Aan de orde is de behandeling van:

het voorstel van (rijks)wet Tweede Protocol tot wijziging van het Verdrag betreffende beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit; Straatsburg, 2 februari 1993 (24152, R1536).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Glasz (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Vorig jaar is de schriftelijke behandeling aangevangen van de eerste tranche van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Het belangrijkste punt van die wet was het vervallen van het vereiste om afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. Onze huidige wet gaat uit van monopatridie, behalve in individuele uitzonderingen op redelijkheidsgronden. Het gaat dus om enkelvoudige nationaliteit. Voor die wijzigingen in de eerste tranche hanteerde het kabinet voornamelijk twee argumenten.

Het eerste argument hield in dat het schrappen van het afstandsvereiste de integratie zou bevorderen. De CDA-fractie meende en meent nu nog dat daarmee de zaken worden omgedraaid. Het verlenen van het Nederlanderschap is per se niet instrumenteel voor integratie en zeker niet als tegelijkertijd de inburgeringseisen worden verlaagd. Integratie bevordert men daarentegen wel door verlening van het Nederlanderschap te zien als afronding van een voltooid integratieproces. Men mag, nee, men moet van buitenlanders verwachten dat zij zich echt inzetten voor integratie. Dat is in hun eigen belang en in het belang van de Nederlandse samenleving. Relativering van het nationaliteitsbegrip wijst het CDA af. Dat was het eerste argument dat de eerste tranche van een wet moest ondersteunen die nu niet aan de orde is, maar die ik wel nodig heb om ook het tweede argument te kunnen noemen dat daarbij gold.

Het tweede argument dat door het kabinet ter ondersteuning van de eerste tranche werd voorgedragen, was dat het Verdrag van Straatsburg, waarop ook onze wetgeving is geënt, het uitgangspunt van de monopatridie, de enkelvoudige nationaliteit, aanmerkelijk zou wijzigen. Met andere woorden, in Europa, in de verdragslanden was een belangrijke wijziging in het denken tot stand gebracht waarbij je eigenlijk zou kunnen zeggen dat het uitgangspunt van de enkelvoudige nationaliteit werd verlaten.

Dat heeft mij en ook de fractie van de VVD ertoe gebracht te bepleiten dat eerst maar eens dat protocol, die wijziging op het verdrag, moest worden bezien. Zo is door de staatssecretaris de eerste tranche stil gelegd en ligt nu het Tweede Protocol, de wijziging op het verdrag, voor. Wat zien wij? Van het uitgangspunt van enkelvoudige nationaliteit wordt slechts afgeweken voor een zeer beperkte kring, te weten tweede-generatiemigranten, nationaliteitsrechtelijk gemengde huwelijken en kinderen uit die huwelijken. Deze categorie is veel beperkter dan aan de Kamer bij de eerste tranche in het vooruitzicht was gesteld en in ieder geval veel te beperkt om een zo algemene afwijking van het uitgangspunt van enkelvoudige nationaliteit te rechtvaardigen. Voor de CDA-fractie komt daar nog een belangrijk materieel punt bij. De categorieën waarop dit Tweede Protocol toeziet, betreft mensen wier integratie goeddeels zo niet geheel is voltooid. Bij de tweede generatie migranten zal dit in het algemeen steeds het geval zijn. Dat zo zijnde, hebben wij geen bezwaar tegen dubbele nationaliteiten voor in wezen reeds geïntegreerde migranten. De CDA-fractie zal dan ook instemmen met dit protocol. Voor alle duidelijkheid voeg ik daar wel aan toe dat zulks onze bezwaren tegen die eerste tranche onverlet laat. Het gaat het CDA om de integratie en die wordt naar onze mening niet gediend met de eerste tranche.

