29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 449 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2018

Inleiding

In een brief van 28 juni 20171 lichtte onze ambtsvoorganger de stand van zaken toe met betrekking tot het ambitietraject voor de strafrechtketen. In de brief werd toegelicht dat het Bestuurlijk Ketenberaad (BKB) een gezamenlijke ambitie, prioriteiten en doelstellingen voor de strafrechtketen voorbereidt ten behoeve van besluitvorming door een nieuw kabinet.

In deze brief lichten wij de uitkomst van het ambitietraject toe. Deze uitkomst is gebaseerd, zoals in de brief van 28 juni 2017 is toegelicht, op een traject dat in 2016 is gestart en waarbij in eerste instantie de nadruk lag op het ophalen van beelden die professionals, bestuurders, burgers en organisaties over de keten hebben en de vraag waar de strafrechtketen zich op zou moeten richten. Op basis van de uitkomst van deze «ophaalfase» van het ambitietraject zijn een aantal grote lijnen2 onderscheiden op basis waarvan de keten zich verder zou moeten ontwikkelen.

De kern van deze ontwikkeling richt zich op de wereld om ons heen die razendsnel verandert, in technologisch zin maar ook politiek-sociaal. Daarin zijn deregulering, liberalisering, privatisering, digitalisering, globalisering en lokalisering ontwikkelingen die in de afgelopen decennia hebben geleid tot een netwerk- en informatiesamenleving. Nu staan organisaties in de strafrechtketen voor de opgave om daarop effectief en passend aan te sluiten, binnen de rechtstatelijke rollen van deze organisaties. Uit het ambitietraject bleek dat burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en professionals kansen zien om deze aansluiting te realiseren door (onder andere) meer oog te hebben voor de context waarbinnen strafbare feiten worden gepleegd, door processen efficiënter in te richten, door met behulp van digitalisering de kwaliteit van data en dienstverlening te verbeteren en door de toepassing van innovatie. Deze kansen zijn vooral aanwezig en geboden op de opgaven informatievoorziening, doorlooptijden en multiproblematiek.

De geprioriteerde opgaven

Eind 2017 heeft het BKB hierop de ambitie van de keten bepaald en de drie geprioriteerde opgaven bepaald: de keteninformatievoorziening, doorlooptijden en multiproblematiek.

In het bijgevoegde ketenplan van aanpak3 wordt de ambitie van het BKB voor een toekomstbestendige en legitieme strafrechtpleging toegelicht. Binnen de geprioriteerde opgaven werkt het BKB toe naar het vergroten van de veerkracht van de strafrechtpleging en de adaptiviteit van de keten. Om dat te realiseren, zet het BKB zich aan de ene kant actief in om de basis op orde te krijgen en aan de andere kant om innovatie binnen de keten te stimuleren.

De ambitie van het BKB en daaruit volgende keuze voor de drie geprioriteerde opgaven ondersteunen wij volledig om inhoudelijke redenen die wij hieronder toelichten. Daarnaast wordt met de ontwikkeling van de keteninformatievoorziening (waaronder de digitalisering van werkprocessen) en de aanpak van doorlooptijden uitvoering gegeven aan het Regeerakkoord. Voor de digitalisering van werkprocessen van de strafrechtketen zijn in het Regeerakkoord middelen opgenomen ter grootte van € 295 miljoen verspreid over de jaren 2018 tot en met 2022. Het inkorten van doorlooptijden van de strafrechtketen is als maatregel benoemd in het Regeerakkoord.

Toelichting aanpak en doelstellingen geprioriteerde opgaven

In het ketenplan van aanpak wordt toegelicht welke maatschappelijke doelstellingen of resultaten worden beoogd met de keuze voor de drie prioriteiten en op welke wijze deze worden gerealiseerd. Aan de hand van een voorbeeldcasus uit de praktijk wordt per opgave toegelicht welk maatschappelijk probleem wordt opgelost.

