Aan de orde is de behandeling van de wetsvoorstellen:

Wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met de overgang van studerenden van de ziekenfondsverzekering naar de particuliere ziektekostenverzekering, op grond waarvan de zogenaamde vrije voet wordt verhoogd en het zogenaamde kortingspercentage wordt verlaagd (25330);

Wijziging van de Ziekenfondswet in verband met de beëindiging van de medeverzekering van WSF-gerechtigden (25368).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Werner (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Aan de orde is een tweetal wetswijzigingen: een wijziging van de Ziekenfondswet en een wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met het beëindigen van de medeverzekering van studenten die studiefinanciering ontvangen in de ziekenfondsverzekering.

Bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel-Van Otterloo heeft onze fractie al gewezen op het ernstige manco dat als gevolg van de plannen van Van Otterloo een grote groep ouderen die tot dan in de ziekenfondsverzekering zat, erbuiten zou gaan vallen. De consequentie daarvan was, dat deze ouderen van de ene op de andere dag niet meer krachtens de Ziekenfondswet verzekerd waren en aangewezen waren op een veel duurdere particuliere verzekering. Onze fractie heeft toen al aangedrongen op snelle reparatie. De CDA-fractie heeft dan ook gaarne ingestemd met de wetswijziging die beoogde, deze groep ouderen in twee tranches per 1 januari 1997 en 1 juli 1997 terug te brengen in de ziekenfondsverzekering.

Het ontgaat onze fractie echter nog steeds waarom dit gepaard moet gaan met het uit de ziekenfondsverzekering halen van de studenten die nu een WTZ-polis krijgen aangeboden. De ene groep wordt kennelijk ingeruild voor de andere. De oude boeken moeten weg, voordat de nieuwe erin kunnen.

Dit heeft een aantal gevolgen. Een van die gevolgen is, dat de ziekenfondsverzekering steeds meer een vergaarbak wordt van slechte risico's en daarmee ook steeds onbetaalbaarder dreigt te worden. Is het niet zo dat aan een sociaal ziektekostenverzekeringsstelsel ten grondslag behoort te liggen solidariteit tussen oud en jong en arm en rijk en dat met deze manoeuvre de samenstelling van het verzekerdenbestand van de ziekenfondsverzekering verder uit balans raakt? Daarenboven vindt onze fractie dat het gejojo met verzekerden in en uit de ziekenfondsverzekering, zonder dat daar een meer fundamentele benadering aan ten grondslag ligt, wel erg armoedig overkomt.

Wat is de ratio achter het per se willen vasthouden aan een vaste verhouding tussen particulier en ziekenfondsverzekerden? Dat is ons nog niet helemaal helder geworden uit de antwoorden van de schriftelijke voorbereiding. Wreekt zich hier niet weer het regeerakkoord met het zogenaamde no-regretbeleid? Is de minister van volksgezondheid nu niet wederom de gevangene van een regeerakkoord dat een meer principiële lijn bij de ziektekostenverzekeringen in deze kabinetsperiode verhindert?

Veel studenten hebben een klein bijbaantje. Vier uur werken in de week is al voldoende om krachtens de verplichte ziekenfondsverzekering voor een zeer lage premie verzekerd te zijn tegen ziektekosten. Zelfs bij behoud van de aanpak die nu wordt voorgesteld, was het mijns inziens in alle omstandigheden toch beter geweest om de studenten niet in de WTZ of andere particuliere verzekeringen onder te brengen, maar in de verplichte ziekenfondsverzekering te laten, zodat er een consistente samenhang zou zijn tussen een eventuele bijdrage uit de studiefinanciering en de premieafdracht voortkomend uit betaalde baantjes. Studenten die in het ziekenfonds komen, omdat zij bijvoorbeeld een betaald bijbaantje hebben, behouden hun compensatie in de studiefinanciering maar hebben daar geen kosten in de vorm van een ziektekostenverzekeringspremie tegenover staan. Het wordt zo wel erg aantrekkelijk om een baantje van vier uur te zoeken. Je bespaart op de studiefinanciering en houdt de compensatie over. Kunnen de bewindslieden aangeven of ik dit goed zie?

Alhoewel de financiële consequenties uiterst ondoorzichtig zijn – ik ga daar na de uitvoerige discussie die twee weken geleden in de Tweede Kamer is gevoerd niet verder op in – is mij uit de beantwoording van de schriftelijke vragen gebleken dat uiteindelijk, nadat vele honderden miljoenen heen en weer zijn geschoven via allerlei kanalen, het effect op de collectievelastenuitgaven nul is. Er liggen aan deze berekeningen wel een heleboel aannames ten grondslag, waarbij het risico groot is dat zij anders uitpakken. De eerste tekenen wijzen in die richting. In zijn algemeenheid kan uit deze operatie niet worden geconcludeerd dat daarmee de collectieve uitgaven per saldo groter of kleiner worden. Dus ook daarin kunnen wij geen reden vinden om de studenten uit de ziekenfondsverzekering te halen.

De manoeuvre van de minister van volksgezondheid om 160 mln. over te hevelen naar het ministerie van onderwijs is op zichzelf natuurlijk een budgettair neutrale operatie. De minister van volksgezondheid blijft per saldo met een groot financieel risico zitten en wij vragen haar of zij kan garanderen dat de eventuele tekorten die ontstaan in de loop van het traject niet ten laste worden gebracht van het budget voor kaderzorg. De minister van onderwijs heeft zijn 160 mln. gegarandeerd binnen, maar hoe de dekking in de boekhouding van het ministerie van VWS eruit ziet, is allerminst duidelijk.

Wij hebben begrip voor de wijze waarop de minister van onderwijs gebruikgemaakt heeft van de 160 mln. die hem ten deel zijn gevallen ter compensatie van de ziektekostenpremie die de studenten nu zelf moeten gaan betalen. Ik heb zelf geen betere aanwending van die 160 mln. kunnen bedenken. Evenwel, gelet op de samenhang van dit wetsvoorstel met het voorstel inzake de ZFW zal onze fractie deze wetsvoorstellen in die samenhang beoordelen.

Onze fractie vraagt zich af waarom de regering niet de uitkomsten van een meer fundamentele discussie heeft afgewacht, zeker nu het debat over de studiefinanciering weer volop gaande is en de minister van VWS in het najaar nog met een nota over de kring van verzekerden in de ZFW zal komen. De studenten zullen in die nota dan wel op voorhand uitgesloten worden voor de ZFW. Ik moet tenminste haast aannemen dat de minister dan niet zal aangeven dat studenten er wel in kunnen. Komt die nota overigens nog wel in het najaar? Ik heb de minister er wel eens voor horen pleiten, de ZFW uit te breiden met kleine zelfstandigen. Zouden de studenten niet gezien kunnen worden als kleine zelfstandigen die dan ook aanspraak op de ZFW hebben? Onze fractie zou liever hebben gezien dat een heldere lijn gevolgd was. Studenten behoren tot de lagere-inkomenscategorieën en dus in het ziekenfonds.

Voorzitter! Tenslotte wil ik nog een enkele vraag stellen over de overgang van de ziekenfondsverzekering naar een particuliere verzekering. Kunnen de bewindslieden garanderen dat er sprake zal zijn van een naadloze aansluiting van het een op het ander, zodat niet het risico ontstaat dat bepaalde studenten onverzekerd blijven, omdat zij er niet van op de hoogte zijn dat zij uitgeschreven zijn uit het ziekenfonds of omdat zij nog niet zijn overgeschreven naar een andere verzekering of door andere omstandigheden? Verloopt het proces zo dat, als men uitgeschreven wordt uit de Ziekenfondswet, dit automatisch opname betekent in de WTZ? Hoe gaat dit precies? Studenten zijn geen mensen die op hun kamer blijven afwachten en brieven lezen. Zijn er voldoende waarborgen dat zij niet onverzekerd blijven?

Ik heb in het voorgaande enige bezwaren tegen deze operatie kenbaar gemaakt. Wij wachten met ons definitieve oordeel gaarne tot na de reacties van de bewindslieden.

Mevrouw Ter Veld (PvdA):

Voorzitter! Wij begonnen onze schriftelijke inbreng met de opmerking dat wij, de fractie van de PvdA, de gedachtelijn bij deze wetsvoorstellen nog niet tot de onze hadden gemaakt. Bij zo'n zin hoop je dan dat het kabinet nog eens goed kijkt naar de eigen argumentatie voor de beoogde wijzigingen, te meer waar de vreugde over de aanvaarding van de wetsvoorstellen door de Tweede Kamer niet zo groot was. Minister Borst schreef in haar dagboek in NRC Handelsblad: Die zijn erdoor. Daarmee maakte zij duidelijk dat het kabinet sterk hecht aan deze wetgeving.

Het moet mij van het hart dat de inhoud van de antwoorden bepaald niet overtuigend was te noemen. De hoofdlijn van de argumentatie is eigenlijk: het moet want het is een politieke afspraak. Het moet bovendien dit jaar want begin van het jaar zijn er al nieuwe groepen ouderen voor het ziekenfonds verzekerd en de spelregel is: voor er een nieuwe groep ingaat, moet er een andere groep uit. De heer Werner verwees al naar een boekenkast. Bij een boekenkast doet het er niet toe welk boek eruit gaat, zolang die boekenkast maar niet behoeft te worden uitgebreid.

De beantwoording en de behandeling in de Tweede Kamer rieken naar torentjesoverleg en een noodzakelijke deal in verband met de samenstelling van de coalitie. Dit verzwakt de inhoudelijke argumentatie naar de kant van de Eerste Kamer. Immers, wij zijn nooit bij het torentjesoverleg.

Het wetsvoorstel Wijziging van de Ziekenfondswet hangt onmiskenbaar samen met de wijziging van de toelatingsgrenzen voor het ziekenfonds en de grondslag voor ouderen. Ik betwijfel of veel ouderen gelukkig zullen worden van deze in principe goedbedoelde operatie. Al bij de twee voorgaande instroommomenten bleken ouderen er deels op achteruit te gaan. Ik heb bij de begrotingsbehandeling al eens de suggestie gedaan, voor deze groepen het ZVO de werkgeverspremie te doen vergoeden om een al te grote inkomensterugval te voorkomen. Immers, een goede ziektekostenverzekering is een recht dat als arbeidsvoorwaarde is verkregen. Ik zou bijna zeggen: daar is destijds wel wat voor ingeleverd. Heeft de minister van BiZa al getracht voor deze groep een oplossing te vinden of is er bij BiZa enige vreugde dat als gevolg van deze verschuiving geld bij het ZVO overblijft, dat voor andere doeleinden kan worden ingezet? Met andere woorden: wordt het ZVO al bij voorbaat uitgeput?

Bij de nieuwe ouderen die instroomden op 1 januari 1997 zullen er velen zijn wier ziektekosten reeds geregeld zijn als onderdeel van hun werknemerschap in een vermoedelijk aanzienlijk gunstiger regeling dan hen thans te wachten staat. Moeten wij wel zo hard nastreven dat werknemers die in de actieve leeftijd niet voor het ziekenfonds verzekerd zijn dat na pensionering wel moeten worden? Maar die discussie is nu niet aan de orde. Dat is het probleem ook. Steeds weer worden discussies ten principale uitgesteld. De heer Werner wees er al op dat wij een discussie zouden hebben over de Ziekenfondswet, inkomensgrenzen en inkomensbegrippen, terwijl de studiefinanciering naar wij verwachten aan een grote herstructurering binnenkort onderhevig is. Maar nee, kleine stapjes. Dat is de filosofie. Zo hobbelen wij voort zonder een goede discussie over inkomensgrenzen, over rechtsgronden van verzekeren en meeverzekeren.

