29 517 Veiligheidsregio’s

Nr. 99 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2015

Naar aanleiding van schriftelijke door uw Kamer gestelde vragen die betrekking hebben op de invulling van de verantwoordelijkheden van de besturen van de veiligheidsregio’s breng ik graag onder uw aandacht dat ik terughoudendheid zal toepassen bij de beantwoording van mondelinge en schriftelijke vragen over dit onderwerp.

Verlengd lokaal bestuur

Sinds de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s op 1 oktober 2010 zijn de besturen van de veiligheidsregio’s verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken van de veiligheidsregio. De taken van de regio betreffen adequate brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het bestuursmodel van de veiligheidsregio’s is vormgegeven op basis van verlengd lokaal bestuur. Het bestuur wordt gevormd door de burgemeesters van de inliggende gemeenten.

Binnen de wettelijke kaders bepalen de besturen de ambities en het kwaliteitsniveau van de veiligheidsregio. Dit wordt vastgelegd in het regionale beleidsplan. Zij baseren zich daarbij op een regionaal risicoprofiel, dat onder verantwoordelijkheid van het bestuur in afstemming met de gemeenteraden tot stand komt. Dat houdt in dat de veiligheidsregio’s de vormgeving van hun taken verschillend kunnen invullen. Die verschillen mogen er echter niet toe leiden, dat de bovenregionale samenwerking bij incidenten in gevaar komt. Daarop toezien is een gedeelde verantwoordelijkheid van de gemeenten en mijn ministerie.

Het bestuur van een veiligheidsregio stelt de (meerjaren)begroting van de regio vast. Dat betekent dat het aan dat bestuur is om te bepalen, rekening houdend met de regionale situatie, op welke wijze gelden worden besteed inclusief eventuele wijzigingen in de loop van de jaren. De deelnemende gemeenten zijn verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van de benodigde middelen om de gewenste prestaties te kunnen realiseren. Het bestuur stelt de gemeenteraden in de gelegenheid om hun zienswijze op de ontwerpbegroting te geven. Ook verstrekt het bestuur van de veiligheidsregio de betrokken gemeenteraden gevraagd en ongevraagd informatie. De leden van het algemeen bestuur van de veiligheidsregio leggen aan hun eigen gemeenteraad verantwoording af over hun eigen bijdrage aan het regiobestuur en verstrekken de door de raadsleden gevraagde informatie.

De Minister van Veiligheid en Justitie faciliteert de veiligheidsregio’s ten behoeve van hun taken door het verstrekken van een financiële lumpsum bijdrage (Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR)). Deze bedraagt circa 15% van het totaalbudget (85% wordt gefinancierd door de gemeenten). De Minister neemt met deze bijdrage de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de taken niet over. Het bestuur van de veiligheidsregio is vrij deze middelen naar eigen inzicht te besteden mits aan de regelgeving wordt voldaan. Het bestuur van de veiligheidsregio legt over de besteding van de middelen middels een jaarrekening en jaarverslag verantwoording af aan de betreffende gemeenteraden. Mijn ministerie ontvangt de verantwoordingsinformatie over de ontvangst van de rijksbijdrage (BDur).

Het toezicht op de financiële positie van de veiligheidsregio is een provinciale taak. De wettelijke grondslag van het financieel toezicht is neergelegd in de Gemeentewet, Wet gemeenschappelijke regelingen, het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en het Gemeenschappelijk Financieel Toezichtkader. De veiligheidsregio is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de financiële huishouding. Een reëel sluitende begroting – de deelnemende gemeenten dragen daarvoor zorg – is essentieel.

Systeemverantwoordelijkheid

Als Minister van Veiligheid en Justitie draag ik de verantwoordelijkheid voor de inrichting en werking van het stelsel van brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing als geheel en voor de maatschappelijke effecten ervan. Ik geef hieraan invulling door het stellen van regels voor de inrichting van het systeem. De Inspectie Veiligheid en Justitie houdt toezicht op de (wettelijke) taakuitvoering door de veiligheidsregio’s. Wanneer zij ernstige tekortkomingen in de taakuitvoering constateert kan ik, als verantwoordelijk bewindspersoon, de commissaris van de Koning verzoeken over te gaan tot het geven van een aanwijzing aan het bestuur van de veiligheidsregio. Weliswaar niet dan nadat er de nodige stappen aan vooraf zijn gegaan. Ingrijpen vanuit systeemverantwoordelijkheid vindt dan ook pas plaats volgens een zogeheten «toezichtsladder», waarbij de stappen in zwaarte oplopen.

In het geval van een aanwijzing neem ik de verantwoordelijkheid niet over, maar spreek ik het bestuur aan op zijn eigen verantwoordelijkheid.

Tot slot wil ik kunnen beoordelen of incidenten die zich op lokaal dan wel regionaal niveau voor doen, inderdaad incidenten betreffen (die op dat niveau moeten worden opgelost) of vaker voorkomen. In geval van dat laatste is er mogelijk sprake van een falen in het systeem. Ik wil daarom geïnformeerd blijven over terugkerende knelpunten. Niet om de wijze van ondersteuning en hulpverlening te bepalen, wel om na te gaan of de wettelijke kaders toereikend zijn en of de basiskwaliteit op orde is en blijft. De Staat van de brandweerzorg en Staat van de Rampenbestrijding die de Inspectie opstelt, zijn hierbij belangrijke instrumenten. Ook de in 2012/2013 gehouden evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s biedt belangrijke inzichten in het functioneren van het stelsel.

Bij de beantwoording van uw mondelinge en schriftelijke vragen die individuele veiligheidsregio’s betreffen en treden in de verantwoordingsrelatie tussen de gemeenteraden en het bestuur van de veiligheidsregio, zal ik dan ook, gezien de afgesproken verantwoordelijkheidsverdeling, terughoudendheid toepassen bij de beantwoording, door te verwijzen naar de betrokken gemeenten en mij te onthouden van een standpunt.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven