34 200 VI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Veiligheid en Justitie 2014

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE (VI)

Aangeboden 20 mei 2015

Gerealiseerde uitgaven van het Ministerie in 2014 verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen

Gerealiseerde uitgaven van het Ministerie in 2014 verdeeld               over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen

Gerealiseerde ontvangsten van het Ministerie in 2014 verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen

Gerealiseerde ontvangsten van het Ministerie in 2014               verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen

Inhoudsopgave

A.

Algemeen

5

 

1.

Aanbieding en dechargeverlening

5

 

2.

Leeswijzer

7

B.

Beleidsverslag

10

 

3.

Beleidsprioriteiten

10

 

4.

Beleidsartikelen

29

   

31. Nationale politie

29

   

32. Rechtspleging en rechtsbijstand

38

   

33. Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

47

   

34. Sanctietoepassing

62

   

35. Jeugd

76

   

36. Contraterrorisme en Nationaal Veiligheidsbeleid

85

   

37. Vreemdelingenzaken

89

 

5.

Niet-beleidsartikelen

97

   

91. Apparaat kerndepartement

97

   

92. Nominaal en onvoorzien

102

   

93. Geheim

103

 

6.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

104

 

7.

Raad voor de rechtspraak

112

C.

Jaarrekening

115

 

8.

Departementale verantwoordingsstaat 2014 van het Ministerie van VenJ (VI)

115

 

9.

Samenvattende verantwoordingsstaat 2014 inzake de baten-lastenagentschappen van het Ministerie van VenJ

116

 

10.

Agentschapsparagrafen

117

   

10.1 Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)

117

   

10.2 Immigratie- en naturalisatiedienst (IND)

129

   

10.3 Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB)

139

   

10.4 Nederlands Forensische Instituut (NFI)

145

   

10.5 Justitiële Uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit, Screening (Dienst Justis)

150

 

11.

Departementale saldibalans

156

 

12.

Topinkomens

164

D.

Bijlagen

168

 

13.

Toezichtrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met Wettelijke Taak

168

 

14.

Afgerond evaluatie en overig onderzoek

172

 

15.

Externe inhuur

175

 

16.

Overzicht van in 2014 tot stand gekomen wetten

177

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) over het jaar 2014 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Veiligheid en Justitie decharge te verlenen over het in het jaar 2014 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2014;

  • b. het voorstel van de Slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2014 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2014, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2014 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken Slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

In dit departementaal jaarverslag 2014 legt de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verantwoording af over het gevoerde beleid, de bereikte resultaten van dit beleid en de kosten van het beleid in 2014. In dit departementaal jaarverslag wordt tevens verantwoord over het gevoerde beheer over het jaar 2014.

Inhoud

Het jaarverslag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) bestaat uit vier onderdelen, zijnde Algemeen (A), Beleidsverslag (B), Jaarrekening (C) en Bijlagen (D).

Algemeen

Het onderdeel Algemeen omvat het verzoek tot dechargeverlening en deze leeswijzer.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag is opgebouwd uit vijf onderdelen. De paragraaf beleidsprioriteiten bevat een uiteenzetting op hoofdlijnen van de bereikte resultaten van het gevoerde beleid. De beleidsartikelen verantwoorden meer in detail in hoeverre de doelstellingen van VenJ zijn behaald. Tevens is hier de financiële toelichting te vinden op opmerkelijke verschillen tussen realisatie en begroting. Als uitgangspunt geldt dat verschillen van minstens € 5 mln., dan wel politiek of anderszins relevant, worden toegelicht. De toelichting op mutaties die in eerdere begrotingsstukken (waaronder suppletoire begrotingen) aan de Tweede Kamer zijn gemeld, zijn in de financiële toelichting op hoofdlijnen opgenomen. In de beleidsartikelen wordt bij ieder artikel een algemene doelstelling en de rol en verantwoordelijkheid van de Minister beschreven. Voor de begroting 2015 is aan deze beschrijving aandacht besteed, resulterend in een verbeterde en nauwkeuriger formulering. Deze nieuwe formulering is ook in dit jaarverslag opgenomen. De niet-beleidsartikelen verantwoorden de financiële afwikkeling van de apparaatsuitgaven van het kerndepartement, de onvoorziene uitgaven en de loon- en prijsbijstellingen en een artikel voor geheime uitgaven. Realisatiecijfers van voor 2013 kunnen door overgang op Verantwoord Begroten niet opgenomen worden. In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verslag gedaan van de opmerkelijke zaken in de bedrijfsvoering. Tot slot bevat dit onderdeel het hoofdstuk over de Raad voor de rechtspraak.

