Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van bepalingen van de Mediawet met het oog op de uitvoering van richtlijn nr. 89/552/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de Lid-Staten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (PbEG L 298), en het stellen van overeenkomstige regels inzake de uitoefening van radio-omroepactiviteiten (23752).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Kuiper (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Deze wet met de heel ingewikkelde naam is in de wandeling bekend als het sponsorwetje. Deze wet strekt ten uitvoering van een Europese richtlijn waarin vooral gestreefd wordt naar het aanbrengen van een wettelijke grondslag opdat er sponsoring in de publieke omroep kan plaatsvinden. Mijn inbreng namens de fractie zal heel kort zijn. Wij hebben niet deelgenomen aan de schriftelijke vragenronde, maar bij nader inzien hebben wij wel onze positie gereserveerd voor het plenaire debat omdat wij nog een vraag om opheldering hebben naar aanleiding van de gedachtenwisseling in de Tweede Kamer. Vervolgens hebben wij nog een verklaring waarom wij hoogst waarschijnlijk aantekening zullen verlangen dat wij tegen stemmen.

De opheldering betreft vooral het amendement-Van Heemskerck Pillis-Duvekot c.s. dat op artikel 52a is aangebracht. De oorspronkelijke tekst van artikel 52a bevatte een limitatieve opsomming van een drietal programmacategorieën waarbij wel op een aangepaste en bescheiden manier sprake zou zijn van vermelding van sponsors. Het amendement dat door de meerderheid van de Tweede Kamer is aangenomen, strekte ertoe slechts een paar categorieën uit te zonderen van die regel. In feite werd de limitatieve opsomming omgedraaid in een algemene toestemming met enkele uitzonderingen. Ik heb dan ook twee vragen aan de staatssecretaris.

In de eerste plaats heeft hij in eerste en ook nog in tweede instantie argumenten tegen dat amendement aangevoerd en hij heeft op een bepaald ogenblik zelfs gezegd: "Er zou sprake kunnen zijn van een bepaalde combinatie van amendementen waarmee ik erg ongelukkig zou zijn. Bij die combinatie denk ik enerzijds aan een amendement waarmee wij grote vrijheid geven voor sponsoring, ook als het om amusementsprogramma's gaat, en anderzijds aan een billboarding die in feite op het maken van reclame neerkomt." (Handelingen TK pagina 2878.) Uit de hele context wordt het mij in feite niet helemaal duidelijk of door de aanname van een drietal amendementen in de Tweede Kamer die situatie zich niet heeft voorgedaan, zodat we hier met een erg ongelukkige staatssecretaris zitten. Uiteindelijk heeft hij, in antwoord op een vraag van de heer Beinema, bij de stemmingen verklaard dat hij toch in staat is om dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer te verdedigen. Ik wil hem nu expliciet vragen of in zijn ogen die bepaalde combinatie zich wel of niet heeft voorgedaan.

Mijn tweede vraag is of hij de indruk had dat er bij de publieke omroep erg veel behoefte was aan deze veel ruimere tekst van het amendement. In ieder geval neigt mijn fractie ertoe om te zeggen dat het belangrijk is dat er op dit punt een verschillende optiek blijft voor de publieke en de commerciële omroep, zeker ook omdat het kabinet dat zelf in eerste instantie voorstond. Om die reden zullen wij dan ook waarschijnlijk vragen om de aantekening van onze tegenstem te noteren.

De heer Veling (GPV):

Mijnheer de voorzitter! In de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris met een zeker enthousiasme bepaalde regels voor sponsoring in de publieke omroep verdedigd. De aanleiding voor een wettelijke regeling was een Europese richtlijn, maar het wetsvoorstel had – zo stelde hij – eigen verdiensten met het oog op de toekomst van het Nederlandse omroepbestel. De regels zouden kunnen leiden tot een evenwicht tussen twee belangen, namelijk het belang van een herkenbare publieke omroep enerzijds en het belang van een sterke publieke omroep anderzijds. Mevrouw De Koning formuleerde het in rond Nederlands als volgt: wat wij willen is een "sterke publieke omroep die toch netjes is". "Netjes", dit woord komt in het debat herhaaldelijk naar voren. De staatssecretaris sprak over eventuele "commerciële smetten" die aan het wetsvoorstel zouden kleven en even later over sponsors die het "best netjes" willen doen, maar toch wel gezien willen worden.

Misschien heeft dit spraakgebruik mede de amendementen van de fracties van de neo-liberale coalitie uitgelokt. Het resultaat is bekend. De regeling is ingrijpend van karakter veranderd. De limitatieve opsomming van de ruimte voor sponsoring is vervangen door een "ja, tenzij"-regeling en de mogelijkheden om een mededeling van sponsoring te verpakken in een reclameboodschap zijn verruimd.

Onze vraag aan de staatssecretaris is – zoals collega Kuiper ook al vroeg – hoe hij het hier voorliggende wetsvoorstel beoordeelt. Zijn we – om zijn woorden in de Tweede Kamer aan te halen – hier het hellende vlak voorbij? In ieder geval hebben onze fracties – ik spreek mede namens de fracties van SGP en RPF – overwegende bezwaren tegen het produkt dat de Tweede Kamer heeft afgeleverd.

Het hoofdbezwaar is dat we achter de feitelijke commercialisering van de publieke omroep aanlopen. Het resultaat is dat de publieke omroep alleen maar nog sterker wordt aangemoedigd, te concurreren met de commerciële omroepen op het punt waar de publieke omroep per definitie terughoudend behoort te zijn.

Wij hebben bezwaren, niet omdat commercie niet netjes zou zijn maar omdat media die gedwongen worden hun oren te laten hangen naar de verkopers van produkten, niet anders kunnen dan in hun programmeringsbeleid andere dan kwaliteitsoverwegingen te laten prevaleren.

Mijnheer de voorzitter! Het vorige kabinet heeft een regeling voorgesteld met als inzet een meer stringente toetsing van de activiteiten van de publieke omroepen aan hun "publieke doelstellingen". De Raad van State vond het wetsvoorstel in het licht van deze inzet toch nogal slapjes. Maar goed. Het huidige kabinet trok de lijn door, aanvankelijk met de steun van de PvdA en D66, maar er lijkt een wissel gepasseerd te zijn. Ik vrees dat we daarmee bij het rangeren van het omroepbestel een stukje zijn opgeschoven naar een omroep die beginselloos de wensen van het koopkrachtige en dus voor adverteerders interessante publiek volgt. Dat moet de staatssecretaris toch ook zorgen baren? Ik ben nieuwsgierig naar zijn reactie.

Staatssecretaris Nuis:

Mijnheer de voorzitter! Ik dank de leden voor hun inbreng, waarin zij mij hebben gevraagd naar het vervolg op de afloop van het debat. Ik wil natuurlijk niet ontkennen dat de Tweede Kamer door haar amendering een zekere wijziging in het wetsvoorstel heeft aangebracht.

Ik wil nog even terug naar de reden voor het wetsvoorstel. Het heet een wetje, omdat het als het ware een uitvoering was van een Europese regeling die voor het grootste deel allang is geïmplementeerd. Lange tijd zijn de Tweede Kamer en de vorige regering de politieke mening toegedaan, dat wij dit met een code moesten regelen en niet wettelijk. Vervolgens is men daarop terug gekomen en moest er voor dat onderdeel toch een wetje komen. Dat wetje ligt nu voor en het had oorspronkelijk, in de manier waarop het in de Tweede Kamer voor lag, als het ware iets minder ruimte voor de vermelding van sponsors en het terrein waarop sponsoring mogelijk was dan er nu is uitgekomen. Beide woordvoerders hebben dat terecht geconstateerd.

Zij hebben mij gevraagd of ik ermee kan leven, omdat ik de amendementen zo vurig heb bestreden. Welnu, de vermelding van sponsoring is niet alleen en mag zelfs niet zijn een kwestie van reclame. Het is een publiek belang, dat kijkers het kunnen nagaan als een bepaald programma gesponsord wordt. Er zit dus een andere kant aan die zaak en het is wel degelijk goed, dat we het ook weten als een programma gesponsord wordt. Dat was en blijft het uitgangspunt van de wet. Het is niet een verkapte vorm van reclame. Niettemin hechten bepaalde sponsors eraan en om die reden is in het wetsvoorstel opgenomen, dat sponsoring met bepaalde produkten kenbaar mag worden gemaakt dan wel dat wordt vermeld dat ervoor is betaald.

Het verschil van mening in de Tweede Kamer was als het ware op het scherp van de snede. Het waren niet zozeer de principes die ter discussie stonden alswel de precieze grenzen, die je altijd moet trekken als je eenmaal toestaat dat sponsoring in bepaalde gevallen mogelijk moet zijn. In het oorspronkelijke voorstel zat iets, waardoor sponsoring op bepaalde terreinen wel mogelijk was, maar waardoor er ook een tussengebied was dat in verband met de ontwikkelingen bij algemene maatregel van bestuur kon worden uitgebreid. De leden hebben dit er in hun samenvatting niet bij genoemd. De Tweede Kamer heeft dit te ingewikkeld gevonden en heeft toen zelf de grens vastgesteld. Welnu, die grens is zodanig vastgesteld dat het terrein ruimer werd en een aantal programma's, zoals de nieuwsvoorziening en de kinderprogramma's, werden uitgezonderd. Zo kon helderheid worden verkregen. Het amendement heeft dus twee dingen tot stand gebracht. Het terrein waarop sponsoring was toegestaan, is verbreed en er is helderheid geschapen over de vraag waar dat terrein ophield. Het oorspronkelijke amendement ging er trouwens verder op in, want die discussie heeft geleid tot een uitbreiding van de categorie waar sponsoring echt niet mogelijk is.

Het tweede punt was de zogenaamde billboarding. Als wij het erover eens zijn, dat sponsors hun naam mogen vermelden, rijst de vraag hoe zij dat mogen doen. Als het te groot en te kleurig is, is het reclame. Als je gedurende vijf seconden een billboard laat zien en het ook nog mag bewegen, is het een zogenaamde reclamespot. Dat was niet de bedoeling. In het oorspronkelijke amendement was dat wel degelijk het geval. Die beelden begonnen niet alleen lang te duren maar ook te bewegen. Dat wordt reclame en dat moeten we niet doen. Op dat moment heb ik gezegd, dat de grens wordt overschreden als beide amendementen worden aangenomen, dat wil zeggen de verbreding van het terrein en de bewegende beelden. Dan gaat het niet meer om vermelding van de sponsoring als informatie aan de kijker, maar dan is het reclame.

Dat amendement is vervolgens ingrijpend gewijzigd. De beelden mogen niet bewegen en niet beeldvullend zijn. We zijn dus weer terug naar een weliswaar iets ruimere vermelding maar toch niet een, die onder reclame kan worden ondergebracht. Om die reden heb ik ook aan het einde van het debat tegen de heer Beinema gezegd, dat in deze discussie weliswaar een zekere verruiming is aangebracht, maar niet zodanig dat de echte grens van sponsorvermelding naar reclame is overschreden.

Daarom kan ik het wetsvoorstel ook met overtuiging verdedigen. We moeten dit nu werkelijk regelen. Doen we dit niet, dan blijven we in de situatie dat wij een Europese richtlijn niet uitvoeren. Sponsoring is van nature iets, wat zich aan de waarneming dreigt te onttrekken als het niet wordt geregeld. Met sponsoring is veel geld gemoeid en dat is ook een reden waarom wij de publieke omroep niet geheel buiten het veld willen stellen. Dat heeft te maken met de kracht van de publieke omroep, ook financieel. Het heeft iets sluipends. Sponsoring is iets wat je niet ziet, dus anders dan reclame. En daarom moet je sponsoring regelen. Ik ben van mening dat deze regeling een zeer aanvaardbare regeling is. Ik verzoek de geachte afgevaardigden om dat in hun afweging te betrekken. Als dit wetsvoorstel niet wordt aangenomen, zouden wij zeer ver teruggaan, zelfs voorbij "af". En ook dat, mijnheer Veling, is een hellend vlak!

De heer Veling (GPV):

Voorzitter! Ik hecht eraan om hier, mede namens de fracties van de SGP en de RPF, onze conclusie te melden. Wij zullen het wetsvoorstel niet steunen. Dat er iets gedaan moet worden, is een feit. Het moet naar onze overtuiging echter niet op deze manier gebeuren. Het argument van het risico dat sponsoring verborgen blijft, heeft iets merkwaardigs. De reden waarom sponsors geïnteresseerd zijn in sponsoring is natuurlijk niet dat sponsoring geheim wordt gehouden. Dat risico lijkt mij dan ook niet zo geweldig groot.

Wat in feite is gebeurd, is dat door de Tweede Kamer de grens tussen sponsoring en reclame is vervaagd, hoe je het ook wendt of keert. Het terrein waarop sponsoring mogelijk is, is verbreed. Dat lijkt ons een verkeerde richting. De staatssecretaris troost zich met de gedachte dat het nog erger had kunnen wezen. Dat is voor ons echter niet voldoende om het wetsvoorstel te steunen.

Staatssecretaris Nuis:

Voorzitter! Ik respecteer uiteraard het standpunt van de heer Veling en zijn politieke vrienden. Ik wijs nog op het volgende. De heer Veling zei dat het verschil tussen commerciële en publieke omroep vervaagt. Dat is niet juist. Het verschil tussen commerciële en publieke omroep blijft ook met dit wetsvoorstel wel degelijk behouden. Dat wil ik graag constateren.

Verder zei de heer Veling dat sponsoring niet verborgen is. Hij zal echter net zo goed als ik het oude begrip kennen van de verborgen verleiders. Het is natuurlijk heel goed mogelijk om iets te laten voorkomen als objectieve informatie, terwijl het dat niet is. Ik wijs erop dat dit in deze regeling nu juist goed is geregeld. Wij hebben het redactiestatuut als het ware verzwaard. Wij hebben de voorwaarde vastgesteld dat wij voldoende garanties hebben om dat soort van sluipende beïnvloeding van de redactionele onafhankelijkheid een halt toe te roepen.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

De aanwezige leden van de fracties van het GPV, de RPF, de SGP en het CDA wordt conform artikel 121 van het Reglement van orde aantekening verleend, dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel te hebben kunnen verenigen.

Naar boven