Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2015, 464 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2015, 464 | Wet |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enige wijzigingen in de wetgeving op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te brengen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 7, zesde lid, onderdeel b, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel 4° door «; of» een subonderdeel toegevoegd, luidende:
5°. de verzekerde aantoont dat het kind een bij ministeriële regeling te bepalen school bezoekt waarbij de afstand tussen het woonadres van de verzekerde of het woonadres van de ander tot wiens huishouden het kind laatstelijk behoorde en de dichtstbijzijnde school waar het onderwijs wordt aangeboden meer bedraagt dan een bij ministeriële regeling te bepalen aantal kilometers, met dien verstande dat de afstandseis niet geldt als het kind verplicht is gedurende het schooljaar meer dan drie nachten per kalenderweek op een aan de school gelieerde locatie te overnachten.
B
In artikel 14, derde lid, vervalt de laatste zin.
C
In artikel 17h, vierde lid, wordt «, eerste» vervangen door: , eerste lid.
D
In artikel 25 vervallen het derde en vierde lid.
De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «eerste of tweede» vervangen door: eerste, tweede of vijfde.
2. Het zevende lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de persoon:
1°. die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering als bedoeld in artikel 3.1, eerste of tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 kan bestaan en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering;
2°. die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die tegemoetkoming;
3°. die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt;
4°. die een vergelijkbaar soort onderwijs of beroepsopleiding als bedoeld onder 1° tot en met 3° volgt buiten Nederland, waarbij voor onder 1° en 2° geldt dat hij bij op enig moment tijdens dat onderwijs jonger dan 30 jaar is of in de maand van aanvang de leeftijd van 30 jaren heeft bereikt.
B
In artikel 29a, zesde lid, vervalt «, de halfwees ten behoeve van wie de tegemoetkoming wordt ontvangen» en wordt «, de halfwees of» vervangen door: of.
C
In de artikelen 39, tweede en vijfde lid, en 68, tweede lid, vervalt «, halfwezenuitkering».
D
In artikel 67, negende lid, wordt «blijven de artikelen 17, tweede lid, en 25, tweede lid» vervangen door: blijft artikel 17, derde lid.
De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, worden de onderdelen vanaf het als tweede onderdeel g geletterde onderdeel g tot en met j verletterd tot onderdelen h tot en met k.
B
In artikel 17c, zesde lid, vervalt «, halfwezenuitkering,».
C
In artikel 64b, tweede lid, wordt «Artikel 8, tweede en derde lid» vervangen door: Artikel 8, tweede tot en met vierde lid.
D
In artikel 64e wordt «Wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode (Stb. PM)» telkens vervangen door: Wet van 26 november 2014 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode en wijziging van de Participatiewet in verband met wijziging van de berekening en de periodieke aanpassing van de bijstandsnormen voor pensioengerechtigden (Stb. 2014, 502).
De Arbeidsomstandighedenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 14, vijfde lid, en artikel 29a, derde lid, vervalt «of, bij het ontbreken daarvan, het sociaalfiscaalnummer».
B
In artikel 24, zesde lid, vervalt «of, bij het ontbreken daarvan, het sociaalfiscaalnummer,».
De Arbeidstijdenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7:2, tweede lid, wordt na «8:3a, eerste lid,» ingevoegd: 8:8, eerste lid,.
B
In artikel 8:7, derde lid, vervalt «of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer».
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 668, derde lid, wordt na de tweede zin een zin ingevoegd, luidende:
De vergoeding is verschuldigd vanaf een maand na de dag waarop de verplichting op grond van lid 1 is ontstaan.
B
Artikel 669, vierde lid, komt te luiden:
4. Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, kan de werkgever de arbeidsovereenkomst, die is aangegaan voor het bereiken van een tussen partijen overeengekomen leeftijd waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, of, indien geen andere leeftijd is overeengekomen, de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd, eveneens opzeggen in verband met of na het bereiken van de tussen partijen overeengekomen leeftijd waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, of, indien geen andere leeftijd is overeengekomen, de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd.
C
In artikel 669, vierde lid, wordt «aangegaan» vervangen door: ingegaan.
Ca
In artikel 671, derde lid, wordt «binnen» vervangen door: uiterlijk.
D
Artikel 671a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid vervalt aan het slot van onderdeel b «en».
2. Aan het vijfde lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «; en» een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. de arbeidsrelatie met personen die op basis van een arbeidsovereenkomst op de arbeidsplaatsen die vervallen werkzaam zijn en de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd hebben bereikt, heeft beëindigd.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
11. De toestemming, bedoeld in lid 1 of lid 2, wordt niet verleend als een opzegverbod als bedoeld in artikel 670, leden 1 tot en met 4 en 10, of een met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbaar opzegverbod in een ander wettelijk voorschrift geldt, tenzij redelijkerwijs mag worden verwacht dat het opzegverbod niet meer geldt binnen vier weken na de dagtekening van de beslissing op het verzoek. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de toestemming, bedoeld in artikel 671, lid 1, onderdeel h.
E
Aan artikel 671b, vierde lid, wordt toegevoegd: , tenzij het overleggen van deze verklaring in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd.
F
Artikel 673, zevende lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. geschiedt in verband met of na het bereiken van een bij of krachtens wet vastgestelde of tussen partijen overeengekomen leeftijd waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, of, indien geen andere leeftijd geldt, de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd; of.
G
Artikel 673a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Lid 1 is niet van toepassing op de werkgever die minder dan 25 werknemers in dienst had in de tweede helft van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar:
a. waarin voor de werknemer, bedoeld in lid 1, een verzoek om toestemming als bedoeld in artikel 671a, of een verzoek om ontbinding als bedoeld in artikel 671b is ingediend; of
b. indien voor de beëindiging van een arbeidsovereenkomst een verzoek als bedoeld in onderdeel a, niet is vereist, waarin de arbeidsovereenkomst is opgezegd of van rechtswege eindigt en niet wordt voortgezet.
2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen categorieën van arbeidskrachten, die anders dan als werknemer werkzaam zijn bij de werkgever, worden aangewezen die meegerekend worden bij het bepalen van het aantal werknemers, bedoeld in lid 2.
H
Artikel 673d wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 673, lid 2, kunnen onder bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te bepalen voorwaarden voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst maanden die gelegen zijn voor 1 mei 2013 buiten beschouwing worden gelaten, indien de arbeidsovereenkomst is geëindigd of niet is voortgezet wegens omstandigheden als bedoeld in artikel 669, lid 3, onderdeel a, die het gevolg zijn van een slechte financiële situatie van de werkgever, die minder dan 25 werknemers in dienst had in de tweede helft van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar:
a. waarin het verzoek om toestemming, bedoeld in artikel 671a, of het verzoek om ontbinding, bedoeld in artikel 671b, wordt ingediend; of
b. indien voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een verzoek als bedoeld in onderdeel a, niet is vereist, waarin de arbeidsovereenkomst is opgezegd of van rechtswege eindigt en niet wordt voortgezet.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen categorieën van arbeidskrachten, die anders dan als werknemer werkzaam zijn bij de werkgever, worden aangewezen, die meegeteld worden bij het bepalen van het aantal werknemers, bedoeld in lid 1.
I
In artikel 677, zevende lid, wordt na «bedoeld in lid 1» ingevoegd: of in lid 4, laatste zin.