Keteninformatievoorziening

Voor wat betreft de ontwikkeling van de keteninformatievoorziening is het doel om de processtukken in de gehele strafrechtketen te digitaliseren, zowel ten behoeve van de informatievoorziening binnen de keten als de informatievoorziening tussen de keten en «derden».

Voorbeeldcasus: Met de huidige systemen is het niet mogelijk om audio en video als integraal onderdeel van het digitale dossier op te nemen en af te laten spelen in de rechtszaal. De films, audiovisuele verhoren, camerabeelden en telefoontaps worden op verschillende bestandformaten binnen de keten verzonden en kunnen slechts met veel extra handelingen in de rechtszaal worden vertoond. De ontwikkeling van de informatievoorziening leidt ertoe dat ketenorganisaties multimedia-bestanden makkelijk met elkaar kunnen uitwisselen en met een druk op de knop kunnen afspelen in de rechtszaal.

Om dit abstracte doel concreet te maken wordt een onderscheid gemaakt in drie thema’s, namelijk papier uit de keten, multimedia en dienstverlening aan de burger.

Met het uitvoeren van het thema papier uit de keten – ofwel het digitaliseren van processtukken- wordt bereikt dat dat efficiënter wordt gewerkt, dat de kwaliteit van de data wordt vergroot en dat doorlooptijden worden verkort. Ook wordt de kwaliteit van de processen binnen de keten erdoor vergroot.

De concrete te verwachten resultaten in 20214 zijn:

Processen-verbaal gaan digitaal de keten in («digital born») en strafrechtelijke beslissingen worden digitaal opgesteld en verwerkt ten behoeve van de executie.

Het gebruik van multimedia in de strafrechtketen geeft een belangrijke kwaliteitsimpuls aan de waarheidsvinding. De effectiviteit van het tonen van beelden is vele malen groter dan een papieren dossier. Tegelijkertijd wordt met behulp van beeld en audio de transparantie sterk vergroot door – bijvoorbeeld – het opnemen van verhoren en deze opnames beschikbaar te stellen aan de verdediging. Grondrechten worden hiermee beter geborgd en de «equality of arms» tussen de aanklagende en verdedigende partij beter verdeeld.

De concrete te verwachten resultaten in 2021 zijn:

Alle beeld- en audiomateriaal, relevant voor het procesdossier (bewijsmateriaal), is beschikbaar voor alle partijen, waar dan ook, in de strafrechtketen.

Voor wat betreft de dienstverlening is het (onder andere) van belang dat de positie van slachtoffers voor, tijdens en na afloop van een strafproces wordt verbeterd. Een goede bejegening (waaronder informatie) van slachtoffers door het hele strafproces staat hierbij centraal, zodat slachtoffers hun rechten goed kunnen uitoefenen. Het is nodig dat ketenorganisaties «het slachtoffer» in nieuwe ketenwerkprocessen, diensten en architectuur die zij ontwerpen meenemen en dat zij gezamenlijk werken aan een, al dan niet digitale, goede dienstverlening aan slachtoffers.

De concrete te verwachten resultaten in 2021 zijn:

De burger kan kiezen in het «soort» contact (face-to-face, telefonisch, papier, mail, internet via ketenbreed slachtofferportaal), kan gelijk zaken regelen (aangifte zo snel en makkelijk mogelijk maken), heeft 24/7 inzicht in voortgang van zaak, kan tijdig en in begrijpelijke taal met de «keten» communiceren, bepaalt zelf waarover hij wil worden geïnformeerd en waarover niet en wordt gefaciliteerd bij de uitoefening van zijn rechten in een strafzaak. Gegevens die niet noodzakelijk zijn voor bijvoorbeeld verdachten worden afgeschermd en de burger wordt op individuele basis (persoonsgericht) bejegend en beschermd door de gehele keten.

