34 843 Seksuele intimidatie en geweld

Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2018

De onderzoekscommissie seksuele intimidatie en misbruik in de sport, onder leiding van Klaas de Vries, heeft op 12 december 2017 haar rapport gepubliceerd1. In deze brief geef ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming, een reactie op het rapport en informeer ik u over de opvolging van de aanbevelingen uit het rapport. Aanleiding voor het onderzoek waren sporters die met hun verhaal naar buiten kwamen en daarmee de groeiende behoefte in de sport naar onafhankelijk onderzoek rondom dit onderwerp. Een onderwerp dat niet alleen in de sport actueel is, maar maatschappijbreed leeft zoals de huidige #metoo beweging laat zien.

De sportsector heeft haar verantwoordelijkheid hierin genomen en, ondersteund door het Ministerie van VWS, opdracht gegeven voor een onafhankelijk onderzoek naar de aard, omvang en aanpak van seksuele intimidatie en misbruik in de sport.

Het rapport is te downloaden via: www.nocnsf.nl/grensoverschrijdendgedrag/onderzoekscommissie-seksuele-intimidatie-en-misbruik-in-de-sport.

Ik vind het belangrijk dat iedereen onbezorgd en met plezier kan sporten en dat iedereen lol aan sport kan beleven. Een veilige en plezierige sportomgeving is daarvoor van groot belang. Jong en oud moeten kunnen deelnemen aan sport zonder angst voor intimidatie op welke manier dan ook. Seksuele intimidatie en misbruik horen niet thuis in de sport. Daarom moet seksuele intimidatie in de sport zoveel mogelijk voorkomen worden. Als het zich toch voordoet, moet dit adequaat worden aangepakt. Met het grote aantal aanbevelingen dat commissie De Vries heeft gedaan kunnen de hiervoor nodige verbeteringen worden aangebracht die aansluiten bij de ambitie van dit kabinet om steviger in te zetten op de aanpak van onder andere misbruik in de sport2. Dit geldt primair voor de sportsector. Ook aan ons en aan andere partijen die bij de sportsector betrokken zijn, zijn aanbevelingen gedaan. Het totale palet aan aanbevelingen geeft goede handvatten voor de aanpak van seksuele intimidatie waarmee de sportsector slagvaardig aan de slag is gegaan.

Opvolging aanbevelingen commissie De Vries

De sportsector voert al jaren beleid om grensoverschrijdend gedrag, waaronder seksuele intimidatie, te voorkomen en aan te pakken met ondersteuning van het Ministerie van VWS. Toch laat het rapport van commissie De Vries zien dat er verbetering nodig is. NOC*NSF is daarom gestart met een taskforce «Tegengaan seksuele intimidatie en misbruik in de sport» met daarin vertegenwoordiging uit verschillende sportbonden. De taskforce werkt aan een plan van aanpak waarin de aanbevelingen uit het rapport van commissie De Vries opgevolgd worden.

Het plan van aanpak zal medio mei 2018 tijdens de algemene vergadering van NOC*NSF naar verwachting worden vastgesteld en openbaar worden gemaakt. Hoewel het plan van aanpak nog vastgesteld moet worden zijn de contouren van het plan al duidelijk. De sportsector pakt alle aanbevelingen van commissie De Vries op. De aanbevelingen worden uitgewerkt in maatregelen op korte, middellange en lange termijn en maatregelen die nog nader onderzoek behoeven. Een groot aantal aanbevelingen wordt direct uitgevoerd, zoals: het extra opleiden van vertrouwenscontactpersonen, een e-learningsmodule voor sportbegeleiders en voorlichtingsbijeenkomsten op sportverenigingen. Daarnaast worden bestaande werkzaamheden rondom preventie (zoals genoemd onder thema vier) doorgezet die de commissie in haar rapport als goed beschouwd. De sport gaat in vier geclusterde thema’s aan de slag met de aanbevelingen.