J
In artikel 682, eerste lid, onderdelen a en b, wordt na «artikel 669,» ingevoegd: lid 1 of.
K
In artikel 682a, aanhef, wordt «onderdelen c en d» vervangen door: onderdelen d en e.
L
Artikel 686a, vierde lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, indien het een verzoek op grond van de artikelen 672, lid 9, 677, 681, lid 1, onderdelen a, b en c, en 682, leden 1, 2 en 3, betreft;.
Na artikel 1 van de Cessantiawet BES wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een uitbreiding dan wel een beperking worden gegeven ten aanzien van degene die als werknemer wordt beschouwd:
a. ten aanzien van vreemdelingen;
b. ter voorkoming van samenloop op grond van deze wet met een overeenkomstige regeling buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
c. in de gevallen van tijdelijk verblijf of tijdelijke werkzaamheden binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
d. ten aanzien van echtgenoten en overige gezinsleden van de werknemer en van de in de onderdelen b en c bedoelde personen.
De Kaderwet SZW-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3, tweede lid, vervalt onder vernummering van het derde, vierde en vijfde lid tot het tweede, derde en vierde lid.
B
In artikel 9 wordt «artikel 3, derde lid» vervangen door: artikel 3, tweede lid.
De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
1. «een uitkering of arbeidsondersteuning» wordt vervangen door: arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of een uitkering.
2. «dan wel op grond van een regeling» wordt vervangen door: dan wel een uitkering op grond van een regeling.
B
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel d, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.
2. Het derde lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt, tenzij het betreft een persoon ten behoeve van wie loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend, tot het moment dat diens inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie is verleend.
C
In artikel 9a, elfde lid, wordt «een opleiding, als bedoeld in artikel 7.2.2., tweede lid, onder a,» vervangen door: een opleiding in de beroepsopleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid,.
D
In artikel 13, tweede lid, onderdeel c, onder 1, wordt «Wet op de studiefinanciering 2000» vervangen door: Wet studiefinanciering 2000.
E
Na artikel 19 wordt in hoofdstuk 3, paragraaf 2, een artikel ingevoegd, luidende:
1. In deze paragraaf wordt onder kostendelende medebewoner verstaan de persoon van 21 jaar of ouder die in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft en niet:
a. de echtgenoot van belanghebbende is;
b. op basis van een schriftelijke overeenkomst met de belanghebbende, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als verhuurder, huurder, onderverhuurder, onderhuurder, kostgever of kostganger, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van de belanghebbende, in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft;
c. op basis van een schriftelijke overeenkomst met een derde, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft, mits hij de overeenkomst heeft met dezelfde persoon als met wie de belanghebbende een schriftelijke overeenkomst heeft, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger; of
d. een persoon is die:
1°. onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering als bedoeld in artikel 3.1, eerste of tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 kan bestaan en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering;
2°. onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die tegemoetkoming;
3°. een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt;
4°. een vergelijkbaar soort onderwijs of beroepsopleiding als bedoeld onder 1° tot en met 3° volgt buiten Nederland, waarbij voor onder 1° en 2° geldt dat hij op enig moment tijdens dat onderwijs jonger dan 30 jaar is of in de maand van aanvang de leeftijd van 30 jaren heeft bereikt.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen b en c, legt de belanghebbende op verzoek van het college de schriftelijke overeenkomst over en toont hij de betaling van de commerciële prijs aan door het overleggen van de bewijzen van betaling.
F
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, en het tweede lid, onderdeel c, vervalt «die niet met een of meer andere meerderjarige personen dan de echtgenoot in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben, en» en wordt na «21 jaar of ouder» ingevoegd: , zonder kostendelende medebewoners.
2. Het derde lid vervalt.
G
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «die niet met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft» vervangen door: zonder kostendelende medebewoners.
2. In onderdeel b vervalt «die niet met een andere meerderjarige persoon dan de echtgenoot in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben, en» en wordt na «pensioengerechtigde leeftijd» ingevoegd: , zonder kostendelende medebewoners.
H
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «die niet met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft» vervangen door: zonder kostendelende medebewoners.
2. In onderdeel b vervalt «die niet met een andere meerderjarige persoon dan de echtgenoot in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben, en» en wordt na «hebben bereikt» ingevoegd: , zonder kostendelende medebewoners.
3. In onderdeel c vervalt «die niet met een andere meerderjarige persoon dan de echtgenoot in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben, en» en wordt na «nog niet heeft bereikt» ingevoegd: , zonder kostendelende medebewoners.
I
Artikel 22a komt te luiden:
1. Indien de belanghebbende van 21 jaar of ouder een of meer kostendelende medebewoners heeft, is de norm per kalendermaand voor de belanghebbende:
Hierbij staat:
• A voor het aantal kostendelende medebewoners plus de belanghebbende en zijn echtgenoot van 21 jaar of ouder indien hij gehuwd is; en
• B voor de norm, bedoeld in artikel:
a. 21, onderdeel b, indien de belanghebbende jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is;
b. 22, onderdeel c, indien de belanghebbende jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is en zijn echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;
c. 22, onderdeel b, indien de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
2. De norm voor gehuwden, op wie het eerste lid van toepassing is, is gelijk aan de som van de normen, bedoeld in dat lid, die voor ieder van de rechthebbende echtgenoten afzonderlijk van toepassing is.
3. Voor rechthebbende gehuwden, waarvan een echtgenoot 18, 19 of 20 jaar is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder is, met een of meer kostendelende medebewoners, is de norm per kalendermaand:
a. indien ze een of meer ten laste komende kinderen hebben: € 512,65 plus de op basis van dit artikel van toepassing zijnde norm voor de echtgenoot van 21 jaar of ouder,
b. indien ze geen ten laste komende kinderen hebben: € 237,61 plus de op basis van dit artikel van toepassing zijnde norm voor de echtgenoot van 21 jaar of ouder.
J
Na artikel 22a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van deze paragraaf is voor belanghebbenden de norm per kalendermaand, indien het betreft:
a. gehuwden met een of meer ten laste komende kinderen die naast de echtgenoot nog met een of meer andere meerderjarige personen die op grond van artikel 22a tot het eerste lid van dat artikel worden gerekend in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben, en waarvan een echtgenoot 18, 19 of 20 jaar is en de andere echtgenoot 21 jaar of ouder:
1°. van 1 januari 2015 tot 1 juli 2015: € 511,68 plus de op basis van artikel 22a van toepassing zijnde norm voor de echtgenoot van 21 jaar of ouder,
2°. van 1 juli 2015 tot 1 januari 2016: € 512,65 plus de op basis van artikel 22a van toepassing zijnde norm voor de echtgenoot van 21 jaar of ouder;
b. een alleenstaande die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en die met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft, maar waarbij geen van die meerderjarige personen op grond van artikel 22a tot het eerste lid van dat artikel worden gerekend:
1°. van 1 januari 2015 tot 1 juli 2015: € 1.077,63,
2°. van 1 juli 2015 tot 1 januari 2016: € 1.079,78.
2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 juli 2016.