Voor het bereiken van de genoemde resultaten worden de middelen gebruikt die op grond van het Regeerakkoord beschikbaar worden gesteld. De middelen worden besteed aan in tijd en omvang overzichtelijke projecten. Dus geen omvangrijke, dure en meerjarige programma’s, maar kleinere projecten met doelen die veelal binnen één of twee jaar kunnen worden gerealiseerd. Om te bewaken dat de projecten goed op elkaar aansluiten en voldoende bijdrage leveren aan de hiervoor genoemde resultaten wordt onder meer een architectuur voor de informatievoorziening van de strafrechtketen vastgesteld. Een ketenportfoliobureau toetst de (potentiële) projecten aan de architectuur en bewaakt van lopende projecten (onder meer) de voortgang, kwaliteit, planning en uitgaven. Voorafgaand aan elk jaar wordt bepaald welke projecten worden gestart, mede op basis van de voortgang van lopende projecten en de behoefte en noodzaak van nieuwe projecten. Bij het bepalen van de projecten staan de maatschappelijke opgaven en doelen centraal.

Een voorbeeld hiervan is het project «Alle Zaken Digitaal.» Dit heeft tot doel om de werkprocessen te digitaliseren vanaf het moment van ontvangst bij het OM tot en met het aanbrengen op de zitting van strafzaken die meervoudig (door drie rechters) worden behandeld en zaken waarin verdachten voorlopig zijn gehecht. Daarnaast zal in 2018 het fundament worden gelegd voor de toepassing van multimedia binnen de keten. Dit houdt in dat in 2018 bij minimaal 1 regio de voorziening voor het gebruik van multimedia in de keten in de praktijk wordt getoetst. Ook wordt de bouw van een ketenbreed slachtofferportaal voorbereid en in 2019 zal een eerste versie beschikbaar komen. Het slachtofferportaal zal slachtoffers op één plek een overzicht bieden met voortgangsinformatie over hun situatie of zaak en is 24-uur per dag online toegankelijk met de mogelijkheid om van daaruit eenvoudig toegang te krijgen tot de overige informatie en/of diensten van strafrechtelijke ketenpartners.

Doorlooptijden

Slachtoffers, verdachten en daders moeten snel en adequaat duidelijkheid krijgen over de inzet van de gekozen interventie en bij strafrechtelijke vervolging over de uitkomst van de strafzaak. De samenleving moet daarin kunnen vertrouwen op de rechtvaardigheid en voorspelbaarheid van de strafrechtspleging met als doel om zaken betekenisvol af te doen. Doorlooptijden dragen daar in belangrijke mate aan bij.

Voorbeeldcasus: Uit WODC-onderzoek «Slachtoffers van zedenmisdrijven; een verkenning van de overwegingen voor contact met politie en/of hulpverlening» naar de beleving van slachtoffers van zedenmisdrijven komt naar voren dat de doorlooptijd van zedenzaken een belangrijke factor is die de beleving van slachtoffers negatief beïnvloedt. De lange duur van het proces wordt als zeer belastend ervaren en de lange voorspelde tijd van het proces wordt door slachtoffers aangemerkt als reden om geen aangifte te doen. Uit interviews met de slachtoffers en enkele juridische professionals komt naar voren dat het na de aangifte erg lang kan duren voordat er iets in de zaak gebeurt. Ook zijn er weinig (periodieke) contactmomenten met het slachtoffer om ontwikkelingen in de zaak terug te koppelen. Dit terwijl slachtoffers sterk de behoefte hebben om (door een vaste contactpersoon) op de hoogte te worden gehouden gedurende het onderzoek van politie (en tevens het OM), ook als er voor een langere tijd geen nieuwe ontwikkelingen zijn. Ambitie van de strafrechtketen is om rond zedenmisdrijven professionele normen te ontwikkelen en daarmee de doorlooptijd en kwaliteit van het proces te verbeteren.