In dat hobbelige kader past het om op 1 augustus de medeverzekering van de studenten te beëindigen, want tot hobbels leidt dit zeker. Waarom voor studenten het recht op meeverzekeren beëindigen op 1 augustus a.s. en niet op 1 januari 1998, het moment waarop de studiefinancieringsverandering ingaat? Kunnen studenten die nu vermoedelijk met vakantie zijn en wellicht pas op 1 september terug zijn, zich naadloos aansluitend verzekeren, zoals minister Ritzen in de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer aangaf? Hoe loopt de voorlichting dan? Zij zijn immers helemaal niet thuis. Blijft soms een dekking van het ziekenfonds in stand in de eerste maand of twee maanden nadat de verzekering is beëindigd? Is het echt zeker dat er geen sprake zal zijn van een periode van niet verzekerd zijn door deze mogelijke overgangsproblematiek? Waarom doet de minister van onderwijs of hij het geen probleem vindt dat studenten die thans gratis zijn meeverzekerd de eerste maanden geen compensatie zullen krijgen? Die compensatie begint pas op 1 januari. Voor een niet onaanzienlijk deel komt er in het geheel geen compensatie. Hoe gaat hij dat uitleggen? Is het omdat hij die 160 mln. for better and for worse wel erg plezierig vindt uitkomen?

Voor de lagere en de middeninkomens is de compensatie voor de SSP-polis geregeld, terwijl de reikwijdte voor de aanvullende beurs wordt verbreed naar inkomens tot ruim ƒ 66.000 belastbaar, wat zeker niet slecht is. Maar het allermooiste is dat alle studenten die vanwege de hoogte van de beurs – zij noemen het geloof ik de laagte – in loondienst gaan werken weer in het ziekenfonds komen. Leek het voorheen als gratis meeverzekerde nog zonde ziekenfondspremie te moeten betalen, straks is het mooi meegenomen: via je baan zit je in het ziekenfonds, je krijgt van de minister ook nog ƒ 70 in de maand en voorzover het een leningdeel is, hoef je dat deel van de lening in elk geval niet af te sluiten.

Macro gezien is de winnaar in financieel opzicht de minister van OCW. Of hij zich ook winnaar zal voelen in gesprekken met studenten en hun ouders die zich door deze maatregel, gecombineerd ook nog eens met een andere OV-jaarkaart, voor hogere kosten zien geplaatst dan toen het oudere kind vorig jaar ging studeren, valt nog te betwijfelen.

Een tweede kernprobleem is natuurlijk: hoe kan het dat er ouders zijn die "te arm zijn", althans een zo laag inkomen hebben dat zij voor het ziekenfonds verzekerd moeten zijn en hun kinderen gratis kunnen meeverzekeren tot 1 augustus a.s. als dit wetsvoorstel wet wordt, en tegelijkertijd te rijk zijn voor de aanvullende beurs? Ik weet dat het dan gaat over inkomensgrenzen en individualisering. Tellen in geval van inkomensaanspraken ten gunste van kinderen alle ouders mee of slechts eentje?

En direct daarmee samen hangt natuurlijk de vraag, wanneer en hoe lang ouders verantwoordelijk zijn voor hun kinderen. Hierbij wreken zich de steeds wisselende opvattingen in de diverse wetten. Nu eens zijn studenten zelfstandig, dan weer zijn ze afhankelijk. Nu eens zijn ze afhankelijk van één ouder, dan weer van alle. Vroeger zou ik "beide ouders" gezegd hebben, maar nu weet je maar nooit... Niet voor niets is er eindeloos getracht, een gecoördineerd jongeren- en inkomensbeleid op de politieke agenda te krijgen, en ik weet wel dat het moeilijk is. In de kinderbijslag is het uitgangspunt dat kinderen afhankelijk zijn van de ouders tot zij de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt. In de studiefinanciering was het de filosofie dat kinderen onafhankelijk van de ouders zouden moeten zijn, dus uit de kinderbijslag naar de eigen studiebeurs. De financiële ruimte gebood echter, die filosofie wat los te laten. Thans wordt met het inkomen van alle ouders rekening gehouden. In het ziekenfonds worden kinderen meeverzekerd – tenminste, in ieder geval tot 1 augustus – als de meest verdienende ouder zelf verzekerd is. Er wordt maar naar één ouder gekeken. In de sociale zekerheid, bijvoorbeeld bij de WAJONG, de Wet arbeidsongeschiktheid jong-gehandicapten, zijn studenten gelijkgesteld met kinderen, jonger dan achttien jaar. Er is dus financiële onafhankelijkheid en financiële afhankelijkheid. In het laatste geval is afhankelijkheid als uitgangspunt gekozen. Als wij de lijn van deze wet voor de sociale zekerheid aanhielden, dan zouden studenten nu een eigen WAS hebben, een Wet arbeidsongeschiktheid studenten. Bij een adviesaanvrage van een vorig kabinet is daar ook voor gekozen, maar dat kost natuurlijk geld en kennelijk is minister Melkert minder ruimhartig met een financiële tegemoetkoming aan de minister van OCW dan minister Borst, maar in ieder geval was hij wel ruimhartig genoeg om studenten gewoon als afhankelijke kinderen mee te laten delen in een gratis verzekering.

Iedere wet kent z'n eigen overwegingen. Studenten zijn nu eens onafhankelijk, dan weer afhankelijk van het inkomen van soms beide ouders, soms de ouder die hoofdkostwinner is van het gezin. De "kleine stapjes"-filosofie maakt het onmogelijk, dergelijke zaken gecoördineerd te bekijken. Nu gaat het dus ongecoördineerd, zoals al blijkt uit de spoedwetgeving en uit het gat tussen 1 augustus en 1 januari voor de studenten die wel compensatie krijgen. Er is dus alle reden om áls deze operatie al nodig is, de wijziging van de Ziekenfondswet pas op 1 januari te laten ingaan. Dat de motie om het in combinatie met de OV-jaarkaart te doen het niet heeft gehaald, kon ik wel begrijpen, want je kunt geld maar één keer uitgeven. Maar 1 januari zou voor het ziekenfonds toch zeker haalbaar zijn geweest; dan zou in ieder geval dat gat tussen 1 augustus en 1 januari vermeden zijn. Er zou ook iets meer tijd geweest zijn om de nieuwe instroom in het ziekenfonds te bekijken en wij zouden de Ziekenfondswet en de kwestie van medeverzekering ook iets meer principieel kunnen bekijken.

Voorzitter! Wat is nu eigenlijk het voordeel voor de ziekenfondsen van deze operatie? Studenten gaan eruit. Nu betaalden zij geen premie, dus het zou een besparing zijn geweest, ware het niet dat de gelden, gemoeid met de ziektekosten die studenten gemiddeld maken, overgeheveld worden naar OCW. Er is dus geen budgettair voordeel; de zaak is budgettair neutraal, zoals de heer Werner al aangaf. De instroom van ouderen is voor de ziekenfondsen een financieel nadeel, dus het getalsmatige evenwicht tussen ziekenfondsverzekerden en particulier verzekerden wordt misschien op dit moment wel bereikt – op termijn komen studenten natuurlijk toch bij een particuliere verzekeraar terecht, als ze een goede baan krijgen – maar het kwalitatieve evenwicht wordt verder verstoord. De heer Werner wees hier ook al op. Gunstige risico's gaan naar de markt, ongunstige naar het ziekenfonds, en dat zonder budgettair voordeel voor het ziekenfonds. Maar misschien zie ik het verkeerd, misschien gaat de MOOZ-premie door de relatief nog sterkere oververtegenwoordiging van ouderen, door de grotere instroom van ouderen en de uitstroom van jongeren, zo veel omhoog dat het ziekenfonds er voordeel van heeft. En dat voordeel wordt groter naarmate er meer studenten uitstromen. Het zou zelfs groter zijn dan wanneer al die studenten in het ziekenfonds waren gebleven, omdat dat budgettair neutraal zou zijn geweest. Zou het soms een nivellerende operatie zijn – niet hardop gezegd, maar wel in de praktijk wel – omdat het WSF-budget, verhoogd via het ziekenfonds, compensatie biedt, maar alleen aan ouders uit de lagere groepen en de middengroepen, en omdat de inkomsten voor de ziekenfondsen stijgen door de hogere MOOZ-premie in de particuliere sector? Particulier verzekerden betalen dan dus meer aan het ziekenfonds. Als dat zo is, kan mijn fractie misschien zichzelf overtuigen. Dan rest ons nog slechts het raadsel, waarom het evenwicht tussen ziekenfonds en particuliere verzekeringen zo sterk wordt bepleit door onze andere coalitiepartner.

Voorzitter! Mijn fractie verwacht van het kabinet heldere antwoorden. Wij kunnen ons er dan op beraden of het zal lukken, de gedachtelijn van het kabinet tot de onze te maken.

Mevrouw Schoondergang-Horikx (GroenLinks):

Voorzitter! Twee wetsvoorstellen vanuit twee verschillende ministeries staan vandaag op de agenda. Het wetsvoorstel 25368 is een wijziging van de Ziekenfondswet en wetsvoorstel 25330 is een wijziging van de Wet op de studiefinanciering. Beide wetsvoorstellen regelen de uitstroom van studenten uit het ziekenfonds door het per 1 augustus 1997 afsluiten van de toegang tot de gratis medeverzekering voor nieuwe WSF-gerechtigden. De huidige WSF-gerechtigden vallen er niet onder. Ik hoop dat ik dit goed heb begrepen.

Om studenten te compenseren voor de kosten van een particuliere verzekering wordt er geld overgeheveld van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen: 80 mln. voor directe compensatie en 80 mln. voor indirecte compensatie. Het voorstel wordt gerechtvaardigd door een koppeling te maken met de Algemene kinderbijslagwet. Sinds 1 januari 1996 bestaat namelijk alleen nog recht op kinderbijslag voor kinderen jonger dan achttien jaar.

Volgens de memorie van antwoord zijn de uitstroom van studenten uit het ziekenfonds en de instroom van nieuwe senioren in het ziekenfonds twee op zichzelf staande maatregelen die inhoudelijk niets met elkaar te maken hebben. Dat vinden wij ook. De instroom van meer senioren in het ziekenfonds is politiek onomstreden. Dit is een reparatie van de wet-Van Otterloo. Ook GroenLinks is daarvan een voorstander. Het kabinet wil de verzekeringspositie van een grote groep particulier verzekerde bejaarden dan ook zo snel mogelijk verbeteren.