Jaarrekening

De jaarrekening is opgebouwd uit de departementale verantwoordingsstaat en de samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen, de saldibalans met de bij dit onderdeel behorende financiële toelichting, de jaarverantwoording van de agentschappen en de rapportage over de topinkomens.

Bijlagen

Het jaarverslag bevat vier bijlagen, ten weten «Toezichtrelaties ZBO’s en RWT’s», «Afgerond evaluatie- en overig onderzoek», «Externe inhuur» en het «Overzicht van in 2014 tot stand gekomen wetten».

Groeiparagraaf

Aanpassing wijze van verwerken schikkingen en transacties

Schikkingen en transacties van het Openbaar Ministerie worden met ingang van het boekjaar 2014 verantwoord op het moment van ontvangst van het kasbedrag. Het universaliteitsbeginsel is leidend geweest voor deze aanpassing en dit beginsel houdt in dat alle ontvangsten van het Rijk als ontvangst worden verantwoord.

In de voorgaande boekjaren werden ontvangsten waarover nog een gerechtelijke procedure liep maar wel werden ontvangen op grond van het voorzichtigheidsbeginsel tijdelijk op een derdenrekening in de saldibalans van VenJ verantwoord in afwachting van de afloop van een eventuele artikel-12-procedure. Pas na het verstrijken van de termijn van de artikel-12-procedure of een uitspraak van de rechter werden de bedragen als ontvangst in het dan lopende boekjaar verantwoord. Omdat deze wijze van verwerken niet bijdraagt aan de verslaggevingsuniformiteit binnen het Rijk is in overleg met het Ministerie van Financiën besloten om ook voor deze specifieke categorie van ontvangsten het universaliteitsbeginsel te laten prevaleren. Het toepassen van deze verwerkingswijze biedt in de huidige situatie een belangrijke verbetering van het totale inzicht in de ontvangsten in de jaarrekening.

Het gevolg van deze verandering is een toename van de ontvangsten in 2014 op artikel 33 (€ 150,1 mln.) en even grote afname van saldibalanspost Ontvangsten buiten begrotingsverband. Het risico op terugbetalen is opgenomen bij de «niet uit de balans blijkende verplichtingen en bestuurlijke verplichtingen» in de departementale saldibalans (hoofdstuk 11).

Niet opgenomen verlofuren

De agentschappen DJI, CJIB, IND en Dienst Justis hebben een stelselwijziging doorgevoerd voor het verwerken van niet opgenomen verlofuren. De niet opgenomen verlofuren worden door deze agentschappen, overeenkomstig de richtlijn van de Raad voor de Jaarverslaggeving, als kortlopende schuld in de jaarrekening gepresenteerd.

Wijzigingen in het overzicht rekening-courant limieten en gebruik leenfaciliteit

Bij de presentatie van de garantieverplichtingen spelen twee wijzigingen. Met ingang van 2014 worden alle garantieverplichtingen verantwoord in de saldibalans van het ministerie. In voorgaande jaren is een deel van deze verplichtingen verantwoord bij de agentschappen. Verder is waar het de leenfaciliteit betreft niet langer uitgegaan van de oorspronkelijke garantstelling (ook wel plafond), maar van de feitelijke blootstelling, te weten het totaal van de uitstaande leningen vermeerderd met de nog resterende ruimte om leningen aan te gaan.

Specifieke aandachtspunten

Raad voor de rechtspraak

In de Wet op de rechterlijke organisatie is de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering toegekend aan de gerechten en aan de Raad voor de rechtspraak. De Raad kent een bekostigingssystematiek die gebaseerd is op outputfinanciering. Door VenJ is gekozen voor een bijdrage-constructie. Deze bijdrage is op artikel 32 opgenomen. Voor de Raad is in het jaarverslag zoals gebruikelijk een apart hoofdstuk opgenomen, met daarin een verantwoording over de uitgaven van de Raad.