1. Centrum voor Veilige Sport

Het huidige Vertrouwenspunt Sport trad op als vertrouwelijk adviseur en als meldpunt. Commissie De Vries beveelt aan deze taken te scheiden vanwege verwarring tussen beide functies. Daarom wordt op korte termijn toegewerkt aan het ombouwen van het Vertrouwenspunt Sport naar een Centrum voor Veilige Sport. Daarbij wordt het vertrouwelijk adviseren van slachtoffers los gekoppeld van het doen van een melding. Het Centrum voor Veilige Sport zal mogelijkheid bieden voor het melden van seksueel grensoverschrijdend gedrag en zal zorgen voor een meer uniforme en krachtige opvolging van meldingen. Er komt een casemanagementsysteem waarmee meldingen en de opvolging ervan goed geregistreerd en gemonitord kunnen worden. Daarnaast zal het Centrum voor Veilige Sport een belangrijke rol krijgen bij het ondersteunen en begeleiden van sportbonden en verenigingen. Bijvoorbeeld bij het opzetten van een effectief preventiebeleid maar ook bij het praktisch reageren op seksueel grensoverschrijdend gedrag. Wat mij betreft zal het Centrum voor Veilig Sport zich hierna ook breder gaan richten op het ondersteunen van de sportsector in het gehele integriteitsbeleid. Bij de omvorming van het Vertrouwenspunt Sport naar een Centrum voor Veilige Sport wordt ook meegenomen op welke wijze slachtoffers een vertrouwelijk gesprek kunnen voeren en hoe zij worden doorverwezen naar gespecialiseerde hulporganisaties. NOC*NSF heeft een projectleider aangesteld om deze omvorming nog dit kalenderjaar gestalte te geven.

2. Meldplicht en opvolging

Commissie De Vries laat zien dat het proces rondom het doen van meldingen van seksuele intimidatie en misbruik in de sport verbeterd moet worden. Het blijkt dat ondanks de verschillende mogelijkheden om seksuele intimidatie te melden, veel casussen niet gemeld worden. En dat meldingen niet altijd leiden tot effectieve vervolgstappen. De commissie beveelt daarom een meer verplichtend karakter aan voor het doen van meldingen. De sportsector gaat hiermee direct aan de slag door het invoeren van een meldplicht. Dit houdt in dat als het bestuur van een sportvereniging seksueel misbruik vermoedt of vaststelt, zij verplicht is dit te melden aan de betreffende sportbond. De sportbond is verantwoordelijk voor verdere vervolgstappen passend bij de situatie. Uiteraard geldt dat daar waar sprake is van een strafbaar feit slachtoffers worden aangemoedigd om daarvan melding te doen bij de politie. Na een melding bij de politie voert de politie met een slachtoffer een informatief gesprek waarin het slachtoffer onder meer wordt geïnformeerd over de mogelijkheden van hulpverlening, het proces van aangifte en hun slachtofferrechten.

Om het proces van melden te verbeteren komt er een uniform stappenplan voor sportverenigingen over wat te doen bij het vermoeden van seksueel misbruik. Daarnaast wordt de verjaringstermijn uit het tuchtrecht gehaald, de wijze van melding doen geüniformeerd en de mogelijkheid geïntroduceerd dat een aanklager zelfstandig een zaak kan openen. Bovendien werkt de sportsector al enige tijd intensiever samen met partijen zoals de politie en het OM bij de vormgeving van de aanpak van seksueel misbruik in de sport. Belangrijke thema’s zijn:

  • preventie;

  • zorg hebben voor de slachtoffers en andere betrokkenen;

  • voorkomen of verkleinen van maatschappelijke onrust;

  • delen en/of afstemmen van interventies, onderzoekshandelingen en maatregelen;

  • terugkoppelen van het verloop en afloop van casussen.

Hiermee wordt een effectievere aanpak van ongewenst seksueel gedrag in en rondom de sport beoogd.

Naast de aanbeveling van commissie De Vries voor een meldplicht, wordt in het rapport ingegaan op een wettelijke verankering daarvan. Aan mij is gevraagd te onderzoeken of een wettelijk kader ondersteuning kan bieden bij het bevorderen van een veiliger sportklimaat. Naar voorbeeld van andere sectoren heb ik onderzocht of de wettelijke verankering en de verplichte meldingen die daar gebruikt worden, ook een meerwaarde zouden kunnen hebben voor de sport. De huidige structuur, inclusief de opvolging van de aanbevelingen, biedt voldoende mogelijkheden om de gesignaleerde problemen te bestrijden zodat het maken van nieuwe wet- of regelgeving niet opportuun is. De sportsector kan opvolging aan meldingen geven, namelijk via het sporttuchtrecht en het verenigingsrecht. Met het invoeren van de meldplicht heeft de sportsector goede handvatten om ongewenst seksueel gedrag in de sport aan te pakken. Bovendien is op basis van het Wetboek van Strafrecht onvrijwillige en ongelijkwaardige seksuele interactie strafbaar. Ook voor de sportsector geldt dat het wenselijk is dat slachtoffers van (strafbaar) onwenselijk seksueel gedrag zich melden bij de politie of Centra Seksueel Geweld.