Nu doet zich het merkwaardige feit voor dat een maatregel die door alle partijen wordt gewild – instroom van meer senioren in het ziekenfonds – kennelijk alleen kan worden uitgevoerd als die wordt gekoppeld aan een maatregel die daarvan inhoudelijk geheel los staat: WSF-gerechtigden worden niet meer toegelaten tot het ziekenfonds. Het enige argument dat daarvoor wordt gebruikt is de afspraak in het regeerakkoord dat het aantal verzekerden in het Ziekenfonds niet mag stijgen. Ik citeer uit de memorie van antwoord: "De mogelijkheid om deze – de particulier verzekerde bejaarden – toegang te geven tot de ziekenfondsverzekering is in beleidsmatig opzicht onlosmakelijk verbonden met de maatregel waarbij WSF-gerechtigden het ziekenfonds verlaten. Zulks omdat door de politieke groeperingen, waarop dit kabinet primair steunt, de afspraak is gemaakt om de verdeling van de aantallen verzekerden over de verschillende verzekeringssegmenten globaal in stand te houden." Ik vraag me af, welke andere groep ziekenfondsverzekerden uit het ziekenfonds zou worden geweerd als niet toevallig het aantal instromende senioren ongeveer overeen zou stemmen met dat van de meeverzekerde studenten, hoewel over die aantallen een heleboel te zeggen is. Ik verwijs maar even naar ouderen die niet overgaan naar het ziekenfonds, om wat voor reden dan ook, en studenten die een bijbaantje hebben.

Mijn fractie vindt het onverantwoord dat op grond van zo'n armzalig argument bovengenoemde wetsvoorstellen nu worden doorgedrukt. Wetsvoorstellen die grote verschuivingen in de uitvoering van de verzekering van studenten tot gevolg zullen hebben, met veel administratieve rompslomp en met de kans dat binnen een paar jaar de hele boel weer op zijn kop staat. Over jojobeleid gesproken! Want er zijn veranderingen op komst! "Per 1 januari 1998 is een herstructurering van de Ziekenfondswet voorzien", woorden van minister Borst tijdens de discussie op 18 juni in de Tweede Kamer. Als die herstructurering tijdig – voor 1 januari 1998 – in het Staatsblad moet staan, zal een voorstel daarover zo snel mogelijk na het zomerreces aan de Tweede Kamer moeten worden aangeboden. Zal dat gebeuren? En wordt die fundamentele discussie dan gevoerd?

Bovendien komt er een herziening van het stelsel van studiefinanciering. Die studiefinanciering is zo uitgekleed dat een algehele herziening noodzakelijk is. Er zijn geen belemmeringen om ook die discussie zo snel mogelijk te starten. Het rapport van de commissie-Hermans ligt er, naast het probleem met de OV-jaarkaart. Het ligt voor de hand, bij de herziening van het stelsel van studiefinanciering ook de kinderbijslagwet te betrekken. Gegronde redenen om eerst die twee discussies af te wachten. Dan kan worden bekeken of een maatregel, zoals nu wordt beoogd, past in de uitkomsten van die discussie. Dus niet nu – los van die discussies – de toegang tot het ziekenfonds van WSF-gerechtigden regelen. GroenLinks zal tegen beide wetsvoorstellen stemmen.

De heer Dees (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Beide onderhavige wetsvoorstellen zijn sequelen van het eerder in deze Kamer aanvaarde wetsvoorstel tot structurele verhoging in twee etappes van de inkomensgrens voor de toelating van ouderen tot de ziekenfondsverzekering. De randvoorwaarde, dat deze extra instroom van 65-plussers in de verplichte ziekenfondsverzekering gecompenseerd werd door de gratis medeverzekering van studenten in het ziekenfonds te beëindigen, is toen bij de behandeling van het wetsvoorstel door de VVD-fractie met kracht ondersteund.

In politiek-beleidsmatig opzicht kan de VVD-fractie derhalve instemmen met beide onderhavige wetsvoorstellen.

Niettemin heb ik er behoefte aan om op een tweetal financiële aspecten commentaar te leveren. Ik verzoek beide bewindslieden, daarop te reageren.

Allereerst iets over de omvang van het bedrag dat via de rijksbijdrage van de ziekenfondsverzekering wordt overgeheveld naar Onderwijs en Wetenschappen om de premies van particuliere ziektekostenverzekeringen voor studenten op basis van de Wet studiefinanciering te financieren. Die overheveling bedraagt volgens de memorie van toelichting 160 mln.

De VVD-fractie heeft een aantal twijfels over de deugdelijkheid van de onderbouwing van het bedrag van 160 mln. dat overgaat van Volksgezondheid naar Onderwijs en Wetenschappen. Die twijfels kan ik het best uiten aan de hand van een recht-toe-recht-aan-rekenvoorbeeld. Een standaardpakketpolis voor een student, nu en straks, kost, zo blijkt uit de memorie van toelichting, ƒ 794,52, prijspeil 1996. Ik rond dat gunstig af voor de minister van Onderwijs en Wetenschappen en kom uit op ƒ 800. Dat is dus al in zijn voordeel. Het gaat om 185.000 studenten die in de nieuwe regeling uit het ziekenfonds komen.

Een eenvoudige rekensom over de overheveling van het budget leert dat het gaat om 148 mln. (185.000 studenten en een standaardpakketpolis à ƒ 800). Dit is een eenvoudige rekensom voor een HBS-B-afgestudeerde, die nog niet in aanraking is geweest met de basisvorming en de nieuwe profielen voor het voortgezet onderwijs, maar dit terzijde.

Met andere woorden: wanneer de minister van Onderwijs en Wetenschappen voldoende financiële ruimte wil hebben om kostendekkend de verzekering voor de studenten via de Wet studiefinanciering te betalen, moet het gaan om 185.000 maal ƒ 800 is 148 mln. Maar er wordt 160 mln. overgeheveld, dus een verschil van 12 mln. Er wordt meer overgeheveld dan de kosten lijken te zijn. Ik zeg het wat bescheiden; ik geef de bewindslieden de gelegenheid, hierop te reageren. Zij zullen voor dit verschil van 12 mln. wel een verklaring moeten geven.

Uiteraard heb ik de rekensom nagerekend die de minister van Volksgezondheid geeft in de nota naar aanleiding van het eindverslag aan de Tweede Kamer. Ik vat die rekensom als volgt samen. Het eerste voordeel voor de ziekenfondsverzekering is volgens de minister dat de beëindiging van de medeverzekering van studenten een beperking van de schadelast oplevert van 130 mln. Vervolgens zegt zij dat door de opname van meer ouderen in de ziekenfondsverzekering particulier verzekerden hogere MOOZ-bijdragen betalen, namelijk 80 mln. Samen is dus het voordeel voor de ziekenfondsverzekering 210 mln. De instroom van 200.000 bejaarden heeft per saldo een negatief effect – dat zegt de minister en die term "per saldo" is van belang – op de uitgaven voor de ziekenfondsverzekering van 45 mln. Het verschil komt dan uit op 165 mln. Dat is de redenering in de toelichtende stukken.

Merkwaardig in deze cijferopstelling is echter dat de MOOZ-bijdragen, betaald door de particulier verzekerden, kennelijk hoger zijn dan de extra schadelast voor de ziekenfondsverzekering die voortkomt uit de toelating van de ouderen tot het ziekenfonds. Dat verschil is 80 mln. minus 45 mln., dus 35 mln. Met andere woorden: door de particulier verzekerden wordt 35 mln. extra betaald aan deze operatie. Als je dit op de keper beschouwt en kijkt welk geld de minister van Onderwijs nodig heeft, dan heeft hij nodig 185.000 studenten maal ƒ 800...

Mevrouw Ter Veld (PvdA):

De minister van Onderwijs compenseert bovendien niet alle studenten. U kunt dus de berekening nog veel zuiniger maken. Hij gebruikt het voor een deel voor nivellerende operaties.

De heer Dees (VVD):

Ik ben nog redelijk vriendelijk voor het kabinet, maar merk in elk geval op dat zoals ik het voorlopig zie, de minister van Onderwijs 12 mln. te veel krijgt. Volgens mijn rekensommen zou die 12 mln. te veel ertoe moeten leiden dat wat particulier verzekerden aan MOOZ-bijdragen betalen, met dat bedrag verlaagd wordt. De minister van Onderwijs heeft er belang bij dat het bedrag dat hij via de studiefinanciering voor de studenten moet betalen, kostenneutraal gefinancierd kan worden, maar hij krijgt een hoger bedrag dan uit oogpunt van de kostenberekening noodzakelijk is. Dat is toch een kernpunt van onze kritiek.

Mevrouw Ter Veld (PvdA):

Ik ben de heer Dees dankbaar voor het feit dat hij meteen op mijn verbazing ingaat. Ook hij constateert dus dat het wetsvoorstel bij uitstek nivellerend uitwerkt?

De heer Dees (VVD):

Dat gaat niet helemaal op. Gezien de uitwerking in de Wet studiefinanciering is er voor de middengroepen een relatieve verbetering, die de VVD-fractie als zodanig toejuicht. Het gaat mij erom dat de verschuiving van financiën van Volksgezondheid naar Onderwijs niet meer mag zijn dat op grond van de cijfers noodzakelijk is. Het moet een kostendekkende overheveling zijn. Dit is meer dan een kostendekkende overheveling. Het gaat om die 148 mln. De redenering dat het bedrag moet overgaan dat in die ingewikkelde gezondheidszorgcircuits met MOOZ, WTZ en alles en nog wat, wordt bespaard, vind ik geen goed uitgangspunt. Het moet om de werkelijke kosten gaan.

Mevrouw Ter Veld (PvdA):

Ik ben wel blij met deze ondersteuning van mijn betoog door de heer Dees. Hieruit blijkt dat er geld naar Onderwijs gaat, niet zozeer voor compensatie van de particuliere ziektekostenpolis voor alle studenten als wel voor een verbetering van de situatie van middengroepen ouders, tot ƒ 67.000. Ik ben ook zeer verheugd dat de heer Dees bevestigt dat er veel meer MOOZ-opbrengst gaat van de particuliere verzekerden naar het ziekenfonds. Ook dat zie ik als een nivellerende operatie. Zijn bezwaren zijn voor ons een voordeel.

De heer Dees (VVD):

Er moeten twee verschillen worden gemaakt. Mijn kritiek richt zich op het feit dat volgens mijn berekening meer geld overgaat naar Onderwijs en Wetenschappen dan nodig is voor de financiering van de standaardpakketpolis voor studenten. Het gaat om die ƒ 800 maal 185.000 studenten. Dan kom je op 148 mln. Er is dus een gat in die 160 mln. die de minister van Volksgezondheid overdraagt. Mevrouw Ter Veld spreekt over de wijze waarop de minister van Onderwijs de zaken insluist in de Wet op de studiefinanciering. Ik constateer dat in die insluizing een denivellerend element zit. De kinderen van mensen met de inkomens in de middengroepen komen namelijk wat makkelijker in aanmerking voor een aanvullende beurs. Dat is een pluspunt.

Het tweede financiële aspect betreft de invloed van deze operatie op de collectievelastendruk. In de nota naar aanleiding van het eindverslag in de Eerste Kamer gaan de bewindslieden daarop in. Ik begrijp de redenering van de bewindslieden dat heel deze operatie geen invloed heeft op de collectieve uitgaven en de collectievelastendruk, niet. Nogmaals, ik ben van de HBS-B en de algebra!