GDI

In de begroting 2014 stond het agentschap Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT (GDI) op de begroting van VenJ. Met de eerste suppletoire begroting 2014 is het GDI begrotingstechnisch overgeheveld naar de begroting van Wonen en Rijksdienst. De baten en lasten van het GDI worden derhalve verantwoord in het jaarverslag van WenR en niet in dat van VenJ.

Eigen vermogen DJI

In het kader van het Masterplan DJI zijn nieuwe afspraken gemaakt omtrent de negatieve exploitatiereserve. Deze houden in dat DJI van het Ministerie van Financiën toestemming heeft gekregen om eind 2014 een negatieve exploitatiereserve te laten zien en daarmee af te wijken van de Regeling Agentschappen.

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) werkt aan een veiliger Nederland en een sterke rechtsstaat. Deze ambitie wil het Ministerie realiseren door te werken aan zeven kernthema’s. Aan de hand van deze kernthema’s volgen hieronder de belangrijkste beleidsresultaten van 2014.

Het afgelopen jaar werd overschaduwd door de rampzalige crash van vlucht MH17 op 17 juli, waarbij 298 mensen hun leven verloren. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie verrichte sinds de ramp een coördinerende taak op de drie prioriteiten van het kabinet. Dat zijn de repatriëring van de slachtoffers en hun persoonlijke bezittingen, het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) naar de feitelijke toedracht van de ramp en het internationale strafrechtelijke onderzoek waarin het Nederlandse Openbaar Ministerie (OM) het voortouw heeft.

Versterking Prestaties Strafrechtsketen (artikel 31, 32, 33, 34)

Slachtoffers en verdachten hebben recht op een herkenbaar, krachtig en op maat gesneden strafrecht. Het strafrecht moet ook een adequate reactie zijn op ontoelaatbaar gedrag. Daarom zijn de prestaties van de strafrechtketen in 2014 verder verbeterd en versterkt.

Verbetering aangifte

De politie heeft het aangifteproces verbeterd door de kwaliteit van het proces te verhogen en drempels te verlagen. Bijvoorbeeld door burgers en bedrijven meerdere kanalen van aangifte aan te bieden: via internet, telefonisch, op het bureau, op locatie of via een 3D-loket. Het uitgangspunt hierbij is dat de politie 24/7 bereikbaar is en in overleg met de aangever het juiste kanaal voor aangifte kiest. In 2014 zijn nieuwe 3D-loketten geopend, ging de politie voor steeds meer delicten naar mensen toe om aangifte op te nemen en zijn voorbereidingen getroffen voor de uitbreiding van de internetaangifte naar andere delicten. Vanaf 1 januari 2014 worden aangevers van High Impact Crimes (woninginbraken, overvallen, straatroof, geweld) binnen twee weken persoonlijk geïnformeerd over het verloop van de aangifte.

Inzicht ketenstromen en doorlooptijden

In 2014 zijn verschillende trajecten gestart of verder ontwikkeld die de kwaliteit in de strafrechtketen verhogen en als onderdeel daarvan doorlooptijden helpen te verkorten. Een voorbeeld hiervan is de start van het project Mobiel Effectief op Straat (MEOS) waarmee een mobiele werkomgeving voor de politie wordt gerealiseerd. Hierdoor hoeven papieren bonnen niet meer te worden overhandigd. Een ander voorbeeld is ZSM1. Hierdoor kan Slachtofferhulp vanaf 1 januari 2015 op de tien ZSM-locaties zeven dagen per week slachtoffers actief benaderen. Waar nodig bieden zij – naast juridische dienstverlening – psychosociale en/of praktische hulp.

Om de strafrechtketen te digitaliseren zijn in 2014 belangrijke stappen gezet, zoals de start van het hiervoor genoemde project MEOS. Verder is het Digitaal Loket Verkeer gestart, waarbij burgers via het internet in beroep kunnen gaan tegen een verkeersboete (Mulderbeschikkingen) en het Advocatenportaal, waarmee strafdossiers voor advocaten digitaal beschikbaar zijn.

Modernisering wetboek van Strafvordering

De modernisering van het Wetboek van Strafvordering heeft onder meer tot doel om regels en lasten daar waar mogelijk te verminderen, doorlooptijden te verkorten, prestaties te verbeteren, procedures te vereenvoudigen en te stroomlijnen en de digitalisering van de keten mogelijk te maken. In 2014 zijn diverse wetsvoorstellen voorbereid, aan de Tweede Kamer gezonden en in werking getreden. Zo is het wetsvoorstel digitale handhaving veelvoorkomende overtredingen in werking getreden en is het wetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in consultatie geweest.

Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB)

Snelle en zekere tenuitvoerlegging van straffen en het goed informeren van slachtoffers, nabestaanden, zorginstanties en gemeenten is het doel van het programma USB.

Het ingediende wetsvoorstel herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen beoogt onder meer de formele verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen over te hevelen van het OM naar de Minister van Veiligheid en Justitie.

Per 1 januari 2014 is het Administratie- en Informatiecentrum voor de Executieketen (AICE) ingericht bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De komst van het AICE verbetert de samenwerking in de keten en zorgt voor zicht en grip op de tenuitvoerlegging.

Om de tenuitvoerlegging van financiële sancties te verbeteren, is het sinds eind 2014 voor een specifieke groep personen mogelijk om onder bepaalde omstandigheden een beschikking op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving (Wahv-beschikking) in termijnen te betalen. Het gaat om de groep die wel wil, maar niet (ineens) kan betalen, en bij wie het onverkort doorzetten van het dwangmiddelentraject tot evident onredelijke situaties leidt.

Nederland Veiliger (artikel 31, 32, 33, 34)

Nederland Veiliger maken doen we samen. Om deze gezamenlijke verantwoordelijkheid te bekrachtigen is in 2014 door de Minister, regioburgemeesters en het College van procureurs-generaal een veiligheidsagenda opgesteld voor de periode 2015–2018. Deze veiligheidsagenda, met daarin de uitwerking van zes veiligheidsthema’s, is aanvullend aan de lokale veiligheidsagenda’s en heeft als doel de integrale samenwerking bij de aanpak van criminaliteit en onveiligheid verder te ontwikkelen. De Veiligheidsagenda is met de VenJ-begroting2 voor 2015 aangeboden aan de Tweede Kamer.

Aanpak High Impact Crimes

Veel publieke en private partijen investeerden wederom succesvol in de aanpak van High Impact Crimes. Zo daalde het aantal overvallen met 22% ten opzichte 2013. Het aantal komt hiermee uit op 1.267. De doelstelling van maximaal 1.900 overvallen in 2014 is dan ook ruimschoots gehaald. Het aantal geregistreerde straatroven betrof 5.429 in 2014 en is gedaald met 22% ten opzichte van 2013. Daarmee is de doelstelling van maximaal 6.557 straatroven in 2014 gehaald. Ook is het aantal woninginbraken met 19% gedaald. De doelstelling voor woninginbraken, maximaal 83.000 in 2014, is bereikt; er werden in totaal 71.100 woninginbraken geregistreerd door de politie. Dit laat zien dat de probleemgerichte ketenaanpak van High Impact Crimes zijn vruchten afwerpt.

Aanpak ondermijnende en georganiseerde criminaliteit

Politie, OM, Belastingdienst, lokaal bestuur en bijzondere opsporingsdiensten bestrijden de georganiseerde misdaad als ware zij één overheid. Deze partners werken samen via de infrastructuur van de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIECs). De gezamenlijke informatiepositie bij de tien RIECs is versterkt. Samen met het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC) ondersteunden de RIECs het lokale bestuur en de geïntegreerde aanpak.

De bestrijding van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid Nederland is in 2014 verder geïntensiveerd. Vanaf oktober 2014 zijn binnen de bestaande capaciteit 125 politiemedewerkers vrijgemaakt. Het accent ligt op de aanpak van synthetische drugs en hennepteelt, waarbij de georganiseerde criminaliteit wordt aangepakt door één overheid. Zo heeft in november 2014 de Eerste Kamer het wetsvoorstel aangenomen dat alle handelingen strafbaar stelt van personen en bedrijven die illegale hennepteelt voorbereiden en bevorderen.

Het optreden tegen criminele motorbendes werpt zijn vruchten af. In de periode 2012 tot en met 2014 zijn bij de aanpak van criminele motorbendes in totaal 345 verdachten gehoord in 159 strafzaken. Het OM telt in een inventarisatie tussen 2011–2014 nu 88 opsporingsonderzoeken. Dat is een ruime verdubbeling ten opzichte van begin 2012. Toen stond de teller nog op 40 strafrechtelijke onderzoeken. Er zijn tot nu toe 43 clubhuizen gesloten of pogingen tot vestiging afgewend.

