34 775 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2018

Nr. 31 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 30 november 2017

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 20 november 2017 overleg gevoerd met de heer Bruins, Minister voor Medische Zorg, over:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2018 (Kamerstuk 34 775 XVI);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 december 2016 inzake onderzoek naar risico's rubbergranulaat in kunstgrasvelden en rubbertegels (Kamerstuk 30 234, nr. 153);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 20 december 2016 inzake onderzoek rubbergranulaat (Kamerstuk 30 234, nr. 152);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 februari 2017 met de reactie op het verzoek van de commissie inzake berichtgeving nieuw onderzoek: mogelijk toch gevaarlijke stoffen in kunstgraskorrels alsmede verzoek om opdracht aan RIVM om aanvullend onderzoek te doen naar aanleiding van deze onderzoeksresultaten (Kamerstuk 30 234, nr. 155);

  • de verzamelbrief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 21 februari 2017 inzake diverse onderwerpen over sport (Kamerstuk 30 234, nr. 156);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 23 februari 2017 inzake resultaten sportbeleid 2011–2016 (Kamerstuk 30 234, nr. 157);

  • de brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 1 maart 2017 met het afschrift van de reactie op het advies van de Nederlandse Sportraad van 20 december 2016 inzake btw op sportopleidingen (Kamerstuk 30 234, nr. 158);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 31 maart 2017 ter aanbieding van de rapporten Belemmeringen en drijfveren voor sport en bewegen bij ondervertegenwoordigde groepen, Sport Impact Bonds en Beleidssignalement Ervaringen van lhbt-personen met sport (Kamerstuk 30 234, nr. 160);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 31 maart 2017 ter aanbieding van het wetenschappelijk rapport van het RIVM over mogelijke gezondheidsrisico's van het gebruik van kunstgrasvelden met rubbergranulaat (Kamerstuk 30 234, nr. 159);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 18 april 2017 ter aanbieding van het Jaarbericht Verenigingsmonitor 2016 (Kamerstuk 30 234, nr. 161);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 18 april 2017 inzake de uitvoering van de motie van het lid Rudmer Heerema over de besteding van de 10 miljoen euro extra voor topsport (Kamerstuk 30 234, nr. 162);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 11 mei 2017 ter aanbieding van de rapportage van de Nederlandse Sportraad Nederland op de kaart, analyse van 25 grote sportevenementen in Nederland (Kamerstuk 30 234, nr. 163);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 juni 2017 met de reactie op de motie van het lid Pia Dijkstra over meer diversiteit in leidinggevende functies in de sport (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 105 ) (Kamerstuk 30 420, nr. 259);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 juni 2017 ter aanbieding van de factsheet Zitgedrag (Kamerstuk 30 234, nr. 164);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 29 augustus 2017 ter aanbieding van diverse sportgerelateerde rapporten en adviezen (Kamerstuk 30 234, nr. 165);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 15 september 2017 ter aanbieding van het werkplan van de Nederlandse Sportraad (Kamerstuk 30 234, nr. 166);

  • de verzamelbrief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 september inzake diverse sportgerelateerde onderwerpen (Kamerstuk 30 234, nr. 167);

  • de voortgangsbrief van de Minister voor Medische Zorg d.d. 13 november 2017 ten behoeve van het wetgevingsoverleg Sport van 20 november 2017 (Kamerstuk 30 234, nr. 168).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Lodders

De griffier van de commissie, Post

Voorzitter: Bruins Slot

Griffier: Clemens

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bruins Slot, Diertens, Remco Dijkstra, Rudmer Heerema, Lodders, Van Nispen en Westerveld,

en de heer Bruins, Minister voor Medische Zorg.

Aanvang 10.01 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. Hartelijk welkom bij dit wetgevingsoverleg Sport. Ik ben Hanke Bruins Slot. Ik neem het voorzitterschap tijdelijk van mijn collega over omdat het verkeer vandaag, zoals wel vaker, zijn eigen uitdagingen kent. De vaste voorzitter van deze commissie is daarom iets verlaat. Allereerst heet ik de Minister voor Medische Zorg en Sport van harte welkom bij zijn eerste wetgevingsoverleg Sport. Volgens mij hebben we weer met een sportieve Minister te maken, dus dat geeft in ieder geval hoop voor dit debat.

Dit is een wetgevingsoverleg. Dat betekent dat er een speciale spreekvolgorde is. Normaal gesproken volgen we de volgorde waarin mensen zitten, maar bij dit overleg starten we met de grootste oppositiepartij, komt vervolgens de grootste coalitiepartij aan het woord, en gaan we zo verder. Bij dit wetgevingsoverleg vandaag zijn de heer Heerema van de VVD, de heer Van Nispen van de SP, mevrouw Westerveld van GroenLinks en mevrouw Diertens van D66 aanwezig. Omdat de PVV afwezig is, mag mevrouw Westerveld beginnen. Zij heeft twaalf minuten spreektijd voor haar inbreng in eerste en tweede termijn. Wilt u na een aantal minuten een seintje krijgen, mevrouw Westerveld? Vindt u dat prettig, of zegt u: ik red het wel?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik wil ongeveer negen minuten voor mijn inbreng in eerste termijn gebruiken. Dus als u na een minuut of acht een seintje kunt geven, dan zou dat fijn zijn.

De voorzitter:

Daar gaan we voor zorgen. Ik geef het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Het is misschien goed om te melden dat ik deze inbreng mede namens mevrouw Dijksma van de PvdA naar voren breng. Zij kan helaas niet aanwezig zijn, maar we hebben onze teksten even met elkaar afgestemd.

Voorzitter. Sporten is niet alleen gezond. Door te sporten leren we ook samen te werken en het gaat eenzaamheid tegen. Sport verbroedert en leert mensen over hun grenzen heen te kijken. Bovendien levert sporten en het kijken naar sport veel plezier op. Sportwedstrijden zijn spannend en sporters blijven verrassen.

In de zomer van 2016 was ik bij een sportwedstrijd die een enorme indruk heeft achtergelaten. Twee teams speelden tegen elkaar op een voetbaltoernooi. Al snel viel het eerste doelpunt, gevolgd door een tweede, een derde en een vierde. Vaak zijn wedstrijden met veel doelpunten leuk, maar ook een beetje saai. Meestal houd ik er ook niet zo van om te kijken naar zo'n wedstrijd, maar er gebeurde al heel snel iets verrassends. De spelers van het eerste team gingen bij elkaar staan om even met elkaar te overleggen en wat er toen gebeurde ontroerde bijna. Ze lieten de spelers van de tegenstander, die dus al met 4–0 achterstonden, doorlopen. Ze lieten die spelers makkelijk langs de verdediging gaan en scoren. Ik heb geloof ik nog nooit een team gezien dat zo blij was dat het, terwijl het dik aan het verliezen was, een doelpunt maakte. Dit was natuurlijk geen wedstrijd in de eredivisie – onze profvoetballers kunnen op sportief vlak heel wat leren van deze sporters – maar dit gebeurde tijdens de Special Olympics. Dat zijn de nationale spelen voor mensen met een verstandelijke handicap, waarop de treffende slogan «meedoen is belangrijker dan winnen» van toepassing is.

Deze ene zin is ook een mooie samenvatting van mijn bijdrage aan dit debat. Natuurlijk gaat iedereen voor de winst, maar belangrijker dan medailles en de positie van Nederland op internationale ranglijstjes is dat iedereen kan meedoen en plezier heeft in het sporten. Daarom wil ik het vandaag hebben over breedtesport, gelijkheid in de sport en het belang van een veilige sportomgeving.

De nieuwe regering wil inzetten op topsport en wil daarin jaarlijks 15 miljoen euro investeren. Deze extra investering betekent dat bijna de helft van de Sportbegroting naar topsport en grote evenementen gaat. Iedere investering is als je het mij vraagt de moeite waard, maar GroenLinks legt liever de nadruk op breedtesport, op sport die door iedereen kan worden beoefend, juist ook op amateurniveau. Een op de drie Nederlanders is lid van een sportclub en de helft van de Nederlanders sport wekelijks. Maar om ervoor te zorgen dat sporten toegankelijk blijft en, liever nog, meer mensen aan het sporten slaan, mag de breedtesport wat ons betreft wel verder ondersteund worden. Het Sociaal en Cultureel Planbureau vertelt ons dat het aantal vrijwilligers zal dalen als het huidige beleid gelijk blijft. Bovendien verandert de aard van het vrijwilligerswerk. Het in de voetbalwereld welbekende clubmannetje dat de lijnen trekt en het veld keurt, verdwijnt langzaam. GroenLinks wil graag van de Minister weten of hij op dit punt een rol voor zichzelf ziet weggelegd. Hoe gaat de Minister sportverenigingen ondersteunen bij het aantrekken van vrijwilligers? Hoe kunnen we goed inspelen op veranderingen in het vrijwilligerswerk?

Mijn vorige pleidooi betekent niet dat GroenLinks topsport niet belangrijk vindt. Integendeel, ik heb zelf bijvoorbeeld enorm genoten van de prestaties van de Oranjeleeuwinnen op het EK. Onze voetbalvrouwen waren geweldige rolmodellen en in het algemeen is topsport van grote maatschappelijke waarde. Ik geloof dat mevrouw Bruins Slot daar in haar bijdrage straks ook nog even op ingaat. Ik denk dat we ons van harte kunnen aansluiten bij haar pleidooi.

Juist in de topsport zijn er ook zaken die anders zouden moeten. Ik heb het bijvoorbeeld over de gelijke betaling van man en vrouw. Ik heb het dan nog niet eens over de algemene gelijkheid tussen mannen en vrouwen, maar ook over de gelijkheid tussen topsporters met en zonder handicap. Zo hoorden de leden van het Nederlandse rolstoelhockeyteam een paar jaar geleden dat ze niet naar het Europees Kampioenschap konden om daar nota bene hun titel – ze waren net wereldkampioen geworden – te verdedigen, omdat daar geen geld voor was. Het kostte nogal wat moeite en inspanning van deze Kamer – er is in ieder geval vaak over gesproken – om dat uiteindelijk gedaan te krijgen. Wij willen de Minister vragen of hij gelijkheid in de topsportuitgaven wil waarborgen. Wat zijn de ambities van de Minister als het gaat om gelijke betaling en gelijke behandeling in de topsport?

De nadruk van het kabinet op topsport lijkt ook tot uiting te komen in de extra investering in topsportevenementen. Vorig jaar werd dat geld uitgegeven aan de start van de Giro, het EK atletiek en andere grote topsportevenementen. Wij vragen de Minister om juist ook te kijken naar evenementen zoals de Special Olympics, waar ik het eerder ook over had. De Special Olympics bestaan nu 50 jaar. Zij organiseren in 2018 weer de Nationale Spelen in de Achterhoek, waar 2.500 sporters aan meedoen, maar van de overheid ontvangen zij geen subsidie. Erkent de Minister het belang van dit soort evenementen? Is hij bereid om hier ook in te investeren? Ik overweeg hierover een motie in te dienen.

Voorzitter. Ik kom nu op inclusiviteit in de sport. Ik had het net al eventjes over equal pay, maar er is nog veel meer werk aan de winkel. Wekelijks sport 60% van de Nederlanders die geen lichamelijke beperking hebben, maar slechts 30% van de Nederlanders die wel een lichamelijke beperking hebben. Er zijn dus belemmeringen voor deze groep om te sporten. Zo zijn sportaccommodaties niet altijd even toegankelijk en is het vervoer vaak problematisch. Rolstoelbasketballers kunnen bijvoorbeeld niet allemaal in één bus, maar hebben doorgaans allemaal hun eigen vervoer. Ten slotte zijn trainers vaak niet voldoende op de hoogte van de mogelijkheden van lichamelijk beperkte sporters. Sportverenigingen geven in de Verenigingsmonitor ook aan dat zij graag meer gehandicapte sporters zouden willen trekken, maar daar niet de juiste expertise voor hebben.

Ik was blij om te horen dat de Minister in dit laatste jaar van de Sportimpuls aangeeft met name ruimte te geven aan gehandicapten en chronisch zieken, maar de subsidie aan Grenzeloos actief en het programma Sport en Bewegen lijkt af te lopen in 2018. De memorie van toelichting was daar naar mijn mening overigens niet heel duidelijk over. Vandaar ook dat ik de Minister om wat meer duidelijkheid vraag. Wat gaat hij specifiek doen om de genoemde belemmeringen weg te nemen? Kan hij dat ook wat breder toelichten, bijvoorbeeld ook als het gaat om vervoer en de kosten van materiaal? Hoe worden organisaties die zich bezighouden met sporters met een beperking meegenomen in het te sluiten sportakkoord? Graag een reactie van de Minister.

Voorzitter. De afgelopen weken stonden in het kader van de #MeToo-discussie. Helaas is de sport geen uitzondering. Een rapport van begin dit jaar geeft aan dat de geregistreerde gevallen van seksueel overschrijdend gedrag slechts het topje van de ijsberg zijn. Het heeft er ook mee te maken dat veel verenigingen niet zo goed weten hoe ze hiermee om moeten gaan. Die gebrekkige infrastructuur is ook zichtbaar in het aantal vertrouwenspersonen: slechts de helft van de verenigingen heeft er een. Wat GroenLinks betreft dient er een vertrouwenspersoon bij elke sportvereniging te zijn. We zijn dan ook benieuwd hoe de Minister hiertegenover staat.

In het actieplan van de overheid over een veiliger sportklimaat wordt genoemd dat het aantal vrijwilligers dat een verklaring omtrent het gedrag, oftewel vog, heeft aangevraagd, is gestegen. Dat is fijn, maar wat ons betreft zouden alle trainers en coaches een vog moeten hebben. Op die manier kan worden voorkomen dat mensen die ergens de fout in zijn gegaan, opnieuw die mogelijkheid krijgen. Hoe staat de Minister tegenover het verplichten van een vog?

Voorzitter. Een veilig sportklimaat betekent ook dat er niet wordt gediscrimineerd en dat er geen verbaal of non-verbaal geweld wordt gebruikt, zowel richting elkaar als richting de scheidsrechters. Dat gaat nog te vaak mis. Het hebben van sterke sportverenigingen en sportbonden is essentieel om dit tegen te gaan. In de afgelopen jaren zijn er verschillende acties geweest in het kader van fair play. Bij veel clubs staan borden langs het veld met omgangsvormen. Het mag wel een stapje verder gaan, wat GroenLinks betreft. Daarom ook het verzoek aan de Minister om hier blijvend aandacht aan te geven. Graag een reactie.

Dan nu mijn laatste punt, over de veilige sportomgeving. Het is wat ons betreft van groot belang dat er voldoende medische ondersteuning aanwezig is. Nu is het voor trainers bijvoorbeeld niet verplicht om een EHBO-diploma te hebben. 20% van de sportverenigingen heeft niet eens een EHBO-koffer. Ook heeft maar 44% van de sportverenigingen een aed, terwijl we weten dat een aed levens kan redden. Het lijkt me dus meer dan logisch dat aed's overal beschikbaar zijn. Wij overwegen een motie hierover. Hoe denkt de Minister over het voorkomen van blessures en de aanwezigheid van medische faciliteiten, zoals een aed op sportverenigingen? Als we het hebben over veiligheid, dan gaat het natuurlijk ook over zwemles, maar ik begreep dat de heer Van Nispen daar in zijn bijdrage aandacht aan zal besteden. Omwille van de tijd ga ik daar dus niet verder op in.

Tot slot, voorzitter.

De voorzitter:

U zit op dit moment op 8 minuten en 20 seconden.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat is mooi, want ik wilde net mijn betoog afronden met de volgende woorden. Sport is niet alleen goed voor de gezondheid, maar het is ook een vorm van ontspanning die hard nodig is. Daarom zou ik graag willen dat zo veel mogelijk mensen kunnen genieten van de mooie kanten van sport in een veilige omgeving.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, hartelijk dank voor uw inbreng. U hebt achtenhalve minuut verbruikt. U sprak ook namens mevrouw Dijksma van de PvdA. In de tweede termijn hebt u nog drieënhalve minuut spreektijd om nadere vragen te stellen en moties in te dienen.

Ik geef graag het woord aan de heer Heerema van de VVD, die een ruime 23 minuten spreektijd heeft. Meneer Heerema, wilt u nog ergens een seintje krijgen of bent u ervan overtuigd dat u het binnen die 23 minuten wel gaat halen voor de eerste en tweede termijn?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, daar ben ik natuurlijk nooit zeker van, maar ik denk het wel. Ik heb achttien pagina's spreektekst. Volgens mij is het ongeveer een minuut per pagina. Ik denk dat ik nog voldoende over heb. Ik zal zelf ook de tijd laten meelopen. Ik ga graag van start.

Voorzitter. Vorig jaar begon ik het wetgevingsoverleg over dit onderwerp met een inleiding over mijn dochtertje Bente. Ze is nu 3,5 jaar. Ik vertelde hoe ze voor het eerst met sport in aanraking kwam op de Olympic Experience. Nu, een jaar later, is ze heel druk aan het oefenen voor haar nijntje Beweegdiploma bij peutergym. Ze heeft daarnaast elke week peuterballet. Ik ben nu dus als vader ook betrokken bij de turnclub van mijn dochter. Het is ontzettend interessant om te zien op werkbezoeken wat er in een vereniging omgaat – daarvan heb ik er echt tientallen gezien de afgelopen jaren – maar ik kan het nu ook van dichtbij zien bij mijn eigen Alkmaarse turnclub.

Ik zou met u graag een aantal punten langs willen lopen waarover ik met u in dit wetgevingsoverleg van gedachten wil wisselen. Het eerste punt is het sportakkoord. Vorig jaar heb ik tijdens het wetgevingsoverleg over hetzelfde onderwerp, dat naar ik meen plaatsvond in de Thorbeckezaal, aangegeven dat de VVD het uitermate belangrijk vindt dat er een sportakkoord wordt gesloten. We hadden al een zorgakkoord, een woonakkoord, een energieakkoord en een huurakkoord. Nu het sportakkoord in het regeerakkoord staat, is het van belang om hierbij stil te staan.

Het sportakkoord moet ertoe leiden dat de sport organisatorisch sterker wordt en financieel transparanter en stabieler. Om dat te bereiken is een breed gedragen sportakkoord een goed middel. Wat mij betreft kunnen we het als herijking van het sportbeleid zien. Wie doet wat? Wat is de rol van sportbonden, van kleine en van grote? Wat is de rol van onderwijs, van gemeenten, maar natuurlijk ook van het bedrijfsleven? Halen we het beste uit de organisaties die zich met sport bezighouden? Waar zit de ruimte voor verbetering?

Het gaat mij erom dat wij ons unieke sportlandschap, met vele verenigingen verspreid over vele takken van sport, behouden en zo nodig versterken. Het fijnmazige netwerk is iets om trots op te zijn en niet iets om over een paar jaar met weemoed aan terug te denken. Ik wil dat onze kinderen er net zo van kunnen genieten als wij gedaan hebben, met een ruime keuze aan takken van sport en bij een grote hoeveelheid verenigingen. Daarnaast is het van belang dat organisaties zich bezighouden met de zaken waar ze goed in zijn. Bijvoorbeeld NOC*NSF presteert uitstekend op het gebied van topsport. We boksen op topsportgebied ver boven ons gewicht. Daar zijn we goed in. Wij vinden dat we dat nog verder moeten versterken.

Op financieel gebied zou ik het liefst een zero-based begroting maken. Want hoe zou de begroting er nou uitzien als we doen wat we zouden willen doen? Op dit moment heb ik als volksvertegenwoordiger te weinig zicht op de publieke middelen. Daarom wil ik weten wat het effect is van de besluiten om de verdeling van middelen bij NOC*NSF weg te zetten. Dat antwoord hoef ik niet nu, maar dat is iets wat in het sportakkoord meegewogen moet worden. Het blijft voor mij te onduidelijk hoe over publieke middelen besloten wordt nadat deze middelen doorgestort zijn. Welke argumenten worden precies gebruikt en wie hebben daar precies invloed op? Ik ben benieuwd of er vergelijkbare voorbeelden in andere sectoren zijn en of de situatie die we in de sport hebben gecreëerd, uniek is. Ik wil als volksvertegenwoordiger kunnen bijsturen als daar noodzaak toe is.

Voorzitter. Wat mij betreft wordt de Minister hét gezicht van het sportakkoord. Hij is degene die partijen aan elkaar moet knopen om de sportieve ambities van Nederland een plek te geven. Ik heb daar hoge verwachtingen van. Van mij mogen radicale organisatorische of financiële ideeën onderzocht worden als sport en bewegen in Nederland er uiteindelijk beter van worden.

Voorzitter. Ik wil ook graag nog iets zeggen over een ander deel van het regeerakkoord. Sport en sportbonden worden namelijk niet alleen in de sportparagraaf genoemd, maar komen ook terug in relatie tot het preventieakkoord. Ik wil deze Minister oproepen om samen met zijn Staatssecretaris te verkennen welke rol sportbonden kunnen spelen in het preventieakkoord. Mijn mening is dat sportbonden een belangrijke partner kunnen zijn om vorm te geven aan het preventieakkoord. Het kost elk jaar ontzettend veel geld om zieke mensen weer beter te maken met vaak heel dure behandelingen. Wat zou het de samenleving en ook de staatskas opleveren als we ervoor zouden kunnen zorgen dat mensen gezonder zijn als ze onverhoopt ziek worden? Behandelingen kunnen effectiever uitgevoerd worden. Mensen herstellen sneller en zijn daardoor weer sneller beter. Daardoor kunnen ze weer sneller terug naar huis, naar hun gezin en weer aan het werk. Ik zou daarom aan de Minister willen vragen of hij deze denkwijze kan volgen en wat op dit punt de kansen zijn voor Nederland. Ook op deze vraag hoef ik niet nu direct een antwoord te hebben, want ik vind het veel interessanter als dit soort ideeën meegenomen worden in het preventieakkoord en dus ook het sportakkoord.

Voorzitter. De VVD is ontzettend trots op onze Nederlandse topsporters. Ik probeer ze elk weekend bij sportwedstrijden aan te moedigen. De meest recente was afgelopen weekend. Ik was twee dagen te gast bij de Grand Prix Judo hier in Den Haag. Het was een topevenement met prachtig topjudo. Niets is mooier dan onze eigen Nederlandse helden in eigen land te zien schitteren. Vooral de finale van Kim Polling en de halve finale van Roy Meyer vond ik heel erg gaaf. Dat was puur domineren. Het blijft zo bijzonder dat we met minder middelen dan vergelijkbare landen toch in zo veel takken van sport geweldige resultaten weten te behalen.

Maar ik ben er ook van overtuigd dat we nog beter kunnen, dat we in nog meer takken van sport kunnen aansluiten bij de wereldtop en dat we daar kunnen winnen. Wij zijn namelijk zo ongeveer het meest sportperfecte volkje op aarde, niet voor alle takken van sport, maar wel voor een groot aantal. Wij zijn lang, sterk, goedgebouwd, assertief, geëmancipeerd, innovatief en hoogontwikkeld. Daarom ben ik blij dat dit kabinet structureel 10 miljoen euro extra in topsport gaat investeren. Nadat we vorig jaar ook al een even groot bedrag structureel vrijgemaakt hebben, is dit gewoon hartstikke goed nieuws. Nu is het van belang dat deze middelen snel ingezet kunnen worden. Dan kunnen ze zo effectief mogelijk gebruikt worden.

Voorzitter. De afgelopen twee jaar heb ik met tientallen sportbonden om de tafel gezeten om erachter te komen wat er specifiek in hun sportbond speelde. Zij vertelden waar ze tegen aanliepen, waar kansen lagen en wat ze nodig hadden. Ik ben ervan overtuigd geraakt dat sportbonden een sterkere positie moeten krijgen. Ik heb gemerkt dat steeds meer sportbonden moeite hebben om mee te gaan met hun tijd. Ze willen wel, maar het lukt ze niet altijd. De transitie in de sport is een belangrijk instrument om te zorgen dat er stappen worden gezet. Maar ik vraag me af wat er met de sportbonden, met name met de kleinere, gebeurt als ze door gebrek aan mankracht de transitie niet kunnen maken. Ik zou het doodzonde vinden als er sportbonden zouden zijn die niet overeind kunnen blijven. Ik weet dat de meningen daarover verdeeld zijn, maar ik vind het belangrijk dat de diversiteit gewaarborgd blijft, dat we veel sportbonden en nog veel meer sterke verenigingen hebben. Daar mag de Minister wat mij betreft best een deel van de investering van structureel 10 miljoen voor sportbonden – natuurlijk niet te verwarren met de 10 miljoen voor topsport – voor gebruiken.

Voorzitter. Daarnaast heb ik de afgelopen jaren bij mijn werkbezoeken aan sportverenigingen gemerkt dat er op steeds grotere schaal gebrek is aan vrijwilligers, professioneel kader, coaches langs de kant en talentherkenning, en dat er sponsorperikelen zijn. Als we de sportbonden een sterkere positie willen geven, dan moeten we ze helpen om stappen te zetten op al die punten waarop ze nu kwetsbaar zijn. Mijn suggestie aan de Minister is dus: denk heel goed na hoe deze middelen het beste ingezet kunnen worden en via welke organisatie. Het zou wat mij betreft best onderdeel van discussie over het sportakkoord kunnen zijn. En dan met name om antwoord te geven op de vraag hoe we een zo sterk mogelijke organisatie van de sport in Nederland kunnen krijgen, waarbij NOC*NSF, sportbonden, overheid en bedrijfsleven doen waar ze het beste in zijn.

