35 210 VI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 26 juni 2019

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden, voorzien van een inleiding.

De vragen zijn op 11 juni 2019 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid. Bij brief van 24 juni 2019 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Tielens-Tripels

Inleiding

Hierbij ontvangt u, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de antwoorden op de door uw Kamer gestelde schriftelijke vragen over de eerste suppletoire begroting 2019 (Kamerstuk 35 210 VI).

Ik wil u er op wijzen dat van de memorie van toelichting (Kamerstuk 35 210 VI, nr. 2) een herdruk is gepubliceerd. Dit is noodzakelijk gebleken omdat in de communicatie tussen uw Kamer en het Ministerie van Financiën, in de rol als coördinator van de begrotingsstukken, helaas een fout is opgetreden, waardoor in eerste instantie een conceptversies van de memorie van toelichting is gepubliceerd. De vragen van uw Kamer zijn gesteld op basis van de conceptversies van de memorie van toelichting.

In de antwoorden op de gestelde schriftelijke vragen besteed ik expliciet aandacht aan de vragen waar de verschillen tussen de concept versie en de officiële versie van de memorie van toelichting relevant voor de beantwoording zijn.

Vraag (1):

Hoeveel is per veiligheidsregio bezuinigd de afgelopen negen jaar?

Antwoord:

Ik beschik niet over informatie betreffende de bezuinigingen over de afgelopen negen jaar per veiligheidsregio de daarvan deel uitmakende brandweer. Die informatie is per veiligheidsregio primair van belang in de afstemming tussen het bestuur van een veiligheidsregio en de gemeenteraden van de inliggende gemeenten, en niet deel van mijn stelselverantwoordelijkheid.1

Vraag (2):

Hoeveel is per veiligheidregio op de brandweer bezuinigd de afgelopen negen jaar?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 1.

Vraag (3):

Wat heeft de technische verrekening met het Rijksvastgoedbedrijf voor wat betreft de egalisatieregeling die in 2018 niet heeft plaatsgevonden te maken met de eindejaarsmarge van Eurojust? Wordt de eindejaarsmarge van Eurojust ingezet voor een technische verrekening met het Rijksvastgoedbedrijf?

Antwoord:

De formele verrekening van de egalisatieschuld met het Rijksvastgoedbedrijf heeft betrekking op de huisvestingscontracten van Europol en Eurojust. Het aflossen van de egalisatieschuld en daarmee samenhangende aanpassing huurcontracten tussen het Rijksvastgoedbedrijf met de internationale organisaties kan niet eenzijdig worden doorgevoerd en vergt nauwkeurige afstemming met de internationale organisaties. Het Rijksvastgoedbedrijf en het Ministerie van Justitie en Veiligheid streven ernaar per 1-1-2020 de contracten aan te passen zodat inzicht bestaat in de contractuele verplichtingen en openstaande egalisatievordering. Het achterwege blijven van de verrekening egalisatieschuld in 2018 heeft gezorgd voor een onderuitputting in 2018. De eindejaarsmarge wordt ingezet voor de afwikkeling van de egalisatieschuld.

Vraag (4):

Klopt het dat de voorgenomen besparingen op de rechtsbijstand niet doorgaan vanwege het aanhouden van het wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand?

Antwoord:

Dat klopt. De ingeboekte besparingen vanaf 2022 van het wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand zijn vanwege het niet in procedure brengen gecompenseerd. Hiervoor is een kasschuif geboekt over de jaren 2019 tot en met 2024.

Vraag (5):

Hoeveel geld wordt extra geïnvesteerd in de rechtsbijstand?

Antwoord:

Er is geen sprake van extra investeringen in de rechtsbijstand. De vrijval van middelen als gevolg van een verminderd beroep zijn conform mijn brief van november 20182 behouden voor het dossier rechtsbijstand. Dit is met ingang van het begrotingsjaar 2019 geëffectueerd. Met deze vrijval van middelen zijn de ingeboekte besparingen vanaf 2022 van het wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand vanwege het niet in procedure brengen gecompenseerd. Per saldo blijft als gevolg van een kasschuif over de jaren 2019 tot en met 2024 het budget voor rechtsbijstand gelijk.

Vraag (6):

Wanneer zal er meer duidelijkheid zijn over het nieuwe financieringssysteem voor de rechtspraak?

Antwoord:

Beoogd wordt om aanpassingen in de financieringssystematiek toe te passen in de prijzen voor de periode 2020–2022, waarover momenteel de prijsbesprekingen gaande zijn met de Raad voor de rechtspraak. Na afronding van de prijsbesprekingen met de Raad voor de rechtspraak zal hier meer duidelijkheid over zijn.

Vraag (7):

Is de verwachting dat de rechtspraak over het jaar 2019 een positieve balans kan overleggen? Zo nee, hoe groot zal het tekort over 2019 naar verwachting zijn?

Antwoord:

Over 2019 wordt bij de rechtspraak een tekort verwacht van ongeveer € 50 mln. Om die reden is bij Voorjaarsnota € 50 mln. toegevoegd aan de JenV-begroting.

Vraag (8):

Kan zo precies mogelijk uiteen worden gezet hoe de 220 miljoen euro, die extra beschikbaar komt voor de forensische zorg voor de komende drie jaar, besteed zal worden?

Antwoord:

Deze middelen zijn bedoeld om de groei in de forensische zorg voor de jaren 2019–2021 op te vangen, zoals deze blijkt uit de meest recente behoefteramingen. Het gaat daarbij om de terbeschikkingstelling (€ 16,5 mln. in 2019, € 27,7 mln. in 2020 en € 19,8 mln. in 2021), de penitentiair psychiatrische centra (€ 5,6 mln. in 2020 en in 2021), en om de overige forensische zorg (€ 27,6 mln. in 2019 en € 58,9 mln. in zowel 2020 als 2021).

Vraag (9):

Waarom wordt ervoor gekozen eenmalig, zij het voor drie jaar, 220 miljoen euro extra beschikbaar te stellen voor de forensische zorg? Waarom wordt dit geld niet structureel ingezet?

Antwoord:

Deze middelen zijn om de tekorten die blijken uit het Prognose Model Justitiele Ketens (PMJ) te dekken. Het tekort Forensische Zorg (TBS, Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) en Overig Forensische Zorg (OFZ)) telt over drie jaar op tot € 220 mln. Gezien de onzekerheid in de ramingen wordt de PMJ voor slechts drie jaar verwerkt.

Vraag (10):

Wat is nu precies de dekking voor de extra uitgaven op het terrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid? Kan dit per investering helder uiteen worden gezet?

Antwoord:

In onderstaande tabel vindt u de tekorten van JenV en ziet u welke oplossingen er zijn.

Tekorten

2019

2020

2021

2022

2023

Migratie: Gehele keten

149,0

293,4

239,0

179,2

154,3

Migratie: Uitvoeringskosten Kinderpardon

13,0

PMJ (Prognose Model Justitiële Ketens)

78,3

126,9

145,6

   

Rechtspraak

50,0

       

Autoriteit Persoonsgegevens

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

Terugdraaien taakstelling OM

11,0

17,0

17,0

17,0

12,0

Campagne tegen antisemitisme

1,0

1,0

1,0

   

Contrabande in gevangenis

3,0

3,0

3,0

3,0

3,0

Aanschaf uitrusting Politie

5,0

       

Uitstapprogramma voor Prostituees (RUPS)

1,0

1,0

1,0

   
           

Oplossingen

         

Generale dekking

– 75,8

– 151,8

– 163,8

– 151,3

– 123,9

Inzet prijsbijstelling

– 44,5

– 43,3

– 42,4

– 41,4

– 41,5

Inzet Asielreserve

– 21,5

       

Asiel ODA

– 84,8

– 156,0

– 91,7

– 41,6

– 36,3

Asiel ODA 2018 afrekening

– 41,4

       

Afrekening IND

– 10,0

       

Afromen eigen vermogen IND, COA

– 49,0

       

Terugontvangsten Nidos

– 5,0

       

RA-intensivering «Digitalisering strafrechtketen» deels inzetten

– 17,4

– 27,4

– 24,5

– 24,5

Boete-inkomsten Autoriteit Persoonsgegevens

– 2,0

– 3,0

– 5,0

– 5,0

– 5,0

Eindejaarsmarge

– 24,7

       

Vraag (11):

Klopt het dat het geld dat nu extra naar het openbaar ministerie (OM) gaat, uit het potje van de politie komt? Zo nee, kan dit worden onderbouwd?

Antwoord:

Nee, dat klopt niet. Het extra geld dat naar het openbaar ministerie gaat, komt niet van de politie, maar komt uit de ruimte onder het uitgavenkader.

Vraag (12):

Wat betekent het concreet dat de loon- en prijsbijstelling wordt bijgesteld? Wat zijn hier de gevolgen van? Wordt dan de inflatie niet gecorrigeerd? Wat betekent dit voor de lonen?

Antwoord:

Met de loon- en prijsbijstelling worden ministeries gecompenseerd voor loon en prijsstijgingen. De prijsbijstelling tranche 2019 wordt voor de periode 2019 tot en met 2024 ingezet voor JenV brede problematiek en niet uitgekeerd aan de onderdelen. De loonbijstelling wordt wel uitgekeerd naar de diverse onderdelen. Voor de lonen heeft dit geen effect, deze volgen de afgesproken cao en zijn niet afhankelijk van het wel of niet uitkeren van de loonbijstelling.