Het BKB kiest daarom voor een gerichte aanpak door de doorlooptijden van strafzaken op zeven zaakstromen centraal te stellen en hierbij in te zetten op het realiseren van «trendbreuken«. De keuze voor de zeven zaakstromen vloeit voort uit het aan het begin genoemde ambitietraject, waarbij genoemde zaakstromen aan de orde kwamen. Het zijn zaakstromen waarbij de aanpak van doorlooptijden in het bijzonder relevant is om de maatschappelijke legitimiteit van de strafrechtketen te versterken. Strafzaken waarvan de maatschappelijk impact of belangen zo groot zijn dat ze extra aandacht op het gebied van doorlooptijden vergen. Het gaat om:

  • 1. Overtredingen

  • 2. Hoger beroep

  • 3. Ondermijning

  • 4. Zeden

  • 5. Ernstige verkeersmisdrijven (artikel 6 Wegenverkeerswet)

  • 6. Jeugd

  • 7. Executie

De procesgang binnen de strafrechtketen is afhankelijk van een groot aantal factoren. Er zijn bijvoorbeeld een groot aantal partijen betrokken, ook buiten de strafrechtketen, die van invloed zijn op de doorlooptijden. De aanpak van de doorlooptijden moet er op gericht zijn om de professional in de keten te helpen om zaken op een betekenisvolle manier te behandelen. Kwantitatieve en kwalitatieve normen kunnen de professional hierbij helpen.

Voor de jeugd en executie zijn reeds kwantitatieve normen5 vastgesteld, die echter niet altijd worden gehaald. Het doel is om deze normen wel te halen. Voor jeugd organiseren het departement samen met de politie, OM, Rechtspraak en Raad voor de Kinderbescherming in 6 regio’s (Noord Holland, Midden Nederland, Noord-Nederland, Limburg, Den Haag, Amsterdam) werksessies om de doorlooptijden te verkorten. Voor de borging is een stuurgroep vastgesteld met landelijk vertegenwoordigers van de ketenorganisaties en het departement. Daar worden de resultaten en beelden samengebracht die vanuit de regio worden opgehaald.

Voor de executie zullen de ketenorganisaties nog voor de zomer van 2018 afspraken maken om de doorlooptijden bij de uitvoering van straffen te verbeteren. De keten zet in op verbetering van de prestaties langs de volgende drie actielijnen:

  • Ketensamenwerking en bestuurlijk eigenaarschap: Het verbeteren van de doorlooptijden in de executieketen vraagt zowel om gezamenlijke sturing op de ketennormen als aandacht voor het presteren in de eigen organisatie.

  • Verbetermaatregelen: Het continueren van de inzet op de lopende verbetermaatregelen die naar verwachting een positieve invloed hebben op de startsnelheid en zekere tenuitvoerlegging.

  • Innovatie: Het opzoeken van procesverbeteringen en alternatieve wijzen van afdoening voor verdere verbetering van de ketenprestaties

Ook voor de overige zaakstromen werkt het BKB de komende tijd aan plannen om de doorlooptijden te verbeteren. Deze plannen zijn gericht op de ondersteuning van de professional in zijn werk om zaken betekenisvol af te doen. Door en met de professional zullen kwalitatieve en kwantitatieve normen worden uitgewerkt en in de plannen opgenomen. De doorlooptijden voor de meeste van deze zaakstromen in 2017 zijn, in kwantitatieve zin, reeds gemeten. In de factsheet Strafrechtketenmonitor 2017, die u per afzonderlijke brief tegelijk met deze brief ontvangt, zijn deze nulmetingen opgenomen.