In de nota naar aanleiding van het verslag schrijven de bewindslieden dat de collectieve lasten met 540 mln. stijgen. In datzelfde stuk staat, dat niet alleen de collectieve lasten stijgen, maar ook de collectieve uitgaven, en wel met 535 mln. Dat is ongeveer neutraal. Het is verder geen probleem, aldus de bewindslieden, omdat het te doen gebruikelijk is in de collectieve lasten en uitgaven geen rekening te houden met financieringsverschuivingen ten gevolge van verschuivingen binnen het verzekeringssysteem. Dat is een heel ingewikkelde zin, die ik in de eerste plaats niet begrijp en die ik op de tweede plaats denk te kunnen bestrijden. Uit het verleden zijn namelijk bezuinigingsoperaties in de volksgezondheid bekend die een financieringsverschuiving inhielden. Als een kabinet besluit om bijvoorbeeld inkomensafhankelijke premies te verschuiven naar eigen bijdragen, of als een kabinet besluit om pakketten voorzieningen uit de verplichte ziekenfondsverzekering te verschuiven naar de vrijwillige aanvullende verzekering, zijn dat financieringsverschuivingen. Die leiden als zodanig niet tot minder kosten en uitgaven in de gezondheidszorg. Het zijn wel financieringsverschuivingen die zowel in het verleden als door dit kabinet zijn beargumenteerd als een ontlasting van collectieve uitgaven en collectieve lasten.

Bij dit wetsvoorstel volgt het kabinet deze redenering kennelijk niet en dat is mij een raadsel. Ook als wij het los zien van de getallen – de collectieve lasten gaan omhoog, alsmede de collectieve uitgaven met 540 c.q. 535 mln. – en het kwalitatief bekijken, zien wij dat studenten met ouders met een inkomen beneden de ziekenfondsgrens nu in een verplichte ziekenfondsverzekering zitten. Dat is een collectieve last. Het bedrag dat daarmee gemoeid is, wordt overgeheveld naar de studiefinanciering. Dat blijft dus een collectieve last. Tegelijkertijd worden ouderen die in het particuliere circuit zaten, toegelaten tot de verplichte ziekenfondsverzekering. Dat is toch een cumulatie van collectieve lasten en collectieve uitgaven, die haaks staat op een kabinetsbeleid dat gericht is op beteugeling, matiging en vermindering van collectieve uitgaven en collectieve lasten?

Als ik mijn betoog moet samenvatten, voorzitter, zou ik het volgende willen opmerken. Wij hebben in het late najaar beslist om ouderen tot de ziekenfondsverzekering toe te laten, akkoord. Een sequeel daarvan is een uitstroom van bepaalde mensen uit de ziekenfondsverzekering te realiseren. De fractie van de VVD is daarmee akkoord gegaan. Wij hebben echter grote problemen met de financiële onderbouwing van het geheel. Naar mijn voorlopige mening gaat er te veel geld van Volksgezondheid naar Onderwijs. Ook leidt deze operatie tot een verhoging van de collectievelastendruk. Had het kabinet de verhoging van de collectievelastendruk niet kunnen compenseren door bijvoorbeeld de jaarlijkse verhoging van de loongrens voor toelating tot het ziekenfonds wat te matigen? Of men daar nu vóór of tégen is, laat ik in het midden. Dat was echter wel een instrument geweest om deze operatie ook qua collectieve uitgaven neutraal te laten verlopen. Wij hebben deze wetsvoorstellen met veel haast moeten behandelen. Dat heeft de laatste dagen veel leeswerk gegeven. Daarom betreur ik het dat het verhaal dat ik net heb gehouden over de collectieve uitgaven en de collectievelastendruk, noch in de schriftelijke behandeling noch in de mondelinge behandeling aan de overkant aan de orde is geweest. Dit punt heeft daar gewoon geen enkele aandacht gekregen.

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! Ik wil beginnen met mijn waardering uit te spreken voor de Kamer, omdat zij de behandeling van deze wetsvoorstellen zo voortvarend heeft aangepakt. Als deze Kamer zou instemmen met de voorliggende wetsvoorstellen, zou plaatsing in het Staatsblad inderdaad nog voor 1 augustus kunnen geschieden.

Ik begin met het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 4 van de Ziekenfondswet. Door deze wijziging is het met ingang van het komende studiejaar, dus 1997-1998, voor nieuwe studenten met een WSF-studiebeurs niet meer mogelijk om met een van hun ouders in het ziekenfonds medeverzekerd te zijn. Zoals de Kamer weet, zal door deze maatregel op een termijn van vijf jaar naar schatting een aantal van 185.000 studenten minder meeverzekerd zijn met hun ouders. Dat getal is overigens niet heel exact; ik kom hier straks nog op terug.

In mijn brief van 17 september 1996 heb ik de beëindiging van de medeverzekering van deze studenten voor het eerst aangekondigd. Die brief ging over de herstructurering van de Ziekenfondswet. De beëindiging van de medeverzekering van personen van achttien jaar of ouder is, denk ik, op zichzelf op een aantal gronden gerechtvaardigd. Van oudsher heeft er een nauwe relatie bestaan tussen die categorieën van personen waarvoor kinderbijslag wordt betaald, en de kinderen die medeverzekerd zijn ingevolge de Ziekenfondswet. Al vanaf het begin van het bestaan van de ziekenfondsverzekering is het zo geweest dat kinderen tot 27 jaar gratis meeverzekerd konden zijn. En dat is ook heel lang de leeftijdsgrens voor de kinderbijslag geweest. Zoals wij weten, is de Algemene kinderbijslagwet de laatste jaren echter grondig gewijzigd.

Sinds 1 januari van het vorige jaar bestaat er alleen nog recht op kinderbijslag voor kinderen jonger dan 18. In de medeverzekering ziekenfondsverzekerden zijn die onderscheiden categorieën kinderen van 18 tot 27 echter nog gehandhaafd. Het merendeel van die kinderen is studerend. Als je de bedoelde koppeling helemaal doorzet tussen kinderbijslag en medeverzekering, dan zou dat inhouden dat alle meeverzekerden tussen 18 en 27 jaar de ziekenfondsverzekering eigenlijk hadden moeten verlaten per 1 januari 1996. WSF-studenten zijn door een fictie onder de medeverzekering gebracht.

Nu is besloten tot een deel van deze maatregel, namelijk voor studerenden voor wie het mogelijk is om compensatie te verlenen in het kader van de studiefinanciering. Daarom heeft de beëindiging van de medeverzekering in eerste instantie betrekking op die studerenden met studiefinanciering krachtens de WSF. Studenten met een aanvullende beurs zullen volledig gecompenseerd worden in de kosten van hun ziektekostenverzekeringen. Wij zitten dan nog met de medeverzekering van de andere categorieën personen van 18 tot 27. Dit is in het kabinet nog onderwerp van nader beraad. Het kabinet zal hierop terugkomen, als de kwestie van de herstructurering van de Ziekenfondswet nader aan de orde komt.

Mevrouw Schoondergang heeft gevraagd of die voorstellen er inderdaad komen. Het is de bedoeling dat het kabinet de voorstellen die bedoeld zijn om in te gaan op 1 januari aanstaande, nog voor het zomerreces van het kabinet afrondt, zodat ze inderdaad direct na dat reces bij de Tweede Kamer kunnen liggen. Zoals bekend, heeft het kabinet op het punt van het ziekenfonds twee toezeggingen gedaan. De ene betreft een aantal maatregelen die per 1 januari aanstaande in zouden gaan. De andere betreft een notitie over een waarschijnlijk op langere termijn mogelijke, meer fundamentele herziening van de ziekenfondsverzekering. Die is eigenlijk bedoeld als input voor een volgend regeerakkoord.

De wens om de gratis medeverzekering te beëindigen, dus om de fictie te beëindigen, leeft al langer bij mijn ministerie en mijzelf. Er is een mogelijkheid gekomen om die maatregel te nemen door de maatregel tot verhoging van de inkomensgrens voor AOW-gerechtigden.

Sommige leden hebben opmerkingen gemaakt over de aantallen AOW-gerechtigden die dit jaar de ziekenfondsverzekering zullen instromen. Het aantal dat tot dusverre na de maatregel op 1 januari is ingestroomd, is inderdaad kleiner dan verwacht. Er zijn diverse redenen te bedenken waarom dat aantal niet overeenkomt met wat wij verwacht hadden. Zo heeft het te maken met het feit dat de aantallen geschat zijn op grond van CBS-gegevens die van een aantal jaren geleden dateren en dus geëxtrapoleerd moesten worden en die uitgaan van een ander inkomensbegrip dan het geval is in de ziekenfondsverzekering. Het CBS heeft alleen gegevens over het belastbaar inkomen, terwijl voor het ziekenfonds het inkomen uit AOW en aanvullend pensioen geldt. Verder zijn er mensen die zich om wat voor reden dan ook niet gemeld hebben. Waarschijnlijk zitten er ook een aantal ex-ZVO-gerechtigden bij.

In deze Kamer is al eerder aan de orde geweest het feit dat ZVO-gerechtigden er niet om zitten te springen om na hun 65ste jaar het ziekenfonds in te gaan, omdat de tegemoetkomingen vanuit de ZVO-regeling ook voor gepensioneerden dermate gunstig zijn, dat mensen er inderdaad op achteruit kunnen gaan. Een van de maatregelen die per 1 januari 1998 door het kabinet voorgenomen zijn, is een zogenaamde "opting out" uit het ziekenfonds voor al die mensen die er als gevolg van de wet-Van Otterloo in terechtgekomen zijn en die dat eigenlijk niet willen. Dat is ook een reden om nu niet achter allerlei 65-plussers aan te jagen die zich niet hebben aangemeld voor die overgang naar het ziekenfonds, omdat er dan echt een jojosituatie zou ontstaan; degenen die helemaal niet in het ziekenfonds willen, zouden er dan in terechtkomen en dan zouden ze per 1 januari aanstaande weer de mogelijkheid krijgen om de ziekenfondsverzekering te verlaten. Gezien de complicatie van de ZVO-gerechtigde moeten wij dat maar even op z'n beloop laten. Het is in ieder geval zo, dat de ouderen die zich gedupeerd voelden door de gedwongen uittreding uit het ziekenfonds, zich natuurlijk wel degelijk meteen enthousiast gemeld hebben om weer in het ziekenfonds te kunnen komen.

Er is ook gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen van de minister van Binnenlandse Zaken over de ZVO-regelingen. Die onderhandelingen hebben niet geleid tot een wijziging van de regeling. Vandaar dat het voor een heleboel mensen aantrekkelijk blijft om in de ZVO te blijven of er straks in terug te keren.

De heer Werner heeft gevraagd waarom de balans tussen de compartimenten van particulier verzekeren en ziekenfondsverzekerden voor het kabinet zo belangrijk is. Voorzitter! Er is geen voorgeschreven balans. Wat er, gezien de samenstelling van de bevolking te veel aan ouderen in de ziekenfondsverzekering is opgenomen, wordt via de MOOZ-bijdrage in de particuliere verzekering gecompenseerd. De solidariteit moet overigens breder gezien worden dan alleen binnen de kring van ziekenfondsverzekerden. Het overgrote deel van de premie van de jongere ziekenfondsverzekerden wordt door de werkgever betaald. Bovendien wordt een kwart van het totaal dat in de ziekenfondskas stroomt, betaald via de rijksbijdrage, dus door de belastingbetaler. Er zijn allerlei vormen van solidariteit waarmee gecompenseerd wordt dat de verhouding tussen ziekenfondsverzekerden en particulier verzekerden om demografische redenen niet in balans is.

