4de vergadering

Dinsdag 4 november 1997

13.30 uur

Voorzitter: Korthals Altes

Tegenwoordig zijn 65 leden, te weten:

Batenburg, Van den Berg, Bierman, De Boer, Boorsma, Braks, Van den Broek-Laman Trip, Cohen, Van Dijk, Eversdijk, Gelderblom-Lankhout, Van Gennip, Ginjaar, Glastra van Loon, Glasz, Van Graafeiland, Grewel, Grol-Overling, De Haze Winkelman, Heijmans, Heijne Makkreel, Hendriks, Hessing, Van Heukelum, Hilarides, Hirsch Ballin, Hofstede, Holdijk, Jaarsma, De Jager, Jurgens, Ketting, Korthals Altes, J. van Leeuwen, L.M. van Leeuwen, Linthorst, Lodewijks, Loudon, Luijten, Luimstra-Albeda, Lycklama à Nijeholt, Meeter, Michiels van Kessenich-Hoogendam, Pit, Pitstra, Le Poole, Rensema, Roscam Abbing-Bos, Schuurman, Schuyer, Staal, Stevens, Talsma, Tuinstra, Varekamp, Veling, Verbeek, Vrisekoop, Werner, Wiegel, De Wit, Wöltgens, Van de Zandschulp, Zijlstra en Zwerver,

en mevrouw Sorgdrager, minister van Justitie, de heer Kohnstamm, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mevrouw Van de Vondervoort, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, en mevrouw Terpstra, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Ter Veld, wegens bezigheden elders;

Postma, wegens ziekte;

Baarda en De Beer, wegens verblijf buitenslands.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:

Aangezien voor de verdragen die ter stilzwijgende goedkeuring zijn voorgelegd en zijn gedrukt onder de nummers 25642, 25643 en 25660 de termijn is verstreken, stel ik vast, dat wat deze Kamer betreft aan uitdrukkelijke goedkeuring van deze verdragen geen behoefte bestaat.

Ik deel aan de Kamer mee, dat in het kader van UC Schengen is binnengekomen een procedurevoorstel met toelichting van het Oostenrijks voorzitterschap voor de inwerkingstelling van de Uitvoeringsovereenkomst in Griekenland. Dit document is, met het verzoek om spoedige accordering, voor beraad naar de desbetreffende vaste commissie doorgeleid.

Voorts deel ik aan de Kamer mede, dat een "Tweede gemeenschappelijk standpunt betreffende onderhandelingen in het kader van de Raad van Europa en de OESO over de bestrijding van corruptie" is binnengekomen. Hoewel het ontwerpbesluit een onverbindend karakter heeft, is mij gebleken dat beraad in de desbetreffende vaste commissies wenselijk wordt geacht.

Naar boven