Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vereenvoudiging van de Handelsregisterwet en wijziging van enige andere wetten (Handelsregisterwet 199.) (23970).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Hilarides (VVD):

Mijnheer de voorzitter! De vereenvoudiging van de Handelsregisterwet, zoals verwoord in dit wetsvoorstel, heeft de instemming van mijn fractie. Ik heb dan ook geen behoefte om daarop nader in te gaan. Alle aspecten in dezen zijn uitvoerig aan de overzijde van het Binnenhof aan de orde geweest.

Echter, er is een zaak die ons in het bijzonder bezighoudt. Zij heeft te maken met de wijze waarop publikatie van de handelsregistergegevens zal plaatsvinden. Het oorspronkelijke wetsvoorstel, zoals dat bij de Tweede Kamer was ingediend, ging terecht uit van publikatie van de gegevens via de Staatscourant. Er was – zo bleek uit de Handelingen van de Tweede Kamer – één probleem, te weten de hoge kosten die deze publikaties voor het bedrijfsleven met zich meebrachten. De minister heeft naar aanleiding van deze vragen toegezegd met de SDU in onderhandeling te treden over de wijze van kostentoerekening door de Staatscourant in het kader van de contractverlenging per 1 november 1998.

Naar het oordeel van mijn fractie was deze toezegging van de minister voldoende. De Tweede Kamer heeft desondanks het amendement op stuk nr. 12 aangenomen, dat de mogelijkheid biedt om de Staatscourant niet langer aan te wijzen als publikatieblad, maar eventueel gebruik te maken van een ander publikatieblad. Mijn fractie heeft bezwaren tegen dit amendement.

Ons land kent een tweetal nationale publikatiebladen, namelijk het Staatsblad en de Staatscourant. Een en ander is gebaseerd op de wet van 4 februari 1988, de zogenaamde Bekendmakingswet.

Als men zo'n publikatie voorschrijft, zoals in dit geval de gegevens van het handelsregister, dan is het eigen officiële publikatieblad toch wel de meest voor de hand liggende wijze van publiceren. In de wet wordt dit ook terecht erkend door verspreid plaatsing van diverse publikaties in de Staatscourant voor te schrijven. Dit levert een logisch en juist systeem op.

De redenen van de betrokken publikaties – in dit geval de wijzigingen in het handelsregister, maar bijvoorbeeld ook de aankondigingen van faillissementen – zijn duidelijk: het bedienen van de burger met de voor hem interessante maar ook noodzakelijke publikaties. Verspreiding daarvan over verschillende media zou een slechte service voor het publiek betekenen. Zolang dergelijke publikaties zijn voorgeschreven, moet men die op een centraal punt kunnen vinden. Het meest voor de hand liggende centrale punt is en blijft de Staatscourant.

De wetgever – dat geef ik toe – is natuurlijk formeel bevoegd om bij nadere wet van eerdere wetten af te wijken. Het is echter niet verstandig om de Staatscourant uit te kleden, door daar de mededelingen van derden uit te halen. Uit oogpunt van behoorlijke wetgeving betekent dit immers een aantasting van de samenhang van het systeem.

De wijze van publiceren is ook bij de schriftelijke voorbereiding van dit wetsvoorstel aan de orde geweest. In dit verband verwijs ik naar de laatste zin van de memorie van antwoord: "Na afweging van alle factoren, waarbij het uitgangspunt zwaar weegt, dat de financiële lasten voor ondernemers zo laag mogelijk gehouden moeten worden, zal ik een beslissing nemen welk publikatieblad vanaf 1 november 1998 wordt aangewezen."

Met deze conclusie heeft mijn fractie grote moeite. Dat de minister streeft naar zo laag mogelijke kosten voor het bedrijfsleven is uiteraard uitstekend. Echter, één belangrijke afweging is niet genoemd. Het gaat hierbij niet alleen om zo laag mogelijke kosten, maar ook om het aspect voor wie de publikatie van de gegevens van belang is. Dit aspect is ten onrechte volledig buiten beschouwing gelaten.

Mijn fractie wacht met belangstelling het antwoord van de minister af.