De heer Werner heeft gesproken over de student met een betaald bijbaantje. Minister Ritzen zal straks nader ingaan op de regelingen voor studenten. Ik kan alvast melden dat studenten die WTZ-verzekerd zijn en door het aanvaarden van een bijbaantje in het ziekenfonds terechtkomen, de compensatie van de WTZ-premie verliezen. Dat voordeel hebben zij dus niet.

De heer Werner vroeg zich af of het budgettair kader zorg niet de dupe van dit beleid wordt. Het staat wel vast wat de minister van Onderwijs krijgt, maar volgens de heer Werner is de dekking binnen de VWS-boekhouding allerminst zeker. Uit de tabel op pagina 5 van mijn brief van 17 september 1996 is af te leiden dat er op dit moment sprake is van een forse overdekking van in totaal 210 mln. Naar alle menselijke berekeningen is deze dekking verzekerd. Zelfs als er verschuivingen optreden, kunnen er op dat punt geen problemen ontstaan.

De heer Werner heeft gevraagd waarom de regering niet het resultaat heeft afgewacht van een meer fundamentele discussie. Hij doelde daarbij op de debatten over de studiefinanciering en de kring van verzekerden in de Ziekenfondswet. Het antwoord is tweeledig. Naar mijn overtuiging is er wel degelijk sprake van een eigenstandige reden om de medeverzekering voor studenten te beëindigen. Daarnaast wijs ik erop dat wij, als wordt gewacht tot deze discussies zijn afgerond en de resultaten zijn vertaald in wet- en regelgeving, inmiddels zijn aangeland aan het eind van de volgende kabinetsperiode. Er is dit kabinet veel aan gelegen de compenserende maatregelen niet te lang op zich te laten wachten.

Voorzitter! De nota inzake de meer fundamentele bezinning op de kring van ziekenfondsverzekerden zal tegen het einde van het jaar verschijnen. De nota over de maatregelen per 1 januari gaat direct na het zomerreces naar de Tweede Kamer.

De vraag of studenten gezien kunnen worden als kleine zelfstandigen kan beter door collega Ritzen beantwoord worden. Ik denk dat hij daar meer verstand van heeft dan ik.

Mevrouw Ter Veld sneed het punt aan dat sommige ouderen niet gelukkig zijn met de overgang. Daar ben ik in mijn algemene inleiding al op ingegaan. Juist omdat wij toegaan naar een situatie van "opting out" willen wij in de toekomst een situatie creëren waarbij ouderen zoveel mogelijk keuzevrijheid hebben. Zij worden dus ook niet verplicht om in het ziekenfonds te gaan als zij dat niet willen en in het omgekeerde geval mogen mensen die particulier verzekerd zijn wel in het ziekenfonds, mits zij natuurlijk onder die inkomensgrens van ƒ 38.300 zitten. Het probleem van ouderen die in het ziekenfonds moeten terwijl zij dat niet willen zal per 1 januari aanstaande tot het verleden behoren.

Mevrouw Ter Veld heeft beschouwingen gehouden over de verhoudingen in het ziekenfonds. Zij beweerde dat de ongunstige risico's erin komen en dat de gunstige risico's eruit verdwijnen. Dat leek haar een slechte zaak. Vervolgens maakte zij een opmerking over de MOOZ-bijdrage. Zij zei dat de kans bestaat dat de PvdA-fractie zichzelf zal overtuigen van de wenselijkheid van dit wetsvoorstel. Die kans wil ik natuurlijk absoluut niet laten lopen. Dus ik haast mij om te zeggen dat mevrouw Ter Veld volkomen gelijk heeft met die analyse. Die MOOZ-bijdrage gaat inderdaad omhoog. De tabel in de brief van 17 september geeft ook aan dat het hierbij gaat om een bedrag van 80 mln. Dat bedrag zullen de particulier verzekerden meer moeten betalen vanwege de oververtegenwoordiging van ouderen in het ziekenfonds.

De heer Dees (VVD):

Het bedrag dat u noemt dat particulieren extra moeten betalen van 80 mln. staat volgens uw cijfers tegenover de extra schadelast die gemoeid is met de oververtegenwoordiging van ouderen in het ziekenfonds. Dat bedrag is aanzienlijk lager dan die 80 mln. Dat is natuurlijk wel merkwaardig.

Minister Borst-Eilers:

In die tabel staat dat de extra lasten voor de Ziekenfondswet een bedrag van 130 mln. betreft. Het tekort in de algemene kas is 45 mln. Dat maakt per saldo 165 mln. Het bedrag dat al eerder is genoemd.

De heer Dees (VVD):

Het gaat om het volgende. Als studenten uit de ziekenfondsverzekering gaan, is er geen schadelast meer. Daar heeft het bedrag van 130 mln. betrekking op. Dus dat klopt. Een ander punt is het feit dat er ouderen in het ziekenfonds komen. Dan nemen de MOOZ-bijdragen met 80 mln. toe. Die MOOZ-bijdragen zijn bedoeld om de extra schade van het opnemen van meer ouderen in de ziekenfondsverzekering te compenseren. Maar die extra schadelast van de oudere in het ziekenfondssysteem is volgens de memorie van toelichting 45 mln. Dus er wordt door de particulier verzekerden 80 mln. betaald om het negatieve effect van de opname van de ouderen in de ziekenfondsverzekering van 45 mln. te financieren. Dat is volstrekt evenwichtig en dat zou moeten leiden tot een vermindering van de MOOZ-bijdragen.

Minister Borst-Eilers:

Ik heb ook geen HBS-B. Ik heb het nooit verder gebracht dan gymnasium-bèta. Dus het is voor mij moeilijk om dit te volgen. Ik begrijp wel dat 80 mln. min 45 mln. 35 mln. is. Maar de extra lasten voor de Ziekenfondswet vanwege de toetredende ouderen bedragen 1,1 mld. Dat moet ook een gigantisch bedrag zijn, want het gaat om een groot aantal ouderen. Dus volgens mij klopt het niet dat het maar 35 mln. is. Het is een veel hoger bedrag. Daar gaat dan weer een schadelast van 130 mln. af doordat de studenten het ziekenfonds verlaten. Per saldo is er dus een extra schadelast in het ziekenfonds van 1,005 mld. Als het niet zo oneerbiedig klonk, zou ik bijna zeggen: "dat is andere koek".

Voorzitter! De heer Werner kan heel goed rekenen. Misschien dat hij...

De heer Werner (CDA):

Voorzitter! Ik heb wél HBS-B, maar ik moet heel eerlijk zeggen dat ik het antwoord op onze schriftelijke vragen ook heb zitten bekijken. Het gaat daar echt niet over bedragen van 12 mln. of 80 mln. We hebben hier verschuivingen van 1 mld., 415 mln. en 630 mln. Ik weet niet waar we dan over zitten te peuteren. Ik zou me niet zo druk maken over die 12 mln. waar de heer Dees zich steeds zo druk over maakt, als ik maar begrepen had wat hier stond. Mag ik nu eens een zin voorlezen?

Minister Borst-Eilers:

Uit welke tekst leest u voor?

De heer Werner (CDA):

Uit het schriftelijk antwoord dat ik gekregen heb in één dag tijd. Mijn complimenten aan de ambtenaren, maar misschien heeft het antwoord daardoor iets aan duidelijkheid ingeboet. Ik lees hier: ... een totale stijging van de collectieve uitgaven derhalve van 535 mln., als deze uitgaven worden meegenomen in de mutatie van de collectieve uitgaven. Van zo'n zin snap ik ook niets. Men zegt dat het een stijging is van 535 mln., "als we die tenminste meenemen als een stijging van de collectieve uitgaven". Ik kom er met dit soort zinnen ook niet meer uit. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat ik u vanavond niet zal vermoeien met al deze cijfers. Ik denk dat het met alle onzekerheden die er in deze bedragen zitten, volstrekt onvoorspelbaar is hoe de balans uiteindelijk zal uitvallen.

Minister Borst-Eilers:

Dat het volstrekt onvoorspelbaar is, wil ik ontkennen, maar er zullen natuurlijk enige verschuivingen optreden. Ik kan de kwestie van de collectieve lasten even proberen te verantwoorden. Daar staat: financieringsverschuivingen ten gevolge van verschuivingen binnen het verzekeringssysteem. De huidige minister van Financiën heeft in feite het initiatief genomen om in de zorg met andere begrippen te gaan werken. U zult misschien zeggen dat wij dan in de eigen brieven niet meer over collectieve lasten moeten praten. Wij hebben het inderdaad alleen nog maar over Budgettair Kader Zorg en wat daarbinnen en daarbuiten valt. Het is de verantwoordelijkheid van de minister van VWS om te proberen te zorgen dat de uitgaven binnen het BKZ blijven. Eigen bijdragen vallen daarbuiten. Maar of je van ziekenfonds naar particuliere ziektekostenverzekering heen en weer schuift, maakt niet uit. Dit valt allemaal binnen het Budgettair Kader Zorg. Ook de uitgaven in de particuliere ziektekostenverzekering vallen daaronder. Daarom is er gezegd dat dit soort verschuivingen voor het Budgettair Kader Zorg, voorheen aangeduid met de term "collectieve lasten", niet uitmaakt. Dat staat er. Het had er misschien beter in de termen van BKZ dan in de termen van collectieve lasten kunnen staan. Hoewel de ambtenaren snel geschreven hebben, is het misschien door de snelheid een beetje onduidelijk gebleven.

Voorzitter! Ik heb dus gezegd dat de MOOZ-bijdrage met 80 mln. omhooggaat. Voor de goede orde merk ik op dat hier tegenoverstaat dat de WTZ, de omslagbijdrage, naar beneden gaat. Het omslagtekort dat de particulier verzekerden betalen voor de mede-particulier verzekerden, maar dan degenen die een standaard pakketpolis hebben, gaat weer naar beneden. Per saldo komt daar micro vermoedelijk een totale verhoging van de wettelijke bijdrage per verzekerde in guldens per jaar van ƒ 25 uit.

Mevrouw Ter Veld (PvdA):

Voorzitter! De minister zegt dat de WTZ-verzekering naar beneden gaat. Kan de minister van Volksgezondheid een dergelijke toezegging doen? Of legt zij een verwachtingspatroon neer, de particuliere verzekeraars kennend en hopend?

Minister Borst-Eilers:

Ik heb op het ogenblik geen ander middel dan bestuurlijk overleg met de SUO, zoals u weet. Ik heb afgelopen week net weer een bestuurlijk overleg gehad. De SUO ziet net als ikzelf geen enkele reden om de WTZ, de omslagbijdrage per 1 januari a.s. te verhogen. Een jaar later, 1 januari 1999, zijn wij naar ik hoop in een situatie dat de wetswijziging WTZ is aangenomen. Dan komt dit in handen van de minister. De WTZ-omslag is dan alleen nog maar een rekenkundige uitkomst van bedragen die door de minister worden vastgesteld.

Voorzitter! In reactie op de beschouwing van mevrouw Ter Veld breng ik nog naar voren dat wij in een ander opzicht in een betere situatie terechtkomen. Ik denk dat die redenering haar wellicht ook aanspreekt. Nu hangt de vergoeding van de ziektekosten voor studenten – dus of zij gratis zijn meeverzekerd – niet alleen af van de inkomenspositie van de ouders, maar van het feit of de vader of moeder al dan niet werknemer is. Ook al is de inkomenspositie van de ouders van studenten gelijk, toch moeten ouders die zelfstandig zijn, de ziektekostenverzekering geheel zelf betalen. In de nieuwe situatie zal de vergoeding afhangen van de inkomenssituatie. Ik vind dat een redelijker systeem, geredeneerd vanuit het belang van de studenten.