Vraag (13):

Klopt het dat de pilot met de Kleinschalige Voorziening in Amsterdam loopt tot 31 december 2019?

Antwoord:

Ja dat klopt.

Zie ook antwoord op vraag 14.

Vraag (14):

Bent u voornemens de Kleinschalige Voorziening te Amsterdam structureel voort te zetten? Zo ja, maakt u hier financiële middelen voor vrij en om hoeveel geld gaat het?

Antwoord:

Op dit moment ben ik bezig met de voorbereidingen van de besluitvorming naar aanleiding van de resultaten uit het VIV JJ-traject (Verkenning Invulling Vrijheidsbeneming Justitiële Jeugd), waar deze kleinschalige voorziening onderdeel van uitmaakt. Ik zal uw Kamer op korte termijn hierover informeren inclusief de financiële aspecten.

Vraag (15):

Voor hoeveel zaken heeft Achmea en/of Legal Guard inmiddels een overeenkomst gesloten met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en/of de Raad voor rechtsbijstand in het kader van de proef, vooruitlopend op de stelselherziening rechtsbijstand?

Antwoord:

Voor deze proef ligt één overeenkomst ten grondslag tussen Achmea en de Raad voor Rechtsbijstand voor maximaal 750 zaken. Op dit moment lopen er 7 zaken binnen deze overeenkomst.

Vraag (16):

Klopt het dat Achmea naast de reeds 750 consumentenzaken nu nog eens voor 2.000 zaken een contract heeft gekregen? Hoe zit dit? Om wat voor soort zaken gaat het en onder welke voorwaarden?

Antwoord:

Nee, de pilot consumentenzaken, waarbij een overeenkomst ten grondslag ligt tussen Achmea en de Raad voor Rechtsbijstand, geldt voor maximaal 750 zaken. Er is geen sprake van een nieuw contract voor nog eens 2.000 zaken.

Vraag (17):

Klopt het dat een bedrag van 11,3 miljoen euro extra beschikbaar wordt gesteld voor het OM in 2019 vanwege het terugdraaien van de taakstelling onder het kabinet Rutte-II?

Antwoord:

Het geld dat beschikbaar wordt gesteld voor het OM (€ 11,3 mln. in 2019 en € 17,3 mln. in 2020) is bedoeld om het restant van de algemene efficiencytaakstelling van het Kabinet Rutte II terug te draaien. Met het restant wordt bedoeld: het deel van de taakstelling dat hoger is dan het bedrag dat tot en met 2018 was ingeboekt. Hierdoor hoeft het OM vanaf 2019 ten opzichte van voorgaande jaren geen aanvullende inspanning te leveren voor wat betreft het invullen van deze taakstelling.

Vraag (18):

Klopt het dat een bedrag van 17,3 miljoen euro vanaf 2020 beschikbaar wordt gesteld vanwege het terugdraaien van de taakstelling van het kabinet Rutte-II? Zijn daarmee alle nog uit te voeren taakstellingen teruggedraaid?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 17.

Vraag (19):

Hoe vaak komt het voor in absolute aantallen en procenten dat roosterdiensten in penitentiaire inrichtingen vervallen, omdat zij niet kunnen worden bezet?

Antwoord:

DJI houdt niet centraal indicatoren bij over vervallen diensten in individuele penitentiaire inrichtingen. DJI is wel bezig om managementrapportages te ontwikkelen die inzicht gaan geven in de roosterdiensten, ter ondersteuning van de sturing op het roosterproces in de inrichtingen.

Over het geheel genomen is de personele bezetting (eigen personeel en extern ingehuurde medewerkers) in lijn met de voor 2019 vastgestelde formatie. Werving moet ertoe leiden dat inhuur vervangen wordt door eigen personeel en dat (bestaande en nieuwe) vacatures worden ingevuld. Er is sprake van een krappe arbeidsmarkt. Ondertussen neemt de gedetineerdenbezetting toe. Dit betekent dat het noodzakelijk is om extra capaciteit te operationaliseren en extra personeel aan te nemen.

Vervolgens is de vraag in hoeverre het beschikbare personeel ook feitelijk inzetbaar is op de werkvloer. Als sprake is van een hoog ziekteverzuim kunnen knelpunten ontstaan. In de financiering wordt rekening gehouden met 7,3% ziekteverzuim. Als een inrichting een (flink) hoger verzuim heeft, dan lukt het niet altijd alle roosterdiensten ook feitelijk te bezetten. In dat geval moet de vestiging keuzes maken. Het primaire proces en de veiligheid voor personeel en gedetineerden gaat daarbij voor. Er wordt bijvoorbeeld geschoven met ingeroosterde uren voor communicatie en sport, opleidingen of werkgroepen. Van niet-bezette diensten waardoor het dagprogramma moet worden aangepast (bijvoorbeeld het intrekken van een avondprogramma), is beperkt sprake.

Vraag (20):

Kunt u in een schema uiteenzetten welk probleem met welke financiële dekking is voorzien inclusief de bedragen?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 10.

Vraag (21):

Welke incidentele meevallers, inclusief de bedragen, waren er naast het afromen van het eigen vermogen boven de 5% bij de agenstschappen?

Antwoord:

Post 6 van de tabel «de belangrijkste uitgaven mutaties» bevat enkele kleinere incidentele meevallers. Circa € 8,5 mln. positief resultaat over het jaar 2018 bij het CJIB dat wordt gebruikt om kosten AVG en USB bij het CJIB in 2019 te dekken. Voorts wordt de aanzuivering in 2019 van het negatieve Eigen Vermogen bij het NFI ultimo 2018 (tekort van € 2,3 mln.) gedekt uit twee incidentele meevallers: positief resultaat Justis € 1,3 mln. en een restmutatie van € 1 mln. ten laste van artikel 92.

Vraag (22):

Wat zijn de gevolgen voor de politie wanneer een deel van de regeerakkoordmiddelen B5 Politie wordt ingezet ter dekking van de problematiek?

Antwoord:

In de jaren 2019 tot en met 2024 wordt de prijsbijstelling 2019 ingezet voor problematiek op de JenV-begroting en niet uitgekeerd aan de verschillende onderdelen. De onderdelen van JenV passen dit in binnen hun begrotingen. Voor de politie betekent het inhouden van de prijsbijstelling dat ca € 18,5 mln. per jaar voor de jaren 2019 tot en met 2025 niet extra aan de politiebegroting wordt toegevoegd. Deels vangt de politie dit op binnen bestaande budgetten. Voor het overige wordt dit opgevangen door de plannen voor sterkteuitbreiding die kan worden gebruikt voor de vrijgestelde hulpofficier van justitie, pas te realiseren vanaf 2025. Dit heeft geen effect op de in mijn brief aan uw Kamer gecommuniceerde doelen uit het Regeerakkoord van 15 juni 2018.3 Ik heb uw Kamer conform mijn toezegging in het AO politie van dinsdag 4 juni jl. op 24 juni jl. een brief gestuurd waarin ik o.a. in ga op de besteding van de in het AO genoemde 28,9 mln. euro en de gevolgen van de voorjaarsbesluitvorming voor de politiebegroting.

Vraag (23):

Welke prijzen in de begroting worden niet bijgesteld als de volledige prijsbijstelling wordt ingezet ter dekking van de problematiek en wat zijn hiervan de gevolgen?

Antwoord:

De prijsbijstelling tranche 2019 wordt voor de periode 2019 tot en met 2024 ingezet voor JenV brede problematiek en niet uitgekeerd aan de onderdelen. Dit betekent dat onderdelen en organisaties niet gecompenseerd worden voor eventuele prijsstijgingen die zich voordoen en daarvoor oplossingen moeten realiseren binnen de beschikbare budgetten.

Vraag (24):

Wat zijn de gevolgen voor het opvangen van fluctuaties in de lastig voorspelbare uitgaven voor de instroom van asielzoekers wanneer de resterende middelen in de asielreserve worden ingezet ter dekking van de problematiek?

Antwoord:

De middelen in de asielreserve zijn bedoeld om fluctuaties in de instroom van asielzoekers op te vangen. Voor 2019 is de verwachting dat de instroom hoger zal zijn dan in 2018 verwacht. Dit betekent dat de middelen uit de asielreserve ingezet worden als dekking van de hogere kosten IND.

Vraag (25):

Kunt u toelichten waarom u spreekt van een ramingsbijstelling? Welke ramingen zijn met welke bedragen bijgesteld en waarom?

Antwoord:

Voor de aanpassing van de in de begroting 2019 opgenomen bedragen (ramingen) wordt de term «ramingsbijstelling» gebruikt. De volgende ramingen zijn bijgesteld:

Mln.

Mutaties

– 44,490

inzet van de prijsbijstellingsmiddelen ter dekking tekorten

– 24,700

inzet eindejaarsmarge ter dekking van tekorten

– 20,000

inzet Regeerakkoord middelen Digitalisering Strafrechtketen ter dekking van tekorten

8,500

toevoeging aan CJIB uit positieve resultaat 2018 tbv de projecten AVG en USB

2,262

toevoeging Eigen Vermogen NFI ivm negatief Eigen Vermogen ultimo 2018

– 1,034

inzet uit nog te verdelen middelen ter dekking van tekorten

Vraag (26):

Voor welk bedrag aan verwachte onderuitputting en een positief exploitatieresultaat wordt nog rekening gehouden in de begroting 2019 en de jaren erna?

