23ste vergadering

Dinsdag 11 april 2000

10.00 uur

Voorzitter: Korthals Altes

Tegenwoordig zijn 70 leden, te weten:

Baarda, De Beer, Bemelmans-Videc, Van den Berg, Bierman, Bierman-Beukema toe Water, De Boer, Boorsma, Braks, Van den Broek-Laman Trip, Van Bruchem, Castricum, Dees, Doesburg, Dölle, Dupuis, Van Eekelen, Eversdijk, Van Gennip, Ginjaar, Hessing, Van Heukelum, Hirsch Ballin, Hofstede, Holdijk, Van den Hul-Omta, Jaarsma, De Jager, De Jong, Jurgens, Ketting, Kneppers-Heijnert, Kohnstamm, Korthals Altes, Van der Lans, Van Leeuwen, Lemstra, Van der Linden, Lodders-Elfferich, Luijten, Meindertsma, Pastoor, Pitstra, Platvoet, Rabbinge, Rensema, Roscam Abbing-Bos, Rosenthal, Ruers, Van Schijndel, Schoondergang-Horikx, Schuurman, Schuyer, Stekelenburg, Stevens, Swenker, Tan, Terlouw, Van Thijn, Timmerman-Buck, Varekamp, Veling, De Vries, Van Vugt, Werner, Witteveen, Woldring, Wolfson, Wöltgens en Zwerver,

en de heren Van Aartsen, minister van Buitenlandse Zaken, De Grave, minister van Defensie, mevrouw Borst-Eilers, vice-minister-president, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heren Van der Ploeg, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, en Van Hoof, staatssecretaris van Defensie.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Timmerman-Buck, alleen voor het eerste deel van de vergadering;

Ter Veld, wegens ziekte.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van het benoemde lid der Kamer de heer A. de Jager: de heer Pitstra (voorzitter) en de heren Hofstede en Ruers.

Ik deel aan de Kamer mede dat de reeds ingekomen missives van de voorzitter van het Centraal Stembureau en de geloofsbrieven van de heer A. de Jager in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven. Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht. Ik geef daarom het woord aan de heer Pitstra, voorzitter van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de heer A. de Jager, tot het uitbrengen van het rapport.

De heer Pitstra:

Voorzitter! De commissie welke de geloofsbrieven van het benoemde lid van de Kamer A. de Jager heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden. Het rapport van de commissie is neergelegd ter griffie, Ledenter inzage voor de leden.

De commissie adviseert de Kamer de heer De Jager als lid van de Kamer toe te laten.

De voorzitter:

Ik dank de heer Pitstra voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak.

Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het rapport in de Handelingen te doen opnemen.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

Ik verzoek de griffier, de heer De Jager binnen te leiden.

Nadat de heer De Jager is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven verklaring en belofte af.

De voorzitter:

Ik wens u van harte geluk met uw opnieuw toetreden tot de Eerste Kamer der Staten-Generaal, waarin u enige tijd afwezig bent geweest maar waarin u uw schreden reeds eerder hebt gezet.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van deze editie.)

Naar boven