Afpakken

Vanaf 2011 is er een bedrag oplopend tot € 20 mln. per jaar geïnvesteerd in de strafrechtketen om het afpakken van crimineel vermogen te versterken. Aan deze investering is een oplopende doelstelling verbonden om vanaf 2016 jaarlijks ruim € 100 mln. aan crimineel vermogen af te pakken. In 2014 is ruim € 80 mln. aan crimineel vermogen strafrechtelijk afgepakt. Dat is € 10 mln. meer dan de oorspronkelijk begrote € 70 mln. Ook is het ontnemingsdeel van de getroffen schikking met SBM Offshore, te weten € 56 mln., op afpakken verantwoord. Hiermee komt het totaal op € 136 mln. Er wordt in strafzaken steeds vaker financieel onderzoek gedaan en beslag gelegd. Dit vertaalt zich in een stijging van het crimineel vermogen dat jaarlijks wordt afgepakt.

Cybercrime

De harde aanpak van hackers tot en met digitale bankrovers is vorig jaar onverminderd voortgezet, net als het ontmantelen van criminele infrastructuren. Een voorbeeld hiervan is het neerhalen van complete botnets. Dit is gedaan in samenwerking met vele publieke en private partijen in binnen- en buitenland. De samenwerking met de bancaire sector is verbreed om betere selecties en keuzes te kunnen maken om cybercrime te voorkomen, te detecteren, te mitigeren, op te sporen en te vervolgen.

Het wetsvoorstel Wet Computercriminaliteit III is in 2014 aangepast op basis van het advies van de Raad van State en zal in de eerste helft van 2015 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Ook is aansluiting gezocht bij lopend internationaal overleg en gerelateerde activiteiten, zowel in het kader van de EU en de Raad van Europa, als bij de discussie over een VN-verdrag op het gebied van cybercrime binnen de United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC).

Kinderporno en kindersekstoerisme

Er is sprake van een afname van het aantal kinderpornozaken dat is aangeleverd bij het OM. Er is toenemende spanning tussen de kwantitatieve instroomdoelstelling en de gewenste focus op de vervaardigers en producenten van kinderporno en de slachtoffers. In 2014 is een aantal zeer ingewikkelde en arbeidsintensieve onderzoeken gestart. Deze onderzoeken richten zich op personen in verborgen netwerken (bijvoorbeeld via TOR), die zich met veel zorg afschermen en die moeilijk te identificeren zijn.

De inzet van lokpubers wordt opgenomen in het wetstraject van de Wet Computercriminaliteit III. In 2014 is het concept wetsvoorstel voor aanpassing van artikel 248e Strafvordering (grooming) apart in consultatie geweest.

Fraudebestrijding

De uitvoering van het rijksbrede actieplan tegen fraude gaf in 2014 een sterke impuls aan het wegnemen van de gelegenheden om te frauderen. Ook kregen de detectie van misbruik en het met meer slagkracht optreden tegen fraudeurs een sterke impuls. Belangrijk zijn bijvoorbeeld de aanpassingen in het uitbetalen van voorschotten bij toeslagen, zodat voorschotten bijvoorbeeld niet langer worden uitgekeerd bij een onbekende aanvrager. Mede hierdoor waren er aan het eind van het jaar ongeveer 8.900 aanvragen van onbekende aanvragers beoordeeld en heeft in 32% van die gevallen een correctie plaatsgevonden. Daarnaast zijn van 10.000 unieke burgerservicenummers de toeslagen gestopt, omdat zij in de Basisregistratie Personen (BRP) de status «vertrokken onbekend waarheen» (VOW) hebben gekregen.

Een nieuwe wet maakt sinds 1 mei 2014 een effectieve aanpak van alle vormen van identiteitsfraude mogelijk. Dit betreft fraude met reisdocumenten, rijbewijzen, vreemdelingendocumenten of identiteitsbewijzen die toegang geven tot organisaties of diensten die van vitaal of nationaal belang zijn. Om deze beweging van meer fraudebestendige regelgeving door te zetten is het wetgevingsproces rijksbreed aangepast zodat alle departementen prioriteit geven aan de fraudebestendigheid van voorstellen.