Deze coalitie kiest ervoor om extra te investeren in sportevenementen. Er komt 5 miljoen structureel extra beschikbaar om te helpen om evenementen naar Nederland te halen en te organiseren. Ik ben van mening dat de bijdrage van de overheid daarbij altijd bescheiden is en moet blijven. Wij helpen bij het begin en kijken of er iets nodig is aan het eind. Wat dat betreft kan de Sportraad ook echt zijn positie pakken. Ik vind dat de Sportraad voor de komende tien à twaalf jaar een tijdlijn zou moeten maken van welke impactvolle evenementen zoals EK's, WK's en multisportevenementen naar Nederland gehaald zouden kunnen worden. Zo worden we steeds beter in het organiseren van grote evenementen en bouwen we daarmee internationaal een naam op.

Voorzitter: Lodders

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Het is ontzettend belangrijk dat we onze helden niet alleen op tv of op internet kunnen zien winnen, maar juist dat we ze ook in Nederland aan de slag kunnen zien als voorbeeld voor onze jeugd, om kinderen in aanraking te brengen met sport en om grotere groepen te enthousiasmeren om te gaan bewegen. Volgens mij moet de Sportraad hierin faciliteren, begeleiden, inventariseren en kennis delen. Dan gaat het mij niet alleen om de reguliere olympische sporten, want dat is mij echt te beperkend. We praten dan bijvoorbeeld ook over formule 1, een wandelvierdaagse, de Invictus Games – waar collega Bruins Slot zich voor inspant – en zo zijn er nog vele te noemen. Elk sportevenement dat maatschappelijk een positieve impact kan hebben, verdient het om een kans te krijgen in Nederland.

De voorzitter:

Er is een vraag voor u van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn vraag sluit mooi aan bij de laatste woorden van de heer Heerema. Ik heb in mijn bijdrage gezegd dat wat ons betreft een deel van het bedrag dat naar sportevenementen gaat ook besteed zou kunnen worden aan evenementen als de Special Olympics, een evenement voor mensen met een beperking. Ik vroeg me af hoe de heer Heerema daartegenover staat.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb in mijn bijdrage aangegeven dat wij een bescheiden rol hebben als overheid. Er is een bedrag van 7,5 miljoen dat we nu naar 12,5 miljoen per jaar verhogen. Gemeenten alleen al leveren 76 miljoen, dus wij zijn echt een kleinere speler op die markt. Het gaat mij erom dat er maatschappelijke impact gegenereerd wordt. Ik weet onvoldoende van de Special Olympics om dat te kunnen beoordelen, maar als de Sportraad aangeeft dat de Special Olympics met maatschappelijke impact een goede bijdrage kunnen leveren, wie ben ik dan om te zeggen dat we dat niet moeten doen? Het gaat om 2.500 sporters die met heel veel plezier een aantal dagen in vele takken van sport sporten. Als we daar iets mee kunnen doen, dan ben ik zeker niet degene die dat tegen gaat houden.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Ik wil ook een punt van zorg meegeven aan de Minister. Dat betreft het effect van de btw-vrijstelling. Het is goed nieuws dat de sportsector gecompenseerd gaat worden. De bedragen verschillen per nieuwsbron, maar als ik het goed heb, gaat er ter compensatie 155 miljoen naar gemeenten en 88 miljoen naar de sport. Ik maak mij eerlijk gezegd niet zo veel zorgen over de afspraken die met de sport gemaakt kunnen worden over het inzetten van die 88 miljoen, maar in gemeenteland zie ik wel wat uitdagingen. Hoe zorgen we ervoor dat lokale sportverenigingen niet de dupe worden van verkeerde lokale beslissingen? Ik geef een voorbeeld. Er zijn in de jaren tachtig heel veel sporthallen gebouwd. Die zijn nu, na een jaar of veertig, ongeveer aan vervanging toe. Ik merk uit contacten met lokale sportverenigingen dat lang niet alle gemeenten de reserveringen hebben gedaan om tot nieuwbouw of verbouw te komen. Hoe voorkomen we nu dat deze 155 miljoen gebruikt wordt voor bijvoorbeeld het opknappen van een beperkt aantal oude sporthallen? Dat moet natuurlijk wel gebeuren, en daar wil ik de gemeenten bij dezen ook toe oproepen, maar niet van dit geld. Want dit geld is bedoeld voor álle lokale sportverenigingen. Kan de Minister misschien een idee geven van hoe hij het gesprek aan wil gaan over het zo effectief mogelijk inzetten van deze compensatie van 155 miljoen?

Voorzitter. Dan wil ik ook graag even vooruitkijken. In 2018 gaat de Kamer zich volgens mij buigen over een aantal kaders. We gaan het hebben – ik zeg het uit mijn hoofd – over de regeling voor de buurtsportcoaches en een veilig sportklimaat. Ook het kader voor de Sportraad zal voorgelegd worden. We hebben nu, helaas maar niet onverwacht, een slechte eenmeting van het bestuursakkoord over gym op school gekregen. De effecten zijn nauwelijks positief voor een aantal scholen. Sterker nog, er is geen minuut bij gekomen. Het blijkt ook dat kleuters zelfs minder zijn gaan bewegen. Ik weet dat deze Minister hier niet over gaat en dat dit valt onder zijn collega op Onderwijs, maar het kan niet zo zijn dat scholen kinderen minder en minder vaak laten bewegen, met alle effecten van dien op de lange termijn voor de zorg. En daar gaat deze Minister wél over. Buurtsportcoaches kunnen misschien een grotere rol spelen dan zij tot nu toe hebben gedaan. Het gaat om een groot bedrag, namelijk 70 miljoen euro. De VVD zal dus met interesse volgen wat zijn koers hierin wordt. Ons doel is in ieder geval dat we kinderen op alle scholen en in alle groepen, dus ook de kleuters en misschien wel met name de kleuters, goed en voldoende bewegingsonderwijs geven.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat: een vraag van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

De resultaten van het Plan van aanpak bewegingsonderwijs zijn inderdaad bedroevend. Het is heel erg zonde dat dit zo slecht heeft uitgepakt. De heer Heerema is sinds kort niet alleen woordvoerder sport, maar ook woordvoerder onderwijs. Dat schept kansen, maar volgens mij ook verplichtingen. Ik las vanmorgen inderdaad in de krant dat de heer Heerema nogal zuinigjes reageerde op het teleurstellende plan van aanpak, zonder resultaten dus. Daarover zegt hij: «Ik werd daar niet heel blij van.» Mijn vraag is dan ook hoe het nou kan dat er op dit punt geen afspraak is gemaakt in het regeerakkoord. In het verleden, tot aan Kok II aan terug, werd in alle regeerakkoorden gepleit voor meer gymlessen op basisscholen en voor de inzet van vakleerkrachten. De bewoordingen verschilden soms, maar het doel was steeds hetzelfde. Dit keer niet. En dan lees ik in de krant dat de heer Heerema zegt: jammer, van mij had het er wel in gemogen. Dat vind ik wel heel erg zuinigjes. Kunt u daarop reageren?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ja, graag zelfs. Laat ik beginnen met te zeggen dat ik echt teleurgesteld ben dat het bestuursakkoord zo weinig heeft opgeleverd. Er is bijna 10 miljoen euro in gaan zitten en het heeft gewoon geen effect gehad. Het geeft ook aan dat scholen deze verantwoordelijkheid blijkbaar niet pakken. In de krant heb ik voor een deel zuinig gereageerd. Ik heb vanmorgen Hanneke Keultjes, de verslaggever, ook even laten weten dat dit niet het hele verhaal was. Toen zei ze: dat klopt, niet alles is in de krant terechtgekomen. Daar baal ik van, want ik heb heel duidelijk aangegeven dat wij de vakleerkrachten belangrijker vinden dan die drie uur gym. Dat hebben wij vaker gewisseld. Ik wil eerst vakleerkrachten op alle basisscholen hebben; daarna zien we hoe we dat op scholen kunnen laten groeien. Hoe het bij het regeerakkoord is gegaan weet ik niet, want ik heb daarbij niet aan tafel gezeten. Sterker nog, ik was nog niet eens Kamerlid. Dat ben ik sinds drie weken weer. Het is voor mij wel een teleurstelling dat wij op dit vlak niet al te veel stappen kunnen zetten met wat er nu ligt. Ik kijk dus vooral waar er wel kansen liggen. Die liggen bijvoorbeeld bij werkdrukvermindering; nou, dat zou ik helemaal geen gekke vinden. Die liggen misschien bij buurtsportcoaches; daar heb ik net iets over gezegd in mijn bijdrage. Feit is wel dat de scholen dit niet hebben opgepakt en dan moeten ze niet gek kijken als de politiek zich daar misschien wat meer mee gaat bemoeien.

De voorzitter:

Afrondend, de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

De voorzet die ik gaf wordt door de heer Heerema bijna ingekopt. Bijna. Ik maakte me al zorgen: waar is de bevlogen Heerema gebleven? Maar daar staat hij toch weer een klein beetje; daar ben ik wel blij mee. Volgens mij toont het falen van het plan van aanpak toch wel aan dat we het dus niet alleen aan de scholen kunnen overlaten. We hebben steeds gezegd dat het plan van aanpak te vrijblijvend en niet ambitieus genoeg is. U zegt dat de politiek daar wat mee moet doen. Maar mijn heel concrete, en dus ook afrondende vraag, is dan: gaat de VVD in deze periode hiervan nu ook werk maken en steun geven aan de initiatiefwet van de SP voor drie uur per week bewegingsonderwijs van een vakleerkracht op de basisscholen?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. De heer Van Nispen en ik hebben de afgelopen jaren met regelmaat over dit onderwerp van gedachten gewisseld, in en buiten de Kamer. Volgens mij weet de heer Van Nispen heel goed dat de middelen die beschikbaar zijn gesteld om de leergang wat vorm te geven en wat uit te breiden wat mij betreft weggegooid geld zijn. Ik heb daar nooit in geloofd. Ik heb gezegd: gebruik dat geld nou om alvast op een beperkt aantal scholen gewoon echt meteen vakleerkrachten in te zetten, want dan kunnen we zien wat daarvan het resultaat is. Voorzitter. De initiatiefwet van de heer Van Nispen gaat inzetten op drie uur gymles door een vakleerkracht en kost ongeveer 275 miljoen euro, wat twee keer de hele sportbegroting is. Dat gaat dus niet in dit zaaltje met deze Minister geregeld worden. Dat zal bij een andere Minister op tafel komen, te weten de heer Slob van Onderwijs. Ik ben inderdaad woordvoerder onderwijs, waar ik ongelofelijk trots op en blij mee ben en ik denk dat wij elkaar daar zeker tegen gaan komen waar het gaat om de vraag hoe we elkaar kunnen helpen en versterken, waarbij we elkaar soms niet helemaal zullen vinden maar hopelijk wel zo veel mogelijk om te zorgen dat dit vorm gaat krijgen vanuit de Kamer.

Ik ben bij mijn laatste pagina en u bent er pas net, voorzitter. Ik kom tot een afronding. Mijn eerste ervaring met deze Minister is uitermate positief. Ik was blij verrast hem vorige week tegen te komen bij de World Cup Schaatsen in Heerenveen en afgelopen weekend bij de Grand Prix Judo in Den Haag. Ik merkte zijn intrinsieke motivatie voor de sport met enthousiasme voor onze topsporters en met interesse voor de impact van sport en bewegen. Ik hoop dat wij als Kamer, als VVD-fractie elkaar de komende periode goed kunnen vinden en scherp kunnen houden en we er samen voor kunnen zorgen dat de sport in Nederland organisatorisch krachtiger, financieel stabieler en transparanter maar vooral maatschappelijk sterker ingebed wordt. Want sport heeft de kracht de wereld te veranderen, om levens te veranderen en culturen te verbinden. Ik wens de Minister veel succes en wijsheid toe in zijn periode als Minister van sport voor Nederland en bij zijn inzet om een prachtig sportakkoord te sluiten.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat was het betoog van de heer Heerema. Ik heb inderdaad vanmorgen ook een record gebroken, niet in de sport maar wel in de drukste spits. Ik mag nu het woord geven aan de heer Van Nispen die gaat spreken namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Deze Minister heeft met de sportportefeuille een mooi en belangrijk beleidsterrein binnengesleept en ik hoop dat hij dat zelf ook zo ziet. Wat heeft hij met sport? Wat drijft hem? Ik ben benieuwd naar het antwoord van de Minister op mijn vraag wat hij nu wil gaan betekenen voor de sport in Nederland. Wat zijn zijn prioriteiten?

Vorig jaar hadden we de primeur tijdens het wetgevingsoverleg Sport: voor het eerst vergaderden we staand als proef. En kijk hoe we er nu bij staan, het is al bijna gewoon geworden. Dat is mooi, maar de boodschap is wel: Nederland is nog steeds kampioen zitten, gemiddeld negen uur per dag, en dat is niet goed. Waarom is er wel een beweegnorm, maar nog geen zitnorm? Wie gaat nou uiteindelijk adviezen geven over de hoeveelheid zitgedrag, zodat maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven en scholen hier gericht werk van kunnen gaan maken?

En dan kom ik op het regeerakkoord. Het belang van topsport en evenementen wordt benadrukt. Dat is fijn en hartstikke mooi, maar het is nog wel een beetje het halve verhaal. Want waar blijft nou de breedtesport en hoe zorgen we ervoor dat iedereen in de toekomst kan sporten, ook mensen met een beperking, ouderen of kinderen uit gezinnen met lage inkomens?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het is mooi dat de heer Van Nispen begint met het experiment dat we vorig jaar hebben gehad. Daar is deze zaal een resultaat van. Mijn vraag gaat echter over iets anders. Ik hoorde mevrouw Westerveld het ook al zeggen, maar toen was ik aan het voorzitten zodat het wat lastiger voor mij was om erop te reageren. Meneer Van Nispen heeft het over de 10 miljoen voor topsport. Heeft hij ook gelezen dat er 10 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor vrijwilligers en verenigingen?

De heer Van Nispen (SP):

Jazeker en daar kom ik zo nog uitgebreid op terug. Ik zal er ook een compliment voor geven. Als u aanslaat op mijn vraag waar de breedtesport blijft, dan bedoel ik daar natuurlijk mee dat er bijvoorbeeld helemaal niets in het regeerakkoord staat over bewegingsonderwijs. Op dat punt moeten we dus vanuit de Kamer zelf initiatieven nemen. Er staat in het regeerakkoord ook helemaal niets over het verbeteren van het zwemonderwijs. Zo mis ik nóg een aantal punten. Ik mis ook ambities. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het uitspreken van de ambitie dat kinderen, ook kinderen uit gezinnen met lage inkomens en kinderen uit gezinnen met een migrantenachtergrond, ouderen, mensen met een beperking en chronisch zieken, dus groepen die nu achterblijven wat betreft bewegen, allemaal in beweging komen.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Bruins Slot.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik hoor het goed, de heer Van Nispen zegt dat het mooi is dat die 10 miljoen erbij komt maar dat voor hem het glas toch nog een beetje halfleeg is. Ik ben nog wel benieuwd hoe hij ertegen aankijkt dat we ons nu echt concreet gaan inzetten voor het versterken van de verenigingen die juist heel veel kinderen van verschillende achtergronden kunnen laten sporten en dat we daar die 10 miljoen ook voor kunnen gebruiken.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben echt positief over die 10 miljoen. Ik zeg het nu voor een tweede keer en ik zal het zo voor een derde keer doen: een compliment daarvoor. Echt geen enkel probleem. Het glas is niet halfleeg. Ik vraag me wel af hoe je 10 miljoen euro gaat verdelen over 76 sportbonden. Maar nogmaals, ik kom daar allemaal zo op terug. Waar het mij met de opmerking «waar blijft nou de breedtesport?» om gaat, zijn al die thema's die ik net noemde. Met de 10 miljoen voor de verenigingen en de bonden hebben we, denk ik, nog niet geregeld – zeg ik even met een gevoel van understatement – dat ouderen, chronisch zieken, mensen met een beperking en kinderen uit gezinnen met lage inkomens ook allemaal direct aan het sporten en bewegen gaan.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik heb een vraag over de breedtesport en het onderwijs. Het onderwijs gaat me ook erg aan het hart, maar het gaat daarbij met name over vakleerkrachten voor de lichamelijke opvoeding. Volgens mij gaat dit debat over sport. Uiteraard zit daar niet een heel brede knip in, maar ik denk wel dat we qua financiële middelen het bewegingsonderwijs uit OCW moeten bekostigen, en dat we het hier vooral hebben over het versterken van de verenigingen en de bonden.

De heer Van Nispen (SP):

Hartstikke fijn dat D66 het streven naar meer en beter bewegingsonderwijs op basisscholen steunt. Er stonden daarover ook warme woorden in het verkiezingsprogramma van D66. Dat is winst. Ik ben het ook eens met de woorden van de heer Heerema, dat we niet met de sportbegroting kunnen regelen dat kinderen op basisscholen drie uur per week gaan gymmen. Dat klopt allemaal, maar dat neemt niet weg dat ik de Minister van Sport de opdracht mee wil geven om zich hiervoor in te zetten. Als we blijven denken zoals we dat in het verleden hebben gedaan – de Minister van Sport is verantwoordelijk voor die meer dan 100 miljoen en daar moeten alle sportambities uit voortkomen – dan komen we helemaal nergens. Ik zou graag willen dat de Minister van Sport zich ook gaat inzetten op andere beleidsterreinen. Volgens mij gaat u zelf dadelijk ook vragen stellen over matchfixing. Dat hoort officieel thuis bij de Minister van Justitie en Veiligheid. En als we vragen stellen over de btw-vrijstelling, wil ik ook niet verwezen worden naar de Minister van Financiën. Waar het mij om gaat, is dat we heel veel willen bereiken met sport. Ik vind ook dat we op veel verschillende beleidsterreinen vragen kunnen stellen aan deze Minister, omdat sport en bewegen zoveel breder is dan alleen dat kokertje en die kleine begroting waar deze Minister formeel voor verantwoordelijk is.

Mevrouw Diertens (D66):

Daar ben ik het mee eens. Wat mij betreft, ging het vooral over de middelen. Ik ben blij met de intentie.

De heer Van Nispen (SP):

Die middelen gaan we inderdaad niet uit het potje voor sport betalen. Dat is inderdaad onderwijsgeld. Maar ik zeg daarbij dat er dan wel fors geld bij moet. We kunnen dat niet doen met de middelen die nu op de onderwijsbegroting staan, maar ik wil wel dat de Minister van Sport zich ook achter het streven, het principe van «jong geleerd is oud gedaan», schaart. Als we kinderen op jonge leeftijd leren hoe leuk het is om te sporten en te bewegen en als we ervoor zorgen dat ze op basisscholen dat vak goed leren, is de kans veel groter dat ze dat op latere leeftijd blijven doen en komt dus het streven naar een gezondere en sportievere samenleving dichterbij. En daar willen we ons toch allemaal hard voor maken!

De voorzitter:

Dank u wel. Ik hoorde geen vraag bij mevrouw Diertens, maar u wilde daar toch op reageren. Dat is aan u. De heer Heerema heeft ook nog een vraag.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

De heer Van Nispen stelde mij net een vraag over zaken die al dan niet aan de onderhandelingstafel geregeld zouden zijn. Hij vroeg wat mijn invloed daarop was. Nu hoor ik van meneer Van Nispen toch een flinke lijst met kritische kanttekeningen over zaken die niet in het regeerakkoord zouden zijn geregeld. Meneer Van Nispen, u heeft aan de tafel gezeten waaraan besloten werd dat de SP niet mee wilde praten om dit soort dingen te regelen. Heeft u nou als lid van de SP gezegd: ik heb zulke belangrijke dingen op sportgebied, ik vind het belangrijk dat wij aan tafel gaan zitten om ervoor te zorgen dat daar iets voor geregeld wordt? Immers, als SP aan de zijlijn staan en niet meedoen, en dan kritiek leveren is wel heel makkelijk.

De heer Van Nispen (SP):

In alle eerlijkheid, ik weet niet of alle mensen die zijn gekomen voor een sportdebat, zin hebben in een debat over de vraag wie er wel verantwoordelijkheid neemt en wie niet. Het gaat om de vraag of je vanuit de oppositie ook met heel zinvolle voorstellen kunt komen om de sport te verbeteren. Dat is volgens mij een ambitie die ons gezamenlijk bindt. Ik kan er heel veel over zeggen. Ja, ik heb aan die tafel gezeten. Ja, ik zie inderdaad dat de VVD en de SP op een heleboel punten heel erg ver uit elkaar staan. Echt op een heleboel punten heel erg ver uit elkaar staan! Volgens mij is dat op het gebied van sport en bewegen een klein beetje minder. Ik hoopte dus eigenlijk dat we elkaar vandaag een beetje zouden kunnen vinden. Dan moet u het mij niet kwalijk nemen dat ik mijn kritische rol als volksvertegenwoordiger gewoon serieus neem en dus ook met voorstellen kom over zaken die ik de komende tijd verbeterd zou willen hebben. En nogmaals, die complimenten over wat er wel goed is, komen echt wel in mijn verdere spreektekst.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Afrondend. Ik ben zeer benieuwd naar de complimenten die komen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Nispen, u vervolgt uw betoog. Ga uw gang.

De heer Van Nispen (SP):

Dat is fijn. Dan kan ik hele stukken overslaan, want die heb ik hier en daar al impliciet gegeven. Maar toch nog even over het bewegingsonderwijs. Meer gymles van een vakleerkracht op basisscholen staat niet meer in het regeerakkoord. Dat vind ik echt teleurstellend, omdat dat in vorige akkoorden nog wel het geval was. Met de initiatiefwet die de SP indient gaan wij daar verder over praten. Ik kom later in het jaar met een reactie op het advies van de Raad van State. Drie uur bewegingsonderwijs van een vakleerkracht, zonder wet gaat het niet. Dat is gebleken omdat het plan van aanpak eigenlijk mislukt is. Dat kunnen wij concluderen. Mede om die reden reken ik op veel steun van andere partijen in de komende periode.

De 10 miljoen euro die wordt uitgetrokken voor het versterken van de positie van sportbonden en verenigingen is heel mooi en hard nodig. Mijn compliment daarvoor, maar wij hebben wel heel erg veel sportbonden in Nederland, namelijk 76, dus de vraag is wel hoe we dat geld gaan verdelen. Welke eisen worden hierbij gesteld aan sportbonden en verenigingen om te zorgen voor toekomstbestendige professionele bonden en open verenigingen die een bijdrage leveren aan betere buurten? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat dit geld maximaal zal worden benut opdat iedereen kan sporten op een duurzame manier, bijvoorbeeld door te investeren in opleidingen van trainers en scheidsrechters? En wat mogen bonden en verenigingen van het ministerie verwachten aan hulp en steun? Het geld moet namelijk nuttig worden besteed. Dan zie ik bijvoorbeeld dat de 39 kleinste sportbonden al vergaand gaan samenwerken, met de administratie, ICT, opleiding et cetera. Dat vind ik heel goed, maar ook hierbij hebben ze wel steun nodig, ook van de Minister. Graag een reactie daarop

Als het gaat om het verdelen van het extra geld voor de topsport, wil ik graag van de Minister horen met welke visie hij dat gaat doen. Gaat het alleen om kansrijke sporten, topachtklasseringen en medailles winnen? Of gaat het er ook om welke bijdrage bepaalde sporten en sporters leveren aan de samenleving, door bijvoorbeeld rolmodel te zijn voor jongeren in een lastige positie? Of denk aan vrouwenvoetbal. Voordat ze op prachtige wijze dat EK wonnen, kregen voetballende vrouwen nauwelijks financiering. Er zijn duizenden meisjes gaan voetballen door deze helden. Kan er, kortom, iets breder worden gekeken dan alleen naar medaillekansen?

Er komt een sportakkoord. Dat kan heel mooi worden, maar dat hangt natuurlijk wel af van de inhoud, van wat er in dat akkoord komt te staan. Gaat Onze Minister de komende periode bindende afspraken maken met meerdere ministeries en partners op alle beleidsterreinen die raken aan de sport? Dat bepleit ik al geruime tijd, dus ik hoop dat echt van harte.

De SP vindt daarnaast ook dat de sport een prominente rol moet krijgen in het preventieakkoord. Is de Minister dat met ons eens? En mag ik een reactie op het voorstel van de Bas van de Goor Foundation, namelijk dat wandelen een effectieve behandelmethode is voor diabetes type 2?

Een op de zeven kinderen heeft overgewicht. Dat is veel te veel. Kinderen uit gezinnen met lage inkomens en met een migratieachtergrond zijn hierbij ook nog eens oververtegenwoordigd. Ik wil van de Minister weten welke plannen hij heeft om ervoor te gaan zorgen dat alle kinderen gaan sporten en bewegen. En welke plannen zijn er voor ouderen en chronisch zieken? Want ook deze groepen mensen bewegen en sporten minder vaak, terwijl ze daar met de juiste begeleiding of hulp wel veel baat bij zouden kunnen hebben. Graag een reactie daarop.