3. Hulp aan slachtoffers en fonds voor proceskosten

Slachtoffers van seksueel misbruik hebben primair de behoefte aan erkenning en professionele hulp. Daarnaast is een goede procesbegeleiding van belang. Beide thema’s kunnen verbeterd worden. De sportsector is momenteel in gesprek met Slachtofferhulp Nederland Centra Seksueel Geweld over het verbeteren van de hulp aan slachtoffers. Bovendien zal een fonds worden opgezet waaruit de proceskosten betaald kunnen worden zodat de kosten geen belemmering vormen voor slachtoffers om aangifte te doen.

4. Voorkomen van seksuele intimidatie

Het belang van preventie is evident. De sportsector voert daarom al jaren beleid om grensoverschrijdend gedrag, waaronder seksuele intimidatie, te voorkomen met ondersteuning van het Ministerie van VWS. Een aantal maatregelen van het huidige beleid zal worden doorgezet en geïntensiveerd. Dit zijn bijvoorbeeld: het aanstellen en opleiden van vertrouwenscontactpersonen, het aanvragen van een gratis verklaring omtrent gedrag (VOG) voor vrijwilligers en het ter beschikking stellen van voorlichtingsmateriaal en scholing voor verenigingen. Daarnaast stelt commissie De Vries dat er ook op het vlak van preventie verbeteringen nodig zijn. Het beter toegankelijk maken van bestaand ondersteuningsmateriaal is reeds uitgevoerd en deze zal op korte termijn uitgebreid worden met materialen waar verenigingen behoefte aan hebben. Op de middellange termijn is de ambitie om het thema te integreren in de bestaande sportopleidingen waar dat nu nog niet het geval is. Naast de bestaande e-learningmodule voor trainers over het herkennen en voorkomen van grensoverschrijdend gedrag wordt nog een e-learningmodule ontwikkeld. Hierin worden bestuurders, trainers en coaches getraind om te gaan met situaties en dilemma’s op het gebied van integriteit waaronder ook seksueel grensoverschrijdend gedrag. Tot slot wordt de zichtbaarheid van gedragsregels gestimuleerd op sportverenigingen.

Afhandeling zedenzaken door strafrechtketen

Seksueel misbruik is zeer ingrijpend voor slachtoffers. Vaak, zoals ook in de sport, zijn verdachten en slachtoffers van seksueel misbruik bekenden van elkaar.

Dit kan het voor slachtoffers ingewikkeld maken om daarvan een melding te doen bij de politie. Uit recent onderzoek is gebleken dat de omgeving van het slachtoffer een positieve invloed kan hebben op de meldingsbereidheid van slachtoffers. De bevindingen inzake belemmerende en stimulerende factoren voor de meldingsbereidheid van slachtoffers geven aanleiding – zoals in de beleidsreactie op voornoemd onderzoek3 is aangegeven – om in te zetten op betere voorlichting aan slachtoffers van zedenmisdrijven en hun omgeving. Recentelijk is door het Ministerie van Justitie en Veiligheid overleg gevoerd met de landelijk coördinator van de Centra Seksueel Geweld over hoe slachtoffers van zedenmisdrijven en hun omgeving via gerichte voorlichting kunnen worden gestimuleerd om zich bij politie of hulpverlening te melden. De uitkomsten zullen worden meegenomen in een voorlichtingsplan waarover het ministerie ook nog nader zal spreken met de politie en slachtofferorganisaties zoals Slachtofferhulp Nederland. Het is belangrijk dat in de voorlichting wordt aangesloten bij de behoeften van slachtoffers, met het doel dat meer slachtoffers zich zullen gaan melden bij politie en hulpverlening.

Verder maakt de Commissie De Vries zich zorgen over de lange duur van procedures bij zedenzaken. Door Openbaar Ministerie (OM) en de politie is de afgelopen tijd veel geïnvesteerd in het verkorten van de doorlooptijden. In bijna 80% van de gevallen is de doorlooptijd van het politie-deel van het proces aanzienlijk teruggedrongen naar maximaal 6 maanden na de aangifte. Dit is een forse verbetering ten opzichte van vijf jaar geleden, toen deze termijn gemiddeld anderhalf jaar per zaak bedroeg. Het streven is om de periode vanaf het moment dat het dossier bij het OM is ingestuurd en de zitting, ook maximaal 6 maanden te laten duren. De Minister voor Rechtsbescherming heeft het OM middelen verstrekt om in het komende jaar te onderzoeken welke factoren het proces – met name de beoordeling van zedenzaken en zittingsvoorbereiding – negatief beïnvloeden en hoe die inwerken op de doorlooptijd. Het onderzoek moet tevens inzicht geven in de afhankelijkheden van beslissingen van de gehele strafrechtketen. Vervolgens zullen oplossingsrichtingen worden geformuleerd om te komen tot minder lange doorlooptijden. Dit onderzoek is naar verwachting volgend jaar gereed.