Horizontale fraude, fraude waarvan burgers en bedrijven het slachtoffer worden, is één van de thema’s van de Veiligheidsagenda. De doelstelling is een stijging van het aantal strafzaken horizontale fraude van 1.500 in 2014 naar 2.300 in 2018 te realiseren. In 2014 ging het platform horizontale fraude en faillissementsfraude van start, die de programmatische aanpak op beide thema’s coördineert. Onderdelen van deze programmatische aanpak zijn het analyseren van verschillende fraudefenomenen en de aanpak daarvan door een interventiestrategie per domein die nadrukkelijk gericht is op ten eerste preventie, ten tweede de implementatie van barrières op verschillende fraudedomeinen, zoals acquisitiefraude en faillissementsfraude, en ten derde afspraken over de inzet van het strafrecht. Daarbij is de samenwerking met private partijen van belang. Deze samenwerking is in ontwikkeling en wordt vormgegeven via de structuur van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC).

Ten aanzien van de aanpak van Criminaliteit tegen Bedrijven zijn in NPC-verband de nodige successen geboekt. Zo is voor heling een Digitaal Opkopersregister ontwikkeld. Tot en met 2014 zijn 1.413 opkopers en 167 gemeenten aangesloten en zijn 973.557 goederen opgenomen in de database van Stopheling. Ook is de succesvolle pilot Versneld Signaleren Voertuigdiefstal uitgevoerd, waarbij voertuigen binnen twee uur voor diefstal gesignaleerd staan, zowel nationaal als internationaal. Deze publiek-private pilot is omgezet in een structurele werkwijze.

Nationale veiligheid (artikel 36)

Nuclear Security Summit (NSS)

Er kan met tevredenheid worden teruggekeken op een waardig, veilig en ongestoord verloop van de Nuclear Security Summit (NSS) in maart 2014. Met een organisatie van ongekende omvang is in optimale samenwerking met alle betrokken partners deze wereldtop ontwikkeld en uitgevoerd.

Bestrijding extremisme en terrorisme

De terroristische dreiging in Nederland is sinds maart 2013 substantieel. Dat betekent dat de kans op een aanslag reëel is. Het is nog niet eerder voor gekomen dat het dreigingsbeeld zo lang, zo hoog is geweest. De aanslagen en incidenten in de wereld en de aanhoudende aantallen uitreizigers en terugkeerders tonen aan dat de jihadistische dreiging langdurig van aard is.

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie zet in samenwerking met andere contraterrorismepartners alle beschikbare middelen in om een aanslag te voorkomen om te verhinderen dat onze open samenleving wordt ondermijnd door jihadisten en om de democratische rechtsstaat te beschermen. In september 2014 verscheen het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme, waarin tal van maatregelen zijn opgenomen om de risico’s te verminderen die uitgaan van jihadisten, om hun uitreis te verhinderen, en om jihadistische radicalisering tegen te gaan. Alle betrokken partijen waaronder gemeenten, OM, politie en inlichtingendiensten, werken samen om de maatregelen uit het Actieprogramma uit te voeren. Zo is momenteel uitbreiding van het wettelijk instrumentarium in voorbereiding waarmee de bewegingsvrijheid van geradicaliseerde personen in Nederland kan worden beperkt indien zij een gevaar vormen voor de nationale veiligheid. Daarnaast zijn er twee wijzigingen van de Rijkswet op het Nederlanderschap in procedure gebracht waarmee de mogelijkheden worden uitgebreid om personen het Nederlanderschap te ontnemen, onder andere als die persoon zich heeft aangesloten bij een terroristische organisatie die een gevaar vormt voor de nationale veiligheid.

Ter ondersteuning van de lokale bestuurlijke aanpak worden doorlopend praktische ervaringen in kaart gebracht en gedeeld met de partners, zowel op nationaal als op internationaal niveau. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft voorlichting en trainingen georganiseerd voor onder andere gemeenten en politie, ter versterking van de signalering en aanpak van (potentiële) jihadgangers en terugkeerders.