Ook de wekelijkse sportdeelname onder mensen met een beperking loopt achter bij die van mensen zonder beperking. Ze zijn ook minder vaak lid van een sportvereniging. Collega Westerveld had het daar ook al over. Maar wat mogen we dan van de Minister verwachten om eraan bij te dragen dat de belemmeringen voor mensen met een beperking om te gaan sporten worden weggenomen? Heel concreet, het platform Uniek Sporten van het Fonds Gehandicaptensport heeft de belangrijke taak op zich genomen vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Als je nu wilt doorpakken om meer bekendheid onder deze groep mensen te realiseren, de bewustwording dat de mogelijkheden om te sporten er zijn, dan is daar eenmalig geld voor nodig. Is de Minister bereid om dat beschikbaar te stellen? Wat is zijn reactie?

Op het gebied van gehandicaptentopsport, worden topsporters met een beperking eigenlijk wel voldoende ondersteund? Wij horen vaak dat dat niet het geval is, dat mensen opdraaien voor de eigen kosten, waardoor deelname aan grote toernooien financieel onbereikbaar wordt. Wil de Minister daarnaar kijken, zeker nu er extra geld is voor de topsport?

Ik heb vaak zorgen uitgesproken over zwemvaardigheid en zwemveiligheid, maar er is nu wel heel veel in gang gezet, door de zwemsector zelf, met enige hulp van het ministerie. Dat is wederom een compliment waard. Ik beschouw dat zelf ook wel als een succes. Ik hoop dat de Minister zich hier in de toekomst hard voor wil blijven maken, want Nederland is een waterrijk land. Dan is het dus letterlijk van levensbelang dat iedereen leert zwemmen. Maar eens in de zo veel tijd, zeker in de zomermaanden, worden wij opgeschrikt door berichten over verdrinkingen. Nederland kende de traditie dat je leert zwemmen op school, maar die traditie van schoolzwemmen is in rap tempo aan het verdwijnen. Niet alleen de SP vindt dat een heel slechte zaak. Acht op de tien mensen vinden dat. Schoolzwemmen moet eigenlijk terugkomen, vindt de overgrote meerderheid. Is de Minister bereid om met plannen te komen om deze trend te gaan keren en er dus aan bij te dragen dat kinderen in ieder geval één zwemdiploma hebben na het verlaten van de basisschool en bij voorkeur de zwemdiploma's A, B en C? Daarmee kun je je eigenlijk pas goed redden in open water.

Dan over de duistere kant van sport. Door matchfixing en berichten daarover verliezen mensen het vertrouwen in de sport. Wanneer worden we geïnformeerd over de al toegezegde plannen om matchfixing beter te gaan bestrijden?

Naar seksueel misbruik in de sport wordt uitgebreid onderzoek gedaan op dit moment. Wij moeten dat afwachten, maar het heeft onze bijzondere aandacht.

Zowel bij misbruik in de sport als bij matchfixing is het punt waar de sportwereld tegen aanloopt, min of meer hetzelfde. Soms zijn de signalen er wel, over een foute coach of een gefixte wedstrijd, maar dan blijven die signalen hangen bij een meldpunt of bij justitie. Hoe zorgen wij ervoor dat de sport aan de slag kan met de signalen en meldingen? Wie kan er nu uiteindelijk doorpakken om die problemen aan te pakken, in het belang van de integriteit van de sport? Het is een ingewikkelde discussie, maar ik wil de Minister wel uitdagen om hiernaar te gaan kijken. Kan hij dat toezeggen?

Voor de sport komt er een dopingwet, een wet uitvoering antidopingbeleid. Die gaan wij behandelen. Mag ik, voordat wij dat gaan doen, een reactie van de Minister vragen op het rapport van de onderzoekers van de Tilburgse universiteit waaruit blijkt dat de rechten van atleten onvoldoende beschermd zijn in de strijd tegen doping? Het liefst niet vandaag, maar schriftelijk, voordat wij die wet gaan behandelen. Wat doen wij om doping onder amateursporters aan te pakken?

Tot slot. Wij kunnen de maatschappelijke kracht van sport niet genoeg benadrukken. Door te sporten komen veel verschillende mensen elkaar tegen, leren kinderen sociale vaardigheden en blijven ouderen gezond en in beweging. Het houdt mensen op het rechte pad en zorgt voor hechte gemeenschappen, clubgevoel en vriendschappen voor het leven. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Het levert veel vrolijkheid en geluk op, maar niet alleen dat. Als je al zou willen denken in termen van geld en rendement – dat wil ik vaak niet, zeker niet als het om sport gaat, maar laten wij het dan toch een keer noemen – dan staat inmiddels ook vast dat een beter bewegende samenleving ook forse opbrengsten kan hebben, tot wel een ton per persoon. Aldus de factsheet van Kenniscentrum Sport. Je hoeft geen econoom te zijn om te zien dat, ook economisch gezien, het verstandig is om ernaar te streven dat mensen meer sporten en in beweging zijn en blijven. Daarvoor is meer bewijs dan voor het nut van het afschaffen van de dividendbelasting. Maar goed, los van dat laatste graag een reactie van de Minister op het punt van de economische opbrengsten en het nut van meer bewegen en sport.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw betoog. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Bruins Slot. Mevrouw Bruins Slot spreekt namens de fractie van het CDA.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Mag ik u vragen om mij na twaalf minuten een seintje te geven?

Voorzitter. De kracht zit in de herhaling. Sport is maatschappelijk goud dat je moet verzilveren. Het CDA is er trots op dat sport een prominente plaats in het regeerakkoord heeft gekregen. Het versterken van de sport in Nederland begint wat ons betreft bij de basis, namelijk bij die miljoenen vrijwilligers die iedere week de sportvereniging draaiende houden. Toekomstbestendige sportverenigingen hebben een goed opgeleid kader nodig. Daarom is het CDA blij dat de maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding voor het eerst in tien jaar verhoogd zal worden. Hier staat vanaf 2019 geld voor gereserveerd. Mijn vraag aan de Minister is wanneer er duidelijkheid komt over de uitwerking van deze maatregel.

Het is goed om te zien dat vrijwilligers die werken met mensen in een afhankelijkheidssituatie, en hun verenigingen, gesteund gaan worden in het veiligheidsbeleid door het ook voor hen mogelijk te maken om een gratis verklaring omtrent het gedrag aan te vragen. De middelen daarvoor zijn al voor 2018 gereserveerd. Kan de Minister aangeven wanneer en hoe vrijwilligers en verenigingen die bijvoorbeeld met mensen met een handicap of met ouderen bezig zijn, de gratis verklaring omtrent het gedrag kunnen aanvragen?

Voorzitter. Sportverenigingen blijven de komende jaren ook aanspraak kunnen maken op de subsidieregeling voor energiebesparing, een initiatief dat D66 en het CDA ooit zijn begonnen. Dat is goed nieuws voor de financiële basis van sportverenigingen die een eigen accommodatie hebben.

Het is ook goed nieuws – de heer Van Nispen zei het al – dat er compensatie is gekomen voor het Bridportarrest, waardoor eigenaren van sportaccommodaties het recht op vooraftrek van investeringen in accommodaties weer vergoed krijgen. Bij Bridport was eerder afgesproken dat er een goede overgangsregeling zou komen. Daar leest het CDA nu niks meer over terug. Komt die overgangsregeling er? Wanneer is die gereed? Gaat de Minister hierover in overleg met de bonden en met NOC*NSF?

Er zijn meer mogelijkheden voor de rijksoverheid om sportverenigingen en sportbonden te ondersteunen. NOC*NSF had het bijvoorbeeld over de ondersteuning via shared services, waardoor de sport efficiënter kan werken door niet-sportspecifieke taken gezamenlijk te organiseren. Welke mogelijkheden ziet de Minister om samen met de sport versneld resultaat te bereiken?

Ook is er 10 miljoen extra voor de topsport bij gekomen. Dit geeft de mogelijkheid om programma's voor een aantal sportbonden te vergroten. Vooral kleinere sportbonden hebben het erg lastig om voldoende aan talentontwikkeling te doen. Welke kansen ziet de Minister hiervoor?

Dan het sportakkoord. In het regeerakkoord is afgesproken dat er een sportakkoord komt waarin sportbonden, sportverenigingen, sporters met een beperking en gemeenten worden betrokken. Het geld hiervoor staat al voor 2018 op de begroting, maar eerst moet het een en ander nog uitgewerkt worden. De VVD stelde ook de vraag hoe de Minister een verbinding denkt te leggen met het preventieakkoord. Kan de Minister een richting geven welke afspraken wat hem betreft in ieder geval in het sportakkoord gemaakt moeten worden? Is de Minister bijvoorbeeld ook bereid om afspraken te maken over een rookvrije generatie op sportverenigingen?

De Minister heeft zich inmiddels natuurlijk al goed verdiept in de materie, dus hij weet al een heleboel, maar ik heb toch een vraag voor hem. Wat is de op een na grootste sportbond van Nederland? Ik hoor dat de Minister wordt ingefluisterd door een van zijn ambtenaren. Het is voorgezegd, dus ik moet het nu ook zeggen. Veel Nederlanders zullen niet weten dat het Sportvisserij Nederland is. Er zijn meer dan 600.000 bij deze bond aangesloten sportvissers. Het CDA vindt dat er in de buitenruimte meer aandacht moet komen voor sportvissers. Niet alleen voor sportvissers, maar ook voor andere buitensporten, zoals mountainbiken, hardlopen en paardrijden ziet het CDA kansen om beter gebruik te maken van ons mooie landschap. Denk maar aan die sportvissers voor wie het van belang is dat het viswater goed is, waarbij zij dus eigenlijk ook een natuurtaak hebben. Er moeten bijvoorbeeld ook goede buitenoevers zijn. Het CDA wil dit aspect van de buitensporters, van de sportvisserij, van het mountainbiken, actief onderdeel laten uitmaken van het sportakkoord. Het biedt namelijk een kans om terreinbeherende organisaties, zoals Natuurmonumenten, maar ook Staatsbosbeheer en de waterschappen, bij het sportakkoord te betrekken. Zo kunnen we ervoor zorgen dat we in die buitenruimte met elkaar betere sportbeoefening mogelijk kunnen maken op een verantwoorde manier. Het CDA wil hierover een motie indienen.

Het CDA vindt het ook belangrijk dat de Minister bij die uitwerking van het sportakkoord – de VVD zei het ook al – zelf de touwtjes in handen houdt. Hij moet echt in die kopgroep zitten om dat sportakkoord af te sluiten. Hoe wil de Minister het opstellen van het sportakkoord coördineren? Houdt hij hierbij zelf de regie of laat hij dit over aan de Sportraad of NOC*NSF? De inzet van het CDA is in ieder geval dat de Minister dit zelf gaat oppakken.

De heer Van Nispen zei het al: sport heeft soms ook een donkere kant. Het regeerakkoord vermeldt dat er een stevige aanpak komt van dopinggebruik, matchfixing, corruptie en misbruik in de sport. Hoe ziet de Minister dit voor zich? Welke rol heeft hij daarin? Momenteel vindt een groot onafhankelijk onderzoek door de commissie-De Vries plaats naar seksueel misbruik in de sport. Wanneer verwacht de Minister de resultaten van dit onderzoek? Oud-Minister De Vries heeft al een interview gegeven over wat zijn rapport gaat opleveren. Daarbij gaf hij een inkijkje. Hij gaf aan dat de samenleving nog onvoldoende doet tegen misbruik in de sport. Ook op het vlak van bewustwording moet er veel meer worden gedaan. Alle sportclubs zouden volgens Klaas de Vries ook een vertrouwenspersoon moeten hebben. Op welke wijze gaat de Minister om met deze aanbevelingen?

Matchfixing blijft een gevaar voor de integriteit van de sport en de samenwerking om matchfixing tegen te gaan, loopt via het Strategisch beraad matchfixing, het Nationaal platform matchfixing en het Signaaloverleg. Welke opbrengst heeft het strategisch beraad tot nu toe opgeleverd op het gebied van ontwikkelingen op beleidsniveau? Hoe staat het bijvoorbeeld met de implementatie van het verdrag ter bestrijding van matchfixing van de Raad van Europa?

Iedere zes weken komen het functioneel parket, de politie, de Belastingdienst, de FIOD, de Kansspelautoriteit en de Doelgroep Sport samen om de signalen met elkaar te bespreken. Toch is eigenlijk onduidelijk voor de buitenwereld – de heer Van Nispen zei er ook al iets over – wat er nu precies met die signalen gebeurt. Wie van al deze organisaties is aanspreekbaar op de acties die genomen moeten worden? Is er al iets van een samenwerkingsprotocol tussen het Openbaar Ministerie en de andere instellingen gemaakt, om te verduidelijken wie wat moet oppakken en wanneer iemand daarop aanspreekbaar is? Je ziet die onduidelijkheid vaak als er samengewerkt wordt bij de overheid, bijvoorbeeld tussen de inspectie, de FIOD en het Openbaar Ministerie. Geef duidelijkheid over wat je van eenieder kan verwachten! Hierin heb ik er nog geen zicht op of dat het geval is.

Ten slotte de dopingbestrijding. Wanneer kunnen we de antwoorden op de schriftelijke vragen over de Wet uitvoering antidopingbeleid verwachten?

Voorzitter, het mannen- en vrouwenvoetbal. In het mannenvoetbal heeft Nederland de afgelopen jaren steeds minder in de melk te brokkelen, maar gelukkig hebben we het Nederlandse vrouwenvoetbal nog, waar we de afgelopen jaren met z'n allen ontzettend van hebben kunnen genieten. Mevrouw Westerveld zei het ook al: van de zomer hebben we met veel plezier naar al die wedstrijden gekeken en ze zijn nog bezig om verder de wereldtop te bestormen. Met het behalen van de Europese titel kregen ze ook de A-status van NOC*NSF terug. Ondertussen is – ik vind het nog steeds een prachtig beeld – Lieke Martens tot de beste voetbalster van de wereld gekozen.

In het afgelopen jaar steeg het aantal vrouwelijke leden bij de KNVB van 100.000 naar 150.000 dames. Dat wil zeggen dat voetbal op dit moment de een-na-grootste meisjessport is. Dat zijn allemaal geweldige ontwikkelingen. Maar bij de KNVB krijgt het vrouwenvoetbal nog steeds niet de erkenning die het volgens de CDA-fractie verdient. Het vrouwenvoetbal valt daar nog steeds onder de amateurtak, terwijl alleen het mannenelftal onder de betaaldvoetbaltak valt. Zo'n verschil valt toch niet meer uit te leggen? Ik wil graag van de Minister weten wat hij hiervan vindt. In het kader van het veilige sportklimaat werken we ook heel goed samen met de KNVB om het sportklimaat te verbeteren, om de gelijkwaardigheid van de sporten te bevorderen, om ervoor te zorgen dat topsporters, zowel mannen als vrouwen, daarin allerlei voorbeeldfuncties hebben. En dan zie je toch dat ze in de praktijk anders en niet gelijkwaardig behandeld worden. Zou de Minister daarover een keer met de KNVB het gesprek willen aangaan? Ik ben benieuwd naar zijn reactie.

Voorzitter, Zandvoort en de formule 1. Het CDA ziet de Maxmania wel zitten en de VVD heeft zich eerder ook al zeer enthousiast hierover uitgesproken. Een terugkeer van de grand prix zou misschien haalbaar zijn. Zandvoort heeft inmiddels daarover een haalbaarheidsonderzoek gedaan. Verder hoor je ook uit Assen allerlei positieve en enthousiaste geluiden dat het misschien ook in Assen wel mogelijk zou moeten zijn. Voor mij aanleiding om schriftelijke vragen te stellen aan de Minister. Is nu niet het moment dat de Sportraad er onderzoek naar kan doen of het op een financieel verantwoorde wijze in Nederland georganiseerd kan worden? Er gaat heel veel geld in om, het is iets waar het bedrijfsleven zich ook echt voor moet inzetten en wij hebben daar als overheid eigenlijk niet zo veel geld voor, maar zouden ze daar een keer wat van kunnen krijgen? De Minister gaf gelukkig snel en duidelijk antwoord en zei: mevrouw Bruins Slot, de tijd is eigenlijk nog niet rijp; wij moeten nog even wachten voordat we de Sportraad aan het werk kunnen zetten. Maar mijn vraag aan de Minister is: hoe kijkt hij dan aan tegen deze rol van de Sportraad, wanneer denkt hij dat het tijd is om daar wél naar te gaan kijken en wanneer heeft de Sportraad er wél een rol in?

Voorzitter. Sport is maatschappelijk goud dat verzilverd moet worden. Ik kijk uit naar de beantwoording van deze nieuwe Minister voor Sport.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Diertens. Mevrouw Diertens spreekt namens de fractie van D66. Gaat uw gang

Mevrouw Diertens (D66):

Dank u wel. Graag wil ik de Minister feliciteren met deze mooie portefeuille en hem welkom heten in ons midden; ik begreep de beste en leukste commissie van dit huis.

Ik vind het geweldig dat ik na mijn loopbaan in de sport nu ook in dit huis over sport mag praten. In het regeerakkoord komt volgens mij goed naar voren dat D66, VVD, CDA en ChristenUnie het belang van sport onderstrepen. De sprekers voor mij, ook van andere partijen, hebben dat belang nog eens aangegeven. Wat mij betreft biedt dit regeerakkoord ook een basis voor een progressief beleid, in de soms wat conservatieve sportwereld. We hebben een stevige investering afgesproken in topsport, in de organisatie van grote sportevenementen en in het versterken van de breedtesport.

Voorzitter. Elk jaar gaat er 10 miljoen extra naar onze topsport. Dit doen we om onze olympische en paralympische teams te ondersteunen in hun doel de medaillespiegel in Nederland hoog te houden. Een integrale aanpak om dit doel te realiseren is daarbij van groot belang. Sporttalenten moeten in staat worden gesteld om onderwijs en topsport te combineren. Daarbij vraag ik in het bijzonder aandacht voor talentontwikkeling in Caribisch Nederland. Ook onze sporters aan de andere kant van de oceaan zouden tijdens en na hun topsportcarrière in staat moeten worden gesteld om een opleiding te volgen. Immers, er is ook nog een leven na de topsport.

Graag vraag ik speciaal aandacht voor onze paralympiërs. Mij bereiken van verschillende kanten signalen dat we in Nederland tegen capaciteitsproblemen aanlopen; we hebben meer uitstekende paralympische sporters dan er plekken zijn. Wat mij betreft zou dat niet nodig moeten zijn. Kan de Minister aangeven hoe het staat met de capaciteit? Voor zover ik weet, wordt paralympiërs nu vooral een plek geboden op Papendal. Sporters zonder beperking kunnen in het hele land in CTO's een plek vinden. Kunnen onze paralympische sporters daar dan ook een plek aangeboden krijgen? Ik weet van verschillende gemeenten dat die daar zeker voor openstaan. Voor mij maakt het niet uit waar onze sporters een plek krijgen; wat voor mij van belang is, is dat iedereen die daar vanwege zijn prestaties en talent recht op heeft, een plek kan krijgen. Daarom wil ik graag dat de Minister om tafel gaat zitten met NOC*NSF en de partijen die de CTO's ondersteunen, vaak gemeenten, om te kijken of de capaciteit kan worden opgeschroefd. Kan de Minister dit toezeggen?

Voorzitter. Voor de topsport hebben we in het regeerakkoord een extra investering van 10 miljoen per jaar afgesproken. We zijn een klein land, maar groot in onze olympische uitstraling. Door innovatief onderzoek, beleid en trainingsmethoden hebben we aansluiting bij de wereldtop. Dat vraagt meer aan inspanning dan wij op tv zien. Dat vraagt ook tempo, om ontwikkelingen in te zetten en bij te houden. Een pauze door het gebrek aan middelen werkte uiteindelijk door in de prestaties van onze sporters. Ik wil graag van de Minister weten op welke termijn we kunnen horen waar de extra middelen aan worden besteed. Kunnen wij op korte termijn een plan van aanpak, een bestedingsplan, tegemoetzien? Op welke termijnen kunnen onze sporters van dit geld profiteren?

Niet alleen onze sporters zijn van wereldklasse, ook in het organiseren van sportevenementen blinken wij uit. Dat gaat verder dan het evenement op zichzelf. Wij kijken naar de economische en sociaal-maatschappelijke spin-off. Met zijevenementen en samenwerkingen in de organiserende stad of regio zorgen wij voor een blijvende legacy. Daar ben ik erg blij mee. Met de extra investering van 5 miljoen per jaar kunnen we dit ondersteunen.

Ook de kwaliteit van onze bestuurders moet hoog zijn. Gelukkig zie ik een kentering in de bobocultuur, waar de sport ook om bekend staat. Goed besturen is wat mij betreft integer besturen. Naast de noodzakelijke vernieuwing van de code-Loorbach, Goed Sportbestuur, moeten bestuurders elkaar ook durven aanspreken op gedrag. Als we van onze topsporters verwachten dat zij zich honderd procent focussen op de sport en als we hen opdragen zich als uithangbord voor Nederland te gedragen, dan moet de lat ook voor onze sportbestuurders hoog liggen. Ook zij zijn ons visitekaartje in die boeiende sportwereld. Vindt de Minister ook dat de hoogste sportbestuurders in Nederland van onbesproken gedrag zouden moeten zijn?

Ik zei al: onze sportbestuurders zijn ons visitekaartje. Maar dit visitekaartje is wat mij betreft veel te grijs. Als ervaringsdeskundige – ik kan het onderbouwen met onderzoek – durf ik te stellen dat het nog treurig gesteld is met de diversiteit in sportbesturen. 20% van alle bestuurders in landelijke sportbonden is vrouw. Mijn collega Pia Dijkstra heeft daar vorig jaar tijdens deze begrotingsbehandeling al een motie over ingediend. Met de motie wilde zij meer diversiteit in sportbesturen bewerkstelligen. Ik zie in de afdoening van de motie dat er een bijenkomst is georganiseerd en er op andere manieren aandacht besteed is aan diversiteit. Ik ben benieuwd welke structurele plannen uitgerold zijn. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de bonden en NOC*NSF zelf ook de plannen onderzoeken en incidentele acties omzetten in structurele activiteiten die de diversiteit in sportbesturen bevorderen? En kan hij dit jaarlijks bijhouden? Wat mij betreft is het nog een beetje te ad hoc.

Van integriteit stap ik over op criminaliteit in de sport. We zien dat criminelen de sportwereld hebben ontdekt en via omkoping en dreigementen wedstrijden proberen te fixen. Ik bespaar u de vreselijke details van chantage en gruwelijkheden om te komen tot fixen. Matchfixing is een groot probleem, waar ik bij de voorganger van de Minister al eerder aandacht voor heb gevraagd. In het regeerakkoord hebben we afgesproken dat we daar stevig op gaan inzetten, op de aanpak van dopinggebruik, matchfixing, corruptie en misbruik in de sport. Ook de Raad van Europa heeft via het Verdrag inzake de manipulatie van sportwedstrijden afgesproken om matchfixing harder aan te pakken. Nederland heeft zich daaraan gecommitteerd. Professor Marjan Olfers, hoogleraar sport en recht aan de Vrije Universiteit, heeft ons daar al meerdere keren op gewezen. Zij stelt voor het bestaande wetsartikel over niet-ambtelijke corruptie aan te passen en matchfixing daar ook onder te laten vallen. Aanpakken van matchfixing is natuurlijk geen zaak voor de sport alleen. Dit moet de Minister wat mij betreft aanpakken samen met de collega's van Justitie en Veiligheid. Kan de Minister op korte termijn samen met zijn collega's met een actieplan komen om matchfixing aan te pakken? Ik zal daarover ook een motie indienen.

Last but not least wil ik het graag hebben over breedte en duurzaamheid in de sport. Ook hier is een integrale aanpak essentieel, waarbij de kleine sportbonden niet moeten worden vergeten. Ik vind de samenstelling van de Sportraad en de partijen die genoemd worden rond het sportakkoord tot nu toe te eenzijdig. De trend is allang ingezet dat er veel ongeorganiseerde sporten zijn. Ik word persoonlijk ook heel blij van innovatief ondernemerschap in de sport. Publiek-private samenwerking werpt lokaal en nationaal zijn vruchten af. Een mooi voorbeeld is de al eerder genoemde Bas van de Goor Foundation, die met zijn programma «wandelen is behandelen» fantastische resultaten boekt. In deze titel zie ik ook een mooie brug tussen sport- en preventieakkoord. Ik ben blij dat beide akkoorden in mijn portefeuille zitten, dus watch out!

Ik noem in dit verband ook de heilzame werking van bewegen op onze fysieke maar juist ook op onze mentale fitheid. Gemeenten faciliteren samen met scholen en sociale wijkteams sport en bewegen. Ook initiatieven in de fitnessbranche laten zien dat een vroege inzet van sport en bewegen van groot belang is voor de gezonde samenleving. Laat ik ook niet vergeten onder uw aandacht te brengen dat ik ook kansen zie om het vrijwilligerswerk in sport te ondersteunen, bijvoorbeeld – ook in mijn portefeuille! – de zinvolle invulling van een maatschappelijke diensttijd.

Voorzitter. We moeten ook investeren in de infrastructuur. Schone lucht en meer groen in een beweegvriendelijke, veilige omgeving zullen de aandacht van de Minister vragen. Het verduurzamen van sportaccommodaties kan een bijdrage leveren aan een gezonde leefwereld en kan meehelpen om Parijs te halen. Gemeenten krijgen via het Gemeentefonds extra middelen. Ik zie dus kansen om het goede voor de sport te doen – men krijgt daarin met lagere energielasten te maken – en om tegelijkertijd een bijdrage te leveren aan de klimaatdoelen. Kan de Minister aangeven of hij hier ook kansen voor ziet? Natuurlijk is het aan gemeenten om dit op te pakken, maar kan de Minister de gemeenten daartoe aanmoedigen, bijvoorbeeld via het sportakkoord?

Voorzitter, ik kom tot een afronding. We hebben een vlag in de plenaire zaal. We zingen een volkslied. Mijn laatste verzoek gaat daarom over het volgende. Om de tien jaar worden de vensters in de Nederlandse canon heroverwogen. Hoe staat het met deze herziening? Ziet de Minister mogelijkheden om onze Nederlandse sport onderdeel van de canon te maken door een venster rond Johan Cruijff Sport in te richten? Sport is een belangrijk onderdeel van onze collectieve geschiedenis. Door Johan Cruijff een plek te geven zouden we daar uitdrukking aan kunnen geven. Voorzitter, ik zou via u tegen de Minister willen zeggen: er is veel te doen, aan de slag en graag een hole-in-one.

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Van Nispen heeft nog een vraag aan u.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb een heel korte vraag. D66 was in zijn verkiezingsprogramma ook voorstander van meer gymlessen op de basisscholen. Ik snap dat we die discussie ook bij de Onderwijsbegroting moeten voeren, maar het is natuurlijk ook een sportthema, want het gaat om sport op school. Dit punt staat niet in het regeerakkoord. Vindt mevrouw Diertens dan ook dat we dat initiatief vanuit de Kamer moet nemen? En voelt D66 zich vrij om initiatieven vanuit de Kamer op dat gebied te steunen?

Mevrouw Diertens (D66):

U zult begrijpen dat ik er voorstander van ben dat we meer sport op school hebben. Zoals u weet is D66 voorstander van een heel brede school – wat mij betreft is dat van 's ochtends negen tot 's avonds zes – waarin ook arme mensen, kinderen, jeugd, vooral ook in het Caribisch gebied, vanaf dag één met sport en cultuur in aanraking kunnen komen. Wij vinden eigenlijk dat dit een integraal onderdeel van sporten of bewegen op school moet zijn. Dat betekent niet dat we dat top-down moeten neerleggen. De rol die wij hebben is om na te denken over de vraag hoe wij dat geld kunnen investeren in die brede school. Vervolgens is het aan de scholen zelf om initiatieven te nemen op dat gebied. Zo staan wij daar op dit moment in. We vinden dat heel belangrijk. We zullen dat fantastisch stimuleren, maar we vinden het eigenlijk aan de scholen zelf om dit in het programma sport en cultuur op te nemen in het kader van de brede school die wij voorstaan.

De heer Van Nispen (SP):

Dat is op zich wel een mooi antwoord, maar wat u zegt hebben we al geprobeerd. Toen een paar jaar geleden uit de nulmeting bleek dat het niet opschoot met meer en betere gymlessen op de basisscholen, is er een plan van aanpak gekomen. Dat heeft niet gewerkt, zo weten we inmiddels. De eenmeting is vorige week gepubliceerd. Het schiet helemaal niet op. Er is geen minuut gym bij gekomen. Misschien komen we er vandaag niet uit, maar ik wil mevrouw Diertens toch ernstig in overweging geven om de initiatiefwet van SP om daar in het belang van die gezonde en sportieve samenleving van de toekomst nog eens heel goed naar te kijken, te steunen. Het overlaten aan de scholen? Ik vind het een mooi streven, maar het werkt niet. Dat hebben de afgelopen tientallen jaren wel uitgewezen.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik zie ook fantastisch mooie voorbeelden waarbij het bewegen na schooltijd samen met de scholen goed geïntegreerd wordt om tot een beweegaanbod te komen. Ik ben het ook niet helemaal eens met het argument dat het allemaal verplicht moet zijn en dat het niet kan omdat er geen gymzalen zijn, want er kan ook in de buitenomgeving ontzettend goed gesport worden. Ik denk dus ook dat het niet altijd met heel veel verplicht geld gerealiseerd hoeft te worden. Ook werkdrukvermindering zou een element daarvan kunnen zijn, maar ik vind dat we daar eerst bij de Onderwijsbegroting het debat over moeten voeren en niet hier.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. U volgt eigenlijk het stramien van vorig jaar, want volgens mij hebben we toen ook rond deze tijd geschorst. Ik stel voor om de vergadering tot 12.20 uur te schorsen. Dat is inclusief een vroege lunchpauze. We komen hier om 12.20 uur terug voor de beantwoording van de Minister in eerste termijn.

De vergadering wordt van 11.13 uur tot 12.20 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren. Ik heet iedereen weer hartelijk welkom bij het wetgevingsoverleg over het onderdeel Sport van de begrotingsbehandeling Volksgezondheid, Welzijn en Sport. We hebben de vergadering voor lunchtijd geschorst. We zijn nu toegekomen aan de beantwoording van de Minister in eerste termijn. Ik geef de Minister dus heel graag het woord voor zijn beantwoording. Ik heb begrepen dat die in thema's zal plaatsvinden. Wij horen graag welke thema's er behandeld gaan worden. Het woord is aan de Minister.

Minister Bruins:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik stel mij voor eerst een paar inleidende opmerkingen te maken en dan in te gaan op achtereenvolgens de breedtesport, de topsport, het sportakkoord en integriteit. Ik hoop de meeste vragen dan beantwoord te hebben. Ter afronding ga ik daarna in op enkele losse vragen.

Voorzitter. Ik doe eerst maar de inleiding. Sport is ongelooflijk belangrijk voor ons land en vooral voor alle mensen in dit land. Door sport ontmoeten we elkaar. Belangrijker is nog dat sport onze kinderen onuitwisbare levenslessen leert over doorzetten, samenwerken, eerlijkheid, respect voor elkaar en omgaan met verlies. Onze topsporters maken ons trots op dit land. Sport verbindt en verbroedert. Sporten en bewegen zorgen ervoor dat we gezond en fit blijven.

Sport brengt ons dus heel veel, maar toch denk ik dat ik mijn begroting in drie woorden zou kunnen samenvatten, namelijk: lol in sport. Lol in sport is waar het om draait, denk ik. Dat is namelijk waarom mensen sporten en van sport genieten. Dat is ook waarom ik op zondag bij ADO op de tribune zit. Na gistermiddag durf ik dat wel te zeggen!

De voorzitter:

Een bekentenis van de Minister!

Gaat u verder.

Minister Bruins:

Lol in sport is waarom zo veel Nederlanders in het weekend hun sportschoenen aanschieten om door het park of de duinen te rennen en waarom mensen zich met hart en ziel inzetten voor hun sportvereniging. Lol in sport is ook het begin van vele topsportcarrières. Plezier is intrinsieke motivatie. De rest komt daarna. Al die mooie doelen die we met sport kunnen bereiken, bereiken we alleen als mensen plezier hebben in de sport. Zoals Ron Smit dat heeft. Hij is 37 jaar en heeft een hoge bloeddruk en overgewicht. Op advies van de huisarts startte hij met een beweegkuur. Nu is zijn bloeddruk stabiel. Hij slikt zelfs minder medicijnen. Wat hem het meest heeft gemotiveerd is het plezier dat hij in het trainen heeft gevonden; elke keer de wedstrijd aangaan met zichzelf.

Plezier motiveert. Andersom is het helaas ook waar, als je bijvoorbeeld niet kunt sporten doordat het te duur is, doordat het te ver weg is of doordat je een beperking hebt. Of als je als topsporter niet de mogelijkheden hebt om het beste uit jezelf te halen. Of als je niet trots kunt zijn op de prestaties van je land, omdat er een zweem van oneerlijkheid in de vorm van doping, matchfixing en dat soort narigheid omheen hangt. Nou, dan is er dus géén lol aan.

Voorzitter. We hebben een prachtig sportjaar achter de rug. We hebben genoten van Dumoulin in de Giro, van onze hockeydames- en mannen, van onze OranjeLeeuwinnen, van onze iron man Jetze Plat en van vele anderen. Plezier in sport vraagt dat we meer geld uittrekken voor grote sportevenementen, waar we allemaal van kunnen genieten. Plezier in sport vraagt om ruimte te maken voor topsport en ook voor nieuwe talenten, met of zonder beperking.

Plezier in sport vraagt dat elke Nederlander in zijn eigen omgeving kan bewegen, dus ook mensen met een beperking. Zo is Laura van 7 jaar geboren met een open ruggetje. Voor haar is bewegen extra belangrijk. Gelukkig is er de Kidsclub, waar men precies weet wat Laura nodig heeft. Ze verlegt elke dag haar grenzen, omdat ze bewegen zo leuk vindt. Plezier in sport vraagt dat er genoeg vrijwilligers zijn, bijvoorbeeld om trainingen te geven, maar ook om de kantine draaiende te houden en de witte lijnen op het veld te trekken. Vier op de vijf verenigingen hebben gelukkig voldoende vrijwilligers. Nederland is wat dat betreft uniek met zijn verenigingscultuur, maar die staat wel onder druk. Zonder coaches, trainers en andere vrijwilligers zijn de verenigingen nergens. Daarom wil ik bereiken dat die 20% van verenigingen die vrijwilligers tekortkomen, ook weer ruimer in hun vrijwilligersjasje komen te zitten. Een derde van alle verenigingen beschikt over trainers, coaches of instructeurs die voldoende gekwalificeerd of opgeleid zijn. Ook dat kan beter. Ik zou dat willen optrekken naar de helft van alle verenigingen.

Hoe gaan we dit allemaal bereiken? Niet in ons eentje. We kunnen dit alleen maar samen voor elkaar krijgen. Daarom wil ik een sportakkoord sluiten met onder andere sportbonden en verenigingen, een akkoord dat nog meer sportorganisaties en verenigingen fit en gezond maakt: financieel gezond en met genoeg vrijwilligers. Het zal u niet verrassen dat we alleen meer vrijwilligers en vooral meer jeugdtrainers krijgen als zij er ook lol in hebben en houden, als zij weten dat zij gewaardeerd worden, als zij zich veilig op en langs het veld weten en als zij eens een opleiding kunnen volgen om zich verder te ontwikkelen.

Wat staat er nog meer op mijn programma? Er komt structureel meer geld voor de olympische en paralympische teams en er komen meer mogelijkheden voor topsporters en talenten om hun sport met een opleiding te combineren, zodat er ook leven is na de sport. De komende jaren krijgen onze sporters daarom een duwtje in de rug, zodat Sven Kramer kan schitteren op de Olympische Spelen, zodat Jeroen Kampschreur kan schitteren op de Paralympische Spelen en zodat zo veel mogelijk Nederlanders elke week kunnen schitteren op de sportvelden in hun eigen buurt.

Voorzitter. Net zo belangrijk voor plezier in de sport is dat we keihard optreden tegen doping, matchfixing, corruptie, geweld en misbruik. Dat pakken we samen met de sportbonden nog steviger aan.

Tot slot. Topsport en recreatieve sport staan natuurlijk niet los van elkaar. Elke topsporter is klein begonnen bij een lokale club of vereniging. Ik wil dat alle talenten de kans krijgen om door te groeien. Daarom willen we investeren in de overgang van breedtesport naar topsport. Degenen die net onder de allerbesten zitten, zijn de topsporters van straks. De structurele investering in de topsport wordt verdubbeld van 10 miljoen naar 20 miljoen per jaar en kan hiervoor goed gebruikt worden.

Ik denk dat deze plannen goed in een sportakkoord passen. Als er vanuit uw Kamer goede ideeën zijn voor een sportakkoord, hoor ik die graag. We gaan met gemeenten, de sportsector en de andere partners in gesprek over het sportakkoord. Ik zou ook graag uw ideeën daarbij willen meenemen.

Voorzitter, dat bij wijze van inleiding. Ik zou graag aan de hand van een aantal thema's vragen uit de eerste termijn willen beantwoorden. Het eerste thema waarover ik wil spreken is de breedtesport.

De eerste vraag was van mevrouw Westerveld: hoe gaat u sportverenigingen ondersteunen bij vrijwilligerswerk? Zoals ik net in de inleiding zei, zou ik graag dat percentage willen optrekken, zodat er meer bestuurders, trainers en coaches opgeleid en wel zijn en als vrijwilliger veel plezier hebben bij het werk in hun vereniging. Ik zou daarvoor acties willen opnemen in het sportakkoord. Ik wil kijken of we daarbij praktische en meetbare doelstellingen kunnen inzetten.

De vraag van de heer Van Nispen van de SP was hoe we ervoor zorgen dat iedereen kan sporten, ongeacht of het gaat om mensen met een handicap, die leven in armoede, die migrant zijn of die ouder zijn. Een belangrijk instrument in de afgelopen jaren daarvoor is de inzet van de buurtsportcoaches. In mensen gemeten gaat dat om ongeveer 4.500 mensen, 2.900 fte. Die buurtsportcoaches zijn in allerlei vormen heel goed inzetbaar via gemeenten om mensen te stimuleren met sporten. Daarnaast is er het initiatief voor gehandicapten Grenzeloos actief, waarvoor ook budget beschikbaar is. Dat initiatief wordt specifiek ingezet voor gehandicapten. Daarnaast is er voor mensen met een kleine beurs de Sportimpuls, die we ook inzetten voor chronisch zieken en ouderen.

Ik kom bij een vraag van mevrouw Westerveld over ...

De voorzitter:

Voordat u daartoe overgaat: de heer Van Nispen heeft een vraag.

De heer Van Nispen (SP):

We horen van de Minister nu een paar zaken die in het verleden al in gang zijn gezet, overigens met volle steun van de SP. Maar mijn vraag is toch met name of het nou de doelstelling en de ambitie van de Minister is om, juist ook in het kader van het sportakkoord en alle andere plannen voor de komende jaren, de groepen die op dit moment achterblijven als het gaat om sporten meer in beweging te krijgen en meer te laten sporten. Dan gaat het dus inderdaad om mensen met een beperking, ouderen, chronisch zieken en kinderen uit lage-inkomensgezinnen. Kan hij toezeggen dat dat nou de doelstelling van het hele beleid is?

Minister Bruins:

Jazeker. Ik dacht dat ik dat in de brief die voorafging aan dit overleg ook uitdrukkelijk had benoemd. Op pagina 3 van 5, onder het kopje Sport en Bewegen in de Buurt 2018, staat: «Met name het laatste jaar van de sportimpuls zullen we een extra impuls geven door de reguliere impuls uitsluitend voor de kwetsbare groepen chronisch zieken, ouderen en gehandicapten open te zetten.» Dat laatste jaar is het jaar dat we nu ingaan, 2018. Het is dus met geld en initiatieven belegd voor het komende jaar.

Voorzitter. De vraag van mevrouw Westerveld was ...

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld heeft eerst nog een vraag aan u.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn vraag sluit aan bij de antwoorden die de Minister net gaf over onder andere sporten voor kinderen uit gezinnen die weinig geld hebben. We hebben nu het Jeugdsportfonds. Volgens mijn informatie zijn daar op dit moment ongeveer 220 gemeenten bij aangesloten. Dat betekent dat ongeveer 150 gemeenten niet zijn aangesloten bij dat Jeugdsportfonds. Aan de ene kant begrijp ik dat dit natuurlijk een zaak is van gemeenten zelf en dat we moeten uitkijken om niet te veel op de stoel van gemeenten te gaan zitten. Maar het zorgt er wel voor dat kinderen van wie de ouders niet al te veel te besteden hebben in de ene gemeente makkelijker toegang hebben tot sport dan in de andere gemeente. Ik vroeg me af of de Minister daarin nog een rol voor zichzelf ziet of een manier om die 150 gemeenten toch nog te vragen om zich ook aan te sluiten bij het Jeugdsportfonds.

Minister Bruins:

De Minister weet niet precies wat hij op dit punt kan doen, maar ik vind het wel een heel goed idee. Je zou kunnen zeggen dat het ook resultaat heeft dat die 220 gemeenten nu extra middelen en extra initiatieven ontplooien voor mensen met een kleine beurs en de andere groepen waar we het over hadden. Er ontstaat een soort coalition of the willing van een aantal gemeenten die dat al wel doen. Doordat dat zichtbaar wordt gemaakt, zouden andere gemeenten of de inwoners van die gemeenten misschien kunnen zeggen: waarom wel in die gemeenten en niet bij ons? Ik zou het moeten opzoeken, maar misschien kunnen we binnen het sportakkoord een manier vinden om die zwaan-kleef-aan, die coalition of the willing van gemeenten, te versterken. Ik vind dat een goed idee. Ik weet niet precies hoe je dat meetbaar kunt maken, maar ik zou willen proberen om die beweging sterker op gang te brengen.

Voorzitter. Mevrouw Westerveld had een vraag over de bijdrage aan de Special Olympics. Laat ik opmerken dat ik het belangrijk vind dat we in Nederland ook evenementen voor mensen met een beperking kunnen organiseren. Binnen de huidige subsidieregels komen de Special Olympics niet in aanmerking voor een bijdrage van de rijksoverheid, maar ik ben voornemens, mede naar aanleiding van uw vraag, om de Nederlandse Sportraad te vragen om mij te adviseren over een agenda voor evenementen voor mensen met een beperking. Laat ik hier meteen ook de andere beperking noemen, namelijk de beperking in geld. We hebben in het verleden ook weleens dat soort internationale initiatieven gehad. Dan gaat het over heel veel geld. Ik denk dat we hier een beetje moeten zoeken naar het budget. Maar het lijkt me een goed idee en ook praktisch uitvoerbaar om daar op basis van een advies van de Sportraad over te spreken.

Voorzitter. Dan vroeg de VVD-fractie hoe je kunt komen tot een zo sterk mogelijke organisatie van vrijwilligers bij sportverenigingen. De afgelopen periode is er aan de hand van het amendement-Heerema al veel in gang gezet met betrekking tot het ontwikkelen van een clubkader en het versterken van vrijwilligers. Ik heb de eerste resultaten daarvan niet bij de hand, maar die ga ik u wel vertellen, omdat ik het belangrijk vind dat die clubkaders goed en sterk zijn. Aan de ene kant is er dus dat, en aan de andere kant zijn er de buurtsportcoaches. Ik geloof dat we daarmee op de goede weg zijn om sterkere verenigingen te krijgen. Ik ga nog even zoeken naar de concrete acties die in gang zijn gezet sinds het amendement van Heerema van vorig jaar en waar het bedrag van driekwart miljoen aan is uitgegeven. In de loop van mijn bijdrage kom ik daar graag op terug.

De voorzitter:

Er is een vraag van mevrouw Westerveld, waarschijnlijk nog over het vorige punt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat klopt, voorzitter. Ik ben heel blij met de toezegging van de Minister dat hij de Sportraad laat kijken naar investeringen in evenementen als de Special Olympics. De Sportraad heeft daar ook al een en ander over gezegd. Ze weten er dus van af en ze zeggen ook dat het veld behoefte heeft aan meer investeringen in dat soort evenementen. Ik heb de Minister ook gevraagd om ervoor te zorgen dat de positie van bonden en organisaties van mensen met een fysieke of verstandelijke handicap verder meegenomen wordt in het beleid, onder andere bij het nog te sluiten sportakkoord. Ik weet niet of de Minister daar later op in wil gaan, maar volgens mij viel deze vraag onder dit kopje.

Minister Bruins:

Misschien ga ik daar later nog wel op in, maar ik vind het nu al een goed idee om te kijken naar die sportorganisaties. Ik kom daar straks, denk ik, nog wel even op terug.

De voorzitter:

Het sportakkoord is inderdaad het volgende blokje, dus met het tweede deel van de interruptie wachten we even tot de Minister daaraan toe is.

Minister Bruins:

Maar dank voor uw vraag, want daardoor kon ik even opzoeken hoe ik invulling geef aan het amendement-Heerema. Daarin zitten een aantal onderwerpen: het versterken van bestuurders van sportclubs op lokaal niveau, het vergroten van de kwaliteit van trainers, coaches en instructeurs, het verhogen van het kader van kwaliteit én kwantiteit van de arbitrage en het vergroten van de kwaliteit van opleidingen, bijscholing en nascholing van opleiders. Die activiteiten zullen medio 2018 zijn afgerond, lees ik hier. Dan kan ik daarover rapporteren in de Kamer. Ik kan het onderwerp ook opnemen in het sportakkoord.

Ik kom op de vraag van de heer Van Nispen hoe ik sta tegenover het idee om een shared service organisatie voor kleinere sportbonden op te richten en te ondersteunen. Ik hoop dat ik de vraag van de heer Van Nispen goed heb weergegeven. Ik vind dat een prima idee. Ik sta daar positief tegenover. Ik zal met die kleinere bonden een vorm van gesprek organiseren en vragen of zij dat ook een goed idee vinden. Het gaat geloof ik over een kleine 40 organisaties. Het uiteindelijke doel van zo'n shared service organisatie moet zijn dat die ten gunste komt van de sporter, de vrijwilliger of de coach. Als dat het ijkpunt zal zijn, lijkt het mij een prima idee om dat te doen.

Een andere vraag van de heer Van Nispen is waarom we geen zitnorm hebben, waar scholen en werkgevers zich aan kunnen aanpassen. We hebben geen zitnorm; we hebben een beweegnorm. Die beweegnorm is onlangs nog herijkt. Bewegen is goed voor volwassenen en voor kinderen. Voor kinderen geldt een wat hogere beweegnorm dan voor volwassenen, maar het is voor ons allemaal goed. Naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad over de nieuwe beweegnorm is er morgen een gesprek met het Kenniscentrum Sport, om te kijken hoe we de nieuwe beweegrichtlijn beter onder de aandacht kunnen krijgen. Dat lijkt mij een goed initiatief, dus ik zou liever willen inzetten op de beweegnorm en niet op de zitnorm, hoewel het een natuurlijk een relatie heeft met het ander.

De heer Van Nispen (SP):

Heel kort. Bewegen is goed; meer bewegen is beter. Maar al ga ik vanavond een uur lang hardlopen, daarmee heb ik de negatieve effecten van urenlang achter elkaar zitten nog niet tenietgedaan. Heel langdurig zitten is ongezond. Dus met alleen een beweegnorm hebben we volgens mij onvoldoende. Dat is het enige wat ik vraag. Ik verzoek de Minister om wel degelijk na te blijven denken over zoiets als een zitnorm en daarbij de wetenschappelijke onderzoeken op dit gebied te betrekken. Ik snap dat de Minister zegt dat het gaat om bewegen. Ja, maar lang achter elkaar zitten blijft toch heel ongezond.

Minister Bruins:

Dat ben ik helemaal met u eens. Ik zou de lol in sport en in bewegen willen voordraaien, maar niet helemaal vanuit een soort nulbenadering. We weten namelijk dat te lang zitten of zittend vergaderen niet goed is. Als u dat bedoelt: er zit dus wel een negatieve connotatie in het geheel. En ik wil er eigenlijk die positieve connotatie, die lol in bewegen, uit pakken. Ik wil dat iedereen op zijn stappentellertje kijkt hoeveel stappies hij heeft gezet en zich afvraagt hoe hij beter kan bewegen. Ik geloof dat dat werkt, maar over de achterliggende gedachte verschil ik niet van mening met u.

Dan de vraag van de VVD-fractie over voldoende bewegingsonderwijs voor kinderen: kunnen we daar de buurtsportcoaches bij betrekken? Zeker, ik geloof dat we daar de buurtsportcoaches bij kunnen betrekken. Op 46% van de basisscholen is een buurtsportcoach actief en dat percentage neemt toe. Bij ruim de helft van die basisscholen is de buurtsportcoach ook betrokken bij het bewegingsonderwijs. Het nut van de buurtsportcoach is misschien wat moeilijk meetbaar, maar het is wel effectief. Scholen en gemeenten tonen zich enthousiast over de inzet van buurtsportcoaches.

Mevrouw Diertens (D66):

Als u inderdaad de scholen en de buurtsportcoaches daarbij betrekt, dan zou ik het fijn vinden als u daar onderzoek naar doet en daarbij de verschillen betrekt tussen de secundaire arbeidsvoorwaarden van buurtsportcoaches die ook voor scholen werken, en de leraren lichamelijke opvoeding. Daar zit volgens mij ook nog een probleem. Het gaat te ver om daar nu verder op in te gaan, maar het zou wel fijn zijn als dat onderzocht kan worden.

Minister Bruins:

De Minister vindt dat wel een goed idee. Ik weet niet zeker of er onderzoek naar gedaan wordt, maar ik snap uw punt. Ik zal eens kijken hoe ik op uw vraag op een logisch moment met een logisch antwoord kan komen.