De heer Heijne Makkreel (VVD):

Voorzitter! Ik zal niet vooruitlopen op de bespreking van de eerste tranche. Daar heb ik ook geen behoefte aan, gezien de houding die mijn fractie ten opzichte van het dit voorstel inneemt. Ik zal mij strikt tot de bespreking van het protocol beperken. De heer Glasz wees er al op dat het om een zeer beperkte wijziging van het protocol gaat, voor zeer beperkte categorieën. Anders dan hij wijst mijn fractie ook deze beperkte wijziging af, omdat wij ons op het standpunt stellen dat dubbele nationaliteiten zoveel mogelijk bestreden dienen te worden. Dat geldt ook voor de beperkte wijziging die dit protocol mogelijk maakt. Mijn fractie zal dus, volledig in lijn met de standpunten die de heer Korthals aan de andere kant van het Binnenhof verdedigd heeft, tegen dit voorstel stemmen. Om een uitvoeriger bespreking van de argumenten daarvoor te vermijden, verwijs ik kortheidshalve naar wat hij daar heeft gezegd. Alleen zijn vergelijking met het aanrecht neem ik niet over, want die zou tegen mij gebruikt kunnen worden.

Mevrouw Le Poole (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het Tweede Protocol hangt samen met de op dit moment gedeeltelijk in deze Kamer aanhangige wetsvoorstellen tot wijziging van de Wet op het Nederlanderschap. Bij de discussie omtrent dit protocol in de Tweede Kamer is door een aantal partijen de al dan niet wenselijkheid van de zogenaamde eerste tranche van wijziging van genoemde wet en de gang van zaken rondom dat wetsontwerp uitvoerig aan de orde gesteld. Ook de collega's Glasz en Heijne Makkreel hebben zoëven al gerefereerd aan die eerste tranche. Wat onze fractie betreft, kan de discussie vandaag beperkt blijven tot de vraag, of het Tweede Protocol al dan niet door deze Kamer moet worden aanvaard. Uit de motivering van ons standpunt zal duidelijk naar voren komen, hoe wij staan tegenover de eerste tranche.

In het verhaal dat ik op schrift heb gesteld, staat ook waar het om gaat, maar ik zal dat hier niet allemaal uit de doeken doen. Iedereen weet hier immers waar het eigenlijk om gaat en het is ook al kort besproken door de heer Glasz. Mijn fractie deelt het standpunt van de staatssecretaris, zoals dat in het schriftelijke en mondelinge debat in de Tweede Kamer naar voren is gekomen. Dat houdt in dat er sinds de totstandkoming van het Verdrag van Straatsburg bij velen een andere houding is ontstaan tegenover de wenselijkheid van het rigoureus tegengaan van meervoudige nationaliteiten. De gedachtenvorming op dit punt is vooral beïnvloed door de grootschalige migratie en de toegenomen mobiliteit, waardoor, veel meer dan voorheen, vele mensen een reële band met meer dan één land hebben. Een belangrijk gegeven, samenhangend met de toegenomen migratie en mobiliteit, is het groeiend aantal huwelijken tussen personen van verschillende nationaliteit en de erkenning van het beginsel van gelijkgerechtigdheid van man en vrouw. Tegen deze achtergrond is het Tweede Protocol tot stand gekomen.

Mijnheer de voorzitter! Meervoudige nationaliteit heeft voor burgers en staten voor- en nadelen. Welke deze zijn en welke overwegen, zal van geval tot geval verschillen. Mijn fractie is in elk geval van mening dat meervoudige nationaliteit niet altijd verwerpelijk is. Wij verschillen dus vooral van mening met de fractie van de VVD. In een aantal gevallen valt dubbele nationaliteit volgens ons positief te waarderen. Dubbele nationaliteit komt – de staatssecretaris heeft er ook al op gewezen in de memorie van antwoord bij de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in deze Kamer – naar Nederlands recht op vele wijzen tot stand. Dat kan bijvoorbeeld doordat kinderen geboren worden uit een huwelijk van ouders van verschillende nationaliteit, of doordat kinderen van Nederlandse ouders geboren worden in een land met het ius soli, zoals de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Het heeft iets willekeurigs om in deze gevallen meervoudige nationaliteit toe te staan, maar die te verbieden wanneer nationaliteitsverkrijging door een uitdrukkelijke wilsverklaring aan de orde is. Het juiste uitgangspunt bij het regelen van enkel- of meervoudige nationaliteit is volgens mijn fractie dat het mogelijk is, een dubbele nationaliteit te hebben in die gevallen waar men met meer dan één land een reële band heeft. Waar dit het geval is, is de wens om meer dan één nationaliteit te hebben, alleszins respectabel. Waar dit het geval is, kan de mogelijkheid om de oude nationaliteit te behouden de integratie in het nieuwe land bevorderen, doordat het makkelijker zal vallen om de nationaliteit daarvan aan te nemen.