Cybersecurity

In 2014 is gewerkt aan de uitvoering van de in 2013 uitgebrachte, tweede Nationale Cyber Security Strategie (NCSS 2). De realisatie van het bijbehorende werkprogramma van de NCSS 2 wordt voortvarend aangepakt. Er worden belangrijke stappen gezet om de weerbaarheid van Nederland te versterken en er vinden investeringen plaats om de cybersecurity-uitdagingen van de toekomst aan te kunnen pakken. Zo zijn het Nationale Detectie Netwerk en het Nationale Response Netwerk opgebouwd en deze worden inmiddels uitgebouwd. Daarnaast is de ICT-Response Board uitgebreid met cyber experts en is de private deelname aan het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) geïntensiveerd. Doorlopend wordt gewerkt aan de voorbereiding van de internationale Cyberspace conferentie, zodat deze in 2015 succesvol in Nederland kan plaatsvinden.

Crisisbeheersing

In 2014 heeft een herijking plaatsgevonden van de interdepartementale strategie en het beleid met betrekking tot de bescherming van vitale belangen. Dit heeft een nieuw raamwerk opgeleverd van processen die van vitaal belang zijn voor de continuïteit van de Nederlandse samenleving. De eindrapportage van dit herijkingsproces is in februari 2015 uitgebracht.

De evaluatie van het functioneren van de Wet veiligheidsregio's en het stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing leidde in 2014 tot verbetermaatregelen. Doel daarvan is om de prestaties op brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing te verbeteren. In afstemming met het veld zijn voorstellen ontwikkeld om regelingen aan te passen.

Bestendiging en versterking rechtsstaat (artikel 32, 33)

Voor de rechtspraak, het OM en de politie is een nieuw fundament gelegd met de herziening van de gerechtelijke kaart en de nieuwe Politiewet. Dit nieuwe bestel betekent ook versterking van de rol van het bestuur als daadkrachtige partner in het veiligheidsdomein. Daarop bouwen we de komende jaren voort.

Het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI) beoogt bij te dragen aan een goede, snelle, efficiënte, toegankelijke en betaalbare rechtspraak. In 2014 zijn vier wetsvoorstellen voorbereid die de vereenvoudiging van het burgerlijk procesrecht regelen en de digitalisering van de civiele en bestuursrechtelijke rechtsgang mogelijk maken.

Bij het bestendigen en versterken van de rechtsstaat hoort ook de modernisering van het toezicht op de juridische beroepsgroepen. Inmiddels is het toezicht op de advocatuur herzien. Daarnaast is de herziening van het toezicht op de gerechtsdeurwaarders aan de Tweede Kamer voorgelegd.

Stelselvernieuwing rechtsbijstand

We moeten zuinig zijn op onze rechtsstaat. Dat betekent ook dat bezien moet worden hoe bij een toenemend aantal zaken de kosten van de rechtspraak en de gesubsidieerde rechtsbijstand beheerst kunnen worden. Zodanig, dat het rechtsbestel goed blijft functioneren en tegelijkertijd de allerzwaksten in de samenleving ontzien worden. Aanpassing van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand is daarom noodzakelijk. Over de eerste algemene maatregel van bestuur (AMvB) ter aanpassing van het stelsel is door de Raad van State geadviseerd en een wetsvoorstel dat fundamentele onderdelen van de stelselvernieuwing wijzigt is in consultatie gebracht. Inmiddels is de AMvB per 1 februari 2015 in werking getreden. De procedure met betrekking tot het wetsvoorstel Rechtsbijstand is opgeschort en er is een commissie ingesteld die onderzoek gaat doen naar de oorzaken van de kostenstijging in de gefinancierde rechtsbijstand.

Griffierechten

Aanpassing van de griffierechten is noodzakelijk. De wetsvoorstellen verhoging tarieven griffierechten zijn aan de Kamer voorgelegd. Er is in 2014 financiële ruimte gevonden om enkele categorieën en tarieven te matigen. Dit is in de tweede nota van wijziging aan de Kamer medegedeeld.

Privacy

In een rechtsstaat past een adequate vorm van bescherming van persoonsgegevens. Met het oog daarop zijn er in het afgelopen jaar verschillende maatregelen in gang gezet of voortgezet. Voorbeelden hiervan zijn de inzet voor het tot stand brengen van een Europese Algemene verordening gegevensbescherming en een Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging, de adviesaanvraag aan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid over het thema «big data, veiligheid en privacy», het voorstel voor een meldplicht datalekken en voor uitbreiding van de boetebevoegdheid van het College bescherming persoonsgegevens en de kabinetsreactie op de verkenning naar een kaderwet voor gegevensuitwisseling in samenwerkingsverbanden, waarin ook een aantal extra waarborgen voor een zorgvuldige uitwisseling van gegevens wordt voorzien.