Mevrouw Diertens (D66):

Het gaat met name over de arbeidsvoorwaarden.

Minister Bruins:

Ja, ik hoor u goed: het gaat over de arbeidsvoorwaarden. Ik was nu nog even aan het uitleunen op het plezier dat we hebben van de 4.500 buurtsportcoaches. Ik probeer daar enig enthousiasme voor te kweken en vast te houden, al is dat bij u niet meer nodig volgens mij. Maar ik zie dat punt van de arbeidsvoorwaarden.

De heer Van Nispen stelde twee vragen. De ene ging over het bewegingsonderwijs en de andere over zwemvaardigheidsonderwijs. Ik geloof dat de heer Van Nispen mij oproept boven de ministeries uit te stijgen of het te coördineren, maar dit is toch echt een onderwerp dat hij bij Onderwijs moet bespreken. U kunt ervan op aan dat ik reclame maak voor sport, bewegen, zwemmen, lopen, hardlopen en allerlei andere sporten. Dat doe ik overal, dus ook bij mijn collega's van andere departementen. Ik zoek het ook dichter bij huis. Ik denk dat het thema sport en bewegen ook terugkomt in het preventieakkoord dat mijn collega Blokhuis in voorbereiding heeft. Die enthousiaste warmte voor het onderwerp mag u van mij verwachten, maar ik wil wel de kiel onder het schip laten en beide onderwerpen bij Onderwijs in bespreking laten. Dat is waar het hoort.

De heer Van Nispen (SP):

Ergens begrijp ik dat wel, maar het is tegelijkertijd een beetje teleurstellend. De afgelopen jaren zagen we dat de Minister van Sport voor matchfixing verwees naar Justitie en Veiligheid. Voor de btw-vrijstelling moesten we bij Financiën zijn. Voor basale zaken als schoolzwemmen en bewegingsonderwijs – jong geleerd is oud gedaan – moesten we bij Onderwijs zijn. Nou hoop ik niet dat deze Minister in de komende periode hetzelfde gaat doen. Want als we een ambassadeur voor de sport nodig hebben, dan is het wel nu. We hebben nu iemand nodig die de maatschappelijke kracht van sport op alle punten en beleidsterreinen gaat benadrukken. Ik had juist met zoiets als een sportakkoord gehoopt dat deze Minister zou zeggen: ja, ik ga inderdaad die bindende afspraken maken, ook met andere ministeries, om het belang van sport ook op hun beleidsterrein te gaan benadrukken.

Minister Bruins:

In dat laatste zinnetje zit nu net het verschil. De enthousiaste ambassadeur mag u van mij verwachten en die zal ik ook met verve spelen; dat beloof ik u. Maar het maken van bindende afspraken met collega's gebeurt eerder door u dan door mij. Daarvoor moet ik u echt doorverwijzen. Die moet u met de Minister van Onderwijs maken.

De voorzitter:

Afrondend, meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

De initiatieven vanuit de Kamer, juist op het gebied van zwem- en bewegingsonderwijs, kan de Minister zeker verwachten van de SP, hopelijk met steun van mijn collega's. Het komt er wel op aan hoe het enthousiasme van deze Minister aanslaat bij de andere ministeries. Ik noem bijvoorbeeld criminaliteitsbestrijding en preventieprojecten, waarbij jongeren op het rechte pad blijven door sport. Je kunt alle beleidsterreinen af gaan en altijd liggen er grote voordelen voor de sport. Daar gaan wij de Minister kritisch op volgen. Ik wil niet alleen maar binnen de koker van de sportbegroting blijven denken, want dan komen we niet heel veel verder de komende jaren.

Minister Bruins:

Of we draaien het om: binnen de sportkoker kunnen we ook al een hele hoop bereiken. En dat gaan we hier de komende jaren met elkaar stevig wisselen. Al uw aansporingen om sport en bewegen te versterken zijn niet aan dovemansoren gezegd, want ik zal ze natuurlijk altijd graag delen met de collega's. Maar we moeten wel eventjes de kerk in het midden houden: ieder zijn eigen portefeuille. Anders heb ik andere nare gesprekken, en dat wil ik niet.

Voorzitter. Dit waren mijn vragen over het thema breedtesport. Met uw welnemen zou ik willen overstappen naar het volgende thema en dat is topsport.

Zowel D66 als de SP heeft gevraagd naar het bestedingsplan voor de topsporters. Waarvoor worden de extra middelen voor topsport de komende jaren gebruikt? Daar moet ik nog effentjes naar zoeken. De planning kan ik al wel aangeven: ik was eigenlijk van plan om te proberen dat plan voor de krokusvakantie aan de Kamer voor te leggen. Dat is dus uiterlijk in februari 2018. Er zijn al ideeën. NOC*NSF is daar al flink mee aan het werk. Er zijn natuurlijk ook allerlei sporten die zich voor deze extra middelen aandienen. In trefwoorden gesproken heb ik slechts twee stippen op de horizon gezet. De ene is meer medailles in meer sporten en de andere is meer talentontwikkeling. Dat zijn de twee routes die ik graag zou willen aflopen bij dat bestedingsplan. Nogmaals, voor de krokusvakantie wil ik hierop bij de Kamer terugkomen.

De voorzitter:

Een vraag van mevrouw Bruins Slot.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik heb een korte vraag. De richting die de Minister aangeeft, lijkt mij prima. Kijkt de Minister bij talentontwikkeling ook naar kleinere sportbonden? Zij hebben immers vaak problemen met het goed op poten krijgen hiervan.

Minister Bruins:

Zeker, dan kijk ik ook naar kleine sportbonden. De vraag is natuurlijk: welke kleine sportbonden en hoe ver ga je dan? Die kwestie van maatvoering komt hier terug. Het gaat inderdaad niet alleen maar over de grote sporten.

De voorzitter:

Er is een vraag van mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik mis nog een antwoord op mijn vraag over de paralympische sporters en de CTO's waar zij kunnen trainen.

Minister Bruins:

Ja, dat was simpelweg mijn volgende antwoord. Het betreft de vraag naar de capaciteitsproblemen voor gehandicapte sporters. Mevrouw Diertens wees erop dat het instituut Papendal nationaal bekend is en vroeg hoe je de capaciteit, huiselijk gezegd, kunt opschroeven. Volgens mijn informatie heeft NOC*NSF een plan in voorbereiding waarbij men naast het Centrum voor Topsport en Onderwijs Papendal een aantal andere CTO's, Centra voor Topsport en Onderwijs, wil helpen ontwikkelen om deze capaciteit te vergroten. Dat plan wil ik graag binnenkort met u delen. Het gaat in ieder geval over andere locaties dan Papendal. Er wordt gedacht aan Heerenveen, Eindhoven en Amsterdam. Daar komen we dus nader over te spreken.

U heeft het verder nog gehad over talentenontwikkeling voor Caribisch Nederland. In antwoord daarop wil ik zeggen dat Caribisch Nederland een eigen sportinfrastructuur heeft en een eigen verantwoordelijkheid voor zijn sportbeleid. Indien mogelijk, deelt NOC*NSF al actief kennis over topsport en talentontwikkeling. Als topsporters uit Caribisch Nederland uitkomen voor Nederland en in Nederland komen trainen, dan kunnen zij natuurlijk gebruikmaken van dezelfde faciliteiten en dezelfde ondersteuning als alle andere topsporters.

Voorzitter. Als ik het goed heb, heeft zowel de SP als GroenLinks gevraagd of gehandicapte sporters voldoende en op een gelijke wijze worden ondersteund. Ik heb dat in de lunchpauze effentjes gecheckt. Als je kans maakt op een olympische of een paralympische medaille, dan krijg je dezelfde ondersteuning. Dus die basisregel zit in ons beleid en ik denk dat het ook goed is om dat te benadrukken. Of je nu olympisch of paralympisch sporter bent, als je medaillekansen hebt, dient er in beide gevallen sprake te zijn van gelijke soorten ondersteuning.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank aan de Minister voor zijn antwoord. Het klopt inderdaad wat hij zegt, maar het gaat hier natuurlijk ook deels om de vraag wat er gebeurt als iemand geen paralympische of olympische status heeft, want daar zit onder andere het verschil. Bijvoorbeeld de rolstoelhockeyers waar ik het in mijn bijdrage even over had, konden eerst niet naar het Europees kampioenschap terwijl ze nota bene wereldkampioen waren geworden. Zij hebben inderdaad geen olympische status maar mijn voorbeeld ging er juist over dat het bij het sporten door mensen die geen beperking hebben, ondenkbaar zou zijn dat we een nationaal team niet naar een Europees of naar een wereldkampioenschap zouden sturen. Dus daar zit al het onderscheid, in de zin dat het voor sporters met een beperking veel moeilijker is om die status te krijgen.

Minister Bruins:

In ieder geval dat het lastiger is om die ondersteuning allemaal goed geregeld te krijgen. Ik dacht dat ik gelezen had dat we daar in sommige gevallen in de afgelopen jaren goede maatwerkoplossingen voor hebben gevonden, maar u houdt een beter antwoord van mij te goed.

De voorzitter:

Misschien in de tweede termijn.

Minister Bruins:

Dat lijkt mij een prima idee, voorzitter. Dan kom ik er daar even op terug.

De heer Heerema heeft gevraagd naar het effect van het besluit om de middelen via NOC*NSF te verdelen en wat de inzet is van de extra ter beschikking gestelde middelen. Hij heeft daarbij gezegd dat hij daarover nu niet direct een antwoord behoeft te hebben, maar dat hij wel wil weten wat het effect van de inzet van die middelen is.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Om het wat beter te specificeren: de vraag die ik heb gesteld heeft niet betrekking op de extra middelen die we gaan besteden of hebben besteed, maar op het besluit van, naar ik meen, zo'n vijftien jaar geleden om de middelen vanuit het Ministerie van VWS direct over te hevelen naar NOC*NSF en daar de besteding te laten plaatsvinden. Dat is een verschil ten aanzien van hoe je omgaat met middelenbesteding. Ik zou willen weten wat het effect is geweest van die overheveling.

Minister Bruins:

Oké, dat lijkt mij een interessante vraag. Ik maak uw vraag de mijne en ik ga op zoek naar een antwoord. Ik bericht u schriftelijk daarover.

Mevrouw Bruins Slot van de CDA-fractie heeft gevraagd of ik bereid ben om het gesprek aan te gaan met de KNVB inzake de gelijke behandeling van damesvoetballers ten opzichte van herenvoetballers. Zij weet heel goed dat het hier de verantwoordelijkheid betreft van de KNVB, maar het lijkt mij prachtig om dat gesprek aan te gaan met de bond. Dus dat doe ik graag. Daar is weinig voor nodig.

Verder heeft mevrouw Bruins Slot een vraag gesteld over de Maxmania: kan de formule 1 weer terug naar Nederland? De stand van zaken op dit moment is als volgt. Er is een haalbaarheidsstudie gedaan door Circuit Zandvoort en de gemeente Zandvoort. De conclusie van die studie is dat er nog onzekerheden zijn en dat deze twee initiatiefnemers daarover in gesprek gaan met de internationale autofederatie en met de Formula One Group. Dat eerst. Pas als daar de uitkomsten van bekend zijn en er dan aanleiding is om de Sportraad om een advies te vragen, dan lijkt mij dát ook het goede moment.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik kom nog even terug op het vrouwenvoetbal. Het is in ieder geval goed dat de Minister het gesprek aangaat met de KNVB. Ik begrijp natuurlijk wat de verantwoordelijkheden zijn die er overal liggen, maar de andere kant is ook dat we zien dat er een sterk groeiende groep damesvoetballers is en dat onze OranjeLeeuwinnen fantastisch presteren maar het ondertussen wel een tak is die onder het amateurvoetbal valt. Zeker ook in het kader van het veilig sportklimaat is er de afgelopen jaren natuurlijk een enorme inzet geweest, waarbij niet alleen is ingezet op het mannenvoetbal maar ook op het vrouwenvoetbal als het gaat om veilig en goed sporten en om het hebben van goede voorbeelden daarin. Ik ben blij dat de Minister met de KNVB gaat praten, maar ik wil ook graag weten hoe hij zelf tegen het vrouwenvoetbal aankijkt.

Minister Bruins:

Ik vind het eigenlijk veel leuker om op zondagmiddag naar herenvoetbal te kijken, maar dat is mijn persoonlijke mening. Maar dat is niet wat u vraagt. U vraagt of ik de gelijkwaardigheid van dames- en herenvoetbal belangrijk vind. Natuurlijk vind ik dat belangrijk. Daarom ben ik ook graag bereid om dat gesprek te voeren. Tegelijkertijd weten we dat dit een verantwoordelijkheid is van de KNVB zelf. We moeten het dus wel in dat licht bezien. Ik denk dat de opmerkingen die u maakt, heel terecht zijn. Ook de KNVB heeft gezien dat we nu niet honderdduizend voetballende meisjes en vrouwen in het land hebben, maar 150.000. Ik stel me voor, dat dit aan die kant dus ook moet leiden tot enige nadere gedachten.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik zie ook dat daar ontwikkelingen zijn en dat men ook verder kijkt naar de toekomst. Dat is goed.

Dan heb ik nog een korte vraag over de formule 1. Ik hoor de Minister zeggen dat we echt die gesprekken met de organisatie moeten afwachten. Zegt de Minister daarmee: als er meer duidelijkheid is over de vraag of Nederland überhaupt een kandidaat zou kunnen zijn, dan is er voor mij aanleiding om dat aan de Sportraad te vragen? Moet ik het zo begrijpen? Ik vraag dit ook nog even expliciet, omdat er twee instanties zijn die een advies aan de Sportraad kunnen vragen. Dat is de Minister en dat is de Kamer. Ik wil dus ook graag weten wat de inhoudelijke overweging van de Minister is om nog even te wachten.

Minister Bruins:

De gedachte is natuurlijk dat ik positief sta ten opzichte van het streven om de formule 1 naar Nederland te halen, maar er is nog wel een partijtje beren op de weg. Maar alles heeft een volgorde. Als de FIA zegt dat het in de kalender past en er ook allerlei andere bezwaren wegvallen, dan vind ik dat het moment om met de Sportraad te spreken. Maar ja, dan doe je dat natuurlijk vanuit de gedachte om te kijken waar de kansen liggen, en niet wat de onmogelijkheden zijn.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn vraag gaat ook over de gelijkheid in de sport. Ik heb daar in mijn bijdrage ook aandacht voor gevraagd. Als we het over het vrouwenvoetbal hebben, gaat het natuurlijk over de vraag of zij bij het professionele voetbal of bij de amateurtak horen. Maar het gaat ook over gelijke beloningen. Ik weet dat dit een zaak is van de KNVB. Er is trouwens een mooi voorbeeld in Noorwegen, waar de Noorse mannen hebben gezegd: wij doen een donatie, zodat die beloningen van de vrouwen wat omhoog kunnen en die van ons iets lager worden. Ik begrijp dat de Minister daar niet over gaat, maar ik vind dat wel een heel mooi voorbeeld. Mijn vraag heeft betrekking op de gelijke beloning van mannen en vrouwen, niet alleen in het voetbal maar ook in andere takken van sport. Ziet de Minister daar ook zijn rol in en zou hij daar eens met de verschillende sportbonden over willen praten? Die ongelijke beloningen zien we immers overal.

Minister Bruins:

Het benadrukken van de gelijkheid in de sport, dat doe ik graag. U en ik weten dat er verschillende beloningen zijn, mede omdat er een verschil in media-inkomsten is, om maar even een dwarsstraat te noemen. Ik denk niet dat het aanzwengelen nodig is, maar ik ben graag bereid tot het nader voeren van zo'n gesprek en daar mijn bijdrage aan te leveren. Als dan maar niet meteen de wedervraag is dat wij als overheid overal extra geld in moeten steken. Voor iedereen is sporten belangrijk, voor jongens en voor meisjes, voor mannen en voor vrouwen. Die gelijkheid mag echt wel worden uitgestraald. U kunt ervan op aan dat dat ook vanaf deze kant zal gebeuren.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik zeg inderdaad niet dat de overheid moet bijspringen, maar ik wil even ingaan op de reactie van de Minister dat het onder andere ook te maken heeft met media-inkomsten. Dat is natuurlijk wel zo, maar het is ook een beetje een kip-eiverhaal. We zagen dat heel goed bij de Nederlandse vrouwen, die met veel minder middelen dan de Nederlandse mannen echt hun eigen positie hebben moeten bevechten. Dat zou misschien ook wel iets anders mogen. Ik heb het over vrouwen, maar ik had het net ook al over mensen met een handicap. We zouden bepaalde groepen nog iets meer een steuntje in de rug kunnen geven. Zo heffen we vanzelf die ongelijkheid op.

Minister Bruins:

Vanzelf zal er niet zo heel veel gebeuren. Het was ook een argument dat ik niet had bedacht, maar dat uit de hoek van de KNVB kwam. Die heeft dat ooit aan ons verteld. U en ik denken daar niet verschillend over. Sport is voor ons allen belangrijk, man en vrouw. Met inachtneming van de verantwoordelijkheid van de bonden ben ik graag bereid om dat gesprek te vervolgen en ervoor te zorgen dat die aandacht blijvend is.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik worstel even met het antwoord van de Minister op de formule 1-vraag van mijn collega Bruins Slot. Vorig jaar hebben wij hier in de Kamer al gevraagd wanneer de Sportraad in actie zou moeten komen. Volgens mij hebben wij daarin een aantal stappen gezet. De Sportraad hebben wij een paar weken geleden gesproken; die heeft geklaagd in 2017 geen enkele adviesvraag vanuit het ministerie te hebben gekregen. Wat daarvan waar is weet ik niet, maar dat was de klacht die ze hier neer hebben gelegd. De Formula One Group heeft aangegeven dat ze Nederland een interessant land vindt, met name natuurlijk omdat Max het zo goed doet. Dus ik probeer even te zoeken zodat we niet in een kip-eidiscussie terechtkomen maar wel de volgordelijkheid goed houden. Wat is erop tegen om de Sportraad nu al in stelling te brengen? Ik probeer dat even te zien.

Minister Bruins:

Stel je voor dat de Formula One Group zegt: je komt niet op de kalender van de Grand Prix terecht. Dan heeft het ook niet zo heel veel zin om een advies te vragen. Dus eerst maar eens eventjes die andere partijen en dan wij. Dat leek mij de logische volgorde.

De voorzitter:

Afrondend, de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Als ik teruggrijp op die kip-eidiscussie, zou het dan niet heel erg helpen als de Sportraad met een positief advies komt dat wij kunnen gebruiken richting de mogelijke medeorganisatoren van zo'n race?

Minister Bruins:

Ik was dat eigenlijk niet van plan, want voordat wij het weten hangen we ook hier weer aan een grote rekening. Dus het zou mijn voorkeur hebben dat we dit eerst eventjes daar laten waarvan de gemeente en het Circuit Zandvoort samen vinden dat daar eerst de aandacht naar moet uitgaan en dan de Sportraad.

Ik wist niet dat de Sportraad nog geen adviesaanvragen had gekregen in 2017. Ik zal dat nagaan en ik zal bevorderen dat adviesaanvragen die richting uit gaan.

Ik hoop dat ik hiermee de vragen over het thema topsport naar genoegen heb beantwoord.

Dan het sportakkoord. In het regeerakkoord is dat genoemd als een instrument om met gezamenlijke partijen de lijnen voor de komende jaren uit te zetten voor de sportsector. Ik weet nog niet helemaal precies welke hoofdstukjes in dat sportakkoord moeten komen. Ik weet ook nog niet precies wie ik allemaal als partij zie bij het sportakkoord. Het leek me ook niet juist om dat al helemaal dicht te timmeren na drie weken ministerschap. Ik wil goed luisteren, ook naar uw ideeën vandaag. Ik denk in ieder geval als logische partijen aan gemeenten, sportbonden en NOC*NSF. Wij moeten eens even kijken wat er dan nog bijkomt. Mevrouw Bruins Slot had het in haar bijdrage over de sportvisserij. Daarbij komen uiteindelijk waterschappen in beeld en dan is de vraag of je waterschappen als partij bij het sportakkoord moet uitnodigen. Wellicht, dat sluit ik niet uit. Dus ik ben een beetje aan het zoeken met welke partijen we dat moeten doen, zonder dat we enorme Poolse landdagen gaan organiseren.

Aan de andere kant zijn er een paar thema's waarvan ik dacht dat zij een plekje zouden moeten krijgen in het sportakkoord. Ook dat is dus niet uitputtend. Ten eerste is dat dat sport voor iedereen betaalbaar moet zijn, dat verenigingen financieel gezond zijn, ten tweede dat we enthousiast zijn en blijven over de inzet als bestuurder, coach of vrijwilliger in de sport en ten derde dat sport en bewegen toegankelijk moeten zijn voor mensen met een beperking.

In ieder geval moeten die drie thema's aan bod komen en moeten we kijken hoe we dat formuleren. Wat kunnen we nog meer doen aan sportevenementen, niet alleen topsportevenementen maar ook breedtesportevenementen, en hoe kun je sporttalenten op weg helpen in de richting van topsport? De verbinding van breedtesport naar topsport zou daarin denk ik ook een plekje moeten krijgen. Maar dit zijn slechts ruwe ideeën.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik verzoek de Minister met klem om na te denken over bijvoorbeeld de overkoepelende organisaties van de fitnesscentra. Zij doen ook in het maatschappelijk veld, in achterstandswijken, heel mooie dingen en zij worden nu vaak buitengesloten. Terwijl we hier toch te maken hebben met meer dan 50% ongeorganiseerde sporters die zelf hun trainingsfaciliteiten regelen door zich aan te sluiten bij fitnessscholen, door deel te nemen aan bootcamps in het park of door via allerlei innovatieve middelen in hun leefomgeving te sporten. Gelet op de duurzaamheid en het meepraten over de leefomgeving, lijkt het mij ook daarin goed om dergelijke organisaties aan tafel uit te nodigen.

Minister Bruins:

Dat lijkt mij een goed idee, want je wilt natuurlijk heel graag sporters in sportverenigingen vertegenwoordigd hebben in het sportakkoord, maar er zijn natuurlijk ook een heleboel sporters die niet in verenigingsverband sporten. Ik noem de sportvissers, de fitnessers, de wandelaars. Allerlei groepen komen bij me op. Ik nodig u uit om partijen en belangen te noemen waarvan u zegt dat die eigenlijk een plekje moeten hebben in het sportakkoord. Nogmaals, ik moet even kijken naar vorm en schaal van zo'n sportakkoord en ik moet het aantal partijen natuurlijk ergens begrenzen, maar ik dank u voor de suggestie. Het lijkt mij een prima idee.

Het was de heer Van Nispen die zei: kun je bij zo'n sportakkoord ook andere ministeries betrekken om zo in het akkoord bindende afspraken te maken? Dat wil ik best overwegen. Ik kijk u even aan, want ik ga niet het hele themaveld van het onderwijs via het sportakkoord regelen. Voor de sportvissers van mevrouw Bruins Slot, als ik ze zo mag noemen, moeten we kijken naar het Nederlandse oppervlaktewater. Als ik daar een collega-bewindspersoon voor nodig heb, dan lijkt het me prima om dat «in te tanken» bij het sportakkoord. Als ik de vraag op die manier mag beantwoorden, dan voel ik daar wel voor.

Mevrouw Bruins Slot vroeg of de buitensporter een actief onderdeel is van het sportakkoord. Die vraag heb ik daarmee eigenlijk bevestigend beantwoord.

Mevrouw Diertens vroeg naar de kansen voor koppeling van de klimaatdoelstelling aan het sportakkoord. Ja, sport geeft energie, en waarom dan niet ook in kilowattuur? Eind september werd bekend dat er op daken van boerenbedrijven zonnepanelen gelegd zouden worden ter grootte van 100 voetbalvelden. Dat is genoeg om een dorp van 33.000 inwoners van energie te voorzien. Nou hebben we in Nederland 2.900 kunstgrasvelden, die de zon niet nodig hebben om te groeien. Laten we eens kijken wat we met die potentie op de een of andere manier kunnen doen. Dat geldt ook voor de vele platte daken van sporthallen. Ik daag het bedrijfsleven en de gemeenten uit om met mij mee te denken op dit punt. In het komend jaar zullen we geld beschikbaar stellen om een aantal haalbaarheidsstudies te verrichten. Er is concreet budget voor beschikbaar. Met mijn collega van BZK ben ik inmiddels in gesprek over de rol die sport kan spelen in het bestuursakkoord dat zij kan afsluiten.

Mevrouw Diertens (D66):

Misschien is het ook mogelijk om te kijken hoever de ontwikkelingen bij grote sportevenementen zijn om daar duurzame accommodaties voor in te richten die vervolgens weer afgebroken en ergens anders opnieuw gebruikt kunnen worden. Dan hebben we het helemaal rond.

Minister Bruins:

Daar kijk ik graag naar. Volgens mij wordt dit al vaker gedaan: niet één keer gebruiken en dan weggooien, maar spullen herbenutten. Ik ben graag bereid om dit te bekijken.

