Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2016, 536 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2016, 536 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 november 2016, nr. 2016-0000235780;
Gelet op de artikelen 1a:4, vierde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 13, zevende lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, 66a, derde lid, van de Algemene Nabestaandenwet, 8a, derde lid, van de Toeslagenwet, 5, zesde lid, artikel 33, elfde lid, 73, vijfde en zevende lid, en 73a, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, 38b, eerste lid, onderdeel d, en derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen,6, derde lid, van de Algemene Ouderdomswet, 13, derde lid, van de Algemene nabestaandenwet, 6, derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet en 2.1.1, vierde en vijfde lid, van de Wet langdurige zorg;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 december 2016, nr. W12.16.0363/III);
Gezien het nader rapport van van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 december 2016, nr. 2016-0000267848;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3:1 wordt «hoofdstuk 2» vervangen door: de hoofdstukken 1a en 2.
B
In artikel 3:6, eerste lid, wordt «hoofdstuk 2» vervangen door «de hoofdstukken 1a en 2» en wordt «3:3, achtste en negende lid» vervangen door: 3:3, tiende en elfde lid.
C
In artikel 4:1, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 2:6»» vervangen door: de artikelen 1a:4, vierde lid, en 2:6.
D
In artikel 5:4 wordt «2:6 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten» vervangen door: 1a:4, vierde lid, en 2:6 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Artikel 1 van het Besluit consumentenprijsindex voor kinderbijslagbedragen komt te luiden:
Onder de consumentenprijsindex, bedoeld in artikel 13, tweede en derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet wordt verstaan de consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleide reeks 2015=100), zoals die voor elke kalendermaand wordt berekend en door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd.
Het Besluit ex artikel 66a ANW wordt als volgt gewijzigd:
A
In het opschrift van artikel 3 en in de artikelen 3, eerste, tweede en vierde lid, 6 en 7, eerste lid, wordt «de Bank» telkens vervangen door: de Sociale verzekeringsbank.
B
In artikel 4, eerste lid, wordt «de Bank» telkens vervangen door «de Sociale verzekeringsbank» en wordt «geboren voor 1 januari 1950» vervangen door: rechthebbende op een nabestaandenuitkering.
C
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «geboren voor 1 januari 1950» vervangen door: rechthebbende op een nabestaandenuitkering.
2. In het eerste lid wordt «de Bank» vervangen door «de Sociale verzekeringsbank» en wordt «geboren voor 1 januari 1950» vervangen door: rechthebbende op een nabestaandenuitkering.
3. In het tweede lid wordt «de Bank» vervangen door: de Sociale verzekeringsbank.
Het Besluit gelijkstelling loondervingsuitkering Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
B
Aan het slot van de artikelen 2 en 4 wordt een punt geplaatst.
C
Artikel 3, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet; of.
Het Besluit SUWI wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.1, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d en e tot c en d.
B
Artikel 3.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zevende lid vervalt: of begeleiding.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Op een beoordeling als bedoeld in het eerste lid waarom verzocht is voor 28 oktober 2016 is het zevende lid, zoals dat luidde op 27 oktober 2016, van toepassing.
C
In artikel 5.7, onderdeel c, wordt «op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit» vervangen door «op het gebied van de landbouw, de natuurlijke omgeving en voedsel, Onze Minister van Economische Zaken» en wordt «Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie» vervangen door: Onze Minister.
D
In artikel 5.12, eerste lid, wordt «aan derden als bedoeld in artikel 73a, tweede lid, en in artikel 73, eerste lid, van de Wet SUWI» vervangen door: aan instanties als bedoeld in artikel 73, eerste en tweede lid, en aan derden als bedoeld in artikel 73a, tweede lid, van de Wet SUWI.
E
In artikel 5.13, eerste lid, wordt «het aangaan» vervangen door: het aangaan of beëindigen.
F
Artikel 5.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «artikel 73, eerste lid» vervangen door: de artikelen 73, eerste en tweede lid, en 73a.
2. In het eerste lid wordt «derden, genoemd in artikel 73, eerste lid» vervangen door: instanties, genoemd in artikel 73, eerste en tweede lid.
3. In het tweede lid wordt «de derden, genoemd in artikel 73, eerste lid» vervangen door «de instanties, genoemd in artikel 73, eerste en tweede lid» en wordt «de desbetreffende derden» vervangen door: de desbetreffende instantie.
G
In het opschrift van artikel 5.17 wordt «5.1.7.» vervangen door: 5.17.
H
Bijlage I als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, wordt vervangen door de bijlage behorende bij dit besluit.
Artikel 29 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 vervalt.
Het Besluit Wfsv wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.24 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Als een persoon die voldoet aan een vastgestelde indicatie als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel d, van de Wfsv, wordt aangewezen nadat hij zich daartoe schriftelijk meldt bij UWV om opgenomen te worden in de registratie van arbeidsbeperkten, bedoeld in artikel 38d, eerste lid, van de Wfsv:
a. de persoon die deel heeft uitgemaakt van de doelgroep van het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de expertisecentra;
b. de persoon die deel heeft uitgemaakt van de doelgroep van een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Als een persoon die voldoet aan een vastgestelde indicatie als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel d, van de Wfsv, wordt aangewezen de persoon die deel heeft uitgemaakt van de doelgroep van een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs en voor 28 oktober 2016 een verzoek ter beoordeling van het arbeidsvermogen door UWV heeft ingediend op grond van artikel 2.25, eerste lid, onderdeel a, zoals dat luidde op 27 oktober 2016.
3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien die persoon duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 1a:1 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of indien het een persoon betreft van wie door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat hij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet.
B
In artikel 2.25, eerste lid, onderdeel a, vervallen de dubbele punt aan het slot van de aanhef, het eerste subonderdeel en de aanduiding «2º.« voor het tweede subonderdeel en wordt de puntkomma aan het slot van dat subonderdeel vervangen door een komma.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2017, met dien verstande dat artikel II terug werkt tot en met 1 juli 2016, artikel III terug werkt tot en met 1 april 2015, artikel IV, inwerking treedt op de dag na de datum van uitgifte in het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, met dien verstande dat onderdeel A terug werkt tot en met 1 januari 2008 en onderdeel C, terug werkt tot en met 1 juli 2015 en artikel V, onderdeel B, en artikel VII terug werken tot en met 28 oktober 2016.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 20 december 2016
Willem-Alexander
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Uitgegeven de zevenentwintigste december 2016
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Gegeven |
Doelen1 |
Herkomst |
|||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
UWV 33.2.a |
UWV 33.2b |