Minister Wijers:

Voorzitter! Ik dank de heer Hilarides voor de uitgesproken steun voor dit voorstel. Zijn zorg is dat het niet verplicht publiceren in de Staatscourant leidt tot een versnippering van de informatievoorziening van bedrijfsgegevens over verschillende kanalen, waardoor er een situatie van grote onduidelijkheid zou ontstaan. Ik zie dat bezwaar van de heer Hilarides helder. Ik ben het ook met hem eens. In die zin valt er wel iets af te dingen op de tekst van de memorie van toelichting, dat alleen het naar beneden drukken van de kosten voor het bedrijfsleven het leidende begrip zou moeten zijn bij de vormgeving hier. Een duidelijke informatievoorziening over bedrijfsgegevens is natuurlijk op zijn minst even belangrijk, zo niet belangrijker. Ik doe er dan ook van alles aan om zo'n duidelijke informatievoorziening te waarborgen.

Allereerst is er in de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer geschreven dat een publikatieblad moet voldoen aan een aantal strenge eisen. Ik herhaal ze. Het moet een nationaal publikatieblad zijn. Er moeten waarborgen van kwaliteit en continuïteit zijn. Er moet sprake zijn van een goede toegankelijkheid en een ruime verspreiding. En het moet beduidend goedkoper zijn dan de Staatscourant.

In de tweede plaats voert Economische Zaken de onderhandelingen met SDU vanuit een zeer positieve grondhouding. Er is geen vooringenomen opinie tegen publikatie in de Staatscourant. We hebben alleen zeer heldere aanwijzingen dat de kosten nu wel erg hoog zijn en dat deze fors omlaag moeten. De huidige onderhandelingen tussen de SDU, VVK Databank en Economische Zaken bieden ook perspectief om dit probleem op te gaan lossen. De SDU is ook bereid om constructief mee te werken. Er zijn bijvoorbeeld mogelijkheden om de kosten te drukken door het koppelen van databestanden van de VVK aan die van de SDU. Ik heb dus wel positieve verwachtingen dat we er uitkomen. Mocht er onverhoopt een naar mijn mening onaanvaardbaar groot kostenverschil bestaan tussen wat elders te realiseren is – wat dan overigens nog aan criteria moet voldoen – en wat de Staatscourant biedt, dan zal ik juist vanwege de zorgvuldigheid eerst met de andere ministers bespreken hoe er op een andere manier een duidelijke informatievoorziening van de bedrijfsgegevens gegarandeerd kan worden. Nogmaals, ik doe dit vanuit een zeer positieve verwachting over de gesprekken die nu lopen. Wat mij betreft is de beste uitkomst van dit proces dat we in de Staatscourant blijven publiceren, maar tegen aanmerkelijk lagere kosten. Deze verlaging van kosten zal dan vervolgens aan het bedrijfsleven worden doorgegeven.

De heer Hilarides (VVD):

Voorzitter! Ik dank de minister voor zijn uitvoerige informatie. Hij heeft dus het probleem dat ik hier heb geschetst, erkend. Dat is een belangrijk gegeven.

Het begrip "publikatieblad" blijft natuurlijk altijd een moeilijk begrip. Wat verstaat de minister hier precies onder? Misschien kan hij daar nog iets over zeggen. Er moet in elk geval aan een aantal strenge eisen worden voldaan. Naar mijn idee voldoet de huidige Staatscourant daar op dit moment aan. Ik hoop dat de minister daar in de onderhandelingen die hij nog zal voeren, in alle redelijkheid uit kan komen. De minister heeft daarnaast bovendien nog toegezegd dat hij, wanneer dat niet het geval zal zijn, met de collega's gaat overleggen over de algemene publikatieplicht voor alle gegevens van de overheid in de richting van burgers en bedrijven, omdat het een belangrijk gegeven is om daar een juist beleid in te gaan voeren.

Minister Wijers:

Voorzitter! Ik vind het moeilijk om een helder antwoord te geven op de vraag van de heer Hilarides: wat stelt de minister zich bij het begrip "publikatieblad" concreet voor? Als ik zie wat de huidige publikaties kosten, dan kun je daarvoor een prachtig blad uitgeven wat de kosten ongeveer dekt en toch aan de criteria voldoet. Dat is de essentie van het probleem.

Ik ga ervan uit dat we het gat dat er nu zit tussen wat wij denken dat redelijk is en de kosten die met de huidige verspreiding gepaard gaan, voldoende dicht krijgen. Het is dan ook niet nodig om over alternatieven na te denken. Gegeven de bedragen waar het nu om gaat, zou er met dat geld nogal wat mogelijk zijn. Ik vind die kosten eerlijk gezegd buitensporig.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

Naar boven