Nationale politie (artikel 31)

Realisatie nationale politie

De nieuwe Politiewet trad in werking op 1 januari 2013. Het realistisch bouwen aan een succesvolle nationale politie is geen sinecure. Het was bekend dat het tegelijkertijd openhouden van de winkel én het uitvoeren van een grote verbouwing niet eenvoudig zou zijn. De opgaven voor de politie zijn met gebeurtenissen als de NSS, de vliegramp met de MH17 en met het toenemend jihadisme eerder groter dan kleiner geworden.

Niettemin is al veel bereikt: de ICT van de politie is beter dan ooit tevoren; de burger kan in het hele land – onafhankelijk van waar het feit gepleegd is – aangifte doen, in 2014 is de gezamenlijke veiligheidsagenda tot stand gekomen en er zijn betere resultaten dan ooit bereikt op het gebied van High Impact Crimes, bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit en bij de aanpak van jeugdcriminaliteit. De ambitie is om de vorming van de nationale politie binnen vijf jaar af te ronden, maar wel zodanig dat het voor de politie behapbaar blijft. Daarbij geldt: kwaliteit gaat voor tijd. In 2014 is gewerkt om per 1 januari 2015 van start te gaan met de nieuwe basisteams en de districtsrecherches en daarmee de volgende fase in de vorming van de nationale politie in te gaan. De personele reorganisatie is inmiddels van start gegaan. In februari 2015 is 98% van de teamchefs benoemd en 92% van de sectorhoofden. De hele personele reorganisatie moet er uiteindelijk toe leiden dat alle ca. 63.000 medewerkers een plaatsingsbesluit of een aanwijzing als herplaatsingskandidaat krijgen.

ICT bij de politie op orde

De stabiliteit, continuïteit, gebruiksvriendelijkheid en bruikbaarheid van de ICT systemen is aanzienlijk toegenomen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de Basisvoorziening Informatie, Basisvoorziening Handhaving en de recente uitrol van het landelijke Summ-IT systeem ter vervanging van de Basisvoorziening Opsporing. Een aantal bedrijfsvoeringsystemen is gestandaardiseerd met ingang van 1 januari 2015, waaronder de personeelsinformatiesystemen, de salarisadministratie en de financiële administratie. Ook zijn onderdelen van de technische infrastructuur gestandaardiseerd en vernieuwd. Hiermee is een solide fundament gelegd voor de vernieuwing van de informatievoorziening. Via onder meer halfjaarlijkse onderzoeken door de Inspectie Veiligheid en Justitie (Inspectie VenJ) wordt het hele transitieproces nauwgezet gemonitord.

Landelijke meldkamerorganisatie

Onder leiding van een regiegroep en de stuurgroep Landelijke Meldkamer Organisatie wordt invulling gegeven aan de multidisciplinaire aansturing van de transitie. Op regionaal niveau voltrekt de transitie zich in verschillende snelheden. Een aantal regio’s is al op het juiste schaalniveau en een aantal heeft een business case in een vergevorderd stadium. Daarnaast zijn er regio’s die in de verkennende fase zijn. De komst van de regionale kwartiermakers moet deze processen versnellen. Een aanpassing van het wettelijk kader is in voorbereiding. Daarnaast wordt overleg gevoerd over de structurele overdracht van middelen met de VNG, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Veiligheidsberaad.

Verminderen administratieve lasten

Door een reductie van administratieve lasten komt er meer capaciteit beschikbaar voor de primaire taken van de politie. De oorspronkelijke doelstelling was om de administratieve lastendruk voor de politie te reduceren met 5.000 fte ultimo 2014. Dit is aangepast, onder meer door de bij de vorming van de politie gelegde focus op het in werking brengen van de basisteams en de districtsrecherches. De totale reductie van 5.000 fte moet nu eind 2015 gerealiseerd zijn.

Politieacademie

Kwalitatief hoogwaardig en onafhankelijk politieonderwijs staat hoog in het vaandel. Door de komst van één nationale politie is er één behoeftestelling voor opleidingen gekomen. Dat maakt de inrichting van het onderwijs effectiever en efficiënter. Er worden maatregelen genomen om de taakstelling aan de Politieacademie uit te voeren met behoud van kwaliteit. Het gaat daarbij onder meer om een verkorting van opleidingen