UWV 33.2c |
Bld 33.2d |
CBS 33.2.e |
regeling gegevens uitvraag2 artikelnr |
2. BRP |
3. UWV distr, rest |
4. UWV Vrijw verz. |
5. Bld |
6. SVB |
|
Straatadres Nederland |
|||||||||||
Huisnummer |
X |
X |
X |
X |
X |
4.c.2° |
X |
– |
– |
– |
– |
Huisnummertoevoeging |
X |
X |
X |
X |
X |
4.c.3° |
X |
– |
– |
– |
– |
Straatnaam |
X |
X |
X |
X |
– |
4.c.1° |
X |
– |
– |
– |
– |
Postcode |
X |
X |
X |
X |
X |
4.c.5° |
X |
– |
– |
– |
– |
Woonplaatsnaam |
X |
X |
X |
X |
– |
4.c.6° |
X |
– |
– |
– |
– |
Gemeentenaam |
X |
X |
X |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
|
Woonobjectverwijzing |
X |
X |
X |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
|
Locatieomschrijving |
X |
X |
X |
X |
– |
4.c.4° |
X |
– |
– |
– |
– |
Postbusadres Nederland |
|||||||||||
Postbusnummer |
X |
X |
X |
– |
– |
– |
– |
X |
– |
– |
|
Postcode |
X |
X |
X |
– |
– |
– |
– |
X |
– |
– |
|
Woonplaatsnaam |
X |
X |
X |
– |
– |
– |
– |
X |
– |
– |
|
Gemeentenaam |
X |
X |
X |
– |
– |
– |
– |
X |
– |
– |
|
Locatieomschrijving |
X |
X |
X |
– |
– |
– |
– |
X |
– |
– |
|
Straatadres buitenland |
|||||||||||
Huisnummer buitenland |
X |
X |
X |
X |
X |
4.d.2° |
X |
X |
X |
– |
– |
Huisnummertoevoeging buitenland |
X |
X |
X |
X |
– |
X |
X |
X |
– |
– |
|
Straatnaam buitenland |
X |
X |
X |
X |
– |
4.d.1° |
X |
X |
X |
– |
– |
Postcode buitenland |
X |
X |
X |
X |
X |
4.d.1° |
X |
X |
X |
– |
– |
Woonplaatsnaam buitenland |
X |
X |
X |
X |
– |
4.d.5° |
X |
X |
X |
– |
– |
Regionaam buitenland |
X |
X |
X |
X |
– |
4.d.6° |
X |
X |
X |
– |
– |
Locatieomschrijving buitenland |
X |
X |
X |
X |
– |
4.d.3° |
X |
X |
X |
– |
– |
Landcode ISO buitenland |
X |
X |
X |
X |
X |
4.d.7° |
X |
X |
X |
– |
– |
Natuurlijk persoon |
|||||||||||
Burgerservicenummer |
X |
X |
X |
X |
X |
4.b.1° |
X |
– |
– |
_ |
– |
A-nummer |
X |
X |
X |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
|
Voornamen |
X |
X |
X |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
|
Voorletters |
X |
X |
– |
X |
– |
4.b.2° |
– |
– |
– |
– |
– |
Voorvoegsels |
X |
X |
X |
X |
– |
4.b.3° |
X |
– |
– |
– |
– |
Significant deel achternaam |
X |
X |
X |
X |
X |
4.b.4° |
X |
– |
– |
– |
– |
Aanduiding naamgebruik |
X |
X |
X |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
|
Code bijz nederl schap |
X |
X |
X |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
|
Geboortedatum |
X |
X |
X |
X |
X |
4.b.5° |
X |
– |
– |
– |
– |
Overlijdensdatum |
X |
X |
X |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
|
Geslacht |
X |
X |
X |
X |
X |
4.b.7° |
X |
– |
– |
– |
– |
Indicatie curatelestelling |
X |
X |
X |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
|
Indicatie geheim |
X |
X |
X |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
|
Indicatie Vip |
X |
X |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
X |
– |
|
Code burgerlijke staat |
X |
X |
X |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
|
Code leefvorm |
X |
X |
– |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
|
Nationaliteit |
X |
X |
X |
X |
X |
4.b.6° |
X |
– |
– |
– |
– |
Code verblijfstitel |
X |
X |
X |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
|
Code adellijke titel/predikaat |
X |
X |
X |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
|
Datum vertrek uit Nederland |
X |
X |
X |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
|
Gemoedsbezwaardheid |
|||||||||||
Code sz product |
X |
X |
X |
X |
– |
– |
– |
– |
– |
X |
|
Sociaal verzekeringsnummer buitenland |
|||||||||||
Verzekeringsnummer |
X |
X |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
X |
|
Landcode ISO |
X |
X |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
– |
X |
|
Vaststelling verzekeringsplicht |
|||||||||||
Resultaat onderzoek verzekeringsplicht UWV en/of BD |
X |
X |
– |
X |
– |
– |
X |
– |
X |
– |
|
Code status verblijfstitel |
X |
X |
X |
– |
– |
X |
X |
– |
– |
– |
|
Administratieve eenheid |
|||||||||||
Loonheffingennummer |
X |
X |
– |
X |
X |
2.b.1° |
– |
– |
– |
X |
– |
Naam inhoudingsplichtige |
X |
X |
– |
– |
– |
2.b.2° |
– |
– |
– |
X |
– |
Inkomstenverhouding |
|||||||||||
Nummer inkomstenverhouding |
X |
– |
– |
X |
X |
4.a.1° |
– |
– |
– |
– |
– |
Personeelsnummer |
X |
X |
– |
X |
X |
4.a.5° |
– |
– |
– |
– |
– |
Datum aanvang inkomstenverhouding |
X |
X |
– |
X |
X |
4.a.2° |
– |
– |
– |
– |
– |
Datum einde inkomstenverhouding |
X |
X |
– |
X |
X |
4.a.3° |
– |
– |
– |
– |
– |
Code reden einde inkomstenverhouding |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
|
Code reden einde inkomstenverhouding flexwerker |
X |
X |
– |
– |
X |
4.a.4° |
– |
– |
– |
– |
– |
Tijdvak |
|||||||||||
Datum aanvang tijdvak |
X |
X |
– |
X |
X |
2.c.1° |
– |
– |
– |
– |
– |
Datum einde tijdvak |
X |
X |
– |
X |
X |
2.c.2° |
– |
– |
– |
– |
– |
Loon LB/PH |
– |
– |
– |
X |
X |
4.f.1° |
– |
– |
– |
– |
– |
Loon belast volgens tabel bijzondere beloningen |
– |
– |
– |
– |
X |
4.f.4° |
– |
– |
– |
– |
|
Loon SV |
X |
X |
– |
X |
X |
4.f.2° |
– |
– |
– |
– |
– |
Aanwas in het cumulatieve premieloon Ufo |
X |
– |
– |
X |
X |
4.f.3° |
– |
– |
– |
– |
– |
Vakantiebijslag |
X |
X |
– |
– |
X |
4.f.5° |
– |
– |
– |
– |
– |
Opgebouwd recht vakantiebijslag |
X |
X |
– |
– |
X |
4.f.6° |
– |
– |
– |
– |
– |
Extra periode salaris |
X |
X |
– |
– |
X |
4.f.7° |
– |
– |
– |
– |
– |
Opgebouwde recht extra periode salaris |
X |
X |
– |
– |
X |
4.f.8° |
– |
– |
– |
– |
– |
Loon in geld |
X |
– |
– |
X |
X |
4.f.9° |
– |
– |
– |
– |
– |
Waarde niet in geld uitgekeerd loon |
X |
– |
– |
X |
X |
4.f.10° |
– |
– |
– |
– |
– |
Loon uit overwerk |
– |
– |
– |
– |
X |
4.f.11° |
– |
– |
– |
– |
– |
Ingehouden loonbelasting / premie volksverzekeringen |
– |
– |
– |
X |
X |
4.f.13° |
– |
– |
– |
– |
– |
Basispremie WAO/IVA/WGA |
X |
– |
– |
X |
X |
4.f.14° |
– |
– |
– |
– |
– |
Gedifferentieerde premie Whk |
X |
– |
– |
X |
X |
4.f.15° |
– |
– |
– |
– |
– |
Premie WW Awf |
X |
– |
– |
X |
X |
4.f.16° |
– |
– |
– |
– |
– |
Premie Ufo |
X |
– |
– |
X |
X |
4.f.17° |
– |
– |
– |
– |
– |
Ingehouden bijdrage Zvw |
– |
– |
– |
X |
X |
4.f.18° |
– |
– |
– |
– |
– |
Werkgeversheffing Zvw |
X |
– |
– |
X |
X |
4.f.19° |
– |
– |
– |
– |
– |
Bedrag vergoeding reiskosten |
– |
– |
– |
X |
X |
4.f.24° |
– |
– |
– |
– |
– |
Verrekende Arbeidskorting |
– |
– |
– |
X |
X |
4.f.25° |
– |
– |
– |
– |
– |
Bedrag in uitkering begrepen doorbetaalde alimentatie |
– |
– |
– |
X |
– |
4.f.30° |
– |
– |
– |
– |
– |
Bedrag rechtstreeks betaalde alimentatie |
– |
– |
– |
X |
– |
4.f.31° |
– |
– |
– |
– |
– |
Waarde privégebruik auto |
X |
X |
– |
X |
X |
4.f.20° |
– |
– |
– |
– |
– |
werknemersbijdrage privégebruik auto |
X |
X |
– |
X |
X |
4.f.21° |
– |
– |
– |
– |
– |
Gespaard bedrag levensloopregeling |
– |
– |
– |
– |
X |
4.f.22° |
– |
– |
– |
– |
– |
Toegepast bedrag levensloopverlofkorting |
– |
– |
– |
X |
X |
4.f.23° |
– |
– |
– |
– |
– |
Aantal verloonde uren |
X |
X |
– |
X |
X |
4.f.26° |
– |
– |
– |
– |
– |
Contractloon |
– |
– |
– |
– |
X |
4.f.27° |
– |
– |
– |
– |
– |
Aantal contracturen per week |
– |
– |
– |
– |
X |
4.f.28° |
– |
– |
– |
– |
– |
Bedrag rente- of kostenvoordeel personeelslening |
– |
– |
– |
X |
X |
4.f.29° |
– |
– |
– |
– |
– |
Inkomstenperiode |
|||||||||||
Tijdvak gegevens |
– |
||||||||||
Datum aanvang inkomstenperiode |
X |
X |
– |
X |
X |
4.e.1° |
– |
– |
– |
– |
– |
Aangifte Inkomstenperiode gegevens |
– |
||||||||||
Code soort inkomstenverhouding / inkomenscode |
X |
X |
– |
X |
X |
4.e.2° |
– |
– |
– |
– |
– |
Datum aanvang sectorrisicogroep |
X |
X |
– |
X |
X |
4.g.1° |
– |
– |
– |
– |
– |
Datum einde sectorrisicogroep |
X |
X |
– |
X |
X |
4.g.2° |
– |
– |
– |
– |
– |
Risicopremiegroep |
X |
X |
– |
X |
X |
4.g.4° |
– |
– |
– |
– |
– |
Sector |
X |
X |
– |
X |
X |
4.g.3° |
– |
– |