Mevrouw Bruins Slot vroeg naar de overgangsregeling Bridport: het verruimen van de btw-vrijstelling voor de sport. Ik ben in overleg met het Ministerie van BZK en het Ministerie van Financiën over het uitwerken van de startnota en de daaruit voortvloeiende wetsaanpassingen, dus ik kom op dit punt terug. Wat die overgangsregeling betreft hebben we nog heel eventjes tijd, want dit speelt vanaf 2019. Zoals gezegd kom ik er graag op terug.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Wanneer verwacht de Minister erop terug te komen, ook in een brief naar de Tweede Kamer? Gebeurt dat voor de zomer van het komende jaar? Dan kunnen we er nog op tijd over spreken.

Minister Bruins:

Ja, want ik wil er graag met u over spreken, omdat ik denk dat u het met mij eens bent over die overgangsregeling. We zorgen dat het voor de zomer hier is.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ook op dit punt. Ik had gevraagd of de Minister kan aangeven hoe hij het overleg met de gemeenten ziet, om te zorgen dat de middelen goed terechtkomen. Maakt hij dat ook duidelijk in de brief die voor de zomervakantie komt?

Minister Bruins:

Ja, ik denk dat ik het het handigste vind om dat ook schriftelijk bij u terug te laten komen. Ik hoor net van mijn ambtenaren dat dat gesprek al loopt, dus «voor de zomer» begint al in januari. Misschien hoeft het niet zo lang te duren.

De heer Van Nispen heeft gevraagd of sport ook onderdeel wordt van het preventieakkoord. Over de samenhang van die twee thema's hebben we al eerder gesproken. Of obesitas nu een thema is dat wordt aangepakt via het preventieakkoord of via het sportakkoord, daar gaan mijn collega Blokhuis en ik niet lang over vechten. Ik denk dat in beide akkoorden zo'n thema aan bod moet komen of dat, omgekeerd, bewegen in beide akkoorden aan bod moet komen.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik wil u met klem vragen of u, gezien de ontzettende toename van burn-outs en allerlei mentale aandoeningen, ook aandacht daarvoor wilt opnemen in het sport- en in het preventieakkoord. Dat is nog wel een onderbelicht feit. De fysieke kant is redelijk, maar kan nog beter. Maar de inzet op preventie bij mentale klachten is wel een heel groot thema.

Minister Bruins:

Ik vind dat eerlijk gezegd meer een thema voor het preventieakkoord dan voor het zorgakkoord, sorry, het sportakkoord. Ik moet daar even goed over nadenken, maar het gaat zeker niet tussen wal en schip vallen tussen beide akkoorden in. Dat zou niet goed zijn, maar ik moet even kijken of dit niet toch meer iets is voor zorg en preventie dan voor sport.

De voorzitter:

Afrondend mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

Het is bewezen dat hardlopen heel goed is tegen depressies.

Minister Bruins:

Zeker weten. Ik ben even een beetje voorzichtig op dit punt, omdat ik niet alles wil dubbelen in beide akkoorden, maar ik zie uw punt. Ik moet even nadenken hoe ik een goed antwoord kan geven op uw vraag.

Dan zijn er nog twee vragen op het thema topsport, sorry, op het thema sportakkoord. De ene gaat over de rookvrije jeugd en de rookvrije sportaccommodatie. Kunnen we die meenemen in het sportakkoord? Dat lijkt mij een prima idee. Hoe concreet dat kan worden, weet ik niet, maar niet langs de lijn roken lijkt mij een prima thema om daarin op te pakken. Dus niet dat ze zich aan de ene kant van de lijn twee keer 35 minuten het schompes lopen rennen, zoals de kleine Bruins doet, en dan langs de lijn ouders met een sigaret tussen de lippen zien staan; dat is een slechte combinatie. Niet alleen vanwege junior Bruins, maar vanwege heel Nederland komt daar aandacht voor, zeg ik u toe.

Hartstikke leuk idee van mevrouw Diertens: ziet de Minister kans om bij de herziening van de canon van Nederland een sportvenster te realiseren met aandacht voor Johan Cruijff? Ik vind dat een hartstikke mooie suggestie. Ik ga eens eventjes bij de opstellers van de canon na wat daartoe de mogelijkheden zijn, maar u begrijpt het al: mijn zegen hebt u, heeft hij. Dat moet ik even nagaan.

Als het goed is heb ik daarmee de vragen over het sportakkoord behandeld en kom ik toe aan het blokje integriteit in de sport.

De voorzitter:

Ik zag nog mevrouw Bruins Slot. Gaat uw gang.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Heel korte vraag. Daaruit maak ik dus ook op dat de Minister echt in de kopgroep van het sportakkoord gaat zitten en zelf de coördinatie oppakt.

Minister Bruins:

Ja, het is goed dat u die vraag stelt. Ik zit nog een beetje te denken of ik voor de voorbereiding van zo'n sportakkoord een taskforce aan het werk zal zetten, maar niet met de gedachte dat die taskforce altijd buiten mij om vergadert. Want ook de heer Heerema heeft ernaar gevraagd: ik wil eigenlijk echt zelf, niet als Bruno, maar wel als Minister, het beeld zijn van zo'n sportakkoord.

De voorzitter:

Mevrouw Bruins Slot heeft geen afrondende vraag, maar ik zie dat de heer Heerema wel nog een vraag heeft.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb in mijn bijdrage misschien te vaak gezegd dat ik nu het antwoord niet hoef te hebben, maar dat het wel terugkomt in het sportakkoord. Ik wil wel de bevestiging dat radicale ideeën meegenomen moeten kunnen worden in het sportakkoord om de sport in Nederland beter te maken. Wie doet wat met betrekking tot het sportakkoord? Welke organisatie is goed ergens in en moet dat dan ook blijven doen? Een zero-basedbegroting kan best een idee zijn om zoiets op te bouwen. Ik krijg graag de bevestiging dat daar in ieder geval naar gekeken wordt en dat dit eventueel meegenomen wordt in de uitwerking van het sportakkoord.

Minister Bruins:

Dan ben ik daar te snel overheen gegaan. Het is ook een beetje zoeken. Welke rol heeft elke deelnemer die straks zijn handtekening onder het sportakkoord zet? Wat is zijn aandeel in het geheel? Ook van belang is wat ons aandeel, het aandeel van het ministerie en de Minister is. De vraag wie wat doet spreekt mij heel erg aan. Als ik een zero-basedbegroting zo mag opvatten dat u wilt weten wat de samenleving er aan geld insteekt en wat het oplevert, lijkt mij dat een goede benadering. Wij proberen toe te werken naar een zo meetbaar en merkbaar mogelijk resultaat.

De voorzitter:

Afrondend, meneer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dat is inderdaad één deel van de zero-basedbegroting. Het tweede deel kan betrekking hebben op de vragen wat het ministerie wil doen op het gebied van sport, hoeveel dat kost en of wij dat ervoor overhebben. Dat is een andere benadering dan bij bestaande posten er links wat bij te doen en er rechts wat af te halen. Het is een andere systematiek om naar een begroting te kijken. Juist omdat de begrotingspost zo klein is, is dat een zeer interessante begroting om te kijken of dit kan.

Minister Bruins:

U heeft in mijn bijdrage gehoord dat een aantal programma's eind 2018 afloopt. Dat is een goed moment om te kijken welke bakens we moeten verzetten. Ik zie u knikken, dus dan denken wij daar niet verschillend over.

Ik check nogmaals of ik de vragen over het sportakkoord in eerste termijn voldoende heb beantwoord. Dat is het geval.

Dan kom ik bij het thema integriteit. Mevrouw Bruins Slot vroeg naar een steviger aanpak van doping, matchfixing en seksuele intimidatie. Hoe ga ik dat invullen? Over alle de drie thema's zullen wij de komende tijd spreken. De Kamer heeft eerder vragen over matchfixing gesteld die wij samen met het Ministerie van JenV moeten beantwoorden. De Kamer is al toegezegd dat zij een plan van aanpak voor de bestrijding van matchfixing krijgt. Ik ga dat na bij het Ministerie van JenV. Als ik het goed heb, dan heeft de Kamer de antwoorden in de eerste maand van 2018 binnen.

De voorzitter:

Januari?

Minister Bruins:

Ja, januari 2018.

Dan de aanpak van doping. Eerder is in de Kamer gediscussieerd over dopingtesten en het al dan niet prijsgeven van persoonsgegevens. Mevrouw Bruins Slot vroeg naar de wetswijziging. Daarvan is het verslag uitgekomen. Ik zal zorgen dat de antwoorden op de vragen nog dit jaar, dus voor de kerst, bij de Kamer zijn.

Ik kom op het punt van seksuele intimidatie, veiligheid en de #MeToo-discussie. De commissie-De Vries studeert op dit punt. Zij is voornemens om haar werkzaamheden eind van dit jaar af te ronden. Ik wil aan de hand van de aanbevelingen van de commissie-De Vries het debat met de Kamer voeren.

Ik dacht dat mevrouw Westerveld aanhaakte bij de #MeToo-discussie in den brede, dus niet alleen in de sportsector of welke afzonderlijke sector dan ook. Het kabinet werkt aan een brief van «het» kabinet aan «het» parlement. Daarin komt het thema «sport» ook aan bod, met die verwijzing naar de uitkomsten van de commissie-De Vries.

De voorzitter:

Een vraag van mevrouw Bruins Slot, daarna mevrouw Westerveld.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

De aanbevelingen van de commissie-De Vries komen dus eind dit jaar. De Minister geeft aan dat hij daarna met de Tweede Kamer in debat gaat. Er zijn natuurlijk een aantal schoten voor open doel gedaan, zoals ik al zei in mijn inbreng. Ik verwacht dat de commissie-De Vries aanbevelingen zal formuleren die op het terrein van de sport liggen maar ook op het terrein van de Minister. Mijn vraag is hoe de Minister van plan is om antwoord te geven op die aanbevelingen en hoe hij dat aanloopt.

Minister Bruins:

Als u zegt dat het zou kunnen zijn dat de aanbevelingen van De Vries breder zijn dan alleen sport, denk ik dat u van mij verwacht dat ik ze concretiseer naar het sportveld toe. Het is net alsof we nu in een heel beleidsmatige discussie zitten: rapport zus krijgt dan en dan een vertaling hierin. Maar over de kern van de zaak zijn we het natuurlijk allemaal eens: we willen dat er veilig gesport kan worden, in alle opzichten en voor iedereen. Dat is wat we willen, daar moeten we het goede instrumentarium bij zoeken, de goede maatregelen, de goede acties en de goede mindset van iedereen. Dat is volgens mij waar het ons aan gelegen is. Dus geeft u even de ruimte aan De Vries om zijn aanbevelingen op te stellen, dan ga ik daar een brief bij maken, kort of lang. Ik zal die concretiseren naar het sportveld toe.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Bruins Slot.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Daar lag precies mijn punt van aandacht. Zoals de Minister het treffend omschrijft, gaat het inderdaad erom dat we met z'n allen seksueel misbruik en intimidatie in de sport willen voorkomen. Het is dan ook belangrijk om met z'n allen te kijken bij wie welke taak ligt. Welke taak ligt bij de sport? Waar kan de overheid nog een rol in spelen? Het is mooi als dat geheel naar de Tweede Kamer toe kan komen. Ik kan mij indenken dat dat niet direct eind dit jaar is. De Minister zelf zal er waarschijnlijk ook nog goed naar moeten kijken. Wat is zijn verwachting over het daadwerkelijk verdergaan met de aanbevelingen van de commissie-De Vries? Wanneer kan hij de Tweede Kamer daarover informeren?

Minister Bruins:

Als De Vries eind dit jaar zijn werkzaamheden heeft afgerond, dan zou het toch ergens in de eerste maanden van 2018 – ik hoop niet dat ik nu iemand aan deze kant van de tafel boos maak – moeten kunnen. Eerste kwartaal 2018? Er is nog niemand boos geworden aan deze kant, zie ik. Volgende keer probeer ik ’m nog een beetje strenger neer te zetten. Laten we dat doen; ik zorg ervoor in het eerste kwartaal. Dat zal niet de laatste keer zijn, want het programma Naar een veiliger sportklimaat loopt tot en met 2018. Dus zonder alle dingen aan elkaar te verknopen en weg te verwijzen, zullen we ook aan de hand van dat programma nader met elkaar komen te spreken over welke resultaten daar nu behaald zijn en wat er meer nodig is.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Bij ons is natuurlijk bekend dat de commissie-De Vries bezig is en een aantal aanbevelingen zal opstellen. Maar dat belemmert ons volgens mij niet om nu ook al na te denken over wat er beter zou kunnen. In mijn bijdrage heb ik een paar dingen gevraagd. Ten eerste hoe de Minister staat tegenover het eventueel verplicht stellen van een verklaring omtrent het gedrag. Mijn tweede vraag ging over de vertrouwenspersonen. Nu heeft slechts de helft van de verenigingen een vertrouwenspersoon. Wij denken dat het heel goed zou zijn als meer verenigingen een vertrouwenspersoon hadden, zodat mensen dicht bij de club, op de club, naar iemand toe kunnen gaan op het moment dat er iets gebeurt.

Minister Bruins:

Het is soms moeilijk om alle vragen tegelijk te beantwoorden. Daarom doe ik ze in een bepaalde volgorde. Maar om nu in te gaan op de vraag van mevrouw Westerveld: ik ben er niet voor om die verklaring omtrent het gedrag verplicht te stellen. Ik zie namelijk dat er in de praktijk een enorm snelle toename is van het aantal afgegeven verklaringen. Dat gaat echt van 80.000 naar bijna 100.000 in één jaar. Ik vind dat er zo veel elan in de sector zelf zit, bij de sportverenigingen zelf, dat het niet nuttig is om er een verplichting van te maken. Iets soortgelijks geldt wat mij betreft voor de vertrouwenscontactpersonen. Je ziet dat heel veel sportverenigingen nu snel zo'n functionaris aanstellen. Per jaar gaat het echt om grote aantallen nieuwe verenigingen die aanhaken. Ik vind het prachtig dat verenigingen hun eigen verantwoordelijkheid daar nemen. Ik wil het monitoren en zorgen dat de schwung erin blijft zitten, maar voor beide onderwerpen stel ik niet voor om er een verplichting van te maken.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank aan de Minister voor de reactie. We hebben zelf ook even gekeken en we zien inderdaad dat het aantal mensen dat een vog aanvraagt stijgt. Maar in 2016 was ongeveer 10% van de Nederlanders van 12 jaar en ouder als vrijwilliger actief. Dat is dus ongeveer 1,5 miljoen. Nog geen 100.000 mensen hebben een vog aangevraagd. Dus het aantal stijgt inderdaad, maar het is nog steeds een fractie van het totaal. Het is goed dat de Minister dit wil monitoren, maar vandaar dus dat wij ons toch afvragen of het niet een stapje sneller moet gaan, juist omdat veel trainers, vrijwilligers en bestuurders werken met kleine kinderen, die kwetsbaar zijn. We vinden echt dat we er alles aan moeten doen om die kinderen te beschermen.

Minister Bruins:

Ik was die verplichting niet van plan. Ik wijs erop dat sportbestuurders gratis een vog kunnen aanvragen. Dat vind ik al een heel mooi instrument. Dat helpt dus al en is een beweging in de goede richting. Daar wou ik het eigenlijk ook bij laten.

De voorzitter:

Toch nog een vraag van mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik zie dat de Minister al behoorlijk ingewerkt is, want mijn vraag ging over VSK.

Minister Bruins:

«VSK: Naar een veiliger sportklimaat» staat op mijn afkortingenbriefje. Het is een beetje zoeken naar waar ik al concreet kan zijn.

Ik dacht dat ik de vragen over de matchfixing ... Nee, ik heb de vragen over verklaringen omtrent het gedrag en de vertrouwenscontactpersonen inmiddels behandeld.

Mevrouw Bruins Slot heeft gevraagd: wat is de opbrengst van het Strategisch beraad matchfixing en de Conventie matchfixing? Daar is nog weinig meer concreets over te melden dan dat mij gemeld wordt dat we de signalen op Europees niveau steeds beter delen. Veel concreter dan dat kan ik nog niet zijn. Ik hoop dat ik dat in de komende jaren wel kan zijn, althans, als er wat te melden valt.

Voorzitter: Remco Dijkstra

De voorzitter:

Ik had begrepen dat de heer Van Nispen nog een opmerking wilde maken.

De heer Van Nispen (SP):

Ik bewaar mijn vraag totdat de Minister zijn blokje integriteit heeft afgerond, want anders ben ik te voorbarig en gaat hij mijn vragen daarover nog beantwoorden.

De voorzitter:

Prima. Mevrouw Bruins Slot.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

De Minister zegt: de signalen worden op het Europese niveau steeds beter gedeeld. Maar ik hoor tegelijkertijd ook weer vanuit bijvoorbeeld de sportbond KNVB de signalen dat de internationale informatie-uitwisseling nog steeds niet zo goed op poten is als zou moeten en dat de informatie vaak nog te laat binnenkomt. Mag de Minister daar niks over zeggen of gaat het daadwerkelijk wel beter? En hoe kan het nog verder bevorderd worden?

Minister Bruins:

Het lijkt mij dat dit onderdeel moet zijn van het actieplan matchfixing, want over dit onderwerp weet ik eigenlijk niet veel meer dan de geïnteresseerde televisiekijker. Ik heb laatst een uitzending gezien over het onderwerp. Ik begrijp dat dit actieplan ook echt een coproductie moet zijn van het Ministerie van JenV en het Ministerie van Sport. Dat zul het dus ook zijn. Het is mijn bedoeling om de Kamer een actieplan voor te leggen, met concrete punten erin dus.

De heer Van Nispen vroeg: hoe zorgen we ervoor dat de sport aan de slag kan met meldingen rondom integriteit, over zowel seksuele intimidatie als matchfixing? Ik heb begrepen dat er voor dit onderwerp een Vertrouwenspunt Sport is opgezet bij NOC*NSF. Daar kunnen meldingen worden gedaan, maar het is best lastig om de resultaten daaruit te halen. Om redenen die ons allen duidelijk zijn, privacywaarborgen, is het moeilijk om daar een vorm van rapportage over te krijgen. Ik zit niet in dat meldpunt, u zit niet in dat meldpunt en wij zien de resultaten van het handelen van dat meldpunt dus niet. Ik hoop dat de commissie-De Vries een uitspraak kan doen over de vraag hoe je kunt rapporteren over een onderwerp waarbij je enerzijds te maken hebt met de kwetsbaarheid van de individuele sporter wiens privacy je wilt respecteren en waarbij je er anderzijds voor wilt zorgen dat het onderwerp niet onder de tafel gemoffeld blijft. Ik hoop dat de aanbeveling van de commissie-De Vries mij helpt om een voorstel aan de Kamer voor te leggen, want ik zie het belang van uw vraag heel goed, namelijk dat niet alleen wij, maar ook verenigingen, gemeenten en ouders op de goede manier het gesprek over dit thema kunnen voeren.

De voorzitter:

De heer Van Nispen heeft een vraag hierover.

De heer Van Nispen (SP):

Dank voor deze toezegging. Ik heb ook erkend dat het een ingewikkelde discussie is. Je wilt signalen kunnen melden en het is niet meteen duidelijk wat je ermee kunt, maar de vraag die ik vanuit de sport krijg, is: we kunnen meldingen van een foute coach doen, maar hoe zorgen we uiteindelijk voor de veiligheid in de sport; wat kunnen we ermee? Dat is een ingewikkeld vraagstuk. Ik neem voor nu dus genoegen met de toezegging van de Minister om daarop terug te komen in zijn beleidsreactie. Ik had een motie hierover klaarliggen. Ik zal die niet indienen, maar ik wil de Minister wel graag het volgende vragen. Bij matchfixing speelt eigenlijk hetzelfde vraagstuk. Je kunt melding maken van een signaal van een mogelijk gefixte wedstrijd, maar in de sport weet men vervolgens niet wie de eindverantwoordelijke is om daar actie op te ondernemen. Kan de Minister dit punt daarom ook meenemen in het plan van aanpak over matchfixing dat hij de Kamer zal sturen?

Excuus, voorzitter. Ik zal mijn vraag iets toelichten, want ik realiseer me dat ik twee totaal verschillende zaken aan elkaar knoop. Het gaat erom dat je wel een misstand of een signaal van een mogelijke misstand kunt melden, maar dat het uiteindelijk niet duidelijk wie de eindverantwoordelijke is en wie kan optreden om de integriteit in de brede zin van het woord te handhaven en te garanderen.

Minister Bruins:

Het is goed dat u zegt dat het twee heel verschillende onderwerpen zijn. Ze hebben allebei een negatieve lading, maar het een is van een gans andere orde nog dan het ander. Dat voelen wij allebei aan op het moment dat wij de woorden uitspreken. U heeft wel gelijk: we gaan ze allebei aanpakken; op beide punten komen er acties. Als het actieplan matchfixing niet ziet op een manier waarop we de resultaten of de meldingen boven tafel krijgen, dan zal ik daar in mijn beleidsreactie op ingaan. Ik weet natuurlijk niet precies wat er allemaal in dat actieplan staat, maar ik begrijp uw punt dat je het zichtbaar wilt maken.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik wil toch nog even terugkomen op uw opmerking dat het nog niet helemaal duidelijk is hoe dat in Europees verband zit. Ik heb gehoord dat wij toch een beetje achter dat verdrag aan lopen. Ik heb gehoord dat wij ons daar lichtelijk aan committeren, maar dat we nog niet de stappen hebben gezet die collega-landen wel hebben gezet. Feitelijk hebben we al vaker gepleit voor een aanpassing van het bestaande artikel over niet-ambtelijke corruptie, waar matchfixing voor een deel onder zou kunnen vallen. Dat voorstel is al een tijd geleden ingediend, maar deze criminaliteit gaat steeds maar door. Ik hoop daarom dat u wel een concrete terugkoppeling hierover kunt geven, zodat we ook eens concreet kunnen worden en zodat we er niet over blijven praten, maar het ook kunnen uitvoeren.

Minister Bruins:

Ik hoor u goed. Ik stel voor dat ik daarop terugkom bij de behandeling van het actieplan matchfixing. Ik zal daarbij stilstaan bij uw vraag op dit punt.

De voorzitter:

Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.

Minister Bruins:

Ik heb nog één vraag over doping openstaan, namelijk de vraag of ik een reactie kan geven op het rapport uit Tilburg – ik neem aan van de Universiteit van Tilburg – over doping en de bescherming van persoonsgegevens. In de brief die ik de Kamer nog voor het eind van het jaar zal sturen, zal ik de reactie op het rapport, dat ik nog niet ken, meenemen.

Voorzitter. Volgens mij ben ik dan aan het einde gekomen van de onderwerpen betreffende de integriteit in de sport. Dan heb ik nog twee losse onderwerpen over.

De voorzitter:

Ja. Ik zie nog een blokje «overig» en ik zie nog een vraag van de heer Van Nispen over integriteit.

De heer Van Nispen (SP):

Ja, over doping. Onderzoekers van de Universiteit van Tilburg hebben gekeken naar de rechten van atleten. Die zijn onvoldoende beschermd. Daar heeft het Nederlands Juristenblad ook al uitgebreid over gepubliceerd. Dank voor de toezegging om daar schriftelijk op terug te komen. Ik had ook nog gevraagd wat we nu doen om de doping onder amateursporters aan te pakken. We weten allemaal dat er in sportscholen soms helaas onder de balie wordt verkocht. Heeft de Minister daar ook oog voor? Kan hij dat ook betrekken bij de brief die hij nog gaat sturen aan de Kamer over de Wet uitvoering antidopingbeleid? Of misschien in een andere brief, als die dan tenminste over doping gaat.

Minister Bruins:

Het is jammer dat die vraag niet nog een beetje langer is, want dan had ik het antwoord inmiddels al ergens bij de hand gehad. Vindt u het goed dat ik in tweede termijn op deze vraag terugkom?

De voorzitter:

Goed. Dan vervolgt u nu uw betoog met het blok «overig». Er staan nog een paar vragen open.

Minister Bruins:

Volgens mij heb ik alle vragen over integriteit in de sport beantwoord. Dan heb ik nog twee afrondende onderwerpen liggen. Ten eerste de vraag van mevrouw Westerveld over hoe ik denk over het voorkomen van sportblessures en de aanwezigheid van medische hulpmiddelen. Mevrouw Westerveld heeft gesproken over bijvoorbeeld de beschikbaarheid van aed's bij verenigingen. Misschien heeft zij het beste antwoord gekregen in de antwoorden op haar Kamervragen. Daarin hebben we gezegd dat we de beschikbaarheid van die hulpmiddelen aanmoedigen, maar niet verplichten. Ik weet niet of u weleens een aed heeft bediend, maar het bedienen van zo'n aed is in veel gevallen zo makkelijk gemaakt dat je wordt geleid in wat je doen moet. Ik wil best samen met NOC*NSF en de Hartstichting kijken of we vrijwilligers nog beter kunnen opleiden of scholen.

Dan heb ik nog één vraag liggen van D66: vindt de Minister ook dat de hoogste sportbestuurders in Nederland van onbesproken gedrag moeten zijn? Die vraag wil ik graag bevestigend beantwoorden. Dat geldt voor alle sportbestuurders, vind ik. Vandaag komen hier vooral de bestuurders van sportverenigingen en de coaches en de trainers aan bod, maar dat geldt natuurlijk voor allen: voor alle mensen en dus ook voor alle topsportbestuurders.