In het licht van het voorgaande zal het de Kamer niet verbazen, dat mijn fractie de in het protocol voorgestelde versoepeling ondersteunt. Het gaat hier in feite nog slechts om een beperkte uitbreiding van de mogelijkheid van meervoudige nationaliteit in de door ons voorgestane richting. Immers, deze is beperkt tot de in het protocol genoemde gevallen, terwijl bovendien het Verdrag van Straatsburg alleen een beperkt aantal Westeuropese landen bindt.

Zoals de Kamer uit het voorgaande zal opmaken, is mijn fractie in feite voorstander van een verdergaande verruiming, zoals voorgesteld in de eerste tranche. Zij wordt in dit standpunt gesterkt door de vele brieven die haar bereikt hebben van Nederlanders die in het buitenland wonen en met goede reden reikhalzend uitzien naar een mogelijkheid om de nationaliteit van het land waar zij wonen aan te nemen, zonder de Nederlandse nationaliteit te verliezen. Ook de organisaties van buitenlanders pleiten ervoor dat het voor hier wonende buitenlanders mogelijk blijft om Nederlander te worden, zonder dat zij afstand moeten doen van hun eigen nationaliteit.

Graag vernemen wij in tweede termijn van de staatssecretaris wat – nadat zij heeft kennis genomen van de standpunten van de verschillende fracties in deze Kamer – haar plannen zijn met betrekking tot de eerste tranche van wijziging van de Wet op het Nederlanderschap. Ook horen wij graag van de staatssecretaris of er sinds het debat in de Tweede Kamer nadere ontwikkelingen zijn in Europees verband en welke consequenties de staatssecretaris uit het debat van vandaag trekt voor de verdere Nederlandse inbreng in Europees verband.

De heer Holdijk (SGP):

Voorzitter! Het is mijn voornemen om te volstaan met een stemverklaring en mij lijkt dat ik die ook op dit moment wel kan geven. Sprekend namens de fracties van SGP, GPV en RPF moet ik verklaren dat deze fracties geen adhesie kunnen betuigen aan het voorstel tot goedkeuring van het Tweede Protocol tot wijziging van het Verdrag van Straatsburg van 1963, dat beoogde de gevallen van meervoudige nationaliteit te beperken. Dit Tweede Protocol doet afbreuk aan die doelstelling. Om exact dezelfde redenen als door de heer Van den Berg namens de drie fracties in de Tweede Kamer op 21 februari jongstleden naar voren zijn gebracht, zullen onze fracties in deze Kamer tegen het wetsvoorstel stemmen.

Het enige verschil is gelegen in het procedurele feit dat dit wetsvoorstel in de volgorde van behandeling in deze Kamer, terecht overigens, voorafgaat aan de behandeling van de wetsvoorstellen 23029 en 23594. Dit verschil vermag ons evenwel niet tot een andere opstelling brengen dan die van de Tweede-Kamerfracties. Over de inhoudelijke kant van de zaak hopen wij elkaar nader te spreken bij de behandeling van beide genoemde wetsvoorstellen.