Mevrouw Schoondergang heeft duidelijk uitgelegd waarom zij bij het standpunt blijft, deze wetsvoorstellen niet te steunen. Ik heb reeds de argumenten genoemd op basis waarvan ik het wel verantwoord vind om tot die wijziging over te gaan. Ik heb ook gesproken over het bewaren van de huidige balans tussen ziekenfondsverzekerden en niet-ziekenfondsverzekerden. Overigens hecht niet alleen dit kabinet daaraan. Ook eerdere coalitiekabinetten hadden dit vaak als doelstelling. Ook al werd die niet altijd expliciet in regeerakkoorden vastgelegd, men handelde er in de praktijk toch sterk naar.

Ik ben blij dat de VVD-fractie met de wetsvoorstellen kan instemmen. De heer Dees is ingegaan op het bedrag van 160 mln. Hij heeft perfect uitgerekend dat, als 185.000 studenten gecompenseerd worden met ƒ 800 per student, je op 148 mln. uitkomt en niet op 160 mln. De premie van de standaardpakketpolis is echter niet stabiel. Op het ogenblik is zij al geen ƒ 800 meer, maar ƒ 807. Er is sprake van een jaarlijkse premiestijging. Geleidelijk zal er dus een hogere compensatie nodig zijn. Het kabinet heeft zich bovendien gerealiseerd dat het aantal van 185.000 afhangt van het aantal studenten, dat wij ook niet geheel in de hand hebben. De heer Ritzen en ik hebben net tegen elkaar gezegd dat, als het weer zo slecht blijft als het nu is, misschien meer studenten zich tot de studie zullen bekeren. Je weet dus niet precies hoe dat soort aantallen op den duur uitvallen. Wij stonden voor de keuze. Je kunt het ieder jaar precies uitmeten en per jaar het bedrag vaststellen. De heer Ritzen heeft als bestemming ervoor gekozen om een deel van het geld te gebruiken om de toegang tot de aanvullende beurs te verruimen. Daarmee moet dan ook gejojood worden. Dat is buitengewoon ongewenst. Vandaar dat wij nu wellicht iets aan de hoge kant zitten, maar in de toekomst zeker niet. Wij hebben dan ook de afspraak gemaakt dat het 160 mln. is. Dat blijft ook zo. De heer Ritzen weet dan ook precies welk beleid hij binnen dat bedrag kan voeren.

Minister Ritzen:

Voorzitter! Ik ondersteun datgene wat de collega van VWS naar voren heeft gebracht: dank aan de geachte afgevaardigden voor de combinatie van snelheid van de behandeling en de gedegenheid van de inbreng.

Er circuleerden wat cijfers. Ik ben ook gymnasium-bèta, dus je weet nooit of je het dan helemaal goed hebt. Het gaat om een bedrag van 130 mln. dat sowieso voor compensatie nodig is. Dat is het bedrag dat minder aan ziekenfondspremie wordt betaald. Maar de WTZ-premie is duurder, zoals mijn collega heeft gezegd. Zo kwam de heer Dees ook aan zijn 148 mln. Vervolgens komen er een aantal onzekerheden en de vrijval in het ziekenfonds, uitgaande van de bestaande MOOZ-regelingen. Volgens de bestaande MOOZ-regelingen is deze vrijval: 130 plus 80 min 45 is 35. De totale vrijval is dus 165 mln. bij de huidige MOOZ-premies. De heer Dees had gelijk dat je die premies ook kunt verlagen.

Dan kom ik op de politieke lijn die er is gekozen. Dit is geen wetsvoorstel dat vanuit de studiefinanciering is bedacht. Ik geloof ook dat niemand uit de Eerste Kamer op die gedachte is gekomen. Het is duidelijk voortgekomen uit een heel andere sfeer. Vervolgens vindt dat plaats in de context van de studiefinanciering die niet de gemakkelijkste is. Er zijn nogal wat veranderingen in de studiefinanciering geweest.

Het beeld in het kabinet was: wij vragen aan de minister van OCW of hij hiermee akkoord kan gaan, maar hij moet de studenten wel recht in de ogen kunnen kijken, doordat er in de studiefinanciering geen nieuwe, extra bezuiniging wordt geïntroduceerd. Zo is dat bedrag van 160 mln. tot stand gekomen. Dat is een afspraak for better and for worse. Het kan meevallen, wij kunnen eraan overhouden. Ik denk dat dit een goed ding zou zijn. Het kan ook zijn dat het enigszins tegenvalt. Dat is belangrijk om vast te stellen.

Mevrouw Schoondergang-Horikx heeft gevraagd naar de overgangsregeling voor de huidige WSF-gerechtigden. Die overgangsregeling moest ook getroffen worden, omdat wij ons als kabinet schriftelijk op alle onderdelen van de studiefinanciering, exclusief de OV-kaart, hadden vastgelegd. Inmiddels hebben wij ook de OV-kaart toegevoegd aan de regelingen van de studiefinanciering, waar dat overgangsregime voor geldt, een cohortsgewijze benadering.

Mevrouw Ter Veld bracht heel direct en correct naar voren dat niet alle studenten worden gecompenseerd. Er zijn studenten met ouders die een hoger inkomen hebben. Hoger is altijd wat moeilijk te plaatsen. Als je kijkt naar de inkomensverdeling, dan gaat het echt om de top eenderde van de inkomensverdieners. Als het gaat om de inkomensverdeling van ouders met kinderen in die leeftijdsgroep, zit je toch al gauw rond het midden. Er zijn ouders die daar ver boven zitten, met kinderen die op dit moment toch in het ziekenfonds zitten.

Ik vind het heel goed te verdedigen om dan te zeggen: in de beweging die er wordt gemaakt, laten wij dat voordeel vervallen, maar wij laten het binnen de studiefinanciering toevallen aan degenen die dit het meest nodig hebben. Dat zijn degenen die juist rond die grens zitten waar je nog net een aanvullende beurs kunt krijgen. Daar zijn de problemen logischerwijs het grootst.

Met andere woorden, met dit wetsvoorstel vindt een herverdeling plaats binnen de studiefinanciering van rijkeren naar armeren. Je kunt niet zeggen van rijk naar arm. Aan de arme kant zitten jongeren met ouders die een lager of middeninkomen hebben. Daarvoor bestaat al een aanvullende beurs. In de afgelopen jaren is de koopkracht hiervan, rekening houdend met collegegeldverhogingen, vrijwel niet veranderd. Ik kan dat niet voor ieder individu garanderen. In de afgelopen jaren hebben in de studiefinanciering behoorlijke bezuinigingen plaatsgevonden, maar voor die categorie hebben wij gemeend te moeten zeggen dat daarin geen veranderingen mogen optreden.

Dan het punt dat wij ook zelf met de grootste inzet hebben bekeken. Er is een kleine groep, een groep van 2800 nieuwe studenten, die tot 1 januari 1998 geen aanvullende beurs ontvangen en de particuliere ziektekostenverzekering zelf moeten bekostigen. Dat is niet helemaal zonder problemen. Ik zou het liefst zeggen dat de zaak naadloos aansluit en wij zullen ons ook zeker inspannen om dit te bevorderen. De regeling houdt in dat de ziekenfondsverzekering automatisch wordt beëindigd, zodat het nu op de voorlichting aankomt om ervoor te zorgen dat de betrokkenen echt op de hoogte zijn, opdat men zich als de donder opnieuw verzekert.

De heer Dees (VVD):

Mijnheer de voorzitter! In de toelichtende stukken worden voor de kloof tussen het niet meer toelaten tot het ziekenfonds per 1 augustus en de toegang tot de studiefinanciering per 1 januari uitvoeringstechnische redenen gegeven. Wel, als er al een uitvoeringstechnische reden is – ik begrijp het niet helemaal, maar ik neem gewoon aan dat het waar is – waarom zou het verschil van die paar maanden dan niet achteraf te berekenen en te compenseren zijn?

Minister Ritzen:

Dat is nu juist het uitvoeringstechnische element. Het gaat om een relatief kleine groep, de groep die voorheen niet in aanmerking kwam voor aanvullende financiering. Je kunt dus ook zeggen dat deze groep door deze extra regeling al zeer zwaar gecompenseerd is. Maar ik leg er graag nogmaals de nadruk op dat wij ons een uiterste inspanning zullen getroosten om deze studenten goed te informeren.

Wat mevrouw Ter Veld nog over het jongerenbeleid heeft gezegd, kan ik niet ontkennen. Ik denk dat er nog steeds vragen zijn, vragen waarmee ook mevrouw Ter Veld overigens wel bekend is. Als die vragen bezien worden vanuit verschillende departementen, worden ze ter sprake gebracht, uitgaande van specifieke groepen en specifieke omstandigheden. Op grond van die specifieke omstandigheden kun je ook niet zeggen dat alle jongeren gelijk zouden zijn en dat je vaste leeftijdsgrenzen zou kunnen hanteren.

De heer Werner heeft ervoor gepleit, studenten als kleine zelfstandigen te beschouwen. Voor alle duidelijkheid, ik beschouw studenten wel als ondernemend en ik hoop ook dat zij dat vooral in hun studie zullen zijn, maar ik vind studenten echt een categorie sui generis. Ik vind wel dat je bij de discussie over de organisatie van ziektekostenverzekeringen op de lange termijn de positie van de studenten goed moet bekijken. De keuze die wij nu gemaakt hebben, beschouw ik ook niet als een keuze voor de eeuwigheid. Die discussie is immers voorlopig nog niet afgerond.

Ten slotte kan ik nog bevestigen wat mijn collega Borst heeft gezegd over studenten met een bijbaantje. Zo is het inderdaad in de studiefinanciering ook geregeld.

De heer Werner (CDA):

Voorzitter! Als er compensatie gezocht had moeten worden voor de groep van ouderen die nu tot de ziekenfondsverzekering is toegelaten, dan zouden wij dat graag hebben gedaan aan de hand van de vele vraagstukken in het kader van de kring van verzekerden in het ziekenfonds. Ik noem maar een paar categorieën waar tal van adviezen van de Ziekenfondsraad over bestaan. Mensen met een klein vast inkomen, maar ook provisie, komen soms boven de ziekenfondsgrens uit. Eigenlijk zou die provisie meegerekend moeten worden bij de beoordeling of zij tot het ziekenfonds worden toegelaten. Ik noem verder mensen met een klein vast inkomen en een eigen vermogen. Verder wijs ik op de problemen met de deeltijdarbeid. Hierbij kun je je afvragen of er een evenwicht bestaat tussen de premie, de lasten en de lusten. Tot slot wijs ik op het fenomeen van de tweeverdieners. De ziekenfondsverzekering is in zijn algemeenheid in de kring van verzekerden hard aan herziening toe. Op grond van de een of andere redenering die te maken heeft met de kinderbijslag kan men nu mensen uit de verzekering sturen. Wij vinden dit willekeurig en hadden dit liever gezien in de context van een totale herziening van de Ziekenfondswet die hard nodig is. Ook daarom maakt het geheel op ons een krampachtige indruk.