Ik kijk even rond. Ik hoop dat ik de vragen zo heb beantwoord.

De voorzitter:

U bent aan het einde van uw blok gekomen, maar ik zie dat de Kamerleden nog een paar vragen hebben. Ik ga gewoon even het rijtje af. Dan geef ik eerst het woord aan mevrouw Bruins Slot.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dank. De Minister is bijna compleet geweest, maar ik mis nog de antwoorden op twee vragen. De eerste vraag gaat over de verhoging van het maximum van de onbelaste vrijwilligersvergoeding. Ik had de Minister gevraagd wanneer er duidelijkheid komt over de uitwerking van deze maatregel. Mijn tweede vraag ziet op de gratis vog, de gratis verklaring omtrent het gedrag, van mensen in afhankelijkheidssituaties. Wanneer en hoe kunnen vrijwilligers straks die gratis vog aanvragen?

De heer Van Nispen (SP):

De Minister heeft zeker het een en ander gezegd over het extra geld voor de bonden en verenigingen, maar mijn vragen daarover waren vrij uitgebreid. We weten dat er een bestedingsplan naar de Kamer komt voor het extra geld voor de topsport. Ik wil de Minister vragen of dat ook geldt voor het extra geld voor de bonden en verenigingen, zodat we ook weten hoe dat geld besteed gaat worden en met welke doeleinden, met welke hulp en met welke steun.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De Minister reageerde nu, en inderdaad ook al eerder, heel welwillend op mijn Kamervragen over het aanschaffen van aed's, of in ieder geval over het hebben van aed's door sportverenigingen. Ik begreep dat ik een toezegging hoorde van de Minister, maar ik vraag even voor de duidelijkheid of de Minister nu ook met sportbonden en sportverenigingen in gesprek gaat om te kijken hoe het hebben van een aed en het gebruik daarvan verder gestimuleerd kan worden. Nogmaals: even voor de duidelijkheid dus.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik zou graag nog een antwoord willen hebben op mijn vraag over de incidentele acties om de diversiteit binnen een sportbestuur te verbreden, maar ook om daarbij meer structurele wegen in te slaan om het aantal vrouwen en andere diverse doelgroepen vertegenwoordigd te laten zijn in sportbesturen. Daar moet een structureel plan voor komen, want dit is toch wel dieptreurig binnen de sport.

De voorzitter:

Dat zijn behoorlijk wat vragen. Ik stel voor dat die in de tweede termijn worden beantwoord. We zouden dan nu schorsen. Ik kijk daarbij even naar de leden. Als de Minister direct kan antwoorden, mag dat.

Minister Bruins:

Ik wil graag de vragen van mevrouw Bruins Slot in tweede termijn beantwoorden, want daarvoor heb ik de feiten niet paraat.

De voorzitter:

Prima. Dan gaan we verder met de andere vragen. Daarna schorsen we voor de tweede termijn.

Minister Bruins:

In antwoord op de vraag van de heer Van Nispen over het extra geld, de 10 miljoen, voor de bonden en verenigingen kan ik zeggen dat dit terugkomt in het sportakkoord. Daarin wil ik zichtbaar maken waaraan het uitgegeven wordt.

Mevrouw Westerveld vroeg naar het stimuleren van het gebruik en de beschikbaarheid van aed's. Ik had specifiek in mijn toezegging aan u het oog op het zorgen dat er vrijwilligers zijn die goed om kunnen gaan met zo'n aed. Als u daaruit afleidt dat je ook enige reclame te maken hebt voor het beschikbaar hebben van zo'n aed, is dat zeker waar. Maar dat is niet mijn oogmerk van het antwoord dat bij elke vereniging een aed aanwezig moet zijn. Het stimuleren hoort er wel zeker bij.

Mevrouw Diertens vroeg aandacht voor het punt van de diversiteit. NOC*NSF neemt diversiteit in sportbesturen mee in zijn beleidsontwikkeling en zet het op de agenda bij de sportbonden. Het thema «diversiteit» wordt door NOC*NSF betrokken bij het herijken van zijn code Goed Sportbestuur. Dat zou je dus kunnen zeggen voor de topsport, maar misschien kan het thema van diversiteit ook aan bod komen in het sportakkoord, dus meer in de hoek van de bonden en de verenigingen in de breedtesport. Dat is dus langs beide routes.

De voorzitter:

Aanvullend op dit ene punt, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb eigenlijk een ander punt, want ik heb nog één punt in mijn bijdrage genoemd waar bij mijn weten nog geen antwoord op is gekomen. Misschien was mijn vraag daarover niet duidelijk. Ik kijk even naar de voorzitter of ik dit nog even kan noemen.

De voorzitter:

Dan doen we de beantwoording in tweede termijn. Vindt u dat wat?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat is prima. Dat ging specifiek over fair play, omdat er ondanks verschillende acties natuurlijk nog steeds heel erg veel incidenten zijn als het gaat om fair play, met name op de voetbalvelden. Er is sprake van geweld tegen scheidsrechters en tegen spelers. Onze vraag aan de Minister was of hij daar de komende jaren nog verder op gaat inzetten. Kan dat blijvende aandacht krijgen en komen er wellicht ook nieuwe projecten, of worden er projecten voortgezet, op het punt van fair play?

De voorzitter:

Prima. Daar gaan we zo meteen op in. Hoeveel minuten heeft u ongeveer nodig voor de voorbereiding van uw tweede termijn, Minister?

We schorsen tien minuten.

De vergadering wordt van 13.41 uur tot 13.50 uur geschorst.

De voorzitter:

We beginnen aan de tweede termijn van de Kamer. Dit zijn de indicatieve resterende spreektijden voor de leden: Heerema negen minuten, mevrouw Bruins Slot ongeveer vijf minuten, Van Nispen en Westerveld elk drieënhalve minuut en mevrouw Diertens zes minuten.

Ik geef graag het woord aan de heer Heerema van de VVD. Nee, ik hoor nu dat we de begrotingsvolgorde hanteren. Het woord is dus aan mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor het beantwoorden van de vragen. Er is veel gewisseld over veel verschillende onderwerpen. We zien ook veel overeenstemming, tussen de verschillende Kamerleden onderling maar ook met de Minister. Ik vind dus dat we een mooie dag achter de rug hebben, maar ik wil toch nog een aantal moties indienen.

De eerste motie gaat over de verklaring omtrent het gedrag. Wij zien inderdaad dat het aantal vrijwilligers dat een vog aanvraagt, stijgt, maar wij vinden dat nog te mager, zoals ik net in een interruptie zei. Het zou nog wel iets aangemoedigd mogen worden. Mijn eerste motie luidt dus als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat trainers en coaches een veilig sportklimaat moeten creëren voor jonge en kwetsbare sporters;

overwegende dat een verklaring omtrent het gedrag (vog) recidive door trainers en coaches die eerder de fout in zijn gegaan kan worden voorkomen;

constaterende dat de mogelijkheid om een gratis vog aan te vragen er niet toe heeft geleid dat alle trainers en coaches op sportverenigingen een vog hebben;

verzoekt de regering om met sportverenigingen in gesprek te gaan over het hebben van een vog door trainers, coaches en sportbestuurders te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Dijksma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (34 775 XVI).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik wil ook graag een motie indienen over het aantal vertrouwenspersonen. De Minister heeft daar ook een aantal zaken over gezegd, maar wij vinden echt dat iedere sportvereniging een vertrouwenspersoon zou moeten hebben. We hebben de motie wel wat vrijblijvender opgesteld.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat seksueel overschrijdend gedrag bij sportverenigingen nog steeds een groot probleem is;

overwegende dat sporters een aanspreekpunt binnen de eigen sportvereniging nodig hebben, waar zij kunnen praten over onder andere seksueel overschrijdend gedrag;

constaterende dat op slechts de helft van de sportverenigingen een vertrouwenspersoon aanwezig is;

overwegende dat een vertrouwenspersoon kan helpen bij het melden en tegengaan van seksueel overschrijdend gedrag;

verzoekt de regering om met sportverenigingen in gesprek te gaan over wat zij nodig hebben om een vertrouwenspersoon aan te stellen, deze vertrouwenspersoon te ondersteunen en/of te scholen en dit te communiceren naar alle leden en belanghebbenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Dijksma en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (34 775 XVI).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

We hebben het ook gehad over sporters met een beperking. Daar heeft de Minister een aantal mooie zaken over gezegd. Ik heb er ook een motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sportevenementen, zoals de Special Olympics, die zich richten op mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking van grote maatschappelijke waarde zijn;

overwegende dat sporten voor iedereen gezond is, het mensen uit een isolement haalt en zorgt voor plezier;

constaterende dat er nog veel belemmeringen zijn voor gehandicaptensporters;

verzoekt de regering om organisaties die zich richten op sporters met een lichamelijke of verstandelijke beperking op een structurele wijze te betrekken bij de vorming van nieuw beleid en bij de besteding van het geld aan sportevenementen een deel te reserveren voor de organisatie van evenementen voor sporters met een verstandelijke of lichamelijke beperking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Dijksma en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (34 775 XVI).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Hierbij teken ik aan dat de Minister hierover al een aantal mooie zaken heeft gezegd. Als hij dus zegt dat onze constatering al een toezegging was, ben ik bereid om deze motie aan te houden.

Dan heb ik nog een motie over de ondersteuning van mensen met een beperking. Die verschilt namelijk per gemeente, wat te maken heeft met de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor gehandicaptensporters te weinig hulpmiddelen beschikbaar zijn, zoals bijvoorbeeld een badrolstoel in een zwembad;

constaterende dat er verschillen per gemeente zijn wat betreft de vergoeding van hulpmiddelen voor gehandicaptensport vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

overwegende dat sporthulpmiddelen voor gehandicaptensporters voor alle gehandicaptensporters toegankelijk moeten zijn, onafhankelijk van de financiële middelen en de woonplaats;

verzoekt de regering om inzichtelijk te maken hoe de mogelijkheden voor gehandicaptensporters verschillen per gemeente en op basis hiervan een plan op te stellen om gelijke mogelijkheden voor gehandicaptensporters te creëren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (34 775 XVI).

Dan geef ik graag het woord aan de heer Heerema, die spreekt namens de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Ik heb een aantal zaken die ik in tweede termijn nog graag wil aanstippen. Het eerste is onderwijs en topsport. De Minister heeft geantwoord dat er in het regeerakkoord aandacht is voor onderwijs en topsport, maar hij heeft dat wat mij betreft toegespitst op de duale carrière, dus op de vraag wat er gebeurt met een topsporter nadat zijn sportcarrière afgelopen is en hoe zo iemand aan de slag kan komen. Volgens mij moeten we ook bekijken wat de mogelijkheden zijn om onderwijs en topsport te combineren. Niet alleen voor uitzicht op een baan na de actieve carrière, maar ook om te bekijken hoe we alle trainingsuren en de onderwijsverplichting goed kunnen combineren. We hebben al LOOT-scholen, maar volgens mij is er een braakliggend terrein waarop we nog winst kunnen halen voor het combineren van topsport en onderwijs in Nederland.

Het tweede is het amendement-Heerema. Daar heeft de Minister zelf aan gerefereerd. Dat is incidenteel geld. Ik ben blij dat dit in het sportakkoord meegenomen kan worden.

Het derde is een shared service organisatie van de kleinere sportbonden. Ik ben blij met de antwoorden van de Minister en met het feit dat hij daarnaar wil kijken. Ik denk dat een deel van de middelen uit de 10 miljoen die vrijgemaakt worden voor sportbonden, daar ook zeker voor gebruikt mag worden. Dat heb ik in eerste termijn al gezegd en dat herhaal ik graag nog eens in tweede termijn.

Over de buurtsportcoach heeft de Minister gezegd dat er in 2018 een herijking komt en dat het moeilijk meetbaar is wat ze nu doen, maar dat 46% van de basisscholen gebruikmaakt van een buurtsportcoach. Ik ga er wel van uit dat wij als Kamer in 2018 ook een rol krijgen als er nieuwe kaders voor de buurtsportcoach komen. Welke richting wil de Kamer op met de buurtsportcoach 2.0 of misschien wel 3.0? Het gaat mij erom dat de buurtsportcoach zo effectief mogelijk wordt ingezet om zo veel mogelijk mensen te bereiken. Het zou mij niet verbazen als we zo veel mogelijk mensen bereiken in het basisonderwijs, want daar zitten alle kinderen van Nederland.

Ik heb één motie om iets te markeren waarop de Minister al voor een deel is ingegaan, maar ik vind het belangrijk omdat er in het regeerakkoord en in de vorige periode heel duidelijk aandacht voor is geweest.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is om op basis van het regeerakkoord 10 miljoen euro extra structureel voor topsport vrij te maken en dat deze middelen bedoeld zijn voor zowel olympische, paralympische als niet-olympische topsport;

overwegende dat de kans op medailles groter is als de sport snel kan beschikken over de middelen in aanloop naar grote (multi)sportevenementen waaronder met name de Olympische Spelen van Pyeongchang, de Olympische Spelen van Tokyo en Europese en Wereldkampioenschappen;

overwegende dat het doel is om, op basis van kwaliteit, in meer takken van sport en met meer atleten deel te gaan nemen aan grote (multi)sportevenementen;

verzoekt de regering om de in de begroting van 2018 opgenomen extra beschikbare 10 miljoen euro zo snel als mogelijk uit te keren aan NOC*NSF;

verzoekt de regering tevens om voor het krokusreces aan de Kamer inzichtelijk te maken op welke wijze deze middelen worden ingezet door NOC*NSF,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema, Bruins Slot en Diertens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (34 775 XVI).

Dan geef ik het woord aan de heer Van Nispen, die spreekt namens de Socialistische Partij.

De heer Van Nispen (SP):

Volgens mij hebben we te maken met een Minister met passie voor sport. Over veel antwoorden ben ik tevreden, niet over alles. Er blijft dus gelukkig nog het een en ander te debatteren over de komende jaren, bijvoorbeeld op het gebied van het bewegingsonderwijs. De SP wil meer en betere gymlessen op de basisscholen. Daar komen we allemaal op terug.

Ik begin met een motie die gaat over sport en bewegen voor mensen met een beperking.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mensen met een beperking minder sporten en bewegen dan mensen zonder beperking en dat een van de redenen daarvoor is dat niet bekend is welk geschikt sportaanbod er in de buurt is;

overwegende dat het digitale platform Uniek Sporten van het Fonds Gehandicaptensport als doelstelling heeft vraag en aanbod van gehandicaptensport bij elkaar te brengen zodat mensen geholpen worden een geschikte sport te vinden in de eigen regio en er ook gewerkt kan worden aan een beter aanbod;

van mening dat dit een goed streven is en dat dit kan bijdragen aan het uitgangspunt dat iedereen moet kunnen sporten en bewegen;

verzoekt de regering het platform Uniek Sporten in het jaar 2018 financieel te ondersteunen om de bekendheid onder mensen met een beperking en in de sportwereld te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Westerveld en Dijksma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (34 775 XVI).

Ik zie dat de heer Heerema een vraag heeft.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Uiteraard is dit een uitermate sympathieke motie, maar het gaat wel om een bedrag van 1,7 miljoen euro. Ik hoor de heer Van Nispen in zijn bijdrage niet zeggen waar hij dat geld van plan is vandaan te halen. De begroting voor Sport ligt volgens mij 100% juridisch verplicht vast. Dat betekent dat de sportbegroting geen ruimte biedt voor het beschikbaar stellen van deze middelen. Heeft u een richting waarin wij eventueel zouden kunnen zoeken?

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb in de motie doelbewust geen bedrag genoemd. Vorige week hebben wij gezamenlijk een heel goede bijeenkomst gehouden met een heel sympathiek verhaal: mensen met een beperking sporten en bewegen nu weinig vergeleken met mensen zonder een beperking. Volgens mij zijn wij het er allemaal over eens dat wij daar iets aan willen doen. Nou hebben wij een platform Uniek Sporten, dat vraag en aanbod bij elkaar brengt. Dat is een indrukwekkende tool waardoor je kunt zien welke accommodaties wel of niet toegankelijk zijn en in welke gemeenten dit wel of niet goed geregeld is. Mijn oproep aan de Minister is dus om te kijken of meer bekendheid kan worden gegeven aan dat mooie concept. De sportbegroting zal misschien wel 100% vastliggen, maar als dat zo is, kun je je ook afvragen wat wij hier dan staan te doen. Want als wij hier geen voorstellen mogen doen die relatief weinig geld kosten, dan wordt het ingewikkeld. Bovendien vind ik dat je niet altijd alleen maar binnen de grenzen van de eigen begroting hoeft te kijken. Ik zal niet wederom beginnen over de dividendbelasting waarmee 1,4 miljard wordt weggegeven aan buitenlandse aandeelhouders en buitenlandse belastingdiensten ...

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van Nispen (SP):

... want dat zou flauw zijn. Dus dat zal ik hier absoluut niet doen, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Uw betoog is helder.

De heer Van Nispen (SP):

Maar laten wij het hier even in perspectief plaatsen. Het gaat om een sympathiek doel, om een campagne om mensen met een beperking meer aan het sporten te krijgen. Als van tevoren wordt gezegd «absoluut onmogelijk, want er is geen geld voor», dan weiger ik het om mij daar bij voorbaat bij neer te leggen.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Heerema, in tweede termijn.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik vind het wel belangrijk om die nuancering van het bedrag neer te leggen, want het is niet zomaar een bedragje. Het is gewoon echt een fors bedrag. Volgens mij willen alle partijen daar wel iets mee doen, maar die mogelijkheid is er op dit moment gewoon niet. Daarom ben ik benieuwd naar uw denkrichting. De Minister geeft zelf al aan dat de sportbegroting niet heel erg groot is. Hoe graag ik zoiets ook zou willen steunen, ik heb echt een richting nodig voordat ik dit kan ondersteunen. Als u die richting niet hebt, dan zie ik het toch somber in.

De voorzitter:

De heer Van Nispen. Kort.

De heer Van Nispen (SP):

Als de VVD mij naar mijn denkrichting vraagt, dan zeg ik daarop dat de denkrichting van de VVD wel heel beperkt is als het per se uit het potje van de sportbegroting moet komen. Waarom zou je niet over die grenzen heen kunnen kijken? Ten tweede hebben wij vorige week inderdaad een mooie presentatie gehad over een heel mooi concept: het platform Uniek Sporten. U noemt het bedrag van 1,7 miljoen euro. Dat heb ik doelbewust niet opgeschreven in mijn motie, want ik zeg niet dat wij dat plan een-op-een moeten overnemen. Het minste wat de Minister zou kunnen zeggen is: wat een ontzettend mooi plan, wat een sympathiek doel, ik ga met deze organisatie in gesprek en ik ga kijken hoe we haar tegemoet kunnen komen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van Nispen (SP):

Dat is wat ik vraag. Ik heb geen amendement ingediend waarmee 1,7 miljoen euro is gemoeid.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat is helder. We gaan zo meteen luisteren naar wat de Minister ervan vindt.

De heer Van Nispen (SP):

Ja. Dat gaan we doen.

De voorzitter:

U wordt het niet helemaal eens. U hebt nog een beetje spreektijd. Misschien nog een motie?

De heer Van Nispen (SP):

Wel meerdere, voorzitter.

Het antwoord over zwemvaardigheid en zwemveiligheid vond ik teleurstellend, juist omdat de vorige Minister heeft bijgedragen aan de goede ontwikkelingen die in gang zijn gezet. De SP wil daar nog een stapje verder mee gaan. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het Nationaal Sportonderzoek 2017 blijkt dat 79% van de ondervraagde Nederlanders van mening is dat de verantwoordelijkheid voor zwemmen bij de school of gemeenten moet liggen;

constaterende dat meer dan de helft van de schooldirecteuren het belang van schoolzwemmen gericht op het behalen van een zwemdiploma inziet;

constaterende dat schoolzwemmen in een rap tempo aan het afnemen is en op steeds minder scholen wordt aangeboden;

verzoekt de regering deze negatieve trend te keren door succesvolle projecten van gemeenten en scholen op dit gebied te onderzoeken en op basis daarvan met voorstellen te komen om schoolzwemmen weer te gaan bevorderen, hierover in overleg te treden met onderwijsinstellingen en gemeenten en de Kamer hierover te informeren in het voorjaar van 2018,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Westerveld en Dijksma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (34 775 XVI).

Gaat u door en laat u de inleiding weg. Leest u gewoon de moties voor.

De heer Van Nispen (SP):

Dat zal ik doen. Omdat er veel moet worden uitgewerkt, geef ik daar richting aan in de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat bepaalde groepen mensen minder vaak sporten en bewegen, zoals kinderen uit gezinnen met een laag inkomen, ouderen, chronisch zieken en mensen met een beperking;

van mening dat een laagdrempelig beweegaanbod in buurten een grote sociale en preventieve meerwaarde heeft voor de gezondheid en het welzijn van kinderen en volwassenen;

verzoekt de regering:

  • met gemeenten afspraken te maken hoe overgewicht van kinderen en volwassenen in lage-inkomensgezinnen teruggedrongen kan gaan worden en succesvolle maatregelen te delen met andere gemeenten;

  • met betrokken zorgorganisaties te bezien hoe concrete maatregelen gericht op preventie bijdragen aan de gezondheid van kinderen en volwassenen;

  • met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te onderzoeken hoe mensen met lage inkomens kunnen sporten en bewegen zonder financiële drempels;

  • met gemeenten en de sport- en zorgsector concrete maatregelen te ontwikkelen die gericht zijn op het creëren van een laagdrempelig sport- en beweegaanbod op lokaal niveau voor groepen mensen die nu onvoldoende bereikt worden;

verzoekt de regering voorts de Kamer hierover periodiek te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Westerveld en Dijksma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (34 775 XVI).

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter, als ik nog een slotopmerking mag maken, doe ik dat graag.

De voorzitter:

Ja, als u het kort houdt, in een halve minuut.

De heer Van Nispen (SP):

Dat zal ik doen. Over het niet integer gedrag, de duistere kant van de sport, is veel toegezegd. We krijgen een reactie op het rapport van de commissie-De Vries en er komt een plan van aanpak over matchfixing evenals antwoord op vragen inzake de Wet uitvoering antidopingbeleid. Daarom zal ik er nu geen motie over indienen. Verder wachten we het bestedingsplan voor de topsport af en de uitwerking van het sportakkoord, inclusief de besteding van het geld voor de bonden en de verenigingen. Want laat ik vandaag het volgende nog eens zeggen: de maatschappelijke kracht van sport is ontzettend groot en kan niet genoeg worden benadrukt. Wordt vervolgd!

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Bruins Slot die spreekt namens het CDA.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Ik wil de Minister bedanken voor zijn heldere antwoorden. Het is wel duidelijk dat hij de komende periode behoorlijk aan de slag kan. Met het sportakkoord en gelet op het feit dat hij een verbinding wil leggen met het preventieakkoord, de topsportgeldenverdeling en aan aantal nadere onderzoeken die hij gaat doet, ligt er gelijk een behoorlijke stapel werk op zijn bureau. Het is ook goed om te horen dat de Minister duidelijk aangeeft wat zijn richting is bij het sportakkoord en dat hij daarbij de vrijwilligers en de verenigingen en het versterken van hun rol een belangrijke positie wil geven. Ook zijn opmerking over de rookvrije generatie en de wel of niet rol daarbij van Bruins junior doet het CDA deugd, want rondom het sportveld kun je inderdaad al een aanzet geven om tot gezond voorbeeldgedrag richting kinderen over te gaan. Een aantal sportverenigingen is er al ontzettend goed mee bezig. Het zou mooi zijn om te proberen de werking ervan verder te verspreiden.

Het CDA heeft hierbij aangegeven dat het ook meer een rol wil zien voor de buitensportbonden, zoals de sportvissers en het watersportverbond, als het gaat om de richting die het sportakkoord opgaat. Want sporten doe je niet alleen op een hockeyveld of voetbalveld of in een gymzaal, dat doe je ook in de buitenlucht op en langs het water. Ik zag dat de Minister nog een beetje moest wennen aan het gebruik van het woord waterschappen en aan een aantal andere partners daarbij. Daarom wil ik nog eens helder de richting neerleggen waar het CDA aan denkt als het gaat om het betrekken van de buitensportbonden bij het sportakkoord. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een sportakkoord komt dat mede als doel heeft om ook in de toekomst voor iedereen een toegankelijke en veilige sportomgeving te blijven bieden;

overwegende dat buitensporten in de natuur, waaronder hardlopen, wielrennen, paardensporten en sportvissen, een grote groei doormaakt;

overwegende dat er bijvoorbeeld meer dan 600.000 sportvissers zijn die goed viswater en toegankelijke buitenoevers nodig hebben;

overwegende dat een meer integrale benadering op dit thema kansen biedt om verantwoord en meer buitensporten in de natuur mogelijk te maken;

verzoekt de regering de buitensport onderdeel van het sportakkoord te maken door onder andere betrokken buitensportbonden, waterschappen en overige terreinbeherende organisaties te betrekken met als doel om belemmeringen voor sport- en natuurinitiatieven aan te pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins Slot, Diertens, Rudmer Heerema en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (34 775 XVI).