Antwoord:

Voor de invulling van de taakstelling in 2019 is op de begroting van JenV op titel van onderuitputting en exploitatieresultaat een bedrag van € 53,1 mln opgenomen. In de ontwerpbegroting 2020 wordt aan uw Kamer toegelicht hoe het structurele deel van de taakstelling wordt ingevuld.

Vraag (27):

Kan overzichtelijk in een meerjarig schema uiteen worden gezet waar de toegekende regeerakkoordmiddelen voor B5 Politie momenteel aan worden besteed en in 2018 aan zijn besteed?

Antwoord:

Ik heb uw Kamer conform mijn toezegging in het AO politie van dinsdag 4 juni jl. op 24 juni jl. een brief gestuurd waarin ik o.a. in ga op de besteding van de in het AO genoemde 28,9 mln. euro en de gevolgen van de voorjaarsbesluitvorming voor de politiebegroting. In 2018 is de politie gestart met uitvoering te geven aan de doelstellingen uit het regeerakkoord. De instroom is verhoogd en de capaciteit van de Politieacademie is vergroot zodat meer instroom kon plaatsvinden en ook meer opleidingen aangeboden konden worden. Op het gebied van ICT, innovatie en uitrusting zijn de doelstellingen in 2018 grotendeels gehaald.

Vraag (28):

In hoeverre heeft de kasschuif van 2019 tot en met 2024 gevolgen voor het benodigde budget voor de verwachte toevoegingen rechtsbijstand in diezelfde periode?

Antwoord:

Er zijn voldoende middelen om het aantal verwachte toevoegingen rechtsbijstand uit de recente Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) raming te kunnen financieren. Het tekort dat veroorzaakt wordt door het niet in procedure brengen van het wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand kan ook opgevangen worden uit de delta tussen de eerder geraamde aantallen en de meest recente PMJ-raming. Met de kasschuif zijn dus alleen de PMJ-capaciteitsoverschotten van rechtsbijstand ingezet als compensatie voor het tekort.

Vraag (29):

Op welke wijze wordt conform artikel 3.1 Comptabiliteitswet 2016 inzicht geboden in de nagestreefde doelstellingen, de in te zetten beleidsinstrumenten, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de toegekende middelen vanuit de aanvullende post voor B6 digitalisering van de werkprocessen in de strafrechtketen?

Antwoord:

In een brief van 29 juni 20184 zijn de doelstellingen van de digitalisering toegelicht en de wijze waarop de middelen besteed zullen worden. De middelen worden, in het kort, besteed aan het digitaliseren van processtukken, het beschikbaar maken van beeld- en audiomateriaal (relevant voor het procesdossier) voor alle partijen in de keten en het verbeteren van de dienstverlening. De middelen worden besteed aan in tijd en omvang overzichtelijke projecten. Dus geen omvangrijke en meerjarige programma’s, maar kleinere projecten met doelen die veelal binnen één of twee jaar kunnen worden gerealiseerd. Elk jaar omstreeks de maand juni wordt u geïnformeerd over de voortgang van de projecten en stand van zaken met betrekking tot het realiseren van de doelstellingen.

Vraag (30):

Voor welke tekorten in de justitiële ketens worden de regeerakkoordmiddelen voor B6 digitalisering van werkprocessen in de strafrechtketen ingezet en hoe zijn die tekorten ontstaan?

Antwoord:

Het gaat hierbij om een deel van de tekorten die conform het PMJ model worden verwacht in de jaren 2019 t/m 2021. Deze tekorten tellen in de genoemde jaren op tot € 400 mln. Hierbij zijn de belangrijkste posten:

Mln.

Posten

€ 145

meer uitgaven Forensische zorg vanwege een hogere vraag

€ 96

lagere ontvangsten aan griffierechten vanwege lager aantal zaken

€ 64

meer uitgaven TBS vanwege hogere bezetting

€ 44

meer uitgaven gevangeniswezen vanwege hogere bezetting

€ 32

lagere ontvangsten aan administratiekostenvergoedingen, vanwege lagere aantallen B&T en een correctie op een te hoge raming

Vraag (31):

Welke conclusies zijn uit de instroomcijfers getrokken, waardoor een meerjarige verlaging van de raming op de ontvangsten van boetes en transacties nodig is? Welke verklaringen zijn er voor deze veranderende instroomcijfers?

Antwoord:

Deze aanpassing is de uitkomst van diverse effecten, waarvan sommigen een verhoging van de geraamde ontvangsten betekenen en sommigen een verlaging. Te denken valt aan een toenemend aantal gereden voertuigkilometers op de Nederlandse wegen, de aankomende extra trajectcontroles op N-wegen, de jaarlijkse indexering van de boetetarieven en een afnemend percentage weggebruikers dat een overtreding begaat bij een flitspaal of trajectcontrole. Per saldo hebben deze effecten gezamenlijk genoemde verlaging van de geraamde ontvangsten tot gevolg.

Vraag (32):

Wat is de reden dat in de memorie van toelichting van de eerste suppletoire begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor 2019 het exploitatie- en kasstroomoverzicht van het baten-lastenagentschap Centraal Justitieel Incassobureau niet beschikbaar is?

Antwoord:

Abusievelijk is in eerste instantie aan uw Kamer een conceptversie van memorie van toelichting van de eerste suppletoire begroting 2019 verstrekt en niet de geaccordeerde definitieve versie. Ik wijs u er op dat deze vraag is gebaseerd op de conceptversie en de betreffende passage is gewijzigd in de definitieve versie. In de definitieve versie van de eerste suppletoire begroting is het genoemde overzicht wel opgenomen.

Vraag (33):

Is in de voorjaarsnota voorzien in structurele financiering voor de organisatie «Defence for Children»?

Antwoord:

Er is in de begroting geen structurele financiering voorzien voor «Defence for Childeren». Alleen voor specifieke projecten kan Defence for Childeren een aanvraag doen in het kader van Subsidies Overig toegang, toelating en opvang vreemdelingen.

Vraag (34):

Heeft het instandhouden van het waarschuwings- en alarmeringssysteempalensysteem gevolgen voor de begroting van Justitie en Veiligheid? Is hier bij de voorjaarsnota in voorzien? Zo nee, hoe wordt dit dan bekostigd?

Antwoord:

Het uitstel van de ingangsdatum voor de voorgenomen uitfasering van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS) heeft geen gevolgen voor de begroting van Justitie en Veiligheid. De kosten voor het onderhoud en beheer van het WAS maken deel uit van de lumpsum die het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) jaarlijks ontvangt. Deze lumpsum is een structurele reeks in de JenV-begroting (artikel 36). Het deel van lumpsum dat voor het onderhoud en beheer van het WAS is afzonderlijk zichtbaar in de begroting en jaarrekening van het IFV. Het IFV heeft hiervoor 3,6 mln. euro meerjarig in de begroting opgenomen.

Vraag (35):

Waarop is de Meerjaren Productie Prognose voor de aankomende jaren gebaseerd? Wat is de reden dat wordt verwacht dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) extra productie zal draaien?

Antwoord:

De Meerjaren Productie Prognose (MPP) wordt opgesteld op basis van verschillende gegevens waaronder: Europese ontwikkelingen en stromingen, de raming van de in- en uitstroom van eerste asielaanvragen, in- en uitstroomramingen van overige producten van asiel, reguliere zaken, juridische zaken en instroomramingen van DT&V, Nidos, COA en bewaring. Het voornaamste doel van de MPP is het creëren van een gemeenschappelijk toekomstbeeld voor de partners in de vreemdelingenketen.

De aantallen van de voorraden bij de IND en de instroomverwachting in combinatie met de verwachte extra personeelsinzet maakt dat de verwachting is dat IND extra productie zal draaien. Dit betekent niet, zoals eerder ook gemeld is aan de kamer, dat ook de doorlooptijden voor asielprocedures in 2019 zullen teruglopen.

Vraag (36):

Hoe verhoudt de Meerjaren Productie Prognose van de IND zich tot het voornemen van de regering te komen tot een stabielere financiering van de asielketen? Zijn de extra gelden uit de voorjaarsnota meer dan geprognosticeerde extra productie?

Antwoord:

De stabiele financiering dient als basis om de IND meerjarig te financieren. De gelden die mede op basis van de Meerjaren Productie Prognose zijn toegekend, moeten gezien worden als aanvulling hierop. Deze gelden samen bieden de financiële ruimte om exact de geprognosticeerde extra instroom met uitzondering van de Brexit te realiseren welke verantwoord wordt onder punt 17 van de eerste suppletoire begroting.

Vraag (37):

Is een eventuele brexit meegenomen in de Meerjaren Productie Prognose van de IND? Zijn er extra gelden voor de IND voor de afhandeling van een eventuele brexit? Is er nog een verschil in kosten/productie voor de IND of er sprake is van een deal- of no deal-scenario? Is hier in de voorjaarsnota in voorzien?