K
Artikel 24 komt te luiden:
Voor gehuwden waarvan een echtgenoot geen recht op algemene bijstand heeft is voor de rechthebbende echtgenoot de norm gelijk aan 50% van de norm die voor hem zou gelden als hij gehuwd zou zijn met een rechthebbende echtgenoot van zijn leeftijd, indien:
a. de rechthebbende echtgenoot 21 jaar of ouder is en geen kostendelende medebewoners heeft; dan wel
b. de rechthebbende echtgenoot jonger dan 21 jaar is.
L
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt onderdeel w, onder verlettering van de onderdelen x tot en met z tot onderdelen w tot en met y.
2. In het vijfde lid wordt «onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vierde en vijfde lid» vervangen door: onder vernummering van het zesde, zevende en achtste lid tot vierde, vijfde en zesde lid.
M
In artikel 33, vierde lid, vervalt «, eerste tot en met derde lid».
O
Artikel 36a vervalt.
P
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «21» ingevoegd: , 22a, derde lid,.
2. In het vierde lid wordt «vierde lid» vervangen door: zesde lid.
Q
Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het recht op bijstand bestaat jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bijstand aan een belanghebbende die niet is ingeschreven als ingezetene met een woonadres of briefadres in de basisregistratie personen wordt verleend door het college van een bij die maatregel aan te wijzen gemeente.
2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot tweede tot en met vijfde lid.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door: tweede lid.
4. In het vijfde lid (nieuwe) wordt «vijfde lid» vervangen door: vierde lid.
R
In artikel 46, tweede lid, wordt «en de koopkrachttegemoetkoming, bedoeld in artikel 36a, zijn» vervangen door: is.
S
Artikel 47a, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde lid tot het tweede lid.
T
Artikel 47b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt.
2. De aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.
U
In artikel 47c, negende lid, wordt de zinsnede « nadat het zesde lid toepassing heeft gevonden» vervangen door: nadat het achtste lid toepassing heeft gevonden.
V
Artikel 53a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «aantal meerderjarige personen» vervangen door: aantal kostendelende medebewoners als bedoeld in artikel 19a.
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «aantal meerderjarige personen» vervangen door: aantal kostendelende medebewoners als bedoeld in artikel 19a.
b. In onderdeel a wordt «de in artikel 22a, tweede lid, bedoelde rekennorm» vervangen door: de in artikel 22a, eerste lid, bedoelde norm.
W
Aan artikel 60c wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, toegevoegd: voor zover deze medewerking leidt tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van deze vordering.
X
Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «Toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet» vervangen door: Toetsingscommissie vangnet Participatiewet.
2. In het eerste en tweede lid wordt «toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet» vervangen door: toetsingscommissie vangnet Participatiewet.
Y
Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:
2. In het eerste lid wordt «het toekennen van algemene bijstand, uitkeringen of inkomensvoorzieningen als bedoeld in artikel 69, eerste lid» vervangen door «het toekennen van algemene bijstand, loonkostensubsidies of uitkeringen als bedoeld in artikel 69, eerste lid» en wordt «een incidentele of meerjarige aanvullende uitkering» vervangen door: een vangnetuitkering.
3. In het tweede lid wordt «aanvullende uitkeringen» vervangen door: vangnetuitkeringen.
4. In het derde lid wordt «toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet» vervangen door: toetsingscommissie vangnet Participatiewet.
5. In het vierde lid wordt «een meerjarige aanvullende uitkering» vervangen door: een vangnetuitkering.
6. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Onze Minister kan een vangnetuitkering verminderen, intrekken of weigeren indien:
a. hij het college een aanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 76, eerste lid; of
b. het college in strijd handelt met een wettelijk voorschrift dat betrekking heeft op de vangnetuitkering of met een voorwaarde die aan het besluit tot verlening van een vangnetuitkering is verbonden.
7. Het zesde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «aanvullende uitkering» vervangen door: vangnetuitkering.
b. In onderdeel d wordt «toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet» vervangen door: toetsingscommissie vangnet Participatiewet.
8. In het zevende lid vervalt «en de termijn waarbinnen op dat verzoek wordt beslist».
Z
In artikel 75, onderdeel c, wordt «de incidentele aanvullende uitkering en de meerjarige aanvullende uitkering» vervangen door: de vangnetuitkering.
Aa
Aan hoofdstuk 7A wordt een artikel waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:
1. Op de persoon die op de dag voor inwerkingtreding van artikel IX, onderdeel B, van de Verzamelwet SZW 2016, recht heeft op algemene bijstand:
a. blijven de artikelen 20 tot en met 22a, 24, 33, vierde lid, en 53a, tweede en derde lid, zoals die luidden op die dag van toepassing; en
b. is artikel 19a niet van toepassing;
gedurende zes maanden na de datum van inwerkingtreding voor zover toepassing van dit artikel tot een hoger bedrag aan algemene bijstand leidt.
2. Indien het netto minimumloon wijzigt met ingang van 1 januari 2016, worden bij de toepassing van het eerste lid, de normen, genoemd in de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde artikelen 20 tot en met 22a, toegepast, zoals ze zouden luiden na herziening met het percentage van deze wijziging.
De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
0A
Artikel 2, tweede lid, aanhef, van de Toeslagenwet komt te luiden:
Behoudens het derde lid hebben voorts recht op toeslag een ongehuwde die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt en een ongehuwde, die niet met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en die:.
A
Artikel 5, vierde lid, komt te luiden:
4. Indien de uitkering op grond van de Werkloosheidswet is verminderd omdat de betrokkene in een kalenderweek minder beschikbaar voor arbeid is dan zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek, en er een inkomen als bedoeld in artikel 1b, vijfde lid, van de Werkloosheidswet, is berekend, wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen de uitkering op grond van de Werkloosheidswet in aanmerking genomen alsof die vermindering niet heeft plaatsgevonden.
B
Na artikel 44d wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Artikel 5, vierde lid, zoals dit luidde op 30 juni 2015, blijft van toepassing op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet waarvan de eerste werkloosheidsdag is gelegen voor 1 juli 2015.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, die op grond van artikel 130z, tweede lid, of artikel 130aa, eerste lid, van de Werkloosheidswet is omgezet.
C
Na artikel 44f wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 8a, eerste lid, onderdeel c, bedraagt voor de persoon, bedoeld in artikel 2, zesde lid, de toeslag niet meer dan het verschil tussen het dagloon, vervolgdagloon of de grondslag waarnaar de loondervingsuitkering is berekend, en de loondervingsuitkering, indien:
a. van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016 het dagloon, vervolgdagloon of de grondslag waarnaar de loondervingsuitkering is berekend lager is dan 65% van het minimumloon;
b. in 2017 het dagloon, vervolgdagloon of de grondslag waarnaar de loondervingsuitkering is berekend lager is dan 60% van het minimumloon;
c. in 2018 het dagloon, vervolgdagloon of de grondslag waarnaar de loondervingsuitkering is berekend lager is dan 55% van het minimumloon.
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt na «C voor het dagloon waarnaar de uitkering zou zijn berekend indien dat niet gemaximeerd zou zijn op het in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen bedoelde bedrag» ingevoegd:, dan wel voor de uitkering, bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel b, zonder de maximering, bedoeld in artikel 64, vierde en zevende lid, gedeeld door 21,75 als de uitkering betrekking heeft op een periode die aanvangt op de eerste dag en eindigt op de laatste dag van een kalendermaand, dan wel gedeeld door het aantal dagen, bedoeld in artikel 64, zevende lid.