De zaakstromen zijn verschillend van aard en zullen ook ieder een verschillende aanpak, ofwel maatwerk, vergen. Wel zal voor alle zaakstromen een drie-sporen-aanpak worden gehanteerd waarbij ten eerste het kwantitatieve inzicht in de doorlooptijden wordt vergroot, ten tweede wordt geïnvesteerd in het beter leren van elkaar (bijvoorbeeld van goed presterende regio’s) en ten derde wordt bezien in hoeverre anders werken kan leiden tot kortere doorlooptijden. In het laatste geval wordt bijvoorbeeld onderzocht in hoeverre het parallelle werken (niet na elkaar een zaak behandelen maar al zo veel mogelijk tegelijk aan een zaak werken) ook buiten de ZSM-aanpak kan worden toegepast.

Het BKB werkt de aanpak van de doorlooptijden op alle zaakstromen dit jaar verder uit, waaronder de vaststelling van professionele normen voor de thema’s waarop nog geen normen zijn vastgesteld. Het gaat hierbij om normen die door de professionals en direct belanghebbenden in een strafzaak van maatschappelijke waarde worden gevonden

Multiproblematiek

De samenwerking binnen de strafrechtketen is er mede op gericht strafbare feiten effectief aan te pakken binnen de context waarin zij hebben plaatsgehad. Achter mensen die een strafbaar feit plegen schuilt vaak een complexe problematiek op meerdere leefgebieden, zoals schulden, werkloosheid en psychiatrische problemen. De problemen spelen op meerdere schaalniveaus tegelijk en oplossingen liggen niet binnen het bereik van één overheidslaag. De problemen kunnen slechts duurzaam worden aangepakt als gemeenten, ketenorganisaties en Rijk als één overheid samenwerken. Dit is ook in lijn met de ambitie van het mede door ons op 14 februari 2018 ondertekende Interbestuurlijk Programma.6

Voorbeeldcasus: Bij huiselijk geweld zijn rond een persoon of gezin vaak al meerdere partijen betrokken en is zowel straf als zorg of bescherming nodig. Nog te vaak worden personen door verschillende partijen vooral benaderd vanuit de eigen taakopvatting van een organisatie. Wanneer er problemen spelen op meerdere leefgebieden en dus meerdere organisaties met één persoon of een gezin bezig zijn, kan dit betekenen dat interventies en maatregelen onvoldoende op elkaar aansluiten of zelfs tegenwerken. Door de persoon centraal te stellen en meer vanuit een gezamenlijk doel te werken, kan iedere partij vervolgens vanuit de eigen expertise een bijdrage leveren aan het geheel. Dit houdt in dat er verbinding moet zijn tussen betrokken partijen, binnen de strafrechtketen, maar ook met zorg en gemeenten, om samen effectieve maatregelen te kunnen nemen. Ketenorganisaties en departement werken samen aan bouwstenen voor een goede domeinoverstijgende aanpak. Daarnaast werkt de strafrechtketen aan het versterken van initiatieven die bijdragen aan effectievere samenwerking en betere verbinding. Zo wordt binnen de rechtspraak op een aantal plekken al gewerkt met combizittingen en omgevingszittingen, waar rond een thema of gezin zowel het straf- als civielrecht en andere betrokken partijen bij elkaar worden gebracht.

De ketenorganisaties werken al samen met partijen binnen en buiten de keten om deze problematiek zo goed mogelijk aan te pakken, bijvoorbeeld in de zorg- en veiligheidshuizen. Ondanks die inspanningen ziet het BKB dat de samenwerking en daarmee de aanpak op een aantal plekken nog beter kan, intensiever en met een groter effect. De organisaties in de strafrechtketen werken de komende jaren in gezamenlijkheid en in verbinding met andere domeinen aan oplossingen voor achterliggende oorzaken van strafbaar gedrag.

De verschillende knelpunten, die nu nog wel eens in de samenwerking worden ervaren, zijn te herleiden tot belangrijke thema’s. In het kader van de verbetering van samenwerking rond multiproblematiek vormen zij de focus van de aanpak van het BKB: het bevorderen van goede informatiedeling (heldere handvatten voor uitwisseling en privacy), versterken van samenwerking en werken aan ontschotting (het doorbreken van patronen in denken vanuit de eigen kolommen) en kijken naar mogelijkheden en kansen voor meer continuïteit van zorg.