– |
– |
– |
Aanwas in het cumulatieve premieloon sectorfonds |
X |
X |
– |
X |
X |
4.g.5° |
– |
– |
– |
– |
– |
Premie sectorfonds |
X |
X |
– |
X |
X |
4.g.6° |
– |
– |
– |
– |
– |
Code aard arbeidsverhouding |
X |
X |
– |
X |
X |
4.e.3° |
– |
– |
– |
– |
– |
Code invloed verzekeringsplicht |
X |
X |
– |
X |
– |
4.e.4° |
– |
– |
– |
– |
– |
Code contract onbepaalde/bepaalde tijd |
X |
X |
– |
X |
X |
4.e.5° |
– |
– |
– |
– |
– |
Code fase indeling F&Z |
X |
X |
– |
X |
X |
4.e.6° |
– |
– |
– |
– |
– |
Code cao |
X |
X |
– |
X |
X |
4.e.7° |
– |
– |
– |
– |
– |
Indicatie premiekorting in dienst nemen arbeidsgehandicapte werknemer |
X |
– |
– |
X |
X |
4.e.8° |
– |
– |
– |
– |
– |
Indicatie premiekorting doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden |
X |
– |
– |
X |
X |
4.e.9° |
– |
– |
– |
– |
– |
Indicatie premiekorting herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer |
X |
– |
– |
X |
X |
4.e.10° |
– |
– |
– |
– |
– |
Indicatie premiekorting jongere werknemer |
X |
_ |
_ |
X |
X |
4.e.13° |
– |
_ |
_ |
_ |
_ |
Indicatie premiekorting nieuwe arbeidsverhouding oudere werknemers |
X |
– |
– |
X |
X |
4.e.11° |
– |
– |
– |
– |
– |
Indicatie loonheffingskorting |
– |
– |
– |
X |
X |
4.e.12° |
– |
– |
– |
– |
– |
Code reden geen bijtelling auto |
– |
– |
– |
X |
X |
4.e.14° |
– |
– |
– |
– |
– |
Code loonbelastingtabel |
X |
X |
– |
X |
X |
4.e.15° |
– |
– |
– |
– |
– |
Indicatie verzekerd WAO/IVA/WGA |
X |
X |
– |
X |
X |
4.e.16° |
– |
– |
– |
– |
– |
Indicatie verzekerd WW |
X |
X |
– |
X |
X |
4.e.17° |
– |
– |
– |
– |
– |
Indicatie verzekerd ZW |
X |
X |
– |
X |
X |
4.e.18° |
– |
– |
– |
– |
– |
Indicatie premievrijstelling marginale arbeid |
– |
– |
– |
X |
X |
4.e.19° |
– |
– |
– |
– |
– |
Indicatie wachtgeld oude regeling |
X |
X |
– |
X |
– |
4.e.20° |
– |
– |
– |
– |
– |
Code verzekeringssituatie Zvw |
– |
– |
– |
X |
X |
4.e.21° |
– |
– |
– |
– |
– |
Indicatie vakantiebonnen toegepast |
X |
X |
– |
X |
X |
4.e.22° |
– |
– |
– |
– |
– |
Indicatie loon bestaat (mede) uit een AOW-uitkering voor alleenstaande (met of zonder kinderen) |
– |
– |
– |
X |
X |
4.e.23° |
– |
– |
– |
– |
– |
Indicatie loon inclusief WAJONG-uitkering |
– |
– |
– |
X |
X |
4.e.24° |
– |
– |
– |
– |
– |
Indicatie vervoer vanwege de inhoudingsplichtige |
– |
– |
– |
X |
– |
4.e.25° |
– |
– |
– |
– |
– |
Code incidentele inkomstenvermindering |
X |
X |
– |
– |
X |
4.e.26° |
– |
– |
– |
– |
– |
Verstrekte aanvulling op uitkering werknemersverzekering |
X |
X |
– |
X |
X |
4.f.12 |
– |
– |
– |
– |
– |
Vrijwillig verzekerden |
|||||||||||
Code SZ-product |
– |
– |
X |
– |
– |
– |
– |
X |
– |
– |
De doeleinden van de polisadministratie zijn op basis van artikel 33, tweede lid, van de Wet SUWI:
a. vastleggen van gegevens van de werknemer voor de werknemersverzekeringen;
b. besluiten over recht op uitkering of verstrekking baseren op gegevens als bedoeld onder a;
c. verwerking van gegevens van de persoon die vrijwillig is verzekerd voor de werknemersverzekeringen;
d. verwerken van fiscale gegevens van de werknemer die van belang zijn voor de uitvoering van de taken van de Belastingdienst en
e. verwerken van overige gegevens van de werknemer ten behoeve van de statistieken van arbeid en lonen voor het CBS.
Dit Verzamelbesluit SZW 2017 omvat een aantal wijzigingen in het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten, in het Besluit consumentenprijsindex voor kinderbijslagbedragen, in het Besluit ex artikel 66a Anw, in het Besluit SUWI, in het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 en in het Besluit Wfsv. Het betreft met name technische en redactionele aanpassingen. Deze wijzigingen dienen ter verduidelijking en nadere invulling van eerder gemaakte beleidskeuzes en het herstellen van omissies. Naast de technische wijzigingen bevat deze algemene maatregel van bestuur onder meer beleidsinhoudelijke wijzigingen met betrekking tot de doelgroepbeoordeling banenafspraak, opname van leerlingen uit het praktijkonderwijs in het doelgroepregister banenafspraak en de gegevensset van de polisadministratie.
UWV, SVB en de Belastingdienst hebben in hun uitvoeringstoets een aantal (wets)technische opmerkingen gemaakt. Deze zijn verwerkt in onderhavig besluit.
Uit de praktijk is de zorg naar voren gekomen dat de criteria die het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) voor de doelgroepbeoordeling banenafspraak vanuit de wet- en regelgeving hanteert te streng zouden zijn. Mensen voor wie de banenafspraak bedoeld is, zouden daardoor niet voor de extra banen in aanmerking komen. Naar aanleiding hiervan heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) met de partijen van de Werkkamer, bestaande uit de VNG, de sociale partners en UWV, afgesproken dat UWV verkent welke wijzigingen in de criteria mogelijk zijn, zonder de doelgroep voor wie de banen op grond van het sociaal akkoord zijn bedoeld te ver op te rekken. Hierover heeft de staatssecretaris van SZW de Tweede Kamer op 27 november 20151 geïnformeerd.
Op basis van deze verkenning heeft UWV voorgesteld om de beoordeling van de doelgroep van de banenafspraak zo aan te passen dat mensen die met begeleiding van een jobcoach het wettelijk minimumloon (WML) kunnen verdienen, tot de doelgroep van de banenafspraak gaan behoren. Door het criterium »begeleiding» aan te passen, wordt de doelgroep uitgebreid met mensen die niet in staat zijn om zelfstandig (zonder begeleiding van een jobcoach) het WML te verdienen. Hierdoor komt de uniforme no-riskpolis van UWV voor de doelgroep banenafspraak ook beschikbaar voor werkgevers die deze mensen in dienst nemen. In het Bestuurlijk Overleg van 21 april 2016 bleek dat de partijen in de Werkkamer positief tegenover dit voorstel van UWV staan. Daarom heeft de staatssecretaris van SZW besloten om de benodigde wijziging in regelgeving in gang te zetten. Hierover heeft de staatssecretaris van SZW de Tweede Kamer op 29 april 2016 geïnformeerd2 .Deze wijziging is onderdeel van voorliggend besluit.
Met de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten heeft de regering inhoud gegeven aan haar ambitie om mensen met een arbeidsbeperking meer kansen op een reguliere baan te geven. Ook de betrokken partijen, sociale partners, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), UWV en de gemeenten onderschrijven dit belang. Met deze partijen is afgesproken dat UWV beoordeelt of mensen tot de doelgroep van de banenafspraak of quotumheffing behoren. De beoordeling van de doelgroep van de banenafspraak is uitgewerkt in artikel 3.5 van het Besluit SUWI.
Op grond van artikel 3.5 van het Besluit SUWI beoordeelt UWV of een persoon arbeidsmogelijkheden heeft en op basis van bepaalde drempelfuncties3 WML kan verdienen. Als een persoon niet in staat is om één drempelfunctie uit te voeren, behoort deze persoon tot de doelgroep van de banenafspraak. Personen die met behulp van aanpassingen of begeleiding een drempelfunctie kunnen uitvoeren, worden geacht in staat te zijn het WML te kunnen verdienen, waardoor zij niet tot de doelgroep van de banenafspraak behoren. Deze criteria vertonen grote overeenkomst met de criteria die destijds voor de Wajong 2010 golden. De bedoeling van de Wet banenafspraak was immers om mensen die tot 1 januari 2015 toegang hadden tot de nWajong, in aanmerking te laten komen voor de extra banen uit de banenafspraak. De beoordelingscriteria wijken echter in één opzicht af van de criteria van de Wajong2010: namelijk het criterium «met begeleiding». Door begeleiding als beoordelingscriterium op te nemen (iemand die dankzij begeleiding het WML kon verdienen, behoorde niet tot de doelgroep van de banenafspraak), was de beoordeling voor de banenafspraak in feite strenger geworden dan de beoordeling die destijds voor de nWajong gold.
Deze wijziging is bedoeld om de banenafspraak ook toegankelijk te maken voor de groep mensen die met begeleiding/jobcoaching in staat zijn om minimaal één drempelfunctie te verrichten en daarmee het wettelijk minimum loon (WML) verdienen. Deze groep was eerder uitgezonderd van de banenafspraak, maar aangezien zij niet zonder begeleiding van een jobcoach het WML kunnen verdienen, is voorgesteld de regeling aan te passen. Hierdoor kunnen werkgevers die deze personen in dienst nemen een beroep op de no-riskpolis doen. Het gaat naar schatting om 1.200 gevallen per jaar. De regeling heeft geen terugwerkende kracht en geldt alleen voor de mensen die na het ingaan van de regeling een aanvraag tot beoordeling indienen bij UWV.
Deze wijziging betekent dat personen die dankzij begeleiding van een jobcoach een drempelfunctie op WML-niveau kunnen uitvoeren vanaf de inwerkingtreding van dit besluit wél tot de doelgroep van de banenafspraak gaan behoren. Door deze wijziging komt de doelgroepbeoordeling van de banenafspraak overeen met de beoordelingscriteria voor de Wajong2010 (de nWajong), en valt de doelgroep van de banenafspraak met deze aanpassing nog steeds binnen de beoogde doelgroep voor de banenafspraak, namelijk de mensen die tot 1 juli 2015 in de Wajong konden instromen.
De overige criteria blijven onverminderd van kracht. Dus mensen die met andere werknemersvoorzieningen (bijvoorbeeld brailletoetsenbord) en/of werkgeversvoorzieningen (bijvoorbeeld een aangepast toilet) horen nog steeds niet tot de doelgroep als zij met deze voorziening wel een drempelfunctie kunnen uitvoeren.
Voorbeeld Een 18 jarige jongen vraagt op advies van het Jongerenloket een doelgroepbeoordeling aan. Hij heeft zijn opleiding logistiek op MBO-2 niveau niet afgemaakt. De stage mislukte en het lukte hem niet een nieuwe stage te vinden. Daarna is hij niet meer naar school gegaan. Sindsdien is het hem niet gelukt een baan te vinden. Er is sprake van gedragsproblematiek en er zijn twijfels of hij in staat is om zelfstandig te werken. De verzekeringsarts stelt vast dat er inderdaad sprake is van beperkingen ten gevolge van ziekte/gebrek. Deze jongen is aangewezen op werk met een duidelijke structuur. |
Voor het verkrijgen, aanvaarden, inwerken en behouden van werk is hij aangewezen op begeleiding. Ook bij verandering van werk (nieuwe taken of collega’s) zal extra aandacht nodig zijn. Er is ook begeleiding nodig gericht op leidinggevende en collega’s zodat zij leren hoe zij met hem moeten omgaan qua samenwerken, communicatie en geven van feedback. Gebleken is dat deze persoon in staat is een drempelfunctie uit te voeren (productiemedewerker inpak) onder inzet van een jobcoach die bovengenoemde begeleidende taken op zich kan nemen. Daarmee behoort deze persoon conform de huidige criteria niet tot de doelgroep van de banenafspraak. Met deze wijziging zal deze persoon wel tot de doelgroep van de banenafspraak gaan behoren. |
UWV heeft geraamd dat het aantal extra personen dat door deze wijziging een positieve indicatie banenafspraak ontvangt ongeveer 1.200 per jaar zal zijn. Tot en met 2026 gaat het om circa 11.000 mensen. Deze toename wordt als volgt veroorzaakt. Mensen die in de huidige beoordeling worden afgewezen, omdat zij met begeleiding een drempelfunctie kunnen uitvoeren, ontvangen na het doorvoeren van deze aanpassing een positieve indicatie.
Het beëindigen van het contact met de jobcoach kan een reden zijn om uit te stromen uit het doelgroepregister. Er zijn in dat geval twee mogelijkheden. Indien de medewerker met een arbeidsbeperking ook zonder jobcoach het wettelijk minimumloon kan verdienen, zal voor deze persoon – net als voor andere klanten voor wie indicatie banenafspraak is afgegeven – de termijn van twee jaar worden gestart (t + 2 regel). Deze twee jaar zijn bedoeld om te bezien of klanten voor een langere periode het minimumloon kunnen verdienen. Als dat het geval is, kunnen zij na twee jaar uit het doelgroepregister en komen ze niet meer in aanmerking voor een baan uit de banenafspraak. Mocht de jobcoaching stoppen, bijvoorbeeld omdat de maximale duur van de jobcoaching verstreken is en het blijkt dat iemand zonder coaching geen minimumloon kan verdienen, dan blijft deze persoon tot de doelgroep behoren. Voor wat betreft het aspect van verdringing wordt verwezen naar de tweede alinea van paragraaf 2.1.
UWV heeft in zijn Uitvoeringstoets bij dit Verzamelbesluit voor dit onderdeel aangegeven dat het toevoegen van deze doelgroep uitvoerbaar is. Verder heeft UWV erop gewezen dat het voor een goede uitvoering van deze aanpassing een correcte gegevensverstrekking door gemeenten essentieel is.
Naar aanleiding van de opmerkingen van UWV is ter verduidelijking in de Nota van Toelichting de uitstroomregel voor het loslaten van het criterium begeleiding opgenomen.
Wat betreft de opmerkingen van UWV over de gegevensverstrekking door gemeenten, onderschrijft de regering het belang van een goede en volledige registratie voor een goede uitvoering van deze aanpassing. Overleg tussen SZW, UWV, VNG en het inlichtingbureau over gegevensuitwisseling ten behoeve van de uitvoering van de banenafspraak zijn inmiddels al gestart.
In artikel 2.24 van het Besluit Wfsv is nu al geregeld dat (ex-) leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (vso), nadat zij zichzelf hebben aangemeld voor het doelgroepregister van de banenafspraak, zonder beoordeling door UWV in het doelgroepregister opgenomen kunnen worden. Voor deze groep zijn er voldoende en eenduidige gegevens beschikbaar om hen zonder een beoordeling door UWV op te nemen in het doelgroepregister banenafspraak.4
Over het algemeen geldt dat leerlingen van het praktijkonderwijs (pro) relatief meer arbeidskansen hebben dan leerlingen van het vso.5 Uit signalen van verschillende organisaties uit de praktijk, en vanuit de Tweede Kamer, is de zorg naar voren gekomen dat leerlingen van pro-scholen minder kansen hebben bij een werkgever als ze niet meetellen voor de banenafspraak en daardoor bijvoorbeeld niet in aanmerking komen voor een no-riskpolis. Dit komt in de praktijk bijvoorbeeld voor bij leerlingen uit het pro die stage lopen en waarbij de werkgever overweegt om nadat de leerling de pro-school verlaten heeft de stage om te zetten in een baan. Het is van belang om te voorkomen dat de kwetsbare groep schoolverlaters van het pro, nadat zij hun school hebben verlaten, tussen wal en schip vallen. De Tweede Kamer heeft daarom de motie Kerstens/Nijkerken-de Haan6 aangenomen die de regering verzoekt om (ex-) leerlingen van het pro zonder beoordeling op te nemen in het doelgroepregister. Aan deze motie wordt met voorliggend wijzigingsbesluit invulling gegeven.
Op basis van de huidige gegevens zal het naar verwachting om een jaarlijkse toename gaan van circa 900 mensen die in het doelgroepregister instromen. Voor het invullen van de aantallen banen voor de banenafspraak zijn in de komende jaren steeds meer potentiële kandidaten nodig. Ging het in 2015 nog in totaal om 9.000 reguliere banen voor de doelgroep die werkgevers moeten realiseren, in 2016 zijn dat er al 20.500, om via een jaarlijkse toename uiteindelijk uit te komen op de 125.000 structurele banen in 2025. In deze periode zal er ook sprake zijn van een vervangingsvraag. De regering verwacht dan ook niet dat de relatief beperkte toename die het gevolg is van beide aanpassingen in dit Besluit, ten koste gaat van de kansen van andere groepen die tot de doelgroep van de banenafspraak behoren. Daarbij is ook het volgende van belang. Ook voor de nieuwe groepen blijft gelden dat als zij zonder inzet van loonkostensubsidie en/of zonder de inzet van een jobcoach het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, zij na twee jaar niet langer tot de doelgroep van de banenafspraak behoren. Deze zogenaamde «t+2»-regel van de banenafspraak geldt ook voor deze nieuwe groepen. Ook dit draagt bij aan het voorkomen van verdringing.