2. In het zesde lid vervalt «en hoofdstuk IV».
Aa
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien artikel 19, derde of vierde lid, toepassing heeft gevonden, ontstaat in afwijking van het eerste lid het recht op uitkering indien de werknemer in 36 kalenderweken onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop het arbeidsurenverlies is ingetreden in ten minste 26 kalenderweken ten minste één arbeidsuur per kalenderweek heeft.
Ab
In artikel 19 worden onder vernummering van het derde tot en met het tiende lid tot het zesde tot en met dertiende lid drie leden ingevoegd, luidende:
3. Geen recht op uitkering heeft de werknemer zolang de rechtens geldende opzegtermijn niet is verstreken en de arbeidsovereenkomst is geëindigd door opzegging of doordat daarover schriftelijk overeenstemming is bereikt. Onder de rechtens geldende opzegtermijn wordt verstaan de termijn die de werkgever of de werknemer op grond van artikel 672 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de artikelen 94 tot en met 96c van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of een overeenkomstige bepaling van soortgelijke regeling ieder voor zich bij opzegging in acht behoort te nemen. In geval de dienstbetrekking is geëindigd met wederzijds goedvinden, geldt de in de vorige zin genoemde opzegtermijn voor de werkgever. Als datum waarop de dienstbetrekking wordt geacht te zijn opgezegd, geldt de datum waarop:
a. de beëindiging schriftelijk is overeengekomen; of
b. de werkgever of de werknemer de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.
4. Geen recht op uitkering heeft de werknemer totdat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zou zijn verstreken, indien deze tussentijds met wederzijds goedvinden is geëindigd, zonder dat in die arbeidsovereenkomst schriftelijk is overeengekomen dat deze tussentijds kan worden opgezegd als bedoeld in artikel 667, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
5. Het derde en vierde lid zijn niet langer van toepassing indien artikel 16, vijfde lid, is toegepast.
B
In artikel 20, eerste lid, onderdeel c, wordt na «de werknemer» ingevoegd: niet meer werkloos is omdat hij.
C
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot het derde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Een uitkering die onverschuldigd aan de werkgever is betaald, wordt door het UWV van de werkgever teruggevorderd, indien de werknemer recht heeft op loon over de uren waarop de onverschuldigd betaalde uitkering betrekking had.
2. In het vierde en vijfde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.
D
In artikel 36a, eerste lid, wordt «eerste lid» vervangen door: eerste en tweede lid.
E
Artikel 42b, eerste lid, komt te luiden:
1. Indien het recht op uitkering is geëindigd en vervolgens een nieuw recht op uitkering is ontstaan, zonder dat aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 42, tweede lid, onderdeel a of b, wordt voldaan, dan wordt de duur van dat nieuwe recht verlengd met:
a. de resterende duur van het beëindigde recht, indien de werknemer over ten minste drie maanden een uitkering heeft ontvangen op grond van dat beëindigde recht;
b. de duur van het beëindigde recht waarop drie maanden in mindering worden gebracht, indien de werknemer over minder dan drie maanden een uitkering heeft ontvangen op grond van dat beëindigde recht.
F
In artikel 42d, eerste lid, wordt de zinsnede «zou hebben bestaan op grond van artikel 42, tweede lid» vervangen door: zou hebben bestaan op grond van artikel 42, zesde lid».
G
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «Het recht op uitkering op grond van dit hoofdstuk omvat:» vervangen door: Het recht op uitkering op grond van dit hoofdstuk wordt per kalendermaand berekend en omvat:.
2. In het vierde lid wordt na «bedraagt de uitkering per kalendermaand» ingevoegd: , zonder verrekening van inkomen als bedoeld in artikel 65,.
3. Het zevende en achtste lid komen te luiden:
7. Indien het loon, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, betrekking heeft op een periode die niet aanvangt op de eerste dag van een kalendermaand of niet op de laatste dag van een kalendermaand eindigt, bedraagt de uitkering in die kalendermaand, zonder verrekening van inkomen als bedoeld in artikel 65, ten hoogste 100/108 deel van anderhalf maal het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, vermenigvuldigd met 21,75 maal het verschil tussen enerzijds het totale aantal dagen in die kalendermaand en anderzijds het aantal dagen in die kalendermaand voordat voornoemde periode is aangevangen of nadat voornoemde periode is geëindigd, gedeeld door het totaal aantal dagen in die kalendermaand. Bij het bepalen van het aantal dagen in een kalendermaand worden de zaterdagen en zondagen buiten beschouwing gelaten.
8. Indien de vakantiebijslag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, betrekking heeft op een periode die niet aanvangt op de eerste dag van een kalendermaand of niet op de laatste dag van een kalendermaand eindigt, bedraagt de uitkering in die kalendermaand, zonder verrekening van inkomen als bedoeld in artikel 65, ten hoogste 100/108 deel van anderhalf maal het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, vermenigvuldigd met 21,75 maal het verschil tussen enerzijds het totale aantal dagen in die kalendermaand en anderzijds het aantal dagen in die kalendermaand voordat voornoemde periode is aangevangen of nadat voornoemde periode is geëindigd, gedeeld door het totaal aantal dagen in die kalendermaand. Bij het bepalen van het aantal dagen in een kalendermaand worden de zaterdagen en zondagen buiten beschouwing gelaten.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. Indien de werkgever over de periode als bedoeld in het eerste lid, loon, vakantiegeld of vakantiebijslag aan de werknemer heeft betaald dan wel een bedrag in verband met de dienstbetrekking met de werknemer aan een derde heeft betaald, wordt dat inkomensbestanddeel toegerekend aan een periode voorafgaand aan voornoemde periode, indien de werknemer of die derde over die voorafgaande periode een vordering tot betaling van dat inkomensbestanddeel heeft op de werkgever.
H
Artikel 65 komt te luiden:
1. Indien de verplichting tot betaling van het loon, bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel b, door het UWV is overgenomen en de werknemer geniet inkomen in een kalendermaand, wordt de op grond van artikel 64, eerste lid, onderdeel b, vierde of zevende lid, vastgestelde uitkering vermenigvuldigd met de uitkomst van (A-B)/A. Hierbij staat:
A voor de uitkering per kalendermaand indien die niet zou zijn gemaximeerd op grond van artikel 64, vierde of zevende lid; en
B voor het inkomen in een kalendermaand.
2. Indien de berekening, bedoeld in het eerste lid, leidt tot een negatief bedrag, wordt de uitkering op nihil gesteld.
I
In artikel 68, eerste lid, wordt «derde lid, vijfde lid en zevende tot en met tiende lid» vervangen door: derde tot en met zesde lid, achtste lid en tiende tot en met dertiende lid, 20, eerste lid, onderdeel c,.
J
Artikel 130cc, eerste lid, komt te luiden:
1. Deze wet en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op de dag voor de inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid, blijven van toepassing op een recht op uitkering op grond van hoofdstuk IV indien de dag vanaf welke een werkgever verkeert in een toestand als bedoeld in artikel 61 is gelegen voor de dag van inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdelen V, X en Y, van de Wet werk en zekerheid.
