Noot 1 (zie blz. 794)

MAXIMUM HUURVERHOGING

Beneden de IHS-grens (huursombenadering):

Ieder jaar wordt de inflatie + 1% toegepast op de IHS-bovengrens. (In 1995 is dat 3% op f 1007,– = f 30,– per maand). Dit is de maximale huurverhoging (in guldens) voor alle woningen beneden de IHS-grens.

Boven de IHS-bovengrens (liberalisatie):

Er gelden geen wettelijke bepalingen voor de huurprijs(verhoging). Indien echter de huurovereenkomst geen expliciete afspraak omtrent de huurprijsverhoging bevat, geldt ter bescherming van de huurder een maximum van de inflatie + 1%.

Maxima boven en beneden de liberaliseringsgrens sluiten naadloos op elkaar aan.

Ter vergelijking is ook de maximale huurverhoging in het huidige systeem weergegeven (6,5% over de gehele linie). Het blijkt dan, dat volgens het voorstel in 1995 alle huren boven f 462,– per maand met minder dan 6,5% zouden mogen worden verhoogd en daar beneden met meer dan 6,5%. Dit voorkomt onnodige hoge huurstijgingen in de duurdere voorraad en bevordert de huurharmonisatie.

Noot 2 (zie blz. 797)

BIJLAGE I GOED EN BETAALBAAR GEDEFINIEERD

Type huishouden Normkwaliteit woningtype* WWS-punten Bij minimum IHS-inkomen Bij maximum IHS-inkomen
normhuur guldens per maand normhuurquote percentage van het netto inkomen normhuur guldens per maand normhuurquote percentage van het netto inkomen
1 persoons < 23 jaar 2 kamers E of M 85 70 8% 506 32%
1 persoons 23–65 jaar 3 kamers E of M z.l. 102 281 22% 418 26%
1 persoons > 65 jaar 3 kamers E of M z.l. 123 212 17% 477 24%
2 persoons < 65 jaar 4 kamers E of M z.l. 132 367 20% 519 22%
2 persoons > 65 jaar 4 kamers E of M z.l. 143 308 17% 572 21%
1 ouder 1 of 2 kinderen 4 kamers E of M z.l.; 5 kamers M z.l. 136 384 24% 606 25%
1 ouder > 2 kinderen 5 kamers E of M m.l. 172 373 23% 695 29%
2 ouders 1 of 2 kinderen 4 kamers E of M z.l.; 5 kamers M z.l. 136 289 16% 516 22%
2 ouders > 2 kinderen 5 kamers E of M z.l. 172 183 10% 550 23%

* E = Eengezinswoning.

M = Meergezinswoning. z.l. = zonder lift.

m.l. = met lift.

In de eerste kolom staan de onderscheiden huishoudtypen. In de tweede en derde kolom staat de normkwaliteit, uitgedrukt in aantal kamers, woningtype (eengezins of meergezins met of zonder lift) en aantal woningwaarderingspunten.

In de vierde kolom staat de normhuur bij een minimum inkomen; dat is wat men overhoudt voor wonen als alle overige

BIJLAGE II ONTWIKKELING NETTO-HUURQUOTES EN WOONQUOTES KOOPSECTOR

1982 1986 1990 1993
alle eigenaren-bewoners 16,6% 13,1% 12,9% 14,0%
alle huurders 15,8% 18,0% 19,7% 21,2%
alle huursubsidie-ontvangers 17,7% 21,1% 21,8% 24,3%

Bron: «Volkshuisvesting in cijfers 1994», uitgave van VROM.

noodzakelijke uitgaven zijn gedaan. Daarnaast (vijfde kolom) staat de normhuurquote; dit is de normhuur uitgedrukt in een percentage van het netto-inkomen (exclusief vakantiegeld en kinderbijslag).

In de zesde en zevende kolom staan de normhuur en de normhuurquote bij een maximum inkomen waarbij momenteel nog huursubsidie kan worden verkregen.

Naar boven