Voor het opnemen van (ex-) leerlingen van het pro in het doelgroepregister zonder beoordeling hanteert UVW dezelfde werkwijze als voor (ex-) leerlingen van het vso. UWV stelt vast of iemand onderwijs op een pro-school heeft genoten. Indien UWV dit niet kan vaststellen, beoordeelt UWV iemand alsnog voor de banenafspraak. Het is van belang dat alleen leerlingen in het doelgroepregister komen die beschikken over arbeidsvermogen en ook de wens hebben om in het doelgroepregister te staan. Pro-leerlingen dienen zich dus via een aanvraag zelf aan te melden voor het doelgroepregister. Zo komen er alleen leerlingen in het doelgroepregister die in het register willen worden opgenomen. Ook blijft het mogelijk dat pro-leerlingen die dit uitdrukkelijk wensen, een aanvraag voor een doelgroepbeoordeling doen op grond van artikel 38b, eerste lid, onderdeel e, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). Als pro-leerlingen in aanmerking menen te komen voor een uitkering op grond van de Wajong 2015, kunnen zij dit kenbaar maken bij deze aanvraag. Zij krijgen dan een Wajong-beoordeling. Zo komen er geen leerlingen in het doelgroepregister die aanspraak kunnen maken op Wajong 2015. Voor (ex-) leerlingen die in het buitenland onderwijs volgen aan vergelijkbare scholen als de pro en vso-scholen in Nederland, hanteert UWV dezelfde werkwijze als voor (ex)leerlingen die onderwijs hebben gevolgd op vso en pro-scholen in Nederland.
Voor werkgevers die (ex)-leerlingen van het pro in dienst nemen die zonder beoordeling in het doelgroepregister zijn opgenomen, is de uniforme no-riskpolis (via UWV) en de premiekorting doelgroep banenafspraak beschikbaar. De beschikbaarheid van deze instrumenten is immers op wetsniveau gekoppeld aan het behoren tot de doelgroep banenafspraak.
In zijn uitvoeringstoets heeft UWV verzocht om de omschrijving van de indicatie van de (ex) leerlingen van het Praktijkonderwijs beter aan te laten sluiten op de omschrijving van de indicatie van (ex-)leerlingen van de het voortgezet speciaal onderwijs in de tekst van artikel 2.24 Wfsv in verband met de uitvoerbaarheid. Om deze reden is in de omschrijving van de indicatie van (ex)leerlingen van het praktijkonderwijs de eis vervallen dat dit het laatstgenoten onderwijs moet zijn.
De wijziging heeft tot gevolg dat de leerlingen die tussen 10 september 2014 en 17 juli 2015 (de laatste dag waarop ze in 2015 op school hebben kunnen zitten) het pro hebben verlaten en die tijdelijk zonder beoordeling in het doelgroepregister zijn opgenomen, niet door UWV beoordeeld hoeven te worden. Voor deze specifieke groep geldt dat hun aanmelding voor het doelgroepregister namens hen via de scholen is verlopen. Deze leerlingen zijn hierover door UWV geïnformeerd. De reden hiervoor was dat deze groep voor een deel het onderwijs al enige tijd had verlaten toen de afspraken van de Werkkamer van mei 20157 werden uitgewerkt.
In de uitvoeringstoets die UWV heeft uitgebracht voor het Wetsvoorstel dat de verplichting voor beschut werk en de Praktijkroute regelt, is UWV ook ingegaan op de uitvoerbaarheid voor dit onderdeel van het Verzamelbesluit. UWV vindt dit onderdeel uitvoerbaar.
De financiering voor de beoordelingen voor de doelgroep van de banenafspraak gebeurt via centrale financiering via de begroting van SZW.
Deze wijziging heeft incidenteel geringe gevolgen voor de uitvoeringskosten. Daarnaast was nog geen rekening gehouden met het feit dat personen die op vso- en pro-scholen hebben gezeten, geen beoordeling door UWV meer nodig hebben om in het doelgroepregister te worden opgenomen. De capaciteit die hierdoor op korte termijn vrijkomt, zal worden ingezet om de achterstanden bij de sociaal-medische herbeoordelingen weg te werken.
De aanpassingen in deze algemene maatregel van bestuur zorgen ervoor dat (ex-) leerlingen van het pro zonder beoordeling opgenomen kunnen worden in het doelgroepregister. Deze wijziging heeft naar verwachting een positief effect op de administratieve lasten voor burgers. (Ex-) leerlingen van het pro hoeven namelijk niet meer door UWV te worden beoordeeld voordat zij opgenomen worden in het doelgroepregister. De afname van de administratieve lasten voor burgers wordt geschat op ongeveer 110 duizend euro in 2017, toenemend naar structureel ongeveer 130 duizend euro per jaar. De handelingen die de werkgever moet verrichten, veranderen niet.
De wijzigingen in bijlage I van het Besluit SUWI betreffen aanpassingen aan de loonaangifte 2017, die al opgenomen zijn de Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 17 juni 2016, tot wijziging van enige uitvoeringsregelingen inzake de fiscaliteit en toeslagen (Stcrt. 32688). Dit betreft als zodanig geen extra regeldruk omdat de bijlage I informatie geeft over de gegevens die in de polisadministratie worden verwerkt, het doel waarvoor die worden verwerkt en de afkomst van de gegevens.
Dit onderdeel herstelt een omissie, aangezien een verwijzing naar hoofdstuk 1a tot nu toe ontbrak. Voor de Wajong bestond in artikel 2:6 reeds de grondslag wat in hoofdstuk 2 onder inkomen zou moeten worden verstaan. Echter de delegatiegrondslag in artikel 2:6 ziet niet op de «Wajong-gerechtigden» vanaf 2015 zoals omschreven in hoofdstuk 1a van de Wajong. Artikel 1a:4, vierde lid, voorziet wel in een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wat voor hoofdstuk 1a onder inkomen wordt verstaan.
Net als in onderdeel A wordt voorzien in een verwijzing naar hoofdstuk 1a Wajong. Tevens bevat dit onderdeel een technische reparatie, aangezien bij een eerdere wijziging van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB )(Stb. 2015, 43) in artikel 3:3 enkele nieuwe leden zijn gevoegd. Daardoor is de verwijzing in artikel 3:6, eerste lid, naar artikel 3:3, achtste en negende lid, onjuist.
Dit onderdeel bevat een technische wijziging, omdat abusievelijk ook hier een verwijzing naar hoofdstuk 1a Wajong tot nu toe ontbrak.
Artikel 1a:4, vierde lid, Wajong biedt voor hoofdstuk 1a Wajong de delegatiegrondslag voor het uitwerken van het begrip inkomen. Echter, tot op heden is deze grondslag abusievelijk niet tot uitdrukking gekomen in het AIB. Hoewel dus duidelijk is dat artikel 1a:4, vierde lid, voor het AIB een grondslag vormt is het wenselijk deze omissie te herstellen. Door middel van deze wijziging wordt in artikel 5:4 van het AIB alsnog artikel 1a:4 als grondslag toegevoegd.
Artikel 1 van het Besluit consumentenprijsindex voor kinderbijslagbedragen is opnieuw vastgesteld. Dit vindt zijn reden in enkele, veelal technische, onvolkomenheden. Ten eerste weerspiegelde artikel 1 niet – zoals de grondslag in artikel 13, zevende lid, van de Algemene Kinderbijslagwet dat wel doet – dat het gaat om de consumentenprijsindex, bedoeld in het tweede én het derde lid. Ten tweede is het Centraal Bureau voor de Statistiek overgegaan naar het referentiejaar 2015=100.8 Deze overgang heeft geen gevolgen voor de rechthebbende. Dit komt omdat het belangrijkste doel van indexcijfers het vergelijken van indexcijfers in twee verschillende perioden is, om zo de prijsverandering tussen de perioden te meten. Omdat de indexcijfers in beide perioden met dezelfde factor zijn herschaald, is er geen effect op de maandveranderingen en de jaarinflatiecijfers. Om deze reden wordt aan deze wijziging terugwerkende kracht verleend, tot het tijdstip dat de overgang naar het referentiejaar 2015=100 van belang is voor de indexering van de kinderbijslagbedragen, namelijk 1 juli 2016. Ten derde is het artikel redactioneel aangepast door het schrappen van onnodige zinsdelen; zo wordt de consumentenprijsindex enkel per kalendermaand berekend.
In de artikelen 3, 4, 5, 6 en 7 van het Besluit ex artikel 66a ANW werd gesproken van de term de Bank. De Bank verwees naar de Sociale verzekeringsbank (SVB), maar dit was niet als zodanig in het besluit gedefinieerd. Ter verduidelijk is om die reden «de Bank» telkens vervangen door «de Sociale verzekeringsbank».