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Als de Minister denkt: wie zijn nou die terreinbeherende organisaties? Als hij dat aan zijn collega van Natuur vraagt, dan gaat het onder andere om ... Precies, ik zie dat de Minister al weet welke organisaties dat zijn.

Het is ook goed om te zien dat 2018 wordt gebruikt om de sportimpulsen te besteden aan bepaalde kwetsbare groepen die de afgelopen jaren nog minder bij de Sportimpuls naar voren zijn gekomen. Ik ben nagegaan wie in de afgelopen jaren subsidie hebben gevraagd en ook hebben gekregen. Ik heb die lijst nagelopen. Ik mis dan eigenlijk nog een groep die zichzelf ook steeds meer aan het emanciperen is op het sportveld. Dan gaat het over de lhbti-groepen. Ik vraag me af in hoeverre zij bijvoorbeeld ook als het gaat om pride en sport gebruik kunnen maken van de Sportimpuls-gelden.

Ik wil de Minister bedanken voor de toezegging over vrouwenvoetbal. Hij gaat ervan uit dat mannen- en vrouwenvoetbal gelijkwaardig moeten zijn en hij gaat daarover in gesprek met de KNVB. Ik zou graag van de Minister een verslag van dat gesprek willen ontvangen. Ik wil graag weten hoe het gesprek was en hoe eventuele vervolgstappen kunnen worden gezet.

Verder wacht ik nog op een antwoord van de Minister op mijn vraag over de verklaring omtrent gedrag. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik ten slotte het woord aan mevrouw Diertens, die spreekt namens D66.

Mevrouw Diertens (D66):

Dank u wel, voorzitter. Volgens mij heeft de Minister een heel goede insteek. Dat is fijn. Hij wil heel veel onderzoeken en ons tegemoetkomen. Dat komt ook vanuit zijn sporthart. Ik hoop dat we daar ook concrete maatregelen bij zien.

Ik ben heel blij met de kruisbestuiving tussen het sportakkoord en het preventieakkoord. Het preventieakkoord is natuurlijk breder dan het sportakkoord, maar ik ben er echt van overtuigd dat sport daar een heel goede bijdrage aan kan leveren.

Ik ben ook blij dat de Minister heeft toegezegd dat het diversiteitsvraagstuk binnen de Sportraad geagendeerd gaat worden. Vooral structurele acties om vrouwen in sportbesturen te krijgen, lijken mij heel belangrijk. Ik ben dus blij met die toezegging.

Ik ben ook blij met de brede samenstelling van de Sportraad, omdat veel sporters die niet onder de georganiseerde sport vallen, ook een stem moeten krijgen in het sportbeleid. Ik ben ook blij dat de Minister dat heeft toegezegd.

Ik had een fantastische motie klaarliggen over matchfixing, die door ons allen was ondertekend. Ik zal deze motie niet indienen, omdat de Minister al heeft toegezegd dat hij hier flink werk van gaat maken.

Ik wil wel de volgende motie over de paralympische sporters indienen, omdat ik daar nog niet helemaal gerust op ben.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onze paralympiërs als zij voldoen aan de daarvoor gestelde eisen, recht hebben op begeleiding in het paralympische traject;

overwegende dat er onvoldoende trainingsplekken dreigen te zijn voor onze paralympische sporters;

overwegende dat voor olympische sporters trainingsplekken worden aangeboden op CTO's én op Papendal, maar paralympische sporters tot nu toe alleen een plek kunnen vinden op Papendal;

verzoekt de Minister in gesprek te gaan met NOC*NSF, de CTO's en paralympische sporters om te kijken hoe tegemoet kan worden gekomen aan de vraag naar trainingsplekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, Bruins Slot, Rudmer Heerema, Westerveld en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 28 (34 775 XVI).

Er zijn in totaal tien moties ingediend. Ik kijk even naar de Minister. We schorsen acht minuten.

De vergadering wordt van 14.15 uur tot 14.24 uur geschorst.

Voorzitter: Lodders

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. We zijn aangekomen bij de tweede termijn van de zijde van de Minister, die ik verzoek om bij het beantwoorden van de vragen uiteraard ook de moties van een oordeel te voorzien. Ik geef graag het woord aan de Minister.

Minister Bruins:

Voorzitter. Aan het einde van de eerste termijn zijn nog een paar vragen gesteld die ik graag eerst wil beantwoorden.

De vraag van mevrouw Bruins Slot ging over de verhoging van de onbelaste vrijwilligersvergoeding. Die gaat per 2019 in. Dat geeft mij nog even tijd om bij Sociale Zaken na te vragen hoe hoog die vergoeding zal zijn. Als ik dat weet, zal ik u informeren.

Dan heeft mevrouw Bruins Slot gevraagd naar de gratis vog voor vrijwilligers van sportverenigingen. Ik denk dat ik in mijn eerste termijn te veel nadruk heb gelegd op de gratis vog voor trainers en coaches, maar die geldt ook voor vrijwilligers. Zij kunnen daar gebruik van maken, mits hun sportvereniging een actief preventie- en integriteitsbeleid voert.

De voorzitter:

Om even terug te komen op het eerste punt, de Minister gaf aan dat hij nog de tijd heeft om overleg te plegen met Sociale Zaken. Wanneer kunt u ongeveer de Kamer informeren?

Minister Bruins:

Het is niet zozeer overleg. Ik sta met de pet in de hand bij het Ministerie van Sociale Zaken met de vraag of zij die informatie hebben. Dat komt zo gauw als mogelijk. Ik moet dit even navragen, dus ik heb daar niet een tijdspanne bij, maar deze week zal ik dat vragen.

De voorzitter:

Een aanvullende vraag van mevrouw Bruins Slot?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ja, op het tweede punt, de verklaring omtrent het gedrag voor mensen in een afhankelijkheidssituatie. Dat betekent ook dat de aanvraagprocedure gewoon op de normale manier gaat waarop het nu kan en dat er niet twee gescheiden trajecten komen. Dat lijkt mij ook wel het meest voor de hand liggend, maar ik wil dit graag voor de zekerheid nog even weten.

Minister Bruins:

Het lijkt mij ook. Ik bevestig graag uw opvatting.

Dat waren de twee vragen van mevrouw Bruins Slot die nog waren blijven liggen.

Verder was er de vraag van mevrouw Westerveld of de inzet voor fair play een bestendige inzet is. Dat wil ik graag bevestigen, dus het onderwerp fair play zit in het VSK-programma. Dat programma loopt af, maar wat er ook gebeurt, we zorgen dat die aandacht voor fair play doorloopt, ook in de periode na die tijd.

Volgens mij waren dat de vragen die nog waren blijven hangen voor mij aan het eind van de eerste termijn.

De voorzitter:

Ik zie dat u toch nog één vraag niet beantwoord hebt, van mevrouw Bruins Slot.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dat is de vraag over het feit dat de Minister zeer terecht deze periode, het laatste jaar van de Sportimpuls, deze openzet voor groepen die de afgelopen jaren minder aan de orde zijn geweest. Ik zie dat de Minister het antwoord op de vraag heeft gevonden in hoeverre dan bijvoorbeeld lhbti-groepen daarvoor ook in aanmerking kunnen komen.

Minister Bruins:

Dat was een opmerking uit de tweede termijn, dus dat was de volgende categorie. Maar u heeft gelijk, ik beantwoord die graag gelijk. De Sportimpulsgelden staan ook voor deze groepen open, maar niet specifiek. Dus wij hebben daar niet een apart lampje op gezet, maar de Sportimpulsmaatregelen voor 2018 staan open voor deze groep.

In de tweede termijn zaten naast de moties nog twee opmerkingen. De ene was van mevrouw Westerveld. Zij constateert – en anders had ik het gedaan – veel overeenstemming tussen fracties hier over opvattingen over sport. Dat is ook mijn beeld. Dat maakt zo'n eerste overleg voor mij wel heel plezierig, waarvoor hartelijk dank in uw richting.

De heer Heerema heeft nog een opmerking gemaakt over de buurtsportcoach 2.0 of een ander woord. Hoe willen we verder met de buurtsportcoach? Ik stel voor om dat onderwerp te betrekken bij het sportakkoord.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb ook nog een kleine opmerking gemaakt over onderwijs en topsport. Het gaat mij niet alleen om de duale carrière in de zin van «wat doet een topsporter na de onderwijsperiode?» maar juist ook om de vraag wat wij doen met de topsporter die nu nog in het onderwijs zit. Die combinatie onderwijs en topsport kan moeilijk zijn. Wil de Minister dat ook op het netvlies krijgen?

Minister Bruins:

Ik moet dat nog een beetje op het netvlies krijgen. Ik begrijp dat er een topsport-onderwijsconvenant is, waaraan verschillende onderwijssectoren en NOC*NSF deelnemen. Ik zal dat tot mij nemen en bekijken welke verbeterpunten daarin mogelijk zijn. Dat zal ik de Kamer dan komen vertellen.

Ik ben toe aan de moties. De motie-Westerveld op stuk nr. 19 verzoekt de regering om met sportverenigingen in gesprek te gaan over het bevorderen van een vog voor trainers, coaches en sportbestuurders. Die motie neem ik graag over; het is ondersteuning van het beleid dat ik voorsta.

De voorzitter:

Bij een wetgevingsoverleg is het niet mogelijk om een motie over te nemen. U moet de motie dus echt van een oordeel voorzien. In de plenaire zaal kan het wel, maar in het wetgevingsoverleg niet. Waar het verschil vandaan komt – een goede vraag – ga ik uitzoeken. Nogmaals, volgens de regels kunt u hier geen moties overnemen. Dat betekent dat u het oordeel over de motie aan de Kamer laat.

Minister Bruins:

In de instructies van de Voorzitter van de Tweede Kamer lees ik dat er vijf mogelijke opvattingen over moties zijn. Ik was hier doende om te zeggen dat ik kies voor optie 5: overnemen. Die optie wilde ik tot de mijne maken.

De voorzitter:

Dat is prachtig, maar wij hebben in dit huis allerlei artikelen in ons Reglement van Orde, en artikel 66 gaat over moties. Onder punt 7 staat daar dat tijdens een notaoverleg of een wetgevingsoverleg een motie niet kan worden overgenomen. Ik zal navragen wat de achterliggende gedachte daarvan is. Ik stel voor dat we de motie nu betitelen als «oordeel Kamer», met het enthousiasme van de Minister daarbij.

Minister Bruins:

Dat lijkt me prima. Dat was nummer 1 van het lijstje van de Voorzitter. Oordeel Kamer, u zegt het maar. Nee, u vraagt mijn oordeel.

Ik kom op de motie op stuk nr. 20. Ik verzoek de indieners om die motie aan te houden. Mag dat wel? Past dat wel in de regelen van de kunst? Het dictum van de motie luidt: «verzoekt de regering om met sportverenigingen in gesprek te gaan over wat zij nodig hebben om een vertrouwenspersoon aan te stellen, deze vertrouwenspersoon te ondersteunen en/of te scholen en dit te communiceren naar alle leden en belanghebbenden». Ik vraag de indieners om de motie aan te houden, omdat ik de motie graag wil betrekken bij de rapportage-De Vries.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Westerveld en haar mede-indieners. Willen zij de motie daadwerkelijk aanhouden? Zo nee, dan moet ik de Minister vragen om een advies. Mevrouw Westerveld wil er iets over zeggen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Prima. Dan komen we te zijner tijd op dit onderwerp terug.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Westerveld stel ik voor haar motie (34 775 XVI, nr. 20) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Bruins:

Voorzitter. Daarmee kom ik op de motie van mevrouw Westerveld op stuk nr. 21. Het dictum daarvan luidt: «verzoekt de regering om organisaties die zich richten op sporters met een lichamelijke of verstandelijke beperking op een structurele wijze te betrekken bij de vorming van nieuw beleid, en bij de besteding van het geld aan sportevenementen een deel te reserveren voor de organisatie van evenementen voor sporters met een verstandelijke of lichamelijke beperking». Waar ik mee zit, is de passage «een deel te reserveren». Het is mijn bedoeling om met verschillende partijen aan de tafel te gaan zitten. Ik vind het lastig om thans «een deel te reserveren». Mijn oogmerk is dat dit bedrag meer dan nul is, dus dat een deel van het geld voor evenementen voor sporters met een verstandelijke of lichamelijke beperking zal worden ingezet. Maar om daar nou voorshands een deel van te reserveren, dat vind ik bezwaarlijk. Ik vraag de indiener om te preciseren hoe deze motie moet worden gelezen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Waar het ons om gaat, is dat we inderdaad een nieuw bedrag, een extra bedrag, reserveren voor onder andere evenementen. Wij willen duidelijk maken dat het daarbij niet alleen moet gaan om topsport zoals we dat kennen van de vaak grote evenementen waar ik in mijn bijdrage al naar verwees. Het gaat ons er echt om dat we ook aandacht hebben voor sporters met een lichamelijke of verstandelijke beperking. We hebben hierin bewust niet een percentage genoemd, om het voor de Minister wat vrijer te laten. Wij willen niet een bepaald bedrag noemen, maar de Minister in gesprek laten gaan met die organisaties om te kijken wat er nodig is.

Minister Bruins:

Dat klinkt heel vriendelijk, maar er wordt toch gevraagd om een deel te reserveren en dat zou niet mijn wens zijn. Als mevrouw Westerveld deze toelichting geeft, is mijn opvatting dat wij deze motie moeten ontraden, voorzitter.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik wil graag nog even kijken naar de formulering van deze motie. Nog even als verduidelijking: het gaat ons er niet om dat we nu hier een bedrag vaststellen. Wij willen wel duidelijk maken dat een deel van de middelen binnen het beleid voor evenementen naar mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking moet gaan. Maar ik wil graag nog even kijken naar de precieze formulering.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wordt de motie-Westerveld c.s. op stuk nr. 21 ontraden. Als ik zowel de indieners al de Minister zo hoor, dan komen die volgens mij met een wijziging dicht bij elkaar en zou er eventueel ruimte zijn. Maar op dit moment is de motie ontraden. De Minister.

Minister Bruins:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 22, ook een motie van mevrouw Westerveld. Het dictum daarvan luidt: verzoekt de regering om inzichtelijk te maken hoe de mogelijkheden voor gehandicaptensporters verschillen per gemeente en op basis hiervan een plan op te stellen om gelijke mogelijkheden voor gehandicaptensporters te creëren. Deze motie wil ik ontraden, omdat de Wmo van de gemeenten is en niet van ons. Dus ik moet in dezen echt verwijzen naar de gemeenten.

Ik ga verder met de motie-Heerema op stuk nr. 23. Het dictum daarvan verzoekt de regering tweeërlei, namelijk om de in de begroting van 2018 opgenomen extra beschikbare 10 miljoen zo snel mogelijk uit te keren aan NOC*NSF en om voor het krokusreces aan de Kamer inzichtelijk te maken op welke wijze deze middelen worden ingezet door NOC*NSF. Deze motie lees ik zo dat het geld snel beschikbaar komt voor NOC*NSF. Dat kan, wat mij betreft. Ik heb wel een goed plan nodig van NOC*NSF en als dat er niet is, kan dat geld ook niet worden uitgekeerd. Met deze opmerking erbij geef ik, als ik de motie zo goed interpreteer, oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dan geeft u oordeel Kamer. Ik zie de heer Heerma.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Heerema, voorzitter. Ik denk dat de Minister dat goed interpreteert. De Minister heeft zelf ook al aangegeven dat hij begrepen heeft dat NOC*NSF druk doende is om bestedingsrichtingen te vinden of ten minste in te schatten voor deze 10 miljoen, dus ik kan mij niet voorstellen dat dat niet tijdig klaar zou zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee is de motie op stuk nr. 23 dus oordeel Kamer.

Minister Bruins:

Oordeel Kamer.

Dan kom ik bij de motie-Van Nispen c.s. op stuk nr. 24. Het dictum daarvan luidt: verzoekt de regering om het platform Uniek Sporten in het jaar 2018 financieel te ondersteunen, om de bekendheid onder mensen met een beperking en in de sportwereld te vergroten. Ik heb betoogd in de eerste termijn dat ik met verschillende partijen in het sportveld eerst om tafel wil zitten. Het gaat mij daarom nu te ver om dat platform Uniek Sporten het komend jaar financieel te ondersteunen. Op dit moment zijn we al in gesprek met Uniek Sporten, dus dat loopt al. Maar financiële steun gaat te ver. Daarom ontraad ik deze motie.

De heer Van Nispen (SP):

Zonder het debat inhoudelijk opnieuw te voeren, wil ik wel graag van de Minister weten wanneer hij de Kamer een terugkoppeling kan geven over dat gesprek, zodat we het debat over dit onderwerp eventueel daarna wel kunnen vervolgen.

Minister Bruins:

Tja, kijk, dan moet ik toch eerst even een rondje hebben gelopen langs die verschillende partijen en dat sportakkoord in voorbereiding hebben. Dus ik zou u willen vragen om mij even de ruimte te geven om het sportakkoord voor te bereiden. Op zo'n dag als vandaag jongt het behoorlijk aan qua aantal partijen waarmee we dat akkoord moeten sluiten. Dus ik heb echt eventjes tijd nodig. Maar het resultaat daarvan krijgt u voorgelegd in het sportakkoord.

De heer Van Nispen (SP):

Ik overweeg om mijn motie aan te houden, maar dat doe ik nu nog niet. Dat kan ik altijd nog voor de stemmingen laten weten.

De voorzitter:

Dan is de motie op stuk nr. 24 ontraden, maar de mogelijkheid bestaat dat de indieners deze motie zullen aanhouden. Dan de motie op nr. 25.

Minister Bruins:

De motie op stuk nr. 25 van Van Nispen c.s. verzoekt de regering om de negatieve trend met betrekking tot schoolzwemmen te keren door succesvolle projecten van gemeenten en scholen op dit gebied te onderzoeken en op basis daarvan met voorstellen te komen om schoolzwemmen weer te gaan bevorderen. Ook wordt de regering verzocht om hierover in overleg te treden met onderwijsinstellingen en gemeenten en de Kamer hierover te informeren in het voorjaar van 2018. Deze motie wil ik ook ontraden. Het is beleid van het departement van Onderwijs en het is de verantwoordelijkheid van gemeenten. Dit zit niet in mijn portefeuille.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 26. Deze heeft een heel lang dictum, dat ik toch even zal voorlezen. Deze motie verzoekt de regering:

  • met gemeenten afspraken te maken hoe overgewicht van kinderen en volwassenen in lage-inkomensgezinnen teruggedrongen kan gaan worden en om succesvolle maatregelen te delen met andere gemeenten;

  • met betrokken zorgorganisaties te bezien hoe concrete maatregelen gericht op preventie bijdragen aan de gezondheid van kinderen en volwassenen;

  • met de Minister van Sociale Zaken te onderzoeken hoe mensen met lage inkomens kunnen sporten en bewegen zonder financiële drempels;

  • met gemeenten, de sport- en zorgsector concrete maatregelen te ontwikkelen die gericht zijn op het creëren van een laagdrempelig sport- en beweegaanbod op lokaal niveau voor groepen mensen die nu onvoldoende bereikt worden;

  • de Kamer hierover periodiek te informeren.

Er zitten veel ingrediënten in deze motie waarvan ik denk: ja, dat zijn nou thema's voor het sportakkoord. Dus als ik de motie zo mag uitleggen dat u mij oproept om mij met de gemeenten ervoor in te zetten dat mensen met lage inkomens ook aan het sporten worden gebracht, dan ben ik graag bereid om het oordeel aan de Kamer te laten. Dat is het meest positieve oordeel dat ik over een motie kan uitspreken, als ik het goed begrepen heb. Ik voel er eigenlijk niet voor om er een heel apart circuit voor op te zetten naast het sportakkoord.

De voorzitter:

Ik zie de heer Van Nispen en ... U hebt een punt van orde? Dan mag ik eerst de heer Heerema het woord geven.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Wat betreft de orde: dit is de motie die blijft bestaan. Hier moeten we ja of nee tegen zeggen. Dus ik hecht eraan dat de motie dan wordt aangepast door de SP zoals de Minister het heeft uitgesproken. Anders moeten wij stemmen over een motie die geïnterpreteerd wordt door de Minister, maar waar we later verwarring over kunnen krijgen.

De heer Van Nispen (SP):

Het is mijn motie. Die heb ik zodanig ingediend en vervolgens vroeg de Minister of hij die op een bepaalde manier mocht uitleggen. Ik was net van plan om dat te gaan bevestigen, maar kreeg de kans niet omdat de heer Heerema er mogelijk anders over denkt. Dat zou kunnen. Maar mijn antwoord aan de Minister is: inderdaad, deze motie is exact zo bedoeld. De Minister heeft in zijn brief aangegeven het op prijs te stellen als de Kamer meedenkt over de uitwerking van het sportakkoord. Die taak heb ik onder anderen op mij genomen, omdat ik het ook van belang vind dat deze onderdelen daarin terugkomen. Dat was exact de bedoeling van deze motie. De Minister mag de motie inderdaad zo uitleggen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik in de richting van de Minister. Die blijft bij het «oordeel Kamer».

Minister Bruins:

Zeker weten, voorzitter. Dan laat ik het oordeel aan de Kamer. Beschouwt u dit als uitgestoken hand. Volgens mij steken wij die beiden uit.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 27 van mevrouw Bruins Slot cum suis: verzoekt de regering de buitensport onderdeel van het sportakkoord te maken door onder andere betrokken buitensportbonden, waterschappen en overige terreinbeherende organisaties te betrekken met als doel om belemmeringen voor sport- en natuurinitiatieven aan te pakken. Ook daar stel ik voor «oordeel Kamer». Daarmee is er positieve steun van deze kant.

Dan de motie op stuk nr. 28 van mevrouw Diertens cum suis: verzoekt de Minister in gesprek te gaan met NOC*NSF, CTO's en paralympische sporters om te kijken hoe tegemoet kan worden gekomen aan de vraag naar trainingsplekken. Ook daar wil ik antwoorden «oordeel Kamer». Ik haast mij om bij deze motie een fout te herstellen die ik in de eerste termijn heb gemaakt. We hebben het toen gehad over plekken voor paralympische sporters op Papendal. Toen heb ik gezegd: en nieuwe plekken in Amsterdam, Eindhoven en Heerenveen. Dat zijn dus geen heel nieuwe gebouwen, maar het zijn meer plekken voor nieuwe plaatsen voor paralympiërs bij bestaande CTO's. Deze verduidelijking moet ik nog aanbrengen, want anders is heel Bouwend Nederland van de leg af voor de rest van de dag.

Voorzitter. Ik geloof dat ik daarmee voldoende heb gezegd in mijn tweede termijn.

De voorzitter:

Ik kijk nog even richting de leden. Mevrouw Westerveld zie ik.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u, voorzitter. Ik wil even terug naar de motie op stuk nr. 21, die ik met mevrouw Dijksma en de heer Van Nispen heb ingediend over organisaties die zich richten op sporters met een lichamelijke of verstandelijke beperking. De Minister zei daarvan: als u zegt een deel te reserveren, dan heb ik moeite met dat onderdeel. Als we nou in de een-na-laatste zin van de motie in plaats van «reserveren» opschrijven «ook nadrukkelijk te kijken naar», leidt dat dan tot een positief oordeel van de Minister?

Minister Bruins:

Dat is mijn levensmotto, mevrouw Westerveld: positief naar de dingen kijken. Dan wil ik daar «oordeel Kamer» van maken: kijken naar. Ik heb al eerder gezegd dat het mijn bedoeling is om dat bedrag plus nul te laten zijn. Dan heb ik geen afgescheiden budget.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, is het zo voldoende? Ik merk op dat het hier noemen van de wijziging niet voldoende is. De motie moet gewijzigd ingediend worden via de Griffie, maar dan weet u en weten de andere leden in ieder geval het oordeel van de Minister als die gewijzigd wordt ingediend. Dus als u dat zelf zou willen doen, graag.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat ga ik doen. Dank aan de Minister voor deze positieve benadering.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik had nog een korte vraag gesteld of de Minister in zijn volgende voortgangsbrief sport een terugkoppeling wil geven van het gesprek met de KNVB.

Minister Bruins:

Daar heb je er altijd twee voor nodig. Maar ervan uitgaande dat ook de KNVB daar geen bezwaar tegen heeft, zie ik uit naar het gesprek en het verslag daarvan.

De voorzitter:

Goed, ik kijk richting de leden en zie geen aanvullende vragen meer. Dat betekent dat wij aan het einde zijn gekomen van de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Wij hebben zojuist een tiental moties met elkaar besproken. Ik wil u meegeven – dat geldt uiteraard ook voor de mensen die dit debat volgen – dat de stemming over de moties op dinsdag 28 november zal plaatsvinden. Dat is dus volgende week.

Ik kom aan het einde van dit wetgevingsoverleg, toch iets eerder dan de eindtijd die we gepland hadden. Ik dank de Minister en zijn ondersteuning van harte voor de bijdrage aan dit debat. Ik dank de Kamerleden. Ik dank de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat op een andere manier gevolgd hebben voor de belangstelling en ik sluit de vergadering.

Sluiting 14.47 uur.

Naar boven