K
Aan hoofdstuk XB wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 42b, eerste lid, vindt geen toepassing voor zover het eerdere recht was geëindigd op grond van artikel 20, eerste lid, onderdelen a, b, c en d, zoals dat luidde op de dag voor de datum waarop artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid in werking is getreden en op grond van artikel 21, zoals dat luidde op de dag voor die inwerkingtreding, geen herleving zou plaatsvinden wegens het overschrijden van de in laatstgenoemd artikel bedoelde termijnen.
L
Aan artikel 130r wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Voor zover de uitkering, bedoeld in artikel 61a, betrekking heeft op de periode voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van de onderdelen V, X en Y van artikel XXVI van Wet werk en zekerheid, heeft de maximering, bedoeld in artikel 61a, eerste lid, geen plaats.
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 6, onderdeel c, wordt «artikel 7 of 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag» vervangen door: artikel 7, 7a, 13 of 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
B
In artikel 100 wordt «artikel 7 of 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag» vervangen door: artikel 7, 7a, 13 of 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
C
Artikel 475d wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid en het tweede lid komen te luiden:
1. De beslagvrije voet bedraagt voor schuldenaren die kunnen worden aangemerkt als:
a. echtgenoten of geregistreerde partners als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet die beiden 21 jaar of ouder zijn: negentig procent van de norm genoemd in artikel 21, onderdeel b, respectievelijk artikel 22, onderdeel b en c, van die wet;
b. een alleenstaande en een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, onderdeel a en b, van de Participatiewet die 21 jaar of ouder zijn, maar nog niet de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt: 90 procent van de norm genoemd in artikel 21, onderdeel a, van de Participatiewet;
c. een alleenstaande en een alleenstaande ouder vanaf het moment dat zij de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt: negentig procent van de norm genoemd in artikel 22, onderdeel a, van de Participatiewet.
2. De beslagvrije voet bedraagt voor schuldenaren die kunnen worden aangemerkt als:
a. echtgenoten of geregistreerde partners zonder ten laste komende kinderen die beiden jonger zijn dan 21 jaar: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet;
b. echtgenoten of geregistreerde partners zonder ten laste komende kinderen waarvan een van hen jonger is dan 21 jaar: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet;
c. een alleenstaande of alleenstaande ouder jonger dan 21 jaar: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet;
d. echtgenoten of geregistreerde partners die beiden jonger zijn dan 21 jaar met een of meer ten laste komende kinderen: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet;
e. echtgenoten of geregistreerde partners waarvan een van hen jonger is dan 21 jaar met een of meer ten laste komende kinderen: 90 procent van de norm genoemd in artikel 20, tweede lid, onderdeel c, van de Participatiewet.
2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
4. Het vierde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «eerste, tweede en vierde lid» vervangen door: eerste, tweede en derde lid.
b. In onderdeel c wordt «het bedrag dat krachtens die wet is toegekend of toegekend zou kunnen worden» vervangen door: het krachtens die wet ontvangen bedrag.
5. Na het vierde lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Voor zover het echtgenoten of geregistreerde partners betreft, wordt de beslagvrije voet voor ten hoogste de helft verminderd met het eigen, niet onder beslag liggende periodieke inkomen inclusief vakantie-aanspraak van degene aan wie de bijstand samen met de schuldenaar zou kunnen toekomen.
In artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES wordt «artikel 349» vervangen door: artikel 394.
De Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 14a, derde lid, vervalt «of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer».
B
Artikel 14b wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot het vierde tot en met achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, verstrekt op verzoek kosteloos aan een erkende certificerende instelling gegevens aangaande een verklaring toepasselijke wetgeving als bedoeld in artikel 34, derde lid, onderdeel c, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen waarvan is gebleken dat deze verklaring onterecht dan wel onjuist is afgegeven ten behoeve van een bij een onderneming of rechtspersoon werkzame persoon.
2. In het vierde en vijfde lid (nieuw) wordt «het eerste en tweede lid» vervangen door: het eerste tot en met derde lid.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt «het eerste of tweede lid» vervangen door: het eerste, tweede, of derde lid.
4. In het achtste lid (nieuw) wordt «het zesde lid» vervangen door: het zevende lid.
De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3:1a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «tijdens het bevallingsverlof» vervangen door: op de dag van de bevalling dan wel tijdens het bevallingsverlof.
2. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Artikel 3:1, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing op het opnemen van het resterende bevallingsverlof, met dien verstande dat in plaats van «vrouwelijke werknemer» telkens wordt gelezen: partner.
3. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot zevende en achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Indien het verzoek, bedoeld in het vijfde lid, niet tijdig wordt gedaan, wordt de vergoeding van het op grond van het eerste of vierde lid voldane loon uitsluitend toegekend voor zover het tijdvak waarover dit loon in rekening wordt gebracht, valt in het jaar voorafgaand aan de datum van het verzoek. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan in bijzondere gevallen ten gunste van de werkgever afwijken van de eerste zin.
B
Artikel 3:8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, eerste zin, wordt na «vermoedelijke datum van bevalling,» ingevoegd: of tien weken voor die dag indien het een zwangerschap van meer dan één kind betreft,.
2. In het tweede lid, tweede zin, wordt na «vermoedelijke datum van bevalling» ingevoegd: of uiterlijk acht weken voor die dag indien het een zwangerschap van meer dan één kind betreft.
C
Artikel 3:18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «gedurende tenminste zestien weken» vervangen door: gedurende ten minste zestien weken.
2. In het derde lid, eerste zin, wordt na «vermoedelijke datum van bevalling,» ingevoegd: of tien weken voor die dag indien het een zwangerschap van meer dan één kind betreft,.
3. In het derde lid, tweede zin, wordt na «vermoedelijke datum van bevalling» ingevoegd: of uiterlijk acht weken voor die dag indien het een zwangerschap van meer dan één kind betreft.
D
Artikel 3:26 vervalt.
E
Artikel 6:6, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste zin wordt «zwaarwegende» vervangen door: zwaarwegend.
2. In de derde zin wordt «derde zin» vervangen door: tweede zin.
De Wet arbeid vreemdelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer».
2. In het tweede lid vervalt «of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer,».
B
In artikel 17d wordt «artikel 17b, eerste lid,» vervangen door: de artikelen 17b, eerste lid, en 19g, eerste lid,.
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zevende lid wordt vernummerd tot het zesde lid.
2. In het zesde lid (nieuw) wordt «zesde lid» vervangen door: vijfde lid.
B
In artikel 58, zevende lid, wordt na «bepaald wat onder inkomen» ingevoegd: en loon.
C
Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot het derde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. De uitkering die onverschuldigd aan de werkgever is betaald, wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van de werkgever teruggevorderd, indien de werkgever de uitkering op grond van artikel 629, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in mindering heeft kunnen brengen op het loon.
2. In het vierde en vijfde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.
D
In artikel 64, eerste lid, wordt «eerste lid» vervangen door: eerste en tweede lid.
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1a:12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel i wordt na «3:47» ingevoegd: , 3:47a.
2. Onder verlettering van de onderdelen j en k tot k en l wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
j. ter zake van herziening of intrekking: artikel 3:18;.
B
In artikel 3:19, achtste lid, wordt «vierde lid» vervangen door: vijfde lid.
C
In artikel 3:48, achtste lid, wordt na «bepaald wat onder inkomen» ingevoegd: en loon.