In artikel 4, eerste lid, was bepaald dat, nadat SVB heeft vastgesteld dat de persoon en de echtgenoot aan de artikelen 1, 2 en 3, eerste, tweede en derde lid voldoen, de persoon na het overlijden van de echtgenoot wordt aangemerkt als geboren voor 1 januari 1950, mits de persoon of de echtgenoot vanaf 1 juli 1999 tot de eerste dag van de maand volgend op de dag van het overlijden van de persoon of van de echtgenoot, een maandelijks verschuldigde bijdrage aan SVB heeft betaald. Ook in artikel 5, opschrift en het eerste lid, kwam de formulering «geboren voor 1 januari 1950» voor. Deze formulering werd ook gebruikt in artikel 66a, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet (Anw). Daarbij werd aansluiting gezocht bij de formulering van artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van de Anw, zoals dat artikellid luidde voor 1 april 2015. Per 1 april 2015 is artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van de Anw echter geschrapt, wat als gevolg heeft gehad dat de formulering geen betekenis meer heeft. Met de Verzamelwet SZW 2017 is de formulering in artikel 66a, eerste en tweede lid, van de Anw vervangen door: rechthebbende op een nabestaandenuitkering. In aansluiting daarop is ook de formulering in het Besluit ex artikel 66a ANW aangepast.
Deze onderdelen voorzien in enkele technische verbeteringen.
Het Besluit gelijkstelling loondervingsuitkering Toeslagenwet berust mede op artikel 8a, derde lid, van de Toeslagenwet. Het onderdeel voorziet in het zogenoemde «omhangen». Onderdeel A treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte in het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2008, de dag waarop artikel 8a, derde lid, van de Toeslagenwet voor het eerst een grondslag bood voor het Inkomensbesluit Toeslagenwet.9 10
De artikelen 2 en 4 zijn verrijkt met een punt aan het slot van de zinnen. Het betreffende onderdeel treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte in het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
Beide onderdelen hebben geen gevolgen voor betrokkenen.
Artikel 8a, eerste lid, van de Toeslagenwet bevat de hoofdregel dat een toeslag nooit meer bedraagt dan het verschil tussen het dagloon en de uitkering op grond van een werknemersverzekering. Anders zou er immers sprake zijn van overcompensatie. Om dit te bewerkstelligen wordt inkomen dat naast de uitkering wordt genoten gelijk gesteld met een loondervingsuitkering.
Artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, bepaalde voorheen dat enkel voor de persoon met een ZW-uitkering waarop artikel 30 of 31 van de Ziektewet (ZW) is toegepast, al het inkomen uit arbeid of overig inkomen gelijk wordt gesteld met een loondervingsuitkering. Artikel 3, eerste lid, onderdeel b, dient echter ook te zien op de ZW-uitkering die is vastgesteld op grond van artikel 29, zevende lid, van de ZW. Artikel 29, zevende lid, van de ZW, regelt sinds 1 juli 201511 dat het ziekengeld van een persoon berekend wordt op grond van de regels geldend voor de WW-uitkering, indien de persoon na dertien weken een WW-uitkering te hebben ontvangen vervolgens in aanmerking komt voor ziekengeld. Abusievelijk is artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit gelijkstelling loondervingsuitkering Toeslagenwet niet aangepast om zo artikel 29, zevende lid, van de ZW, onder de toepassingsfeer van de bepaling te halen. Het onderdeel voorziet hier alsnog in. Hiermee wordt ook de uitvoeringspraktijk van UWV gelegaliseerd; het UWV heeft geen rekening gehouden met een andere invulling van gelijkstelling van inkomen met een loondervingsuitkering indien het ziekengeld overeenkomstig artikel 29, zevende lid, van de Ziektewet is vastgesteld. Wanneer UWV dit wel had gedaan zouden de uitkeringsgerechtigden ten onrechte een hogere uitkering ontvangen dan met de regeling beoogd wordt. Bovendien zouden zij in een gunstigere positie komen te staan ten opzichte van uitkeringsgerechtigden waarbij zich geen omissie had voorgedaan.
Aangezien het duidelijk is dat de wetgever niet met de totstandkoming van artikel 29, zevende lid, van de ZW, gewild heeft dat er afgestapt wordt van de eerder genoemde hoofdregel, vindt de regering het gerechtvaardigd dat er terugwerkende kracht wordt verleend tot en met 1 juli 2015. Er is in die zin sprake van een evidente omissie.12
Om de periode van terugwerking zo kort mogelijk te maken treedt het onderdeel in werking de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
UWV en SVB zijn belast met de in de wet omschreven taken, maar kunnen daarnaast – na goedkeuring door de minister – andere werkzaamheden verrichten. De in artikel 5 van de Wet SUWI bedoelde goedkeuring zal slechts door de minister worden verleend, indien naar redelijke verwachting wordt voldaan aan de in artikel 2.1 van het Besluit SUWI gestelde voorwaarden. Een van de voorwaarden is dat de taakuitoefening van de Inspectie SZW (voorheen de Inspectie Werk en Inkomen) voldoende is gewaarborgd. De Inspectie SZW houdt daarbij geen toezicht op de uitvoering van andere werkzaamheden door UWV en SVB, maar beoordeelt eventuele gevolgen van de uitvoering van de andere werkzaamheden voor de uitvoering van de wettelijke taken door UWV of SVB.
De wijziging van de Wet SUWI in verband met de vorming van de Inspectie SZW en het beëindigen van het organisatiegerichte toezicht door de Inspectie SZW (Stb. 2015, 464) maakt in beginsel ook de aanpassing van deze voorwaarden in het Besluit SUWI noodzakelijk. Gelet echter op de overige voorwaarden voor goedkeuring in artikel 2.1 van het Besluit SUWI, met name de voorwaarde dat de goede uitvoering van de wettelijke taken door de andere werkzaamheden niet in gevaar mag komen, is het niet nodig om de voorwaarde over het waarborgen van de toezichttaak van de Inspectie SZW te handhaven. Ook zonder die voorwaarde is onderzoek door de Inspectie SZW gericht op eventuele gevolgen van de uitvoering van andere werkzaamheden voor de doeltreffendheid van de uitvoering van de wettelijke taken, mogelijk.
In het kader van de doelgroepbeoordeling banenafspraak beoordeelt UWV op grond van artikel 3.5, derde en vierde lid, van het Besluit SUWI, het arbeidsvermogen van de betrokken persoon. Indien uit de analyse, bedoeld in het derde lid en vierde lid, bleek dat een persoon één drempelfunctie kon uitvoeren of één drempelfunctie kon uitvoeren met behulp van aanpassingen of begeleiding werd de persoon op grond van het zevende lid geacht in staat te zijn het WML te verdienen. In dat geval behoorde de betrokken persoon niet tot de doelgroep van de banenafspraak. In het gewijzigde zevende lid is «of begeleiding» geschrapt. Dit betekent dat een persoon die met behulp van begeleiding één drempelfunctie kan uitvoeren niet geacht wordt in staat te zijn het WML te verdienen en daarmee wél tot de doelgroep van de banenafspraak behoort. Zie voor een verdere toelichting ook paragraaf 1.1 en 1.2 van het algemeen deel van de toelichting.
In dit onderdeel is overgangsrecht opgenomen in verband met de wijziging van de criteria, bedoeld in artikel 3.5, zevende lid, van het Besluit SUWI, die UWV voor de doelgroepbeoordeling banenafspraak hanteert.
UWV is gevraagd om op de nieuwe regelgeving te anticiperen vanaf de dag waarop dit besluit is geaccordeerd door de Ministerraad. Dit betekent dat alle aanvragen voor beoordeling van het arbeidsvermogen voor die dag bij UWV zijn binnen gekomen in behandeling zijn genomen op grond van de thans nog geldende wetgeving. De aanvragen op of na die dag worden door UWV, vooruitlopend op de totstandkoming en inwerkingtreding van dit besluit, behandeld op grond van het artikel 3.5, zevende lid, van het Besluit SUWI, zoals dat door dit besluit is komen te luiden. Het overgangsrecht brengt met zich mee dat de wijziging van het zevende lid van toepassing is in de gevallen waarin het college van burgemeester en wethouders een verzoek tot een beoordeling, bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, van het Besluit SUWI heeft gedaan vanaf 28 oktober 2016. Om die reden is ook terugwerkende kracht verleend aan de wijziging van artikel V, onderdeel B, onder 1 tot 28 oktober 2016.
In artikel 5.7 zijn de verwijzingen naar de betrokken ministers geactualiseerd. De Minister van Economische Zaken is de betrokken minister voor onderwijs en onderzoek op het gebied van landbouw, de natuurlijke omgeving en voedsel. Daarnaast is Onze Minister de verantwoordelijke minister voor de uitvoering van de Wet inburgering.
In de Wet van 9 oktober 2013 tot wijziging van de Wet SUWI en enige andere wetten in verband met fraudeaanpak door gegevensuitwisseling en het effectief gebruik van binnen de overheid bekende zijnde gegevens (Stb. 2013, 405) is artikel 73 van de Wet SUWI opnieuw geformuleerd. In het nieuw geformuleerde artikel is hetgeen voorheen in het eerste lid, onderdeel c, was geregeld, thans geregeld in het tweede lid. Na deze herformulering is de verwijzing in de onderhavige artikelen per abuis niet aangepast. Deze onderdelen voorzien erin alsnog een juiste verwijzing op te nemen.