Antwoord:

Ja, ten behoeve van de Brexit zijn, bij begroting 2019, middelen gereserveerd binnen JenV, ook voor de afhandeling van de aanvragen bij de IND. Er is geen verschil in kosten bij de IND omdat de eisen van de verblijfsvergunning voor Britse onderdanen onafhankelijk zijn van een deal of no-deal scenario.

Vraag (38):

Betekent de kasschuif voor huisvestingskosten rechtspraak dat huisvestingskosten voor de rechtspraak niet meegenomen worden in de P*Q financiering van de rechtspraak?

Antwoord:

Nee, huisvestingskosten maken momenteel onderdeel uit van de P*Q-financiering van de rechtspraak. Het betreft een technische kasschuif tussen de jaren 2019 en 2020 en 2021 gebaseerd op de actuele huisvestingskosten in deze jaren.

Vraag (39):

Kunt u aangeven met welk tekort op de begroting het Ministerie van Justitie en Veiligheid in het jaar 2019 is aangevangen en hoe dat tekort zich ontwikkeld heeft tot en met de datum van de toezending van de voorjaarsnota aan de Kamer?

Antwoord:

De begroting 2019 is op Prinsjesdag 2018 aangeboden en in het najaar van 2018 door het parlement vastgesteld. Deze begroting was sluitend en bevatte geen tekort. Begin 2019 is, mede in het kader van de begrotingsvoorbereiding 2020, in kaart gebracht welke ontwikkelingen zich hebben voorgedaan, of gaan voordoen, die nopen tot het bijstellen van de ramingen opgenomen in de begroting 2019. De nieuwe PMJ-cijfers vormen hierbij, samen met de nieuwe asielramingen, de belangrijkste factoren. De aanpassingen zijn voorzien van dekking, zodat ook de begroting 2019 (stand Voorjaarsnota 2019/ eerste suppletoire begroting) geen tekort bevat.

Vraag (40):

Kunt u aangeven vanuit welke onderdelen van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (inclusief onderliggende diensten) middelen worden ingezet voor de dekking van tekorten binnen het ministerie, inclusief de tekorten in de justitiële ketens? Wilt u in dit overzicht meenemen de kortingen op de posten «Prijsbijstelling 2019» en «Loonbijtelling 2019» per afzonderlijke onder het ministerie ressorterende organisatie?

Antwoord:

Zie voor een overzicht van alle tekorten en op welke wijze die tekorten gedekt worden de tabel uit vraag 10. Zoals in dit overzicht te zien is, wordt de volledige prijsbijstelling niet uitgekeerd en ingezet voor JenV brede problematiek. De loonbijstelling wordt wel volledig uitgekeerd naar alle onderdelen.

Vraag (41):

Kunt u aangeven hoe de aanwending in 2019 van 37,2 miljoen euro, oplopend naar 60,9 miljoen euro vanaf 2020, zich verhoudt tot de in het regeerakkoord benoemde intensivering op het politiebudget van 291 miljoen euro in deze regeerperiode? Maken die bedragen deel uit van dat budget van 291 miljoen euro of komen die daar bovenop?

Antwoord:

Beide genoemde bedragen maken onderdeel uit van de 291 mln. euro uit het regeerakkoord. Conform het regeerakkoord worden de intensiveringsmiddelen voor politie jaarlijks tranchegewijs toegevoegd aan de begroting van JenV. Voor 2020 en verdere jaren is meerjarig een reeks van 32 mln. euro toegekend, deze is reeds vastgesteld bij bestedingsplan 2018.

Het bedrag van 37,2 mln. euro (28,9 mln. structureel) is bij bestedingsplan van 2019 vrijgegeven. Het betreft de volgende reeksen (in mln. euro’s):

 

2019

2020

2021

2022

structureel

bestedingsplan 2019

37,2

28,9

28,9

28,9

28,9

bestedingsplan 2018

32

32

32

32

totaal

37,2

60,9

60,9

60,9

60,9

Vraag (42):

Hoe is het mogelijk dat 19,6 miljoen euro van het budget dat bestemd was voor de digitalisering van de strafrechtketen daar niet voor uitgegeven kan of zal worden? Als een gebrek aan planvorming of ambitie bestaat op dit terrein, wat is dan de verwachting ten aanzien van de gereserveerde budgetten voor de jaren 2020, 2021 en 2022?

Antwoord:

In de jaren 2019 tot en met 2022 wordt een deel van de middelen die op grond van het regeerakkoord beschikbaar zijn voor de digitalisering, ingezet voor dekking van tekorten in de Justitiële ketens. In de plannen voor nog uit te voeren projecten zal hier rekening mee gehouden worden. De inspanningen zijn er nog steeds op gericht om de eerder geformuleerde te verwachten resultaten voor de digitalisering in 2021 te halen.5

Vraag (43):

Kunt u aangeven uit welke deelposten de post «diversen» (38,7 miljoen euro) op de staat van uitgaven van Justitie en Veiligheid 2019 bestaat? Kunt u tevens aangeven waarom deze post vergeleken met de voorjaarsnota 2018 met 13,9 miljoen euro (van 24,8 naar 38,7) gestegen is?

Antwoord:

De post «diversen» waarnaar verwezen wordt in de Voorjaarsnota 2019 is een optelling van alle beleidsmatige mutaties kleiner dan 15 mln. De grootste posten zijn:

12,9 mln. uitvoeringskosten kinderpardon;

11,3 mln. terugdraaien taakstelling OM;

9,6 mln. kosten asielzaken bij de Raad voor de Rechtspraak;

5,0 mln. toerusting politie.

Er is geen relatie met de post opgenomen in de voorjaarsnota 2018. Het betreft in beide gevallen een «technische» optelling van posten kleiner dan 15 mln. Deze restposten zijn van jaar tot jaar niet te vergelijken.

Vraag (44):

Waarom worden in de jaren 2019 en volgend bedragen startend in 2019 met een omvang van 19,7 miljoen euro gekort op de post rechtsbijstand, terwijl de Minister voor Rechtsbescherming in zijn brief van november 2018 over het vernieuwde stelsel rechtsbijstand (Kamerstuk 31 753, nr. 155) heeft aangegeven dat «de vrijval van middelen als gevolg van een verminderd beroep op de rechtsbijstand wordt ingezet voor het dossier rechtsbijstand en is bestemd voor investeringen in het nieuwe stelsel, zoals voor een verhoging van de vergoedingen van rechtsbijstandsverleners (via ingekochte rechtshulppakketten)», oftewel dat overschotten op die post bewaard blijven voor het vernieuwen en versterken van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand?

Antwoord:

De vrijval van middelen als gevolg van een verminderd beroep zijn conform mijn brief van november 2018 behouden voor het dossier rechtsbijstand. Dit is met ingang van het begrotingsjaar 2019 geëffectueerd. Met deze vrijval van middelen zijn de ingeboekte besparingen vanaf 2022 van het wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand vanwege het niet in procedure brengen gecompenseerd. Per saldo blijft als gevolg van een kasschuif over de jaren 2019 tot en met 2024 het budget voor rechtsbijstand gelijk. Zie ook het antwoord op vraag 5.

Vraag (45):

In hoeverre wordt bij het prognosemodel justitiële ketens rekening gehouden met de minimale kosten en omvang die organisaties in de strafrechtketen nodig hebben om überhaupt levensvatbaar te kunnen functioneren? Kunt u de Kamer cijfermatige informatie verschaffen over de inhoud en de ontwikkeling van dat justitiële prognosemodel?

Antwoord:

Het Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ) raamt de ontwikkeling van de capaciteitsbehoefte in de strafrechtelijke, civielrechtelijke en bestuursrechtelijke keten. Met capaciteitsbehoefte wordt bedoeld de capaciteit die nodig maar niet noodzakelijkerwijs ook beschikbaar zal zijn, gegeven de economische, demografische en maatschappelijke ontwikkelingen en gegeven het huidige beleid. De ramingen van de capaciteitsbehoefte worden opgesteld in aantallen producten (de kwantiteit of «Q»). Voorbeelden daarvan zijn aantallen rechtszaken, aantallen toevoegingen rechtsbijstand en de behoefte aan celcapaciteit. Het PMJ bevat geen prijsinformatie en ook geen personeelsinformatie. De voorloper van het PMJ is reeds in 1998 ontwikkeld in opdracht van toenmalig Minister Sorgdrager. Dit model bevatte destijds alleen de opsporing van de belangrijkste sancties. In 2003 is het model uitgebreid naar de hele strafrechtsketen, waarmee het huidige PMJ is ontstaan. In 2004 is het PMJ nog verder uitgebreid met civiel- en bestuursrechtspraak. Het PMJ is reeds diverse malen geëvalueerd, zie SEO (1999), KPMG/BEA (1999), IVA (2002), Nyfer (2003), APE (2004), Regioplan (2009), Moolenaar et al (2009), APE (2016), Moolenaar et al (2017)). Het PMJ bestaat uit ca. 6700 vergelijkingen en staat in de bijlage van Moolenaar et al (2017) volledig uitgeschreven. De Kamer wordt jaarlijks separaat over de PMJ-ramingen per Kamerbrief geïnformeerd.6

Vraag (46):

In hoeverre is in 2019 financieel rekening gehouden met de invoer van de bodycam bij de politie? Kunt u aangeven welke kosten hiermee gemoeid zullen zijn? Is hier in de voorjaarsnota in voorzien?