Het BKB wil dat de strafrechtketen hierbij aansluit op reeds lopende trajecten.7 De strafrechtketenpartners kijken daarbij naar de eigen bijdrage die de organisaties kunnen leveren in de versterking van deze initiatieven.

De keten gaat een actievere rol spelen bij de verbetering van de duurzame informatiedeling in samenwerkingsverbanden met organisaties buiten de keten. Dit betekent onder meer dat professionals uit de keten beter worden ondersteund in hun werk, met name op het gebied van informatie-uitwisseling met professionals uit het zorg- en gemeentelijke domein. Denk aan het meenemen van informatie over de context aan de voorkant van het strafproces (het omgevingsadvies) en het leggen van een betere verbinding tussen straf en zorg bij het opleggen en uitvoeren van straffen. Dit vindt plaats door het ontwikkelen van handvatten, richtlijnen, wetgeving, trainingen en tools en het bevorderen dat de werkprocessen binnen de strafrechtketen eenduidiger worden ingericht.

Om de handelingsverlegenheid voor professionals in het zorg- en veiligheidsdomein weg te nemen is vorig jaar het handvat gegevensdeling in het zorg- en veiligheidsdomein opgesteld en zijn op basis daarvan trainingen ontwikkeld. Deze trainingen worden momenteel gegeven. Tevens worden in het kader van het programma Sociaal Domein8 momenteel drie complexe vraagstukken uitgewerkt waar het mogelijk ontbreken van wettelijke grondslagen voor informatiedeling centraal staat: 1. gemeentelijke regie, 2. vroegsignalering en 3. integraal werken.

Specifiek voor de strafrechtsketen wordt gewerkt aan het handboek voor de gegevensdeling binnen de strafrechtketen. Dit handboek moet de professional binnen de strafrechtketen ondersteunen bij de vraag welke informatie in welke situaties met welke partijen kan en mag worden gedeeld.

Daarnaast wordt onderzocht of ten behoeve van de ZSM-aanpak9 een structurele digitale voorziening kan worden gerealiseerd ten behoeve van de informatiedeling tussen de ketenpartners. Doel hiervan is om de ZSM-werkzaamheden efficiënter te maken en de samenwerking tussen de ZSM-ketenpartners te verbeteren en zo met elkaar te komen tot een betekenisvolle(re) afdoeningbeslissing. De voorziening biedt mogelijkheden om partners buiten de keten hierop aan te laten sluiten en op een geregisseerde wijze toegang te geven tot elkaars informatie.

Ook bij de andere thema´s (versterken samenwerking/ontschotting en mogelijkheden en kansen voor meer continuïteit van zorg) wil het BKB de aanpak versterken. Dat begint bij het vergroten van inzicht in multiproblematiek. Over wie hebben we het? Wat zijn hun problemen? Wat zijn de succesfactoren en werkzame elementen voor een goede samenwerking tussen domeinen? Welke bijdrage kunnen wij als strafrechtketen leveren? Om deze vragen te beantwoorden wordt onder meer ketenbreed gewerkt aan het beter zicht krijgen op de verstandelijke vermogens van een justitiabele. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) oververtegenwoordigd zijn in de strafrechtketen. Halt en de Raad voor de Kinderbescherming nemen in dit kader al vroegtijdig bij alle jongeren een SCIL-test af. Dit is een test waarmee eenvoudig kan worden geïndiceerd of er mogelijk sprake is van een LVB. Ook DJI bereidt de invoering van de SCIL als standaardonderdeel van het intakeproces voor.