D
Artikel 3:56 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot het derde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. De uitkering die onverschuldigd aan de werkgever is betaald, wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van de werkgever teruggevorderd, indien de werkgever de uitkering op grond van artikel 629, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in mindering heeft kunnen brengen op het loon.
2. In het vierde en vijfde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.
E
In artikel 3:57, eerste lid, wordt «eerste lid» vervangen door: eerste en tweede lid.
F
Aan hoofdstuk 3, afdeling 5, wordt een artikel toegevoegd, luidende:
G
In artikel 6:6 wordt na «op grond van» ingevoegd: artikel 2:22 en ».
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4, onderdeel c, wordt «bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet langdurige zorg» vervangen door: bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet langdurige zorg.
B
Artikel 38b wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
1. In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder een arbeidsbeperkte verstaan de persoon, niet zijnde de persoon van wie door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat hij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet en:
a. die met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet naar een dienstbetrekking is of wordt toegeleid, en van wie uitsluitend op verzoek van het college van burgemeester en wethouders door het UWV is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet,
b. die geïndiceerd is als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening of een nog geldende indicatiebeschikking heeft op grond van artikel 11 van die wet, zoals dat artikel luidde op 31 december 2014,
c. die recht op arbeidsondersteuning of een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten heeft, tenzij deze persoon duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 1a:1 van die wet,
d. die voldoet aan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde indicatie, of
e. van wie op eigen verzoek door het UWV is of wordt vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet. Bij algemene maatregel van bestuur worden ten aanzien van de persoon, bedoeld in de vorige zin, nadere regels gesteld.
3. In het tweede lid wordt «deze afdeling» vervangen door: deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen.
4. In het vierde lid wordt vóór «verloonde uren» ingevoegd: In deze paragraaf en in artikel 122n en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder.
5. In het vijfde lid wordt vóór «de beschikking» ingevoegd: In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder.
Ba
In artikel 38d, derde lid, wordt de zinsnede «artikel 38b, eerste lid, onderdelen a en b» vervangen door: artikel 38b, eerste lid, onderdelen a, b, d en e, en tweede lid.
C
In artikel 38f, tweede lid, wordt in de variabelen A, B en C «arbeidsbeperkten» vervangen door: arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 38b, eerste lid.
D
Aan artikel 40, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, kan een model worden gegeven dat wordt gehanteerd voor de garantie, bedoeld in de eerste zin.
E
In artikel 43 wordt «artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel b» vervangen door: artikel 40, eerste lid, aanhef en onderdeel b.
F
In de artikelen 48a, eerste lid, onderdeel a, en 51, derde lid, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
G
Artikel 49, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «artikel 3.1 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen» vervangen door: artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2. In onderdeel 2 wordt «dertien weken» vervangen door: elf weken.
H
In artikel 113a wordt «derde lid» vervangen door: tweede lid.
Artikel 2 van de Wet flexibel werken, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «drie maanden» vervangen door: zes maanden.
2. Het twaalfde lid komt te luiden:
12. Indien de werkgever niet een maand voor het beoogde tijdstip van ingang van de aanpassing op het verzoek heeft beslist, wordt de arbeidsduur, de arbeidsplaats of de werktijd aangepast overeenkomstig het verzoek van de werknemer. Indien sprake is van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in het derde lid, beslist de werkgever in afwijking van het bepaalde in de eerste zin binnen vijf werkdagen op het verzoek van de werknemer.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, vervalt «en het negende lid».
2. Het achtste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de persoon:
1°. die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering als bedoeld in artikel 3.1, eerste of tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 kan bestaan en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering;
2°. die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die tegemoetkoming;
3°. die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt;
4°. die een vergelijkbaar soort onderwijs of beroepsopleiding als bedoeld onder 1° tot en met 3° volgt buiten Nederland, waarbij voor onder 1° en 2° geldt dat hij op enig moment tijdens dat onderwijs jonger dan 30 jaar is of in de maand van aanvang de leeftijd van 30 jaren heeft bereikt.
3. Het tiende lid vervalt onder vernummering van het elfde tot het tiende lid.
Aa
In artikel 8, zevende lid, wordt «€ 124,05» vervangen door: € 196,71.
B
Aan 29a wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, toegevoegd: voor zover deze medewerking leidt tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van deze vordering.
C
In artikel 63e, tweede lid, wordt «negende lid» vervangen door: elfde lid.
D
De artikelen 63h en 63i komen te luiden:
Ten aanzien van de persoon wiens eerste werkloosheidsdag is gelegen voor 1 juli 2015 blijft artikel 5, vijfde lid, van toepassing zoals dat luidde na de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel C, van de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten en voor de inwerkingtreding van artikel XIX, onderdeel A, van de Verzamelwet SZW 2015.
Ten aanzien van de persoon wiens recht op uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is ontstaan voor 1 juli 2015 blijft artikel 5, vijfde lid, van toepassing zoals dat luidde na de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel C, van de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten en voor de inwerkingtreding van artikel XIX, onderdeel A, van de Verzamelwet SZW 2015.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zevende lid vervalt, onder vernummering van het achtste tot en met het tiende tot het zevende tot en met het negende lid.
2. Het zevende lid (nieuw), onderdeel d, komt te luiden:
d. de persoon:
1°. die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering als bedoeld in artikel 3.1, eerste of tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 kan bestaan en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering;
2°. die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die tegemoetkoming;
3°. die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt;
4°. die een vergelijkbaar soort onderwijs of beroepsopleiding als bedoeld onder 1° tot en met 3° volgt buiten Nederland, waarbij voor onder 1° en 2° geldt dat hij op enig moment tijdens dat onderwijs jonger dan 30 jaar is of in de maand van aanvang de leeftijd van 30 jaren heeft bereikt.
3. In het achtste lid (nieuw) wordt «het achtste lid, onderdeel b of onderdeel c,» vervangen door: het zevende lid, onderdeel b of onderdeel c,.
Aa
In artikel 8, elfde lid, wordt «€ 124,05» vervangen door: € 196,71.
B
Aan 29a wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, toegevoegd: voor zover deze medewerking leidt tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van deze vordering.
De Wet inkomensvoorziening oudere werklozen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 42, tweede lid, onderdeel a» vervangen door: aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 42, tweede lid, onderdeel a of b.
2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 42, tweede lid, onderdelen a en b» vervangen door: aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 42, tweede lid, onderdeel a of b.
B
In artikel 35a, eerste lid, vervalt onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d tot en met f tot c tot en met e.
De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.9, eerste lid, wordt «bij het begin van het kalenderjaar bij ministeriële regeling gewijzigd» vervangen door: bij het begin van het kalenderjaar bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gewijzigd.
B
Artikel 1.57b, vierde lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. het aantal en de aard van de door hem behandelde klachten per locatie;.
C
Artikel 1.57c wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het derde en vierde tot vierde en vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De geschillencommissie, bedoeld in het eerste lid, informeert het college dat een houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau is aangesloten of niet meer is aangesloten bij de geschillencommissie. Het college verwerkt de gegevens, bedoeld in de eerste zin, in het register kinderopvang.
Ca
Aan hoofdstuk, afdeling 3, paragraaf 2, wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van artikel 1.57b en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit hoofdstuk de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
D
In artikel 1.66a, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2, wordt «willen» vervangen door: wil.