Antwoord:

Zoals reeds gemeld in de begroting van de politie zal bekostiging plaatsvinden uit de post ICT, materieel, innovatie en uitrusting van de regeerakkoordgelden en uit de bijzondere bijdrage GebiedsGebonden Politiezorg. De implementatie van bodycams vereist een meerjarige financiering voor aanschaf, onderhoud en vervanging, ICT, opleidingen en personele consequenties. In 2019 wordt de implementatie voorbereid, vanaf 2020 is er structureel geld nodig voor deze voorziening. Aangezien de aanbesteding nog plaats moet vinden zijn de daadwerkelijke kosten nu nog niet scherp te duiden.

Vraag (47):

Kunt u per organisatie vallend onder het Ministerie van Justitie en Veiligheid aangeven in welke mate/omvang de loon- en prijsbijstelling wordt uitgekeerd? Kunt u daarbij relateren of die loon- en prijsbijstelling in voldoende mate de cao-ontwikkeling bijhoudt, of dat er uit het reguliere overall-budget van die organisatie middelen moeten worden bijgepast?

Antwoord:

De prijsbijstelling tranche 2019 wordt voor de periode 2019 tot en met 2024 volledig ingezet voor JenV brede problematiek en niet uitgekeerd aan de onderdelen. De loonbijstelling wordt wel volledig uitgekeerd aan de diverse onderdelen. Voor de loonbijstelling wordt het zgn. referentiemodel gehanteerd. Dat wil zeggen dat sprake is van een jaarlijkse kabinetsbijdrage in de arbeidskosten die wordt afgeleid van de ontwikkelingen in de marktsector op het gebied van het contractloon en de sociale lasten zoals geraamd door het CPB in het CEP. Bij de in 2018 tot stand gebrachte cao’s is uitgegaan van een voorlopige raming voor 2019 en 2020. Omdat de contractloonraming van het CPB na de totstandkoming van de desbetreffende cao’s is gedaald is in 2019 sprake van een tegenvaller die uit de begroting dient

te worden gedekt.Dit past binnen de «for better and for worse« systematiek van het Rijk waarbij de werkwijze het ene jaar leidt tot een tegenvaller en het andere jaar er een meevaller ontstaat. Over de jaren heen middelt dit budgetneutraal uit.

Vraag (48):

Om welke problemen gaat het wanneer in de toelichting van punt 6 «ramingsbijstelling/dekking problematiek JenV» van het overzicht van de belangrijkste uitgaven- en ontvangstenmutaties staat dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid verschillende bronnen inzet ter dekking van «de problematiek»? Wat is de financiële omvang van de verschillende problemen?

Antwoord:

Het totaal aan problematiek is zichtbaar in de tabel bij vraag 10. Punt 6 «ramingsbijstelling/dekking problematiek JenV» valt uiteen in o.a. het afromen van het eigen vermogen boven de 5% bij de agentschappen, de inzet van de eindejaarsmarge 2018 en het inhouden van de prijsbijstelling en zorgt voor een deel van de oplossing voor deze problematiek.

Vraag (49):

Wat is de financiële omvang van de verschillende problemen?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 10.

Vraag (50):

Kunt u in een schema uiteenzetten welk probleem met welke financiële dekking is voorzien inclusief de bedragen?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 10.

Vraag (51):

Uit berichtgeving in de Telegraaf (27 mei 2019, «Miljoenen naar aanpak smokkel in gevangenissen») blijkt dat in de voorjaarsnota staat dat het aantal drugs- en telefoonhonden wordt verdubbeld, hoe is dat terug te zien in de wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2019 wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota?

Antwoord:

Het kabinet reserveert € 3 mln. structureel voor de aanpak van contrabande, waaronder de inzet van drugs- en telefoonhonden. Deze middelen behoren tot de mutaties kleiner dan € 5 mln., zoals aangegeven in de memorie van toelichting onder Mutaties uitgaven 34.3 Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties DJI.

Vraag (52):

Welke prijzen in de begroting worden niet bijgesteld als de volledige prijsbijstelling wordt ingezet ter dekking van de problematiek en wat zijn hiervan de gevolgen?

Antwoord:

Het niet uitkeren van de prijsbijstelling betekent dat onderdelen en organisaties niet gecompenseerd worden voor exogene prijsstijgingen. Dit heeft geen betrekking op prijzen in de begroting. Zie ook het antwoord op vraag 23.

Vraag (53):

Kunt u toelichten waarom u spreekt van een ramingsbijstelling? Welke ramingen zijn met welke bedragen bijgesteld en waarom?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 25.

Vraag (54):

Op welke wijze wordt conform artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016 inzicht geboden in de nagestreefde doelstellingen, de in te zetten beleidsinstrumenten, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de besteding van de toegekende middelen vanuit de aanvullende post van 37,2 miljoen voor 2019 en vanaf 2020 meerjarig 60,9 miljoen euro voor onder andere de doeleinden terugdringen arbeidsverzuim, een vrijgestelde hulpofficier voor ieder basisteam en centraliseren arrestantenzorg (B5 Politie)?

Antwoord:

Het bepalen van doelbereik, doeltreffendheid en doelmatigheid vindt plaats in de reguliere P&C-cyclus. In managementrapportages en jaarverantwoording worden de gegevens als opgenomen onder artikel 3.1 gepresenteerd. Daarop zijn audits van de accountant, Auditdienst Rijk en Algemene Rekenkamer van toepassing. Voor het project toegangsbeveiliging wordt een eindrapportage opgesteld na afronding. Naast de reguliere P&C-cyclus zullen reguliere inspectieonderzoeken, beleidsevaluaties en doorlichtingen mogelijk ingaan op de maatregelen in dit bestedingsplan. De reguliere P&C-cyclus kent jaarlijks drie managementrapportages en een jaarverantwoording.

Over het plan van aanpak en de voortgang in de aanpak ziekteverzuim wordt (half)jaarlijks aan de Kamer gerapporteerd. Hiervoor dienen onder meer de halfjaarberichten politie. Met betrekking tot de centralisatie van de arrestantenzorg in Amsterdam is met de betrokken partijen afgesproken na twee en na vier jaar een evaluatie te houden.

Vraag (55):

Kunt u overzichtelijk in een meerjarig schema uiteenzetten waar de toegekende regeerakkoordmiddelen voor B5 Politie momenteel aan worden besteed en in 2018 aan zijn besteed?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 27.

Vraag (56):

Kunt u toezeggen dat de aanschaf van het stroomstootwapen (in 2019) niet in gevaar komt?

Antwoord:

Abusievelijk is in eerste instantie aan uw Kamer een conceptversie van memorie van toelichting van de eerste suppletoire begroting 2019 verstrekt en niet de geaccordeerde definitieve versie. Ik wijs u er op dat deze vraag is gebaseerd op de conceptversie en de betreffende passage is gewijzigd in de definitieve versie.

In de Voorjaarsnota staat dat 5 mln. euro is toegevoegd aan artikel 31 van de JenV-begroting voor toerusting politie. Op dit moment heb ik nog geen besluit genomen over invoering van het stroomstootwapen. Indien in het najaar een positief besluit volgt ten aanzien van de introductie van het stroomstootwapen in de basispolitiezorg, wordt dit bedrag ten bate van de incidentele kosten daarvan ingezet. Uw Kamer wordt dan nader geïnformeerd over de inhoud en dekking.

Vraag (57):

Waarom wordt de financiële problematiek niet per verschillend onderdeel (politie, OM, rechtspraak, etc) zichtbaar gemaakt en waarom moeten de diverse onderdelen niet zelf deze problemen oplossen?

Antwoord:

De artikelindeling van de begroting is niet per onderdeel (organisatie) ingericht. De rijksbegroting kent een indeling op basis van beleidsdoelen en instrumenten en andere doelen te bereiken. In de artikelsgewijze toelichting wordt zoveel als mogelijk inzichtelijk gemaakt welke problemen zich waar voordoen. Daarbij kent JenV veel keten gerelateerde processen die bij veranderingen, leiden tot mutaties bij de onderdelen van die keten. Een voorbeeld hiervan is de asielketen, een hogere instroom heeft gevolgen voor alle onderdelen van de asielketen. Uitgangspunt is dat bij tegenvallers (hogere instroom, hogere bezetting, lagere ontvangsten griffierechten etc.) in eerste instantie wordt bezien of dekking van deze tegenvallers, in de betreffende keten kan worden gevonden. Indien daartoe geen of onvoldoende mogelijkheden zijn wordt bezien op welke andere wijze dekking kan worden gerealiseerd.

Vraag (58):

Kan de politie de uitdaging om adaptief en wendbaar, met andere woorden het vermogen om zich aan te passen aan de maatschappelijke uitdagingen waaronder cybercrime, te zijn nog steeds aan, nu zij wordt gekort op de middelen voor B5 Politie?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 22.

Vraag (59):

Kan uiteen gezet worden op welke punten de Raad voor de rechtspraak de 50 miljoen euro gaan inzetten?

Antwoord:

Het extra bedrag van € 50 mln. voor de Raad voor de rechtspraak houdt verband met het over 2019 verwachte tekort van ongeveer € 50 mln.

Vraag (60):

In hoeverre ligt de politie op schema wat betreft de inzet en uitgaven van de extra middelen die beschikbaar zijn gesteld middels het regeerakkoord?

