ik kan niet goed onder woorden brengen wat er dan door je heen gaat. Rokende puinhopen, hier en daar nog een stukje muur en een doordringende, allesoverheersende brandlucht. Het ondenkbare, het onvoorstelbare blijkt toch te zijn gebeurd: alles is weg. Het meest vreselijke wat maar denkbaar is, heeft daar plaatsgevonden. Hulpverleners, reddingswerkers zijn en blijven onvermoeibaar. Mensen zijn radeloos en tegelijkertijd zie je mensen die opkomen voor elkaar, die ook in bedreigende situaties anderen de helpende hand bieden. De Koningin was daar diep van onder de indruk en ik evenzeer. Ik heb buitengewoon veel waardering voor al die duizenden mensen, beroepskrachten en vrijwilligers, bij de gemeente en bij andere instanties, individuele burgers ook, die met volledige inzet letterlijk alles hebben gedaan wat er in die vreselijke omstandigheden kon en moest gebeuren, om daarmee levens te redden, om leed te verzachten, om voor ondersteuning en voor onderdak te zorgen en noemt u maar op. Het is hartverwarmend, zoals ook de hulpverlening vanuit andere delen van ons land en van vlak over de grens uit Duitsland hartverwarmend was. De regering is daarvoor bijzonder erkentelijk; heel veel waardering daarvoor.

Natuurlijk zijn er op een moment als dit heel veel vragen, heel veel onbeantwoorde vragen, zowel bij de slachtoffers en de hulpverleners, alsook bij andere betrokkenen, vooral over het hoe en waarom: hoe was dit mogelijk, hoe kon dit gebeuren? Vragen die om een objectieve, eerlijke en volledige beantwoording vragen en daartoe zal een diepgaand objectief, onpartijdig en deskundig onderzoek plaatsvinden, op de meest korte termijn te starten. De heer Oosting, voormalig Nationaal ombudsman, zal het voorzitterschap van de desbetreffende commissie vervullen.

Maar thans, mijnheer de voorzitter, blijft al onze aandacht uitgaan naar de vele mensen die onze acute zorg, onze hulp en ondersteuning nodig hebben, en naar de nabestaanden van de slachtoffers. We zullen in gezamenlijkheid alles doen om hen te ondersteunen, ook wanneer de onmiddellijke aandacht en belangstelling straks weer wat zal zijn weggeëbd. De regering wenst de nabestaanden kracht toe bij het verwerken van de pijn van het zware en plotselinge verlies van dierbare familieleden, vrienden, buren en kennissen. Ik spreek de hoop uit dat het medeleven en de steun die zij van velen ondervonden en blijven ondervinden, hen tot enige troost zal mogen zijn bij het verwerken van hun intense verdriet. De onvoorstelbare verwoesting die aan Enschede is toegebracht, staat op ons netvlies gebrand en is in onze herinnering gegrift. De ramp heeft een onbeschrijflijk zware tol geëist. Verslagenheid overheerst, diepe verslagenheid. Laten we hen die ons zijn ontvallen, met pijn in ons hart in stilte herdenken.

(De aanwezigen nemen staande enkele ogenblikken stilte in acht.)

De voorzitter:

Ik lees een ontvangen faxbericht voor.

"In naam van de Belgische Senaat en in mijn eigen naam wil ik ons diep medeleven betuigen met de slachtoffers van de ramp in Enschede en met de hele Nederlandse bevolking. Moge uit al het leed van deze verwoestende ontploffing ook in ons land een nieuwe bezinning groeien over het vrijwaren van de veiligheid van de bevolking. Armand de Decker, Voorzitter van de Belgische Senaat."

De vergadering wordt van 13.45 uur tot 14.30 uur geschorst.

Naar boven