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! Ik dank de Kamer voor de gekozen volgorde van behandeling van de voorstellen inzake de Wet op het Nederlanderschap. In de Tweede Kamer is de volgorde van behandeling anders geweest. Dat was op zichzelf heel logisch, als je kijkt naar de geschiedenis van de discussie in de Tweede Kamer. Inhoudelijk gezien is de volgorde die hier thans in de Eerste Kamer wordt gevolgd, gelukkiger, omdat het Tweede Protocol inhoudelijk gezien een soort bijstelling is van het Verdrag van Straatsburg.

De dubbele nationaliteit brengt veel discussies met zich. Er zijn partijen in deze Kamer en aan de overkant die dezelfde lijn hebben aangehouden: zoveel mogelijk beperken van de dubbele nationaliteit.

Toch wil ik kort even de geschiedenis schetsen. Men weet dan in welke orde wij bezig zijn. Het Verdrag van Straatsburg is in 1963 tot stand gekomen. Dat moeten wij zien in het licht van de toenmalige omstandigheden. Ik doel op de migratie in de jaren vijftig en zestig. Een aantal landen meende dat meervoudige nationaliteit moest worden tegengegaan.

Nu zegt de heer Glasz dat relativering van een nationaliteitsbeginsel en van het Nederlanderschap uit den boze is. Ik kan dan een hele verhandeling houden over integratie. Maar ik heb de heer Glasz heel goed begrepen dat zijn fractie absoluut niet overtuigd is van de eerste tranche en dat zij kan leven met het Tweede Protocol. Ik heb verleden week de nadere memorie van antwoord over de eerste tranche naar de Eerste Kamer gestuurd. Ik hoop oprecht in de gelegenheid te zijn met de Kamer te discussiëren over de reden waarom dit instrument straks ook in de eerste tranche aan de orde is. Wij denken namelijk dat dit de integratie wel degelijk kan bevorderen en dat dit geen afbreuk doet aan de band van mensen met hetzij hun oorspronkelijke nationaliteit hetzij hun nieuwe nationaliteit.

Ik meen dat mevrouw Le Poole melding heeft gemaakt van vele ex-Nederlanders die ontzettend graag weer een band met Nederland willen. Ik heb ook een brief hierover ontvangen van de minister van Buitenlandse Zaken. Daarin wordt mij gevraagd om alsjeblieft haast te maken met de invoering van die mogelijkheden, omdat de ambassades worden overspoeld met vragen van ex-Nederlanders die op de een of andere wijze de band met Nederland terug willen krijgen.

Ik weet dat er landen zijn die menen dat naturalisatie een soort bekroning is van de inburgering. Dit geldt voor Duitsland. Naturalisatie kan evenwel ook opgevat worden als het invullen van een gevoel van verantwoordelijkheid, ook voor het nieuwe land waarin men zich heeft gevestigd, in die zin dat men niet alleen rechten, maar ook plichten heeft in dat land. In het nieuwe land doet men volop mee; men heeft ook volop rechten, alsook voelt men zich verantwoordelijk voor die samenleving, maar toch wil men een band, vaak een emotionele band – dat geef ik toe – met het land van herkomst eigenlijk helemaal niet kwijt.

Mensen uit mijn vriendenkring wonen langer in Nederland dan zij in het land van herkomst gedaan hebben. Zo heb ik Zwitserse vrienden die ontzettend blij zijn dat zij de Zwitserse nationaliteit hebben gehouden, hoewel zij hier al langer wonen dan zij daar gedaan hebben. Zij weten zich namelijk nog verbonden met het land van herkomst. Dit is een emotioneel argument. Er gelden in dezen niet alleen rationele argumenten. Op zich is het heel goed dat een nationaliteitskwestie geladen is met emotie, met betrokkenheid, terwijl men de verantwoordelijkheid in het nieuwe land ten volle wil dragen.

Ik ben erg blij dat een aantal partijen hebben gezegd dat zij met het Tweede Protocol inzake een beperking van dat verlies van nationaliteit kunnen leven. Het geldt voor een beperkt aantal mensen die geheel geïntegreerd zijn. Ook de heer Glasz zegt dat.

