De voorzitter:
Voorts deel ik aan de Kamer mede, dat op 24 december jl. het oud-lid der
Kamer mevrouw J.F. Schouwenaar-Franssen is overleden. Ik heb mede namens de
Kamer een brief aan haar nabestaanden gezonden van de volgende inhoud:
Namens de Eerste Kamer der Staten-Generaal betuig ik U mijn gevoelens
van deelneming met het overlijden van Uw moeder, mevrouw drs. J.F. Schouwenaar-Franssen.
In Uw ouderlijk huis moet de waardering voor het politieke ambt groot
zijn geweest. Zowel Uw vader als Uw moeder hebben immers een deel van hun
actieve leven gewijd aan de politiek, plaatselijk, landelijk, Europees. Zij
vormden getweeën een partijencoalitie die toen zeker nog niet algemeen
werd gewaardeerd.
Hun ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog hebben in hun keuze voor de
politiek een grote rol gespeeld, maar daarnaast ook de overtuiging dat vrouwen –
gehuwd of ongehuwd – recht hebben op maatschappelijke gelijkstelling
met de man. Dat recht was toen Uw moeder in 1946 lid werd van de Rotterdamse
gemeenteraad in de praktijk nog allerminst vanzelfsprekend.
In al haar politieke functies was zij zich bewust dat juist vrouwen kwaliteit
moeten leveren. In een "vrouwelijke" aanpak geloofde zij echter niet.
Van de Eerste Kamer werd Uw moeder voor de eerste keer in 1956 lid. Zij
was daar woordvoerster voor culturele zaken, maatschappelijk werk èn
natuurlijk onderwijs. Lerares was haar vak. Vanaf 1961 tot aan haar ministerschap
combineerde zij het Kamerlidmaatschap met het lidmaatschap van het Europees
Parlement; een combinatie waarop nu nog wel eens met enige weemoed wordt teruggekeken.
Maatschappelijk werk zag zij – met vooruitziende blik – als
maatschappelijk welzijn. Haar ministerschap duurde door de val van het Kabinet-Marijnen
in 1965 slechts twee jaar. In die twee jaar was zij als enige vrouw in het
Kabinet de tweede vrouwelijke minister in de Nederlandse parlementaire geschiedenis.
Zij keerde terug in de Eerste Kamer waar zij met het voorzitterschap van de
vaste commissie voor Cultuur en Recreatie de lijn van haar belangstelling
bleef volgen. Ook in recente jaren hield zij het gebeuren in de Eerste Kamer
in het oog. Vaak nam zij de telefoon om haar waardering aan de ambtelijke
staf over te brengen.
Met buitengewoon respect memoreer ik dat Uw moeder haar politieke werk
is blijven doen naast de zorg voor haar gezin, ook toen Uw vader eind 1962
zo plotseling overleed. "Het is een kwestie van organiseren." Ook dat werd
toen niet door ieder gewaardeerd en begrepen.
Uw moeder stond voor de publieke zaak en heeft daaraan met de vele gaven
van hoofd en hart belangrijk bijgedragen. Moge dat U in deze dagen tot troost
zijn.
Ik verzoek u een ogenblik stilte in acht te nemen.
De voorzitter:
De overige ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage
ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling.
Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen,
neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.