E
In artikel 1.81, eerste lid, wordt «het register kinderopvang» vervangen door: in het register kinderopvang.
F
Artikel 2.13a, vierde lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. het aantal en de aard van de door hem behandelde klachten per locatie;.
G
Artikel 2.13b wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De geschillencommissie, bedoeld in het eerste lid, informeert het college dat een houder is aangesloten of niet meer is aangesloten bij de geschillencommissie. Het college verwerkt de gegevens, bedoeld in de eerste zin, in het register peuterspeelzaalwerk.
Ga
In artikel 2.15, eerste lid, wordt «elk» vervangen door: elke.
H
In artikel 2.24a, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2, wordt «willen» vervangen door: wil.
I
In artikel 2.28a, eerste lid, wordt «het register peuterspeelzaalwerk» vervangen door: in het register peuterspeelzaalwerk.
De Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten wordt als volgt gewijzigd:
A
Het in artikel VI, onderdeel A, onder 3, voorgestelde negende lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de persoon:
1°. die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering als bedoeld in artikel 3.1, eerste of tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 kan bestaan en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering;
2°. die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die tegemoetkoming;
3°. die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt;
4°. die een vergelijkbaar soort onderwijs of beroepsopleiding als bedoeld onder 1° tot en met 3° volgt buiten Nederland, waarbij voor onder 1° en 2° geldt dat hij op enig moment tijdens dat onderwijs jonger dan 30 jaar is of in de maand van aanvang de leeftijd van 30 jaren heeft bereikt.
B
Artikel IX wordt als volgt gewijzigd:
1. Het in onderdeel A, onder 2, voorgestelde zevende lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de persoon:
1°. die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering als bedoeld in artikel 3.1, eerste of tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 kan bestaan en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering;
2°. die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die tegemoetkoming;
3°. die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt;
4°. die een vergelijkbaar soort onderwijs of beroepsopleiding als bedoeld onder 1° tot en met 3° volgt buiten Nederland, waarbij voor onder 1° en 2° geldt dat hij op enig moment tijdens dat onderwijs jonger dan 30 jaar is of in de maand van aanvang de leeftijd van 30 jaren heeft bereikt.
2. In onderdeel E wordt «de artikelen 2, 8 en 44d» vervangen door: de artikelen 2, 8 en 44f.
3. Onderdeel H wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «artikel 44c» vervangen door: artikel 44e.
b. In het opschrift van het in te voegen artikel 44d wordt «Artikel 44d» vervangen door: Artikel 44f.
c. In het in te voegen artikel 44d, vierde lid, wordt «de artikelen 2, 8 en 44d» vervangen door: de artikelen 2, 8 en 44f.
De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 18p wordt in het vijfde lid na «artikel 7,» ingevoegd: 7a, 13,.
B
In artikel 18q wordt «en 18n, eerste lid,» vervangen door: 18n, eerste lid, en 18pa, eerste lid,.
De Wet ongevallen verzekering BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een uitbreiding dan wel een beperking worden gegeven ten aanzien van degene die als werknemer wordt beschouwd:
a. ten aanzien van vreemdelingen;
b. ter voorkoming van samenloop op grond van deze wet met een overeenkomstige regeling buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
c. in de gevallen van tijdelijk verblijf of tijdelijke werkzaamheden binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
d. ten aanzien van echtgenoten en overige gezinsleden van de werknemer en van de in de onderdelen b en c bedoelde personen.
B
In artikel 5, vijfde lid, wordt «vijfdaagse werkweek» vervangen door: werkweek van vijf dagen of minder.
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 13, eerste lid, wordt na «Deze wet» ingevoegd: , met uitzondering van artikel 44,.
B
In artikel 44, achtste lid, wordt na «bepaald wat onder inkomen» ingevoegd: en loon.
C
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot het derde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. De uitkering die onverschuldigd aan de werkgever is betaald, wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van de werkgever teruggevorderd, indien de werkgever de uitkering op grond van artikel 629, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in mindering heeft kunnen brengen op het loon.
2. In het vierde en vijfde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.
D
In artikel 57a, eerste lid, wordt «eerste lid» vervangen door: eerste en tweede lid.
De Wet op het kindgebonden budget wordt als volgt gewijzigd:
0A
Artikel 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt »€ 1.866,–» vervangen door: € 1.833,–.
2. In onderdeel c wordt »€ 2.150,–» vervangen door: € 2.117,–.
3. In onderdeel d wordt »€ 2.150,–» vervangen door: € 2.117,–.
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «en het bedrag van het gezamenlijke toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 2, zevende lid,».
2. In het derde lid wordt «, zesde en zevende» vervangen door: en zesde.
B
Artikel 7 vervalt.
De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:
de Inspectie SZW, voor zover belast met de taken, genoemd in hoofdstuk 7;.
B
Artikel 30a, derde lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. ten aanzien van de jonggehandicapte die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
C
Artikel 32, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a vervalt «of».
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; of» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. de vraag of de werknemer bij regelmaat de bedongen arbeid niet kan verrichten als gevolg van ziekte of gebreken van de werknemer, die niet het gevolg zijn van onvoldoende zorg van de werkgever voor de arbeidsomstandigheden, of het aannemelijk is dat binnen 26 weken geen herstel zal optreden en dat binnen die periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan worden verricht, en of herplaatsing van de werknemer in een andere passende functie, al dan niet met behulp van scholing, niet tot de mogelijkheden behoort.
D
Artikel 36 vervalt.
E
Artikel 37 komt te luiden:
1. De Inspectie SZW is belast met het toezicht op de doeltreffendheid van de uitvoering van de bij of krachtens deze wet of enige andere wet aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank opgedragen taken.
2. De Inspectie SZW is belast met het toezicht op de wijze waarop het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank, en de colleges van burgemeester en wethouders bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taken samenwerken als bedoeld in de artikelen 9, 10 en 10a.
3. De Inspectie SZW is belast met het toezicht op de wijze waarop de colleges van burgemeester en wethouders gezamenlijk bijdragen aan het behalen van de doelen op het terrein van werk en inkomen.
F
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Inspectie SZW stelt eens per vier jaar vóór 1 juli een meerjarig toezichtsplan en jaarlijks vóór 1 juli een plan van werkzaamheden vast.
2. In het tweede en derde lid wordt « de Inspectie Werk en Inkomen» vervangen door: de Inspectie SZW.
G
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste, tweede en derde lid wordt «Inspectie Werk en Inkomen» telkens vervangen door: Inspectie SZW.
2. In het eerste lid vervalt «, nadat daarover met Onze Minister is overlegd».
H
In artikel 40, eerste en tweede lid, wordt «Inspectie Werk en Inkomen» vervangen door: Inspectie SZW.
I
In artikel 41 wordt «de Inspectie Werk en Inkomen» vervangen door «de Inspectie SZW» en vervallen «de rechtmatigheid en doelmatigheid van» en «en rechtspersonen».
J
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en de colleges van burgemeester en wethouders verstrekken op verzoek, kosteloos, aan de Inspectie SZW alle gegevens en inlichtingen en verlenen de Inspectie SZW op verzoek toegang tot en inzage in gegevens en bescheiden die voor de uitoefening van haar taak, bedoeld in hoofdstuk 7, noodzakelijk zijn.