In artikel 5.13, eerste lid, van het Besluit SUWI wordt bepaald welke gegevens UWV bevoegd is te verstrekken aan de werkgever, indien hij overweegt om een verzekeringsovereenkomst voor het WGA-eigenrisicodragerschap aan te gaan. Met ingang van 1 januari 2017 wordt de bevoegdheid van UWV, op grond van artikel 73, derde lid, onderdeel a, Wet SUWI, uitgebreid zodat UWV ook gegevens en inlichtingen mag verstrekken aan de werkgever indien hij overweegt om een verzekeringsovereenkomst voor het eigenrisicodragerschap te beëindigen om terug te keren naar de publieke verzekering bij UWV. Mocht een werkgever zich oriënteren op een overstap naar publieke verzekering, dan kan hij deze gegevens bijvoorbeeld gebruiken om bij UWV een inschatting te krijgen van zijn premie. Dit draagt verder bij aan een optimale keuzevrijheid tussen publieke uitvoering bij UWV of eigenrisicodragerschap. In verband met deze uitbreiding van de bevoegdheid in de Wet SUWI is artikel 5.13, eerste lid, van het Besluit SUWI aangepast, zodat de in dit artikellid genoemde gegevens ook bij de overweging om terug te keren bij UWV mogen worden verstrekt.
Dit betreft een technische aanpassing van redactionele aard.
Bijlage I bij het Besluit SUWI bevat een overzicht van de gegevens die in de polisadministratie worden verwerkt. Voorts wordt aangegeven voor welk doel de gegevens worden verwerkt. De polisadministratie bevat werknemersgegevens die van belang zijn voor de uitvoering van de werknemersverzekeringen door UWV. De gegevens in de polisadministratie zijn daarbij nodig voor besluiten over het recht op uitkering. Ook worden gegevens verwerkt in verband met de vrijwillige verzekering voor de werknemersverzekeringen. De (fiscale) gegevens over werknemers worden verwerkt door de Belastingdienst voor zover ze nodig zijn voor de uitvoering van fiscale taken. De gegevens worden verwerkt door het CBS ten behoeve van de statistieken van arbeid en lonen. UWV, de Belastingdienst en het CBS zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de gegevensverwerking in de polisadministratie. Welke gegevens worden opgenomen, wordt bepaald door het doel waarvoor deze verantwoordelijken de gegevens in de polisadministratie verwerken. Per gegeven is aangegeven in de bijlage met welk doel dit wordt verwerkt. Het merendeel van de gegevens wordt verkregen via de inhoudingsplichtigen bij de loonaangifte of uit de basisregistratie personen (BRP). Wat voor een gegeven geldt, is in de bijlage met een kruisje aangegeven.
Vastgesteld is dat bij een aantal gegevens niet met een kruisje is aangegeven dat dit door de Belastingdienst verwerkt wordt voor taken van de Belastingdienst. Het gaat om de hierna genoemde gegevens uit de gegevensset van de polisadministratie. De relevante taken van de Belastingdienst betreffen de inning van premies werknemersverzekeringen, van loonheffing (de loonbelasting inclusief de premie volksverzekeringen), en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Voorts betreft de taak van de Belastingdienst het verstrekken van toeslagen met toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (zoals de zorgtoeslag, de kinderopvangtoeslag en de huurtoeslag) of toezicht bij het heffen van de belastingen en premies werknemersverzekeringen. Toezicht op inhoudingsplichtigen omvat ook toezicht op de kwalitatieve juistheid, volledigheid en tijdigheid van de loonaangiften én de daarin opgenomen collectieve en nominatieve gegevens. In het schema hieronder wordt aangegeven voor welke taak van de Belastingdienst een kruisje geplaatst dient te worden bij het doel: taken van de Belastingdienst. Daarbij wordt een nadere onderbouwing gegeven waarom de Belastingdienst dit gegeven nodig heeft. Het betreft allemaal gegevens die zijn opgenomen in de loonaangifte.
polisgegeven |
bestemd voor inning |
bestemd voor toeslagen |
bestemd voor heffen incl. toezicht |
onderbouwing |
---|---|---|---|---|
nationaliteit |
ja |
ja |
Deze gegevens zijn nodig voor heffing (incl. een juiste tarieftoepassing)/inning bij buitenlandse belastingplichtigen met inkomen uit/in Nederland. Deze gegevens staan niet in de basisregistratie personen (BRP). |
|
loon in geld |
ja |
ja |
Dit gegeven is – samen met het navolgende – nodig voor (controle op) een juiste vaststelling van het loon LH en het loon SV. En dus voor de beoordeling juiste vaststelling loonheffings- en premieplicht en de juiste grondslag voor loonbelasting en premieheffing. Het maakt het mogelijk een extra controle uit te oefenen op het bedrag van het loon voor de loonheffing. |
|
waarde niet in geld uitgekeerd loon |
ja |
ja |
Dit gegeven is – samen met het voorgaande – nodig voor (controle op) een juiste vaststelling van het loon LH en het loon SV. En dus voor de beoordeling en extra controle daarop ten behoeven van de juiste vaststelling loonheffings- en premieplicht en de juiste grondslag voor loonbelasting en premieheffing. Inclusief de juiste vaststelling waardering (bv wonen in bedrijfswoning). |
|
toegepast bedrag levensloopverlofkorting |
ja |
Dit gegeven is van cruciaal belang om de juiste toepassing van de regeling te kunnen beoordelen. Gevolgen voor heffing kunnen groot zijn. |
||
code aard arbeidsver-houding |
ja |
ja |
De combinatie van dit gegeven met het gegeven «code soort inkomensheffing» (waarvoor BD reeds een kruisje heeft) en de onderstaande gegevens «code invloed verzekeringsplicht» en «indicatie wachtgeld oude regeling» indiceert de verzekeringsplicht (en dus of er sprake is van een dienstbetrekking). Dit is nodig voor beoordeling tabeltoepassing/juiste premieafdracht/aansluiting financiële- en loonadministratie. Ook voor sommige toeslagen (kinderopvangtoeslag) is dit gegeven relevant. |
|
code invloed verzekeringsplicht |
ja |
De combinatie van dit gegeven met het gegeven «code soort inkomensverhouding (waarvoor BD reeds een kruisje heeft) en de gegevens «code aard arbeidsverhouding» en «indicatie wachtgeld oude regeling» indiceert de verzekeringsplicht. Dit is nodig voor beoordeling tabeltoepassing/juiste premieafdracht/aansluiting financiële- en loonadministratie. |
||
code contract onbepaalde tijd |
ja |
ja |
Binnen de sectoren vigeren meerdere premierisicogroepen en de hoogte van de premie is in een aantal gevallen afhankelijk van de vraag of er een «vast» of een «los» contract is. In samenhang met de aangegeven premies kan daar een toetsing op juistheid op de gehanteerde sectorpremiepercentages/ premiekortingen/risicogroep/ sectorindeling plaatsvinden. |
|
code fase indeling F&Z |
ja |
Binnen de sector uitzendbranche vigeren meerdere premierisicogroepen en de hoogte van de premie is in een aantal gevallen afhankelijk van de vraag of er een «vast» of een «los» contract is. In samenhang met de aangegeven premies kan daar een toetsing op juistheid op de gehanteerde sectorpremiepercentages/ premiekortingen/ risicogroep/ sectorindeling plaatsvinden. |
||
code CAO |
ja |
Dit gegeven is nodig voor de beoordeling van de hoogte minimumloon/beoordeling toepassen fooienregeling horecabranche/selectie. De code CAO geeft hierbij namelijk de indicatie dat er echt sprake is van een horeca zaak. |
||
indicatie wachtgeld oude regeling |
ja |
ja |
De combinatie van dit gegeven met het gegeven «code soort inkomensverhouding» (waarvoor BD reeds een kruisje heeft) en de gegevens «code aard arbeidsverhouding» en «code invloed verzekeringsplicht» indiceert de verzekeringsplicht. Dit is nodig voor beoordeling tabeltoepassing/juiste premieafdracht/aansluiting financiële- en loonadministratie. |
|
verstrekte aanvulling op uitkering werknemers-verzekering |
ja |
Dit gegeven is nodig voor beoordeling van de juiste inhouding en afdracht én de samenvoegings- bepalingen. |
Voorts is nog een kruisje toegevoegd voor de Belastingdienst voor het gegeven verloonde uren voor de taak bij de uitvoering van de Wet tegemoetkomingen loondomein. Het verzoek van de werkgever om tegemoetkomingen gaat via de loonaangifte en de hoogte van de tegemoetkoming waarover de Belastingdienst beslist is gerelateerd aan het aantal verloonde uren.
Daarnaast is het gegeven indicatie premiekorting jongere werknemer aan de gegevensset toegevoegd. De nieuwe premiekorting, geregeld in de Wfsv is wel opgenomen in de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte, maar de indicatie van deze premiekorting (die de werkgever zelf toepast indien de werknemer aan de voorwaarden voldoet) is niet opgenomen in de gegevensset terwijl de indicaties van de andere premiekortingen, zoals de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer en de premiekorting oudere werknemer wel zijn opgenomen. De Belastingdienst heeft dit gegeven nodig voor de beoordeling van de juiste inhouding en afdracht/premievaststelling en toepassen juiste codering en de hoogte van het collectieve bedrag van deze kortingen. Voorts is het gegeven bedrag rente- of kostenvoordeel personeelslening voor de Belastingdienst noodzakelijk voor de heffing inkomstenbelasting. Dit gegeven werd alleen opgenomen voor het CBS. In aansluiting op de loonaangifte 2017 is de indicatie premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer gesplitst in: indicatie premiekorting in dienst nemen arbeidsgehandicapte werknemer, indicatie premiekorting doelgroep banenafspraak en indicatie premiekorting herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer. Van de gegevens over het «Straatadres buitenland» is met kruisjes aangegeven dat deze gegevens afkomstig zijn uit de basisregistratie personen, omdat de gegevens over het woonadres van niet-ingezetenen worden geregistreerd in de basisregistratie personen (artikel 2.69, eerste lid, van de Wet basisregistratie personen) en omdat het bij het woonadres om de daar genoemde gegevens gaat.
Voorts is vervallen het aantal SV-dagen omdat het aantal verloonde uren volstaat voor uitvoering van de sociale verzekeringswetgeving. Ook het gegeven indicatie personeelslening waarvan de rente- en/of kostenvoordelen niet tot het loon zijn gerekend is vervallen.
Voor de toegankelijkheid van deze wijzigingsregeling is Bijlage I geheel vervangen door een nieuwe Bijlage I. Daarbij is een kolom toegevoegd met verwijzing naar de artikelen uit de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte.
Bij de totstandkoming in 1998 is in artikel 29 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (BUB 1999) bepaald dat de ministeriële regelingen op grond van de artikelen 3, derde lid, en 13, tweede lid, van het BUB 1989 na de inwerkingtreding van het besluit berusten op de artikelen 3, eerste lid, onderdeel d, en 14, tweede lid, van het BUB 1999. Daarmee werden de twee ministeriële regelingen tot aanwijzing van volkenrechtelijke organisaties die op basis van het BUB 1989 waren getroffen, gehandhaafd. Inmiddels zijn op grond van de artikelen 3, eerste lid, respectievelijk 14, tweede lid, van het BUB 1999 de Regeling aanwijzing volkenrechtelijke organisaties in het Buitenland 2015 en de Regeling aanwijzing volkenrechtelijke organisaties in Nederland 2015 tot stand gekomen en met ingang van 1 januari 2015 in werking getreden. Bij deze regelingen zijn de voordien bestaande ministeriële aanwijzingsregelingen ingetrokken. Dit impliceert dat artikel 29 is uitgewerkt en kan vervallen.
Artikel VI vloeit voort uit de motie van de leden Kerstens en Nijkerken-De Haan van 7 juli 2016.13 In deze motie wordt de regering verzocht mogelijk te maken dat leerlingen uit het praktijkonderwijs (pro) zonder beoordeling worden opgenomen in het doelgroepregister. Op grond van artikel 38b, eerste lid, onderdeel d, van de Wfsv kunnen bij algemene maatregel van bestuur een indicaties worden vastgesteld op grond waarvan een personen wordt aangemerkt als arbeidsbeperkte. Deze indicaties worden uitgewerkt in de artikelen 2.24 en 2.25 van het Besluit Wfsv, waarbij in artikel 2.24 de indicaties worden genoemd waarbij geen beoordeling door UWV is vereist, en in artikel 2.25 de indicaties worden genoemd waarbij die beoordeling wel is vereist. Op grond van artikel 2.25, eerste lid, van het Besluit Wfsv konden personen die op hun laatste onderwijsdag deel uitmaakten van de doelgroep van een school voor pro op eigen verzoek worden opgenomen in het doelgroepregister nadat UWV had vastgesteld dat deze persoon niet in staat is het minimumloon te verdienen. Uit signalen van verschillende organisaties uit de praktijk, en vanuit de Tweede Kamer, is de zorg naar voren gekomen dat leerlingen van pro minder kansen hebben bij een werkgever als ze niet meetellen voor de banenafspraak. Om te voorkomen dat de kwetsbare groep schoolverlaters van het pro, nadat zij hun school hebben afgerond, tussen wal en schip vallen, worden personen die zijn uitgestroomd uit het pro en die opgenomen willen worden in het doelgroepenregister daarom niet langer genoemd in artikel 2.25, eerste lid, van het Besluit Wfsv, maar wordt deze groep overgebracht naar artikel 2.24, eerste lid, van dat besluit. Daarbij is – evenals voor voormalige leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs – niet langer de eis van toepassing dat het praktijkonderwijs het laatstgenoten onderwijs moet zijn. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt in artikel 2.24, derde lid, te verduidelijken dat het eerste lid ook niet van toepassing is op personen van wie door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Deze beperking vloeit voort uit artikel 38b, eerste lid, aanhef, van de Wfsv.
UWV is gevraagd om op deze wijziging te anticiperen vanaf de dag waarop dit besluit is geaccordeerd door de Ministerraad. Dit betekent dat vanaf 28 oktober 2016 naar aanleiding van verzoeken van voormalige leerlingen uit het praktijkonderwijs geen beoordeling van het verdienvermogen meer nodig is, maar dat zij zonder beoordeling worden opgenomen in het doelgroepenregister indien zij aan de voorwaarden voldoen.
Ten aanzien van personen die deel uitmaken van de doelgroep pro en die een verzoek hebben ingediend ter beoordeling van het arbeidsvermogen op grond van artikel 2.25, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit Wfsv, zoals dit luidde vóór deze wijziging, is in artikel 2.24, tweede lid, erin voorzien dat zij per 28 oktober 2016 worden opgenomen in het doelgroepregister. Zij hoeven daardoor geen nieuw verzoek in te dienen op grond van het gewijzigde artikel 2.24. Indien zij al waren opgenomen in het doelgroepregister, omdat de beoordeling van het arbeidsvermogen al had plaatsgevonden, blijven zij opgenomen in het doelgroepregister.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2017. Een aantal onderdelen treedt met terugwerkende kracht in werking. De toelichting daarop wordt gegeven bij de artikelsgewijze toelichting bij het betreffende onderdeel.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Drempelfuncties zijn reëel bestaande functies op de Nederlandse arbeidsmarkt die de ondergrens van verdiencapaciteit markeren. Dit zijn functies met een minimale belasting waardoor ze geschikt zijn voor mensen met forse beperkingen.
Uit het Onderwijsverslag 2012–2013 en het Onderwijsverslag 2013–2014 van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat leerlingen van het praktijkonderwijs (pro) in het algemeen duidelijk meer arbeidskansen hebben dan leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (vso). Ook blijkt uit onderzoek van UWV onder 5.500 dossiers dat bijna een kwart van de leerlingen van pro-scholen het wettelijk minimumloon (WML) kan verdienen.
Zie artikel I, onderdeel D, van de Wet van 21 juli 2007 tot wijziging van de Toeslagenwet en intrekking van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid in verband met het verbeteren en vereenvoudigen van de wijze waarop het sociaal minimum wordt gewaarborgd in de loondervingsuitkeringen (Stb. 2007, 302), met wijziging bij artikel XVIII, onderdeel B, onder 2, van de Wet van 29 november 2007, houdende wijziging van een aantal wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Stb. 2007, 551).
Met ingang van 1 maart 2012 is de citeertitel van het Inkomensbesluit Toeslagenwet gewijzigd in het Besluit gelijkstelling loondervingsuitkering Toeslagenwet.
Na inwerkingtreding van artikel XXVIII, onderdeel A, onder 2, van de Wet werk en zekerheid.
Dit blijkt te meer uit artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit gelijkstelling loondervingsuitkering Toeslagenwet, dat ook uitgaat van de hoofdregel (elk inkomen naast de loondervingsuitkering wordt gelijkgesteld met een loondervingsuitkering) en juist om dat te verduidelijken met het Besluit van 18 juni 2015, houdende wijziging van enige algemene matregelen van bestuur in verband met de Wet werk en zekerheid, het invoeren van een ontheffing in verband met de zorg voor een pasgeboren kind bij overlijden van de moeder, een wijziging van het Remigratiebesluit in verband met de berekenwijze van de jaarlijkse indexatie van de remigratie-uitkeringen, het vrijlagen van de afkoopsom klein pensioen voor verschillende uitkeringen in het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten alsmede enkele technische wijzigingen in enkele besluit (Stb. 2015, 242) is aangepast.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2016-536.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.