De constante verhouding tussen ziekenfonds en particuliere verzekering spreekt ons niet aan. Ik wijs op het solidariteitscomplex dat gegroeid is met de MOOZ, de WTZ, en nog vele andere elementen. Dit complex is zo ingewikkeld geworden dat het criterium van een constante verhouding tussen ziekenfonds en particulier niet meer werkt, zeker niet nu de convergentie tussen ziekenfonds en particulier verzekerde nagenoeg volledig is.

De financiële consequenties zijn uitvoerig aan de orde geweest. Ze bevestigen ons dat er eigenlijk geen goed beeld bestaat van wat dit betekent voor de collectieve lasten en de premiedruk. Wat is kortom het netto-effect? De instroom van ouderen is zeer onzeker. Volgens de eerste tranche zijn het er slechts 40.000, terwijl er 100.000 waren geraamd. Dit zijn grote onzekerheden. Tevens is het volstrekt onbekend hoeveel studenten er toch weer in het ziekenfonds terecht komen omdat ze bijvoorbeeld een baantje hebben.

Het hele beleidskader waarin de studenten uit het ziekenfonds moeten, bevalt ons niet. We willen de weg nadrukkelijk openhouden voor de meer principiële discussie door nu niet mee te gaan in een ad hoc-benadering. Langzamerhand heeft onze fractie genoeg van dat lapwerk. Wij willen daar niet meer aan meewerken.

Ik wil nog een vraag stellen over de compensatie van studenten die een bijbaantje hebben en weer in het ziekenfonds komen. Heb ik goed begrepen dat zij hun compensatie in de studiefinanciering kwijtraken? Ik zie de minister bevestigend knikken. Dat is nieuw voor mij. Ik heb dat nergens in de regeling kunnen vinden. Is verder het risico in verband met het niet verzekerd zijn afgedekt? Kan een student niet tussen de wal en het schip raken omdat hij niet meer in het ziekenfonds zit en ook nog niet ingeschreven staat bij een andere verzekering? Dit kan gemakkelijk gebeuren. Wie draagt het risico?

Ik heb de minister gevraagd of het financiële risico dat zij met deze operatie loopt valt onder het BKZ, het beleidskader zorg. Dat is voor mij de hamvraag. Als men tijdens de rit een paar honderd miljoen tekortkomt en dat geld moet bijgepast worden uit de gezondheidszorg is dat erg zuur. Ik hoor graag van de minister of zij de garantie kan geven dat er bij tegenvallers geen geld wordt weggehaald bij het beleidskader zorg.

Dit alles overziend, kunnen we niet zo warm lopen voor dit plan dat we onze steun aan de manoeuvre zullen geven.

Mevrouw Ter Veld (PvdA):

Voorzitter! Minister Ritzen zei dat het heel goed te verdedigen is dat kinderen niet gecompenseerd worden voor een ziektekostenverzekering tot aan een inkomen van ruim ƒ 66.000 belastbaar inkomen van de beide ouders. Op zichzelf ben ik het daarmee eens, maar ik had deze discussie liever gevoerd in de sfeer van de medeverzekerden in de Ziekenfondswet omdat het nooit alleen gaat over de groep WSF-kinderen. Ik hoop overigens dat er nog even goed naar gekeken wordt wanneer de huishoud- en niet-WSF-kinderen al of niet uit het ziekenfonds gehaald worden.

Op zichzelf heeft minister Borst terecht opgemerkt dat ook op de zelfstandigen gelet moet worden. Zij hebben hun kinderen altijd in de particuliere regeling moeten meenemen, al of niet meeverzekerd. Immers, daarvoor geldt ook vaak de grens van achttien jaar. De gelijke behandeling behelst dus veel meer.

Ik had graag deze discussie gevoerd in het kader van de Ziekenfondswet, maar ik herhaal dat het onderhavige inhoudelijk nivellerend is. De minister van Onderwijs sprak in dit verband van rijkeren naar armeren. Ach, als de heer Dees het over middengroepen heeft en die tot ƒ 67.000 bruto daar wel belastbaar wil hebben, houd ik hem daar graag aan bij de behandeling van alle volgende wetten. Dit is een positief punt.

Ook een positief punt is dat door de overgang van ouderen naar het ziekenfonds de solidariteit zo breed is dat particulier verzekerden daarvoor een rekening van ƒ 25 via de MOOZ gaan betalen. Het komt dus niet alleen terecht bij de ziekenfondsverzekerden. Ook dit is dus een uitermate positief punt. Eigenlijk is dit een leuk bijeffect dat ik bij eerste lezing van het wetsvoorstel niet echt had gezien. Ik dacht eerst dat het weer om een voordeel voor de particuliere verzekeraars ging en om een nadeel voor de ziekenfondsen. Nee, het is dus een nadeel voor de particuliere verzekeraars: die verzekeringen worden nog onaantrekkelijker. Dat vond ik wel grappig.

Ik denk dat de MOOZ ook een kwestie van collectievelastendruk is. Iedereen weet dat collectievelastendruk datgene is wat je moet betalen, maar dat je niet precies weet waarvoor. Het is dus een kwestie van definitie.

Ik ben niet bij voorbaat voor opting out in het ziekenfonds. Het heeft wel een zekere charme en ik ken weduwen die er graag uit willen. Ook bij het VNO zijn er ideeën over opting out: het leidt tot mogelijkheden van risicoselectie. Toch moet daar maar even goed naar gekeken worden, voordat definitief besloten wordt dat die keuze er per 1 januari 1998 is. Als wij daartoe besluiten, is het dan wel zeker dat BiZa nog geld heeft om de mensen terug te laten in het ZVO of heeft BiZa dat geld opgemaakt en kunnen de mensen straks niet meer terug naar het ZVO? Dit geldt ook voor andere particuliere verzekeringen. Immers, opting out (erin, eruit, erin, eruit) lukt niet altijd op de markt.

De heer Werner heeft ook al over het volgende gesproken. Ik stel terzake ook de volgende concrete vraag. Als men 1 augustus uit het ziekenfonds gaat, loopt dat dan een maand door zoals dat vaak gebruikelijk is bij socialeverzekeringswetten? Of zijn er straks in de maand augustus mensen niet verzekerd? Dat kunnen wij natuurlijk niet hebben. Volgens mij moet het ziekenfonds die mensen verzekeren, want zij zijn nu met vakantie. Ik vind het eigenlijk ook heel tragisch dat 2800 studenten niet gecompenseerd worden. Tegen de bewindslieden zeg ik dan ook: zoek er nog maar iets voor. Ik heb begrepen dat de Informatiebeheergroep tegenwoordig een stuk beter werkt dan vroeger. Daar kan men er heus wel iets aan doen. Het is de USZO niet, nietwaar?

Alles bij elkaar is het een merkwaardig debat: de VVD is voor, maar ziet bezwaren en wij zijn er eigenlijk niet gelukkig mee en zoeken naar voordelen. Als ik alles optel en aftrek, kom ik tot de conclusie dat beide wetsvoorstellen zeker met de nodige problemen worden ingevoerd. Toch is het duidelijk dat er sprake is van een verschuiving van de rijkeren naar de middengroepen en de armeren en dat de positieverbetering van de ouderen in ieder geval leidt tot een uitbreiding van de solidariteit in de richting van de particulier verzekerden.

Als je dan alles afweegt en je realiseert dat je uiteindelijk in een coalitie bent, is zelfs mijn fractie zo ver dat zij ook op de laatste dag voor het reces de wijsheid laat prevaleren boven de hitte die hier overigens nooit aanwezig is. Dit betekent dat onze keuze zal zijn: doe dan maar.

Mevrouw Schoondergang-Horikx (GroenLinks):

Voorzitter! Het gaat over de instroom van senioren in het ziekenfonds in twee fasen. Dit is een reparatie van de wet-Van Otterloo. Die moet dus zo spoedig mogelijk ingaan. Ik heb mij inmiddels afgevraagd: door de wet-Van Otterloo zijn er indertijd toch ook mensen uitgegaan? Over welke getallen hebben wij het nu dus eigenlijk? Immers, de mensen die er toen buiten vielen, moeten er nu weer in.

Natuurlijk moeten wij de instroom van de huidige senioren niet laten wachten op de afronding van de fundamentele discussie over de vraag wie wel en wie niet in het ziekenfonds moet. Volgens de minister zou die fundamentele discussie pas afgerond zijn aan het eind van de volgende kabinetsperiode. Ik hoop niet dat de minister daarin gelijk heeft, maar ik herhaal dat de instroom van de senioren daar niet op moet wachten.

Bij de onderhavige wetsvoorstellen gaat het daar echter ook niet om, want de instroom van de senioren is best mogelijk onafhankelijk van de onderhavige wetsvoorstellen. Die zijn er namelijk met de haren bij gesleept in verband met de desbetreffende zin in het regeerakkoord. De minister vindt het een valide argument. Mijn fractie vindt dat geen valide argument. Deze wetsvoorstellen zouden moeten wachten op twee principiële discussies, zowel over de Ziekenfondswet als over de Wet studiefinanciering. Dat zou dan ook meteen een stok achter de deur zijn om dit niet te laten eindigen aan het eind van de volgende kabinetsperiode.

Ik ben blij dat minister Borst zei dat de reden voor afwijzing duidelijk is overgekomen in mijn eerste termijn. Dat is door de beantwoording van de twee ministers niet gewijzigd.

De heer Dees (VVD):

Mijnheer de voorzitter! De politiek-beleidsmatige voordelen van de beide wetsvoorstellen, nadat wij in het najaar een wetsvoorstel hebben aangenomen inzake de toelating van meer ouderen tot de ziekenfondsverzekering, blijven wij ondersteunen. In politiek-beleidsmatige zin zijn wij dus voor deze twee wetsvoorstellen. Ik herhaal echter dat wij over de financiële onderbouwing en de financiële effecten twijfels en bezwaren hebben. Als het gaat om de overdracht van financiële middelen van het ministerie van Volksgezondheid uit de ziekenfondskas naar O&W, hadden wij het correcter gevonden om te kiezen voor 148 mln. in plaats van 160 mln. Dit zeker waar in de brief van september van het vorige jaar aan de Tweede Kamer nog een bedrag van 130 mln. werd genoemd.

Ik heb ook wel bezwaren tegen de redenering die is gevolgd ten aanzien van de gevolgen voor de collectieve uitgaven en de collectievelastendruk. Ik kan de minister van Volksgezondheid wel volgen, wanneer zij zegt dat de uitwerking voor het budgettaire kader zorgneutraal is. Je praat dan namelijk over uitgaven. Voor het budgettaire kader zorg maakt het in beginsel geen verschil of iets gefinancierd wordt uit het ziekenfonds of vanuit de particuliere verzekering. De wijze waarop iets gefinancierd wordt, heeft natuurlijk wel gevolgen voor de collectievelastendruk en de collectieve financiering. Daar maakt het verschil of iets betaald wordt vanuit de collectieve uitgaven, studiefinanciering en ziekenfonds in plaats van uit de particuliere verzekering. Ik moet toch vaststellen, als het gaat om de collectievelastendruk, dat er een verscherping in zit van die ruim 500 mln. Mijn fractie blijft dat toch een bezwaar vinden. Daar staat wel tegenover dat wij de prinsjesdagstukken positief hebben beoordeeld en dat het kabinet in het algemeen ten aanzien van de collectievelastendruk een verstandig beleid voert. Op dit punt hadden wij echter liever een andere keuze gezien, met een zodanige compensatie dat ook dit effect op de collectievelastendruk er niet was geweest.

Dit leidt mij tot het wat ongelukkige antwoord dat in de nota naar aanleiding van het eindverslag is gegeven, waarvan de minister zei dat het misschien niet helemaal goed geformuleerd was. Ik moet toch de vraag stellen of de nota naar aanleiding van het eindverslag op het punt van de collectieve uitgaven en de collectieve lasten, vooral dat laatste, de instemming van de minister van Financiën heeft gehad.

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun inbreng en opmerkingen in tweede termijn. Ik zal proberen daar zo kort mogelijk op te reageren. De heer Werner heeft een aantal opmerkingen over de solidariteit gemaakt en de ingewikkeldheid daarvan. Dat laatste wil ik hem graag toegeven. Ik heb daar zelf al voorbeelden van gegeven. Hij had geen goed beeld van het netto-effect. Wij blijven van mening verschillen over de bandbreedte. Ik denk dat goed te overzien is in welke orde van grootte het ligt en dat die afwijkingen niet zo heel groot zullen zijn.

De instroom van mensen, van ouderen, in het ziekenfonds sinds 1 januari bedraagt volgens de laatste mededeling van de Ziekenfondsraad 58.000. Daarvan moeten wij natuurlijk aftrekken de mensen die sowieso ingestroomd zouden zijn als niet de eerste correctie van de wet-Van Otterloo had plaatsgevonden. Het aantal dat als gevolg van die correctie is ingestroomd, komt eerder uit bij 50.000 dan bij 40.000.

De heer Werner stelde twee vragen over de compensatie van de ziektekostenpremie die men verliest bij een bijbaantje en zag ons beiden instemmend knikken. Ik moet een correctie aanbrengen op wat ik daarover in eerste termijn gezegd heb, namelijk dat de compensatie pas vervalt de eerstvolgende keer dat de toets weer plaatsvindt. Dat is per 1 januari van het jaar daarop. Men kan dus een aantal maanden wel degelijk dubbel genieten.

Mevrouw Ter Veld vroeg nog eens heel nadrukkelijk naar het risico van onverzekerd zijn.

De heer Werner (CDA):

Dat zou dus betekenen dat de minister van Onderwijs geld overhoudt van het bedrag dat hij van de minister van VWS heeft gekregen? Krijgt de minister van VWS dat bedrag dan weer terug om een en ander kloppend te maken met de ziekenfondsverzekering, of blijft het geld ter beschikking van de minister van OCW?

Minister Borst-Eilers:

De student met dat bijbaantje betaalt zijn eigen ziektekostenverzekering zelfs als hij een dag per week voor een minimumloon werkt. Dan kost hij evenveel als hij opbrengt. Er wordt geen verlies geleden, want hij betaalt natuurlijk premie. Hij betaalt een nominale premie, valt onder het eigenbijdragesysteem en betaalt verder zijn procentuele premie. Ik heb in het overleg met de Tweede Kamer helemaal voorgerekend op welke bedragen dat uitkomt.

Het is zo geregeld, dat men naadloos overgaat van het ziekenfonds naar de standaardpakketverzekering. Dat moet naar mijn mening ook betekenen, dat men altijd onder een van beide verzekeringen valt.

Mevrouw Ter Veld (PvdA):

Officieel is dat misschien wel zo, maar hoe weten die mensen dat nu? Ik zie bijvoorbeeld iemand voor mij die net eindexamen heeft gedaan, ingeloot is en nu weg is met vakantie. Hij komt eind augustus terug voor de introductieweek. Het lijkt mij toch dat hij zich zelf moet aanmelden voor een standaardpakketpolis. Hoe werkt dat nu concreet? Iemand gaat per 1 augustus uit het ziekenfonds, zwerft op dit moment misschien ergens in India, breekt een been en komt terug of weet ik veel wat er gebeurt. Dat is het probleem. Daarom vraag ik of de Ziekenfondswet niet, net zoals een heleboel andere sociale verzekeringen, een doorloopperiode van één maand kent om dit soort problemen op te vangen.

Minister Borst-Eilers:

Als dat niet zo geregeld is, moet het in ieder geval zo geregeld worden. Ik wil mij daarvoor graag inspannen. Als iemand nu gaat studeren, moet hij allerlei paperassen invullen. Er is een afspraak over informatiekoppeling tussen de informatiebeheergroep en de ziekenfondsen. Zodra de paperassen zijn ingevuld, krijgt de vader of moeder van betrokkene de mededeling dat het kind per een bepaalde datum uit het ziekenfonds gaat verdwijnen. Dan wordt duidelijk dat er een andere verzekering gesloten moet worden.

Mevrouw Ter Veld (PvdA):

Bij een voorbereiding van twee maanden zou ik dit geloven. Ik ben ervan overtuigd dat de mensen nu hierdoor overvallen worden. Ik ga ervan uit dat de minister een hiervoor een oplossing zoekt.

Minister Borst-Eilers:

Gaat u daarvan maar uit, mevrouw Ter Veld. Als het minder goed geregeld is dan collega Ritzen en ik dachten, zullen wij ons inspannen om ervoor te zorgen dat er geen studenten, al of niet met gebroken benen, tussen wal en schip vallen. Ik denk dat zij trouwens eerst vallen en daardoor een been breken!

De heer Werner vroeg hoe het gaat met het BKZ, als er toch een verlies zou optreden. Die kans is volgens mij vrijwel non-existent. Als dat zo is, hebben wij afgesproken dat wij dat via de rijksbijdragen compenseren aan de ziekenfondskas, zodat er geen tekort ontstaat in het budgettair kader.

Mevrouw Ter Veld heeft gezegd dat er allerlei aspecten kleven aan de opting out uit het ziekenfonds en dat daar goed naar gekeken moet worden. Wij zullen dit uiteraard uitgebreid voorleggen en bespreken. Dit zal niet zo maar tussen neus en lippen door gebeuren. Verder heeft mevrouw Ter Veld gevraagd of Binnenlandse Zaken het geld heeft opgemaakt. Met de verschuiving die zich voordeed, toen de ZVO-verzekerden boven de 65 ziekenfondsverzekerden werden, was een bedrag van 40 mln. gemoeid. Dat geld is van Binnenlandse Zaken naar Financiën gegaan en teruggevloeid in 's Rijks schatkist. En als er iemand is die goed op geld kan passen, dan is het wel de minister van Financiën. Hij heeft die 40 mln. dus nog keurig liggen om die, zo nodig, weer terug te geven aan de minister van Binnenlandse Zaken.

Mevrouw Schoondergang heeft nog gevraagd hoeveel ouderen er nu eigenlijk uitgegaan zijn door de wet-Van Otterloo. Dat is hetzelfde aantal van ongeveer 200.000. Dat komt, omdat de inkomensgrens van ƒ 38.300 zo gekozen is dat mensen die voor hun 65ste in het ziekenfonds zitten, ook praktisch allemaal in het ziekenfonds blijven. Dat is dus een inkomen dat overeenkomt met de loongrens onder de 65 jaar. Het gaat dan natuurlijk om andere bedragen, maar dat behoef ik niet uit te leggen. In het ene geval gaat het om het loon, zoals dat geldt voor de ziekenfondsgrens. In het andere geval gaat het om het inkomen. Omdat dit zo is, kun je ervan uitgaan dat degenen die wij nu weer laten toestromen, in aantal gelijk zijn aan het aantal dat er door Van Otterloo uitgestroomd is.

Mevrouw Schoondergang-Horikx (GroenLinks):

Dan kom je toch op nul en dan behoef je die zin uit het regeerakkoord er toch niet bij te halen. Het regeerakkoord gaat ervan uit dat er ongeveer 200.000 zullen instromen. Als zij er eerst uitgestroomd zijn en er nu weer gaan instromen, dan begrijp ik het helemaal niet meer.

Minister Borst-Eilers:

Daarvoor is als uitgangspunt een moment gekozen, nadat de uitstroom ingevolge de wet-Van Otterloo had plaatsgevonden. Men kiest nu eenmaal zijn momenten in het leven. En dat geldt ook voor dit kabinet.

Ik wil de heer Dees toch nog een reactie geven op zijn opmerkingen en vragen over de collectievelastendruk. Hij zei dat hij het begrip "collectieve lasten" hanteerde, zoals wij gewend zijn om dat te hanteren. Dat zo zijnde, heeft hij in zekere mate gelijk dat de collectieve lasten stijgen als gevolg van de maatregelen die wij nu bespreken. Het kabinet voert het collectievelastenbeleid echter niet op de afzonderlijke dossiers. Het wordt altijd in zijn totaliteit bekeken. Als wij in augustus weer gaan kijken naar de lasten, de premies en dergelijke, dan kijken wij ook naar de collectievelastendruk in zijn geheel. Wij bekijken dan welke invloed daarop is uitgeoefend door bepaalde beleidsmaatregelen. Zo nodig, brengen wij de collectievelastendruk weer in evenwicht door corrigerende maatregelen.

Minister Ritzen:

Voorzitter! Ik kan heel kort zijn. Ik kan hoogstens op een enkel punt aanvullen of onderstrepen. Hetgeen mevrouw Borst heeft gezegd over de ZFW in het geval waarin een student een bijbaantje neemt, gaat inderdaad ook op voor de studiefinanciering. Iedereen is dan dus verzekerd. Misschien moet ik hier nog aan toevoegen dat er in de WTZ een formule voor terugwerkende kracht zit. Er behoeft dus niemand in de problemen te komen, als hij of zij zich binnen vier maanden laat verzekeren ingevolge de WTZ. Daarnaast is het zo dat, zoals mevrouw Borst al zei, zowel de ouders als de desbetreffende studenten hierover worden geïnformeerd.

Mevrouw Ter Veld (PvdA):

Die terugwerkende kracht houdt dus in dat je met een gebroken been een verzekering in kunt.

Minister Ritzen:

Ja.

Mevrouw Ter Veld (PvdA):

Dat is mooi.

Minister Ritzen:

Ik wil dit nog wel eens onderstrepen en hier ook op dezelfde wijze over spreken als collega Borst. Wij rekenen die naadloze overgang inderdaad tot onze verantwoordelijkheid op een wijze waarop dat bij hardheidsclausules aan de orde is. Waar iemand er door omstandigheden niet van op de hoogte kon zijn of geen regeling kon treffen, is er de uitwijkformule.

Mevrouw Ter Veld heeft nog gevraagd waarom de WSF niet eerder wordt aangepast, bijvoorbeeld per 1 augustus 1997. Uitvoeringstechnisch is dat vrijwel onmogelijk. Dat heeft vooral te maken met het peiljaar. De WSF gaat uit van het inkomen van de ouders in een bepaald jaar. Vervolgens wordt de studiefinanciering over een geheel jaar berekend.

De beraadslaging wordt gesloten.

Beide wetsvoorstellen worden zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

De aanwezige leden van de fracties van het CDA en GroenLinks wordt conform artikel 121 van het Reglement van orde aantekening verleend, dat zij geacht willen worden zich niet met de wetsvoorstellen te hebben kunnen verenigen.

Naar boven