Antwoord:

In 2018 is de politie gestart met uitvoering te geven aan de doelstellingen uit het regeerakkoord. De instroom is verhoogd en de capaciteit van de Politieacademie is vergroot zodat meer instroom kon plaatsvinden en ook meer opleidingen aangeboden konden worden. Op het gebied van ICT, innovatie en uitrusting zijn de doelstellingen in 2018 grotendeels gehaald.

Samen met het LOVP zijn nadere afspraken gemaakt over de sterkteuitbreiding als gevolg van het regeerakkoord. Hierover is uw Kamer per brief van 15 juni 2018 nader geïnformeerd. De sterkteuitbreiding komt deels ten goede aan de aanpak van ondermijning en cybercriminaliteit en wordt daarnaast voor een groot deel ingezet ter versterking van de basisteams en districten.

Zoals de Minister van JenV heeft toegelicht in de brief van 20 december 2017 is € 65 mln. van de eerste tranche van de regeerakkoordmiddelen (in totaal € 100 mln. structureel) bedoeld voor een uitbreiding van de operationele sterkte die natuurlijk nog niet volledig in 2018 kan worden gerealiseerd. Zoals voorzien, stroomt dit personeel gefaseerd in. De gerealiseerde instroom in 2018 (2.203 fte) benaderde de beoogde instroom (2.273 fte). Gelet op de opleidingsduur van aspiranten wordt het effect van de intensiveringen op de operationele sterkte (exclusief aspiranten) pas vanaf 2022 volledig zichtbaar. De totale operationele sterkte steeg met 73 fte, minder dan de 300 fte die was beoogd. Een belangrijke reden voor deze lagere stijging is de hoger dan voorziene doorstroom van operationele medewerkers naar niet-operationele functies.

Omdat de instroom al in 2018 verhoogd is zijn er eind 2017 25 extra docenten voor de Politieacademie aangetrokken. Vanaf 2018 is gestart met de werving 25,1 fte extra docenten en een enkele ondersteuner die vanaf 2019 worden ingezet ten behoeve van de grotere instroom van studenten.

Vraag (61):

Wat zijn de gevolgen voor de politie wanneer een deel van de regeerakkoordmiddelen B5 Politie worden ingezet ter dekking van de problematiek «Ramingsbijstelling/dekking problematiek JenV»? Kunt u dit specificeren?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 22.

Vraag (62):

Kan worden uitgesplitst hoe de structurele extra middelen die ter beschikking worden gesteld voor de stabiele financiering van de asielketen worden ingezet?

Antwoord:

De extra financiële middelen voor de asielketen worden als volgt ingezet:

Antwoord 81

2019

2020

2021

2022

2023

2024

IND

74

100

89

65

66

66

COA

86

204

162

126

101

89

Nidos

– 21

– 16

– 17

– 18

– 18

– 18

RvdR

10

6

6

6

6

6

Kinderpardon

13

         

Totaal JenV

162

294

245

184

160

148

Vraag (63):

Wat is de voorspelling van de Meerjarige Productie Prognose?

Antwoord:

De Meerjaren Productie Prognose (MPP) is een ambtelijke prognose ten behoeve van de uitvoeringsdiensten van de migratieketen.

De voorspelling van de Meerjaren Productie Prognose, zoals vastgesteld in het Topberaad van 21 februari 2019, is dat voor 2019 rekening moet worden gehouden met een eerste asielinstroom van 21.500 als rekenkundig uitgangspunt voor de keteneffecten van de asielinstroom.

Vraag (64):

Waar wordt bij de IND extra productie verwacht op basis van de Meerjarige Productie Prognose?

Antwoord:

Extra productie van de IND wordt verwacht op de beoordeling van eerste asielaanvragen alsmede de overige producten van asiel, reguliere zaken en juridische zaken.

Vraag (65):

Voor welke uitvoeringsproblematiek wordt 24,7 miljoen euro eindejaarsmarge ingezet?

Antwoord:

Zie ook het antwoord op vraag 30. De eindejaarsmarge is ingezet om een bijdrage te leveren aan de tekorten cf de PMJ-ramingen (400 mln.)

Vraag (66):

Kan nader worden uitgesplitst hoe de prijsbijstelling 2019 tot en met 2024 wordt ingezet voor dekking van JenV-brede problematiek? Kan verder worden uitgesplitst waar deze JenV-brede problematiek uit bestaat?

Antwoord:

Bij het antwoord op vraag 10 vindt u uitgesplitst waaruit de JenV brede problematiek bestaat waarvoor onder andere de prijsbijstelling als dekking voor wordt ingezet.

Vraag (67):

Waarom is besloten de asielreserve helemaal leeg te maken? Op welke manier is er nu nog een buffer voor onverwachte asielkosten?

Antwoord:

De middelen in de asielreserve zijn bedoeld om fluctuaties in de instroom van asielzoekers op te vangen. Voor 2019 is de verwachting dat de instroom hoger zal zijn dan eerder verwacht. Dit betekent dat de middelen uit de asielreserve ingezet worden als dekking van de hogere kosten. In de toekomst zal de asielreserve bij meevallers weer worden gevuld.

Vraag (68):

Kan worden uitgesplitst hoe de politiemiddelen voor internationale samenwerking precies worden ingezet?

Antwoord:

Onder de noemer Internationale Samenwerkingsoperaties vallen de activiteiten die de politie doet in het kader van (de voorbereiding van) bijdragen aan Internationale Crisisbeheersingsoperaties en Missies. Dit betreft concreet deelname van de politie in EU-, VN, OVSE- en NAVO-missies. Het gaat hierbij om de kosten die gemaakt worden te behoeve van de voorbereiding en de uitzending van politiemedewerkers in het kader van deze missies. Hiervoor ontvangt JenV jaarlijks een bedrag van 8,5 mln. euro vanuit de HGIS-begroting van Buitenlandse Zaken.

De overige midden worden besteed aan activiteiten die vallen onder de noemer «Internationale Samenwerking». Hieronder vallen activiteiten en projecten die met de buurlanden worden uitgevoerd, activiteiten en projecten die vallen onder de thematische programma’s/geprioriteerde fenomenen en activiteiten en projecten die vallen onder de noemer relatiebeheer.

Vraag (69):

Op welke manier worden de extra middelen ingezet teneinde het doeleinde terugdringen van het arbeidsverzuim bij de politie te behalen?

Antwoord:

De extra middelen worden ingezet voor de uitvoering van het plan van aanpak ziekteverzuim, dat op 26 april 2018 aan uw Kamer is gezonden.7 De structurele kosten betreffen met name de basisartsen (13 fte) en de casemanagers (voor GTPA 13 fte en voor PTSS 10 fte). De intensievere aanpak in de eerste jaren betreffen met name het projectbureau en de opleiding van de bestaande leidinggevenden. Deze aanpak kent een afbouw. De omvang van de geraamde kosten is als volgt:

(in mln. €)

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

str.

Aanpak arbeidsverzuim

11,5

11,5

11,5

11,5

11,5

8,6

5,5

5,5

Vraag (70):

Wat zijn de geraamde kosten om voor ieder basisteam een hulpofficier vrij te stellen?

Antwoord:

Abusievelijk is in eerste instantie aan uw Kamer een conceptversie van memorie van toelichting van de eerste suppletoire begroting 2019 verstrekt en niet de geaccordeerde definitieve versie. Ik wijs u er op dat deze vraag is gebaseerd op de conceptversie en de betreffende passage is gewijzigd in de definitieve versie.

Ik heb uw Kamer conform mijn toezegging in het AO politie van dinsdag 4 juni jl. op 24 juni jl. een brief gestuurd waarin ik o.a. in ga op de besteding van de in het AO genoemde 28,9 mln. euro en de gevolgen van de voorjaarsbesluitvorming voor de politiebegroting.

Vraag (71):

Hoeveel hulpofficieren komen er extra bij en worden vanuit de Aanvullende Post gefinancierd?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 70.

Vraag (72):

Waaraan worden de middelen om het arbeidsverzuim terug te dringen besteed en wat is de omvang van de geraamde kosten?

Antwoord:

Zie het antwoord vraag 69.

Vraag (73):

Waarom is geld gereserveerd voor de aanschaf van stroomstootwapens bij de politie? Wanneer wordt verwacht dat deze middelen besteed worden?

Antwoord:

Abusievelijk is in eerste instantie aan uw Kamer een conceptversie van memorie van toelichting van de eerste suppletoire begroting 2019 verstrekt en niet de geaccordeerde definitieve versie. Ik wijs u er op dat deze vraag is gebaseerd op de conceptversie en de betreffende passage is gewijzigd in de definitieve versie.

In de Voorjaarsnota staat dat 5 mln. euro is toegevoegd aan artikel 31 van de JenV-begroting voor toerusting politie. Op dit moment heb ik nog geen besluit genomen over invoering van het stroomstootwapen. Indien in het najaar een positief besluit volgt ten aanzien van de introductie van het stroomstootwapen in de basispolitiezorg, wordt dit bedrag ten bate van de incidentele kosten daarvan ingezet. Uw Kamer wordt dan nader geïnformeerd over de inhoud en dekking.

Vraag (74):

Welk deel van het tekort van 50 miljoen euro bij de rechtspraak komt door het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI) en welk deel komt door de autonome terugloop van het aantal zaken?

Antwoord:

Het uitblijven van baten van het stopgezette digitaliseringsprogramma KEI en frictieproblematiek vanwege de autonome terugloop bij de meeste zaakscategorieën zijn de twee hoofdoorzaken voor het tekort bij de rechtspraak. Beide oorzaken interfereren met elkaar en er kan niet zo’n duidelijk onderscheid worden gemaakt in de gevolgen voor het tekort als hier wordt gevraagd.

Vraag (75):

Waarom zijn de verstrekte bedragen voor de aanpak van ondermijning (specifiek de middelen ten behoeve van de regionale aanpak) niet specifiek op de nota van wijziging vermeld?

Antwoord:

In de op 16 november 2018 verzonden nota van wijziging is een korte toelichting opgenomen op de besteding van de gelden, waarbij is vermeld dat van het totaalbedrag van € 100 mln. incidenteel € 85 mln. besteed wordt aan versterking van de aanpak in de regio’s. Gelijktijdig is in een brief aan de Tweede Kamer over de stand van zaken van de versterking van de aanpak van ondermijning8 een nadere toelichting op de specifieke verdeling van de regionale gelden opgenomen. In het kader van het Verantwoordingsonderzoek 2018 heeft de Algemene Rekenkamer opgemerkt dat de AWB de mogelijkheid biedt om bijdragen te verstrekken zonder wettelijke grondslag, indien de begroting specifiek de ontvanger en het bedrag vermeldt, waarop deze ten hoogste kan worden vastgesteld. Daarom is in de eerste suppletoire begroting 2019 alsnog de precieze verdeling van de gelden over de regio’s opgenomen.

Vraag (76):

Welke navolging is gegeven aan de opmerking van de Minister voor Rechtsbescherming tijdens de begrotingsbehandelingen dat hij met wetenschappers nog eens zou kijken naar het verbeteren van het Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ)? Welke mogelijkheden ziet u de gemiddelde absolute voorspelfout in het model omlaag te brengen (vergelijk adviesrapport bekostigingssystematiek rechtspraak, Van Den Berg, 2018, blz. 7)? Welke mogelijkheden ziet u de productieperiode en doorlooptijd van de ramingen in te korten en dichter bij de aanvang van het begrotingsjaar af te sluiten?

Antwoord:

Aan de toezegging van de Minister voor Rechtsbescherming wordt thans uitvoeringgegeven door maatregelen op korte en lange termijn. Op korte termijn vindt er regulier onderhoud aan het huidige Prognosemodel Justitiële ketens (PMJ) plaats. Verder wordt gekeken of bijstellingen o.b.v. cijfers over het afgeronde jaar gemeten in het voorjaar (bijvoorbeeld cijfers over 2018 gemeten in het voorjaar 2019) een verbetering geeft ten opzichte van bijstellingen o.b.v. voorlopige cijfers over het lopende jaar gemeten in het najaar (bijvoorbeeld voorlopige cijfers 2018 gemeten in het najaar 2018), zoals dat nu gebeurd. Daarnaast is voor de lange termijn een uitgebreid traject gestart om de mogelijkheden voor het verbeteren van de ramingen te onderzoeken. De eerste fase bestaat uit een inventarisatie van de behoefte aan ramingsinformatie onder de betrokken organisaties en onderdelen van JenV door een extern onderzoeksbureau onder verantwoordelijkheid van het WODC. Op basis van de uitkomsten van deze inventarisatie zal samen met wetenschappers bekeken worden of er alternatieve methodes en technieken zijn, die mogelijk tot betere prognoses zouden kunnen leiden en/of beter aansluiten bij de gebruikerswensen.

Het adviesrapport bekostigingssystematiek rechtspraak heeft diverse aanbevelingen gedaan m.b.t. de gemiddelde absolute voorspelfout en de doorlooptijd van ramingen in het lopende jaar. Deze aanbevelingen worden betrokken in het hierboven aangegeven onderzoek.

Vraag (77):

Was, op het moment dat werd besloten vier gevangenislocaties te sluiten, al duidelijk dat er frictiekosten zouden zijn en dat daarvoor een kasschuif nodig zou zijn van 24,6 miljoen euro?

Antwoord:

Abusievelijk is in eerste instantie aan uw Kamer een conceptversie van memorie van toelichting van de eerste suppletoire begroting 2019 verstrekt en niet de geaccordeerde definitieve versie. Ik wijs u er op dat deze vraag is gebaseerd op de conceptversie en de betreffende passage is gewijzigd in de definitieve versie.

Ja, het sluiten van gevangenislocaties gaat altijd gepaard met frictiekosten. Een kasschuif is een begrotingstechnisch instrument en is budgettair neutraal.

Vraag (78):

Hoe wordt het bedrag van 12,9 miljoen euro voor de herbeoordeling van de aanvragers van de Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen (DRLVK) verdeeld tussen de IND en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V)?

Antwoord:

De verdeling is: € 10 mln. IND en € 2,9 mln. DT&V

Vraag (79):

Kan een toelichting worden gegeven op de nieuwe berekeningssystematiek voor ODA-toerekening?

Antwoord:

De nieuwe ODA-toerekening van eerstejaarsasiel is niet langer gebaseerd op de instroom van asielzoekers uit DAC-landen maar op het verblijf in het eerste jaar van asielzoekers uit DAC-landen bij het COA en Nidos.

Daarnaast zijn de verduidelijkingen van de OESO-DAC richtlijn over toerekening verwerkt. Deze verduidelijkingen beteken dat we een aantal kostenonderdelen van COA (eigen gebouwen en overhead) niet meer mogen toerekenen aan ODA en dat we een aantal andere kostenposten die te maken hebben met de eerstejaarsasielopvang zoals de tolkenkosten bij de IND, rechtsbijstand en voorlichting over het asielproces (in Nederland uitgevoerd door Vluchtelingenwerk Nederland) wel mogen toerekenen. De kosten van opvang en voogdij door Nidos en de scholingskosten mogen nog steeds worden toegerekend. Ook deze kosten worden nu op basis van verblijf in eerste jaar toegerekend.

Vraag (80):

Waarom is een raming gebaseerd op de verwachte bezetting in de Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) transparanter, schokbestendiger en doelmatiger dan op basis van instroom?

Antwoord:

In de oude -systematiek was de toerekening gebaseerd op de instroom van asielzoekers, terwijl de kosten gemaakt worden op basis van de bezetting bij het COA. In de nieuwe systematiek worden de ramingen en de kosten beiden gebaseerd op de bezetting, deze directe link maakt het transparanter. Daarnaast zijn de fluctuaties in de instroom veel groter dan de fluctuaties in de gemiddelde bezetting bij het COA. Bij een piek in instroom zie je dat als de piek afvlakt de bezetting nog wat langer hoog blijft en andersom. Door aan te sluiten bij de bezetting zal ook de ODA-toerekening minder schokken hebben. Dat zal naar verwachting dan ook de omvang van de nacalculatie en daarmee gepaard gaande overboekingen tussen BHOS en JenV verlagen.

Vraag (81):

Waarom leidt de nieuwe systematiek voor de ODA-toerekening tot een daling in 2019 met 22,9 miljoen euro en vanaf 2020 tot en met 2022 tot een verhoging? Hoe hoog is die verhoging?

Antwoord:

De aanpassing van de ODA-toerekening heeft twee oorzaken. Enerzijds zijn afgelopen jaren de budgetten voor de asielketen, inclusief de ODA-toerekening, altijd tweejaarlijks aangepast, dus vanaf 2020 moeten de budgetten nog worden aangepast aan de nieuwe MPP raming. Daardoor was de stand in 2020 en verder fors lager dan in 2019. Daarnaast is een nieuwe ODA-systematiek ingevoerd gebaseerd op bezetting bij COA in plaats van instroom die leidt tot een lagere ODA-toerekening. Dat wordt veroorzaakt doordat een aantal kostenonderdelen (eigen gebouwen COA en overhead COA) niet meer kunnen worden toegerekend en een aantal andere wel (rechtsbijstand en tolken IND). Beide effecten tezamen leiden tot een verlaging van de ODA-toerekening van 22,9 mln in 2019 en een verhoging van 57 mln in 2020 en 41 mln in 2022.

Vraag (82):

Wat houdt de technische herschikking van het budget van –4,7 miljoen euro in? Waar is dit budget voor ingezet?

Antwoord:

De technische herschikking van 4,7 mln betreft een herschikking van budget van DT&V van programma naar apparaat.

Vraag (83):

Waarom moet de IND 10 miljoen euro afrekenen als in 2018 minder productie is geleverd dan eerder verwacht? Hoe komt het, dat minder productie is geleverd dan verwacht?

Antwoord:

De IND wordt gefinancierd op basis van geleverde productie. Indien bij de realisatie blijkt dat minder geproduceerd is dan afgesproken, dient dit afgerekend te worden met de opdrachtgever. De IND heeft in 2018 minder geproduceerd omdat ze kampte met een besliscapaciteitstekort door afschaling in 2017 en een hoger dan verwacht natuurlijk verloop.

Vraag (84):

Voor welke asielkosten worden de resterende middelen in de asielreserve van 21,5 miljoen euro precies ingezet?