Interdepartementale samenwerking

Aan verschillende departementen is gevraagd om intensiever samen te werken

op dit onderwerp. Ook deze aanbeveling neem ik ter harte. Het onderzoek en de aanbevelingen van commissie De Vries heb ik actief met andere departementen gedeeld en dit heeft reeds geleid tot meerdere interdepartementale overleggen. Momenteel wordt er samengewerkt als het gaat om de Regeling Gratis Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). Daarnaast zie ik mogelijkheden om relevante kennis, instrumenten en goede voorbeelden actief te delen tussen departementen.

Een onderzoek naar de versterking van de positie van vertrouwenspersonen, dat momenteel door het Ministerie van SZW wordt uitgevoerd en waarover de Kamer voor de zomer geïnformeerd zal worden, is een voorbeeld van kennisontwikkeling waar ook andere ministeries baat bij kunnen hebben. Ik zal de actieve uitwisseling van kennis en initiatieven in de toekomst voortzetten om samen met collega’s te werken aan een veilige omgeving.

Motie van de leden Westerveld en Dijksma over VOG’s

Tijdens het Wetgevingsoverleg Sport op 20 november 2017 (Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 31) is een motie ingediend door de leden Westerveld (GL) en Dijksma (PvdA) over de VOG voor trainers, coaches en sportbestuurders.4 De motie vraagt om met sportverenigingen in gesprek te gaan over de VOG en

het gebruik hiervan te vergroten. Dit wordt gedaan als onderdeel van het Actieplan «Naar een Veilig Sportklimaat». De Regeling Gratis VOG is bedoeld voor vrijwilligersorganisaties waaronder sportverenigingen. Met als doel om meer bewustwording te creëren over de potentiële risico’s op grensoverschrijdend gedrag die samenhangen met de inzet van vrijwilligers. Daarnaast beoogt de Regeling te bevorderen dat verenigingen integriteitsbeleid ontwikkelen.

De meeste vrijwilligers in de sport komen in aanmerking voor de Regeling

Gratis VOG. Het stimuleren van het gebruik van de Regeling is onderdeel van lopend beleid.5 Zo is het totaal aangevraagde VOG’s voor vrijwilligers in de sport gegroeid van 76.731 in 2016 naar 98.361 in 2017.6 Deze aanpak wordt verder doorgezet en geïntensiveerd en past ook in het plan van aanpak van NOC*NSF omtrent de opvolging van de aanbevelingen van commissie De Vries. Daarnaast werken het Ministerie van JenV en VWS op dit moment aan het vormgeven van een in het Regeerakkoord aangekondigde uitbreiding van de Regeling Gratis VOG.7 Als onderdeel van deze Regeling zal eveneens worden ingezet op het ondersteunen van vrijwilligersorganisaties bij het vormgeven van breder integriteitsbeleid. De Tweede Kamer wordt voor de zomer nader geïnformeerd over de wijze waarop de nieuwe Regeling Gratis VOG wordt vormgegeven.

Vervolg

Ik vind het een goede zaak dat de sportsector de opvolging van de commissie De Vries voortvarend oppakt en dat alle aanbevelingen in beginsel opgevolgd worden. Ik volg het proces van de taskforce en de totstandkoming en implementatie van het plan van aanpak waarbij de sportsector primair verantwoordelijk is. Omdat de aanpak van seksuele intimidatie blijvend aandacht behoeft ondersteun ik de sportsector bij de aanpak van seksuele intimidatie als onderdeel van het Actieplan «Naar een Veilig Sportklimaat». En ben ik bereid de sportsector financieel te ondersteunen bij de uitvoering van het plan van aanpak.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Regeerakkoord 2017 – 2021, «Vertrouwen in de toekomst», VVD, CDA, D66 en ChristenUnie, 2017: p.20. Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34

X Noot
3

Kamerstuk 33 552, nr. 33

X Noot
4

Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 19

X Noot
5

Actieplan «Naar een Veilig Sportklimaat»

X Noot
6

Kamerstuk 30 234, nr. 168

X Noot
7

Regeerakkoord 2017 – 2021, «Vertrouwen in de toekomst», VVD, CDA, D66 en ChristenUnie, 2017: p.16. Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34

Naar boven