Het Tweede Protocol biedt wel een mogelijkheid voor de staten die zich daarbij willen aansluiten om dat verlies te beperken. Dat moet weer neergelegd worden in de nationale wetgeving. Gesteld dat deze Kamer in meerderheid absoluut niet wil horen van de eerste, laat staan de tweede tranche, maar wel het Tweede Protocol aanvaardt, dan zullen wij dat ook moeten neerleggen in de nationale wetgeving.

Voorts is de eerste tranche afgehandeld en goedgekeurd in de Tweede Kamer. Die is nu bij deze Kamer aan de orde. Daarachter komt de tweede tranche, waarbij het optierecht voor met name ex-Nederlanders van groot belang is. Die mogelijkheden worden daarin vergemakkelijkt. De tweede tranche is materieel afgehandeld in de Tweede Kamer. Men heeft die alleen niet in stemming gebracht, omdat men eigenlijk graag eerst wil weten wat de Eerste Kamer doet.

Het lijkt mij dan ook niet meer dan correct dat wij de eerste tranche in deze Kamer bespreken. Ik heb de nadere memorie van antwoord ook doen toekomen. De Eerste Kamer kan evenwel besluiten om die te zamen met de tweede tranche te bespreken. Ik weet heel wel dat ik het risico loop dat de Eerste Kamer de eerste tranche niet aanvaardt. Maar het lijkt mij toch goed om de kans te hebben om argumenten uit te wisselen over het belang van de eerste tranche.

Het Tweede Protocol vormt de kern van deze discussie. Dat betreft een beperkte categorie. Het lijkt erop dat de meerderheid in de Kamer daar begrip voor heeft. Ik geef de heer Heijne Makkreel toe dat men volstrekt consistent is in de opvattingen, ook met de overkant, zoals dat hier zo fraai genoemd wordt, vanaf het eerste uur: beperk die dubbele nationaliteit zoveel mogelijk. Hetzelfde geldt voor de heer Holdijk.

Het Tweede Protocol leidt in Europees verband ook tot verdergaande besprekingen. Het is bekend dat Nederland daarin een heel actieve rol vervult. Ik verwijs daartoe weer even naar de geschiedenis. In 1990 was in de Tweede Kamer de notitie aan de orde inzake meervoudige nationaliteit. Dat was de zeer duidelijke wens van het toenmalige kabinet en de Kamer. Die ging zelfs zo ver dat dit al uitvoering kreeg in de praktijk via een circulaire. Ik neem aan dat de deze Kamer daar in een later stadium op terugkomt. Destijds werd aan de toenmalige minister van Justitie gevraagd om snel met nieuwe wetgeving te komen.

In 1993 komt het Tweede Protocol, omdat een aantal landen het geratificeerd hebben. Ik noem Frankrijk en Italië. Ik zou het zeer op prijs stellen als Nederland zich daarbij kon aansluiten. Het gaat in het Tweede Protocol dus om een versoepeling van de verliesregeling. Nogmaals, in de eerste tranche breiden wij dat uit in de geest van het Tweede Protocol. Het is aan deze Kamer om aan te geven of zij daarin al dan niet wil meegaan.

Ik ben mij ervan bewust dat de discussie nog even verder gaat. Ik voeg eraan toe dat dit ook in Europees verband gebeurt. Europese commissies van deskundigen zijn bezig om het Verdrag van Straatsburg van 1963 in een moderner licht te plaatsen. Het zou een goede aanwijzing zijn als wij van deze Kamer zouden weten hoe zij over het Tweede Protocol dacht, alsook straks over de eerste tranche. Dat zou van belang zijn voor onze mogelijkheden op Europees niveau. Wij kunnen dan zeggen: wij kunnen tot hier gaan en niet verder, want in Nederland is men voor een heel beperkte uitbreiding van de mogelijkheden voor een meervoudige nationaliteit.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

De aanwezige leden van de fracties van de VVD, de SGP, het GPV en de RPF wordt conform artikel 121 van het Reglement van orde aantekening verleend, dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel te hebben kunnen verenigen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven