Tegenwoordig zijn 66 leden, te weten:
Baarda, Baarveld-Schlaman, Barendregt, De Beer, Van den Berg, De Boer,
Bolding, Boorsma, Van Boven, Van den Broek-Laman Trip, Coenemans, Van Dijk,
Ermen, Eversdijk, Fleers, Gelderblom-Lankhout, Van Gennip, Van Gijzen, Ginjaar,
Glastra van Loon, Van Graafeiland, Grol-Overling, Heijmans, Heijne Makkreel,
Hilarides, Hoefnagels, Holdijk, Jaarsma-Buijserd, Korthals Altes, Van Kuilenburg-Lodder,
Kuiper, Van Leeuwen, Luimstra-Albeda, Mastik-Sonneveldt, Van der Meer, Mertens,
Van der Meulen, Michiels van Kessenich-Hoogendam, Van Muijen, Pit, Pitstra,
Postma, Redemeijer, Rongen, De Savornin Lohman, Schinck, Schuurman, Spier,
Staal, Stevens, Talsma, Tiesinga-Autsema, Tjeenk Willink, Tuinstra, Tummers,
Van Veldhuizen, Veling, Van Velzen, Verbeek, Vermaat, Vrisekoop, Wagemakers,
Werner, Van der Wiel-Bosch, Van de Zandschulp en K. Zijlstra,
en de heer Dijkstal, vice-minister-president, minister van Binnenlandse
Zaken, mevrouw De Boer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer, en de heer Melkert, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De voorzitter:
Ingekomen is een brief van de minister voor Nederlands-Antilliaanse en
Arubaanse Zaken van 27 februari 1995, met het verzoek aan de Kamer om in te
stemmen met zijn voornemen tot het slaan van een Koninklijk besluit ten behoeve
van de inwerkingtreding van de Rijkswet van 15 december 1994, houdende wijziging
van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met het voortzetten
van de in het Statuut neergelegde rechtsorde ten aanzien van Aruba (kamerstuk
22593, R1544, nr. 19).
Ik stel aan de Kamer voor om, gehoord het advies van de commissie voor
Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, met dit verzoek in te stemmen.
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mede, dat is binnengekomen op 5 april jl. een geannoteerde
agenda voor een bijeenkomst van het Uitvoerend Comité van Schengen
op 28 april a.s., aangevuld per brief van 7 april jl. In ieder geval bevat
de overgelegde agenda één ontwerp-besluit met Koninkrijk-bindend
karakter.
Gelet op de procedure die hier geldt, heb ik heden een signaal afgegeven
aan de betreffende bewindslieden dat het gebruikelijke beraad hier mogelijk
maakt om te kunnen vaststellen of uitdrukkelijke instemming gevraagd moet
worden.
De overige ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage
ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling.
Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen,
neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.