Antwoord:

Een deel van de kosten van de IND die samenhangen met een wijzigende asielinstroom worden gefinancierd uit de asielreserve.

Vraag (85):

Op welke wijze wordt de te verwachten bezettingsgraad bij het COA berekend?

Antwoord:

De omvang van de verwachte bezetting bij het COA wordt berekend aan de hand van de instroom- en uitstroomcijfers uit de MPP en de meeste recente stand van de bezetting. Er wordt rekening gehouden met de verwachte opvangduur, waarbij aansluiting wordt gezocht met de productiecapaciteit van de IND, de taakstelling voor de huisvesting van vergunninghouders, de verwachte uitstroom via DT&V en de overige relevante (beleids)ontwikkelingen in de asielketen. Voor wat betreft de bezettingspercentage (bezetting uitgedrukt in een percentage van de capaciteit) wordt bij de bekostigingafspraken uitgegaan van 93%.

Vraag (86):

Wat is de door u verwachte bezettingsgraad bij het COA voor de komende jaren?

Antwoord:

De verwachting is dat de gemiddelde totale bezetting bij het COA in 2020 nagenoeg gelijk zal zijn aan 2019. Vanaf 2020 wordt als gevolg van de inzet van extra capaciteit bij de IND een stijging van de uitstroom verwacht, waardoor de bezetting bij het COA geleidelijk aan kan dalen. Het bezettingspercentage (geeft aan in welke mate de beschikbare opvangcapaciteit wordt benut) die bij de bekostiging van het COA wordt gehanteerd is 93%.

Vraag (87):

Kunt u aangeven hoe de nieuwe toerekeningssystematiek gaat bijdragen aan een, zoals u aangeeft, «transparantere, schokbestendigere en doelmatigere toerekening»?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 80.

Vraag (88):

Welke gevolgen kende de toerekening aan ODA van onderwijsuitgaven voor asielzoekerskinderen aan de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid in plaats van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap? Hoe zijn eventuele nadelige gevolgen in het verleden ondervangen?

Antwoord:

De middelen voor onderwijsbekostiging stonden al op de OCW-begroting en kwamen via de bestaande bekostigingssystematiek bij de daarvoor in aanmerking komende scholen terecht. De ODA-toerekening voor de onderwijskosten ging naar JenV. Bij voorjaarsnota is nu besloten de geldstroom te verleggen zodat de toerekening aan ODA van onderwijsuitgaven ten behoeve van asielzoekerskinderen nu door BHOS op de begroting van OCW wordt geboekt in plaats van naar JenV. Hiervoor vindt een aantal budgettair neutrale boekingen plaats tussen de begrotingen van JenV en BHOS en van BHOS en OCW.

Vraag (89):

Hoe kan het dat het eigen vermogen van het COA en de IND 49 miljoen euro boven de 5% is gegroeid, terwijl sprake is van te weinig capaciteit, in ieder geval bij de IND? Welk deel van de 49 miljoen euro komt van het COA en welk deel van de IND?

Antwoord:

Zowel COA als IND heeft in 2018 een positieve exploitatie resultaat geboekt. In beide gevallen leidt dat tot een hoger eigen vermogen dan de toegestane 5%. Van de 49 mln. komt 24 mln. van de IND en 25 mln. van COA.

De positieve exploitatie resultaat bij het COA is onder andere ontstaan als gevolg van de groei in de bezetting in de laatste maanden van 2018. Hierdoor steeg de omzet van het COA, terwijl de kosten niet evenredig zijn meegestegen. De leegstaande plekken die ten tijde van de hoge instroom in 2016 zijn verworven, zijn ingezet om de groei in de laatste maanden van 2018 te kunnen opvangen. De kosten voor leegstand waren hierdoor minder. Een deel van de positieve exploitatie resultaat wordt afgeroomd in 2019.

Het positieve resultaat bij de IND is onder andere ontstaan als gevolg van efficiëntere werkmethoden, een onderuitputting op strategische projecten en achterblijven van (personele) kosten door een vertraging in het aannemen van nieuw personeel. Voor 2019 is het de verwachting dat de personele lasten voor de IND hoger zijn vanwege diverse wervingstrajecten die zijn gestart.

Vraag (90):

Hoe komt u op basis van het PMJ-model tot deze meevallers? Kunt u uw berekening per jaar toelichten? Waarom worden deze meevallers ingezet om ingeboekte besparingen van 2022 te compenseren nu deze besparingen toch niet doorgaan? Hoe verhoudt zich dat tot de beleidslijn dat de vrijval van middelen als gevolg van een verminderd beroep op de rechtsbijstand vanaf begrotingsjaar 2019 wordt ingezet voor het dossier rechtsbijstand (Kamerstuk 31 753, nr. 155)?

Antwoord:

De meest recente uitkomsten van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) geven voor rechtsbijstand capaciteitsoverschotten aan voor de jaren 2019 tot en met 2022. Deze capaciteitsoverschotten betekent vanuit begrotingsoptiek (op basis van prijs x aantal) dat er ook minder middelen benodigd zijn gezien een verminderd beroep op de rechtsbijstand voor de jaren 2019 tot en met 2022. De vrijval van middelen als gevolg van een verminderd beroep zijn conform mijn brief van november 2018 behouden voor het dossier rechtsbijstand. Met deze vrijval van middelen zijn de ingeboekte besparingen vanaf 2022 van het wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand vanwege het niet in procedure brengen gecompenseerd. Per saldo blijft als gevolg van een kasschuif over de jaren 2019 tot en met 2024 het budget voor rechtsbijstand gelijk.

Vraag (91):

Waarom wordt nu slechts een deel van de middelen die in het regeerakkoord worden vrijgemaakt ingezet? Wat betekent dat voor het tempo van de digitalisering van de strafrechtketen?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 42.

Vraag (92):

Wat betekent de «ramingsbijstelling Raad voor de rechtspraak Asielzaken»? Wat is daar precies bijgesteld?

Antwoord:

De Meerjaren Productieprognose (MPP) voorziet een groei in het aantal Vreemdelingenzaken bij de rechtspraak. Op basis hiervan is het budget van de Raad voor de rechtspraak verhoogd met € 9,6 mln. in 2019 en € 5,8 mln. in verdere jaren.

Vraag (93):

Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat de eenmalige uitgaven van 100 mln. euro vanuit de Aanvullende Post voor het ondermijningsbestrijdingsfonds worden uitgeven om een bestendig resultaat neer te zetten? Kunt u daarbij ingaan op de kritiek van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de inzet van middelen voor de aanpak van ondermijning?

Antwoord:

Ter invulling van de middelen is een breed pakket aan zowel preventieve als repressieve maatregelen samengesteld, op basis van door de regio’s en landelijke partners opgestelde versterkingsplannen. Om versnippering te voorkomen, is daarbij gekozen voor een focus op de aanpak van de illegale drugsindustrie, de daarmee gepaard gaande ondermijnende effecten en criminele geldstromen.

Om een bestendig resultaat neer te zetten, wordt daarnaast de uitvoering van de versterkingsplannen gedurende de looptijd van de programma’s gemonitord. Dit gebeurt volgens de methodiek van «lerend evalueren». Op deze wijze wordt niet pas na afloop een evaluatie gedaan die aangeeft wat wel of niet heeft gewerkt, maar kunnen al tussentijds bevindingen worden gedeeld. Ook is aan de regio’s en landelijk partners verzocht om jaarlijks te rapporteren over de daadwerkelijke besteding van de middelen, de behaalde resultaten en de realisatie van de beoogde effecten. In 2020 wordt door JenV een midterm review uitgevoerd, waarin zowel de door de partners zelf te rapporteren resultaten als de tussenevaluatie van het evaluatie onderzoek worden betrokken.

In het kader van het Verantwoordingsonderzoek 2018 heeft de Algemene Rekenkamer opgemerkt dat de AWB de mogelijkheid biedt om bijdragen te verstrekken zonder wettelijke grondslag, indien de begroting specifiek de ontvanger en het bedrag vermeldt, waarop deze ten hoogste kan worden vastgesteld. In de eerste suppletoire begroting is daarom alsnog de precieze verdeling van de gelden over de regio’s opgenomen. De bedragen per regio zullen ook in de begrotingen voor de jaren 2020 en 2021 worden vermeld, waarmee opvolging wordt gegeven aan de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer.

Vraag (94):

Kan uiteen gezet worden op welke punten het OM het extra geld gaat inzetten?

Antwoord:

Met het extra geld wordt voorkómen dat het OM vanaf 2019 ten opzichte van voorgaande jaren aanvullende inspanning moet leveren voor wat betreft het invullen van de algemene efficiencytaakstelling van het Kabinet Rutte II.


X Noot
1

Kamerstukken II 2014/15, 29 517, nr. 99.

X Noot
2

Kamerstukken II 2018/19, 31 753, nr. 155.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2017/18, 29 628, nr. 784.

X Noot
4

Kamerstukken II 2017/18, 29 279, nr. 449.

X Noot
5

Kamerstukken 2017/18 29 279, nr. 449.

X Noot
6

Kamerstukken II 2018/19, 24 587, nr. 746.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2017/18, 29 628, Nr. 777.

X Noot
8

Kamerstukken II 2018/19, 29 911, nr. 212.

Naar boven