Zoals gezegd liggen de oplossingen van de gesignaleerde problemen vaak niet binnen de strafrechtketen maar kan de strafrechtketen wel een wezenlijke bijdrage leveren. Samen met organisaties uit de strafrechtketen onderzoekt het Ministerie van Justitie aan de hand van gesprekken met professionals de bouwstenen voor een goede domeinoverstijgende aanpak. We doen dit in nauwe samenspraak met andere betrokken departementen en gemeenten. De geïdentificeerde bouwstenen worden vervolgens in de praktijk beproefd en wetenschappelijk getoetst.

Conclusie en vervolg

Met de keuze voor de drie genoemde prioriteiten en doelstellingen en het ketenplan van aanpak wordt naar onze mening een flinke stap gezet in het verbeteren van de prestaties van de strafrechtketen. Er wordt geïnvesteerd in het verbeteren van de kwaliteit en efficiëntie van de processen binnen de keten, in de kwaliteit van de dienstverlening aan de burger en in het vermogen om samen met organisaties buiten de keten concrete maatschappelijke problemen aan te pakken. Hiermee wordt het functioneren van de keten vanuit verschillende perspectieven bezien en verbeterd. Tegelijkertijd wordt geen groots en meeslepend programma op touw gezet, maar worden in tijd en omvang overzichtelijke projecten uitgevoerd die de mogelijkheid bieden om zo nodig tijdig bij te sturen. Ook wordt nadrukkelijk ruimte ingebouwd om «derden» mee te laten kijken met deze ontwikkelingen. Zo wordt voor de ontwikkeling van de keteninformatievoorziening een jaarlijkse gateway-review uitgevoerd en oriënteert de Inspectie van J&V zich, gelet op de wens van de strafrechtketen om vreemde ogen te organiseren en mede in het licht van haar nieuwe koers, op een rol om in 2019 een van de thema’s van de ketenbrede aanpak van doorlooptijden te onderzoeken.

Met deze aanpak en te verwachten resultaten streven wij naar een borging en versterking van de maatschappelijke legitimiteit van de strafrechtketen voor nu en in de toekomst.

Wij hechten eraan om u over de voortgang van deze belangrijke ontwikkelingen op transparante en schriftelijke wijze te informeren en zullen dit elk jaar omstreeks de maand juni doen, mede op basis van de kwantitatieve cijfers over de doorlooptijden in de Strafrechtketenmonitor. De factsheet van de Strafrechtketenmonitor over 2017 ontvangt u per afzonderlijke brief.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 29 279, nr. 389

X Noot
2

Persoons- en contextgericht werken, slim organiseren in netwerken, de noodzaak dat de keten inspeelt op en zich aanpast aan de veranderende maatschappij en informatievoorziening.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

De resultaten richten zich op 2021 maar er zijn middelen beschikbaar tot en met 2022. Dit maakt het mogelijk om eventueel uitgelopen projecten toch af te ronden dan wel om verbeteringen of vernieuwingen aan te brengen bij reeds afgeronde projecten.

X Noot
5

Kalsbeeknormen:

1e verhoor tot inzenden van proces-verbaal: 80% in 30 dagen.

1e verhoor tot OM-afdoening: 80% in 90 dagen.

1e verhoor tot uitspraak rechter: 80% in 180 dagen.

Executie: Bij 92% van de opgelegde principale vrijheidsstraffen is de tenuitvoerlegging binnen 2 jaar lopend of afgerond.

X Noot
6

Kamerstuk 29 362, nr. 266

X Noot
7

zoals de uitvoering van de meerjarenagenda zorg- en veiligheidshuizen 2017–2020, de aanpak van verwarde personen, herkenning LVB binnen de strafrechtketen, aanpak en preventie van radicalisering en nazorg jeugd en volwassenen, multiprobleemgezinnen

X Noot
8

Zie diverse kamerbrieven over dit programma, waaronder Kamerstuk 24 515, nr. 431

X Noot
9

Waarbij niet alleen bestraffing een rol speelt, maar waarbij ook (zo nodig) naar zorg en begeleiding van de dader wordt gekeken.

Naar boven