Aan de orde is de (voortzetting van de) behandeling van:
het voorstel van wet van het lid Duivesteijn houdende regels ter bevordering
van het overleg tussen huurders en verhuurder van woongelegenheden (Wet op
het overleg huurders verhuurder) (24080);
het voorstel
van wet van het lid Duivesteijn tot wijziging van het voorstel van wet van
het lid Duivesteijn houdende regels ter bevordering van het overleg tussen
huurders en verhuurder van woongelegenheden (Wet op het overleg huurders verhuurder)
(26048).
(Zie vergadering van 19 mei 1998.)
De beraadslaging wordt hervat.
De heer De Beer (VVD):
Mijnheer de voorzitter! In onze eerste termijn hebben wij een vijftal
inhoudelijke bezwaren tegen het voorstel van wet op het overleg huurders-verhuurders
van de heer Duivesteijn, nr. 24080, vermeld. Daarnaast signaleerden wij nog
een aantal onvolkomenheden van meer technische aard. Het initiatiefvoorstel
van de heer Duivesteijn is inmiddels verrijkt met een novelle, ingediend onder
nr. 26048. Daarmee is inderdaad één van onze bezwaren weggenomen.
Deze novelle achten wij een verbetering; wij zullen daar dus vóór
zijn.
Mijn fractie staat vervolgens voor de vraag of hiermee zodanig tegemoet
is gekomen aan onze kritiek dat wij voor het oorspronkelijke voorstel van
wet kunnen stemmen. Voorzitter! Dat is niet het geval. De fractie van de VVD
wil er geen twijfel over laten bestaan dat zij voorstander is van een wettelijke
regeling voor het overleg tussen huurders en verhuurders. Een voorstel, zoals
tussen huurders en verhuurders overeengekomen in het kader van de Contourennota,
zou onze steun hebben gekregen. Laat dat in alle duidelijkheid nog eens gezegd
zijn.
Wat nu het voorstel van de heer Duivesteijn betreft, voorzitter, ook na
de novelle blijft een aantal bezwaren en onvolkomenheden recht overeind. Wij
voorzien dat dit voorstel, eenmaal tot wet verheven, binnen afzienbare tijd
weer verbetering behoeft omdat daarin een aantal zaken niet of slecht is geregeld.
Om die reden zal mijn fractie straks de aantekening vragen, dat zij tegen
wetsvoorstel nr. 24080 is. Ik herhaal met klem dat mijn fractie niet tegen
een verplicht vooroverleg tussen huurders en verhuurders is.
De heer Duivesteijn:
Mijnheer de voorzitter! Ik dank de Kamer voor deze bijzonder korte derde
termijn. Ik neem voorts kennis van de opmerkingen van de heer De Beer. Wij
worden het niet eens op het respectabel aantal punten van vier. Wat de door
hem gesignaleerde onvolkomenheden betreft moet ik zeggen dat de praktijk het
zal leren. Zelf ben ik ervan overtuigd dat, als gevolg van alle discussies
die hierover zijn gevoerd en de "checks" die er zijn geweest, het wetsvoorstel
voldragen is. Met de novelle is mijns inziens niet alleen een bezwaar van
de heer De Beer weggenomen, maar is het wetsvoorstel ook iets consistenter
geworden.
De beraadslaging wordt gesloten.
De wetsvoorstellen worden zonder stemming aangenomen.
De voorzitter:
De aanwezige leden van de fractie van de VVD wordt conform artikel 121
van het Reglement van orde aantekening verleend, dat zij geacht willen worden
zich niet met wetsvoorstel nr. 24080 te hebben kunnen verenigen.
De vergadering wordt enkele minuten geschorst.