2. Het tweede en vierde lid vervallen onder vernummering van het derde tot het tweede lid.
3. In het tweede lid (nieuw) wordt «Inspectie Werk en Inkomen» vervangen door «Inspectie SZW» en wordt «eerste en tweede lid» vervangen door: eerste lid.
K
De artikelen 43 en 44 vervallen.
L
In artikel 54 wordt «Inspectie Werk en Inkomen» telkens vervangen door: Inspectie SZW.
M
Aan artikel 73, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Het burgerservicenummer kan bij de verwerking van gegevens tevens worden gebruikt door een financiële onderneming als bedoeld in onderdeel b, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de overeenkomsten, genoemd in de onderdelen a en b.
N
In artikel 77 wordt «Inspectie Werk en Inkomen» vervangen door: Inspectie SZW.
O
In artikel 84, eerste lid, wordt «36, zesde lid» vervangen door «36, zevende lid», wordt «33, zesde lid» vervangen door «33, zevende lid», wordt «77, zesde lid» vervangen door «77, zevende lid», wordt «57, zesde lid» vervangen door «57, zevende lid», wordt «63, zesde lid» vervangen door «63, zevende lid» en wordt «3:56, zesde lid» vervangen door: 3:56, zevende lid.
Artikel II van de Wet studievoorschot hoger onderwijs komt te luiden:
Aan artikel 7aa van de Algemene Kinderbijslagwet wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Voor de toepassing van dit artikel en de artikelen 15, tweede lid, onderdeel b, en 25, eerste lid, wordt een reisvoorziening voor de deelnemer als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, tweede volzin, van de Wet studiefinanciering 2000 niet beschouwd als studiefinanciering in de zin van die wet.
In artikel 2, derde lid, van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen wordt «In afwijking van artikel 36, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen» vervangen door: In afwijking van artikel 37, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
Artikel I, onderdeel N, van de Wet vereenvoudiging regelingen UWV wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In het eerste, derde en vijfde lid wordt na «door de werknemer» ingevoegd: of door de werkgever, bedoeld in artikel 18, eerste lid,.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. In het vierde lid wordt na «aan de werknemer» ingevoegd: of door de werkgever, bedoeld in artikel 18, eerste lid,.
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de definitie van eigenrisicodrager «artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel b» vervangen door: artikel 40, eerste lid, aanhef en onderdeel b.
B
In artikel 26 wordt het vijfde lid vernummerd tot vierde lid.
C
In artikel 42, vijfde lid, wordt na «is opgesteld op grond» ingevoegd: van.
D
Artikel 61, tweede lid, komt als volgt te luiden:
2. De hoogte van de loonaanvullingsuitkering van de WGA-uitkering komt overeen met de hoogte van de loongerelateerde uitkering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, indien de verzekerde ten minste een inkomen verdient dat gelijk is aan zijn overblijvende verdiencapaciteit, bedoeld in het derde lid, of indien voor hem geen inkomenseis als bedoeld in artikel 60 geldt.
E
Artikel 77 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot het derde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. De uitkering die onverschuldigd aan de werkgever is betaald, wordt door het UWV van de werkgever teruggevorderd, indien de werkgever de uitkering op grond van artikel 629, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in mindering heeft kunnen brengen op het loon.
2. In het vierde en vijfde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.
F
In artikel 78, eerste lid, wordt «eerste lid» vervangen door: eerste en tweede lid.
G
Artikel 83, tweede lid, tweede zin, vervalt.
H
In artikel 116, eerste lid, wordt «artikel 2, tweede tot en met zesde lid, en 8 en 9» vervangen door: de artikelen 2, tweede tot en met zesde lid, 3, 8, 9, 11 en 12, eerste lid, onderdeel a,.
De Wet ziekteverzekering Bes wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een uitbreiding dan wel een beperking worden gegeven ten aanzien van degene die als werknemer wordt beschouwd:
a. ten aanzien van vreemdelingen;
b. ter voorkoming van samenloop op grond van deze wet met een overeenkomstige regeling buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
c. in de gevallen van tijdelijk verblijf of tijdelijke werkzaamheden binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
d. ten aanzien van echtgenoten en overige gezinsleden van de werknemer en van de in de onderdelen b en c bedoelde personen.
B
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 1614ca van het Burgerlijk Wetboek BES» vervangen door: artikel 1614ca van het Burgerlijk Wetboek BES Boek 7a.
2. In het vierde lid, onderdeel a, wordt «vijfdaagse werkweek» vervangen door: werkweek van vijf dagen of minder.
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 1, eerste lid, onderdeel h, en 63b, eerste en tweede lid, wordt «artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel a» vervangen door: artikel 40, eerste lid, aanhef en onderdeel a.
B
In artikel 29, elfde lid, wordt «onderdeel g» vervangen door: onderdeel e of g.
C
In artikel 29b, eerste lid, onderdeel b, onder 2, wordt «dertien weken» vervangen door: elf weken.
D
In artikel 30a, eerste lid, onderdeel c, wordt na « artikel» ingevoegd: 28,.
E
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot het derde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Het ziekengeld dat onverschuldigd aan de werkgever is betaald, wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van de werkgever teruggevorderd, indien de werkgever het ziekengeld op grond van artikel 629, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in mindering heeft kunnen brengen op het loon.
2. In het vierde en vijfde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.
F
In artikel 33a, eerste lid, wordt «eerste lid» vervangen door: eerste en tweede lid.
G
Aan artikel 46 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het vijfde lid wordt, voor degene die uitsluitend verzekerd is geweest op grond van artikel 8, onderdeel a, indien artikel 19aa, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van toepassing is geweest, als ongeschikt tot werken aangemerkt de ongeschiktheid, bedoeld in artikel 19aa, eerste lid, aanhef en onderdeel b.
H
Artikel 102, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. «Artikel 29, zevende lid, zoals dat luidde» wordt vervangen door: «De artikelen 15 en 16 en de daarop berustende bepalingen en artikel 29, zevende lid, zoals deze luidden».
2. «blijft» wordt vervangen door: «blijven».
3. «uitkering van» vervalt.
I
Indien het bij koninklijke boodschap van 10 november 2014 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van enige arbeidsrechtelijke bepalingen die een belemmering kunnen vormen voor werknemers en ambtenaren die na de AOW-gerechtigde leeftijd willen blijven werken (Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd) (Kamerstukken 34 073), tot wet is of wordt verheven, en artikel III, onderdeel I, van die wet in werking treedt, wordt in artikel 104, tweede lid, van de Ziektewet na «vanaf die datum» ingevoegd «voor de toepassing van artikel 76a, derde en achtste lid,» en wordt «termijn» vervangen door: tijdvak.
1. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan de bedragen, genoemd in de artikelen VIII, onderdeel I, XIX, onderdeel Aa, en XX, onderdeel Aa, van deze wet eenmalig aanpassen na de datum van inwerkingtreding van dat artikelonderdeel.
2. Dit artikel vervalt zes maanden na de inwerkingtreding van het artikelonderdeel, genoemd in het eerste lid.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te Wassenaar, 25 november 2015
Willem-Alexander
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Uitgegeven de tiende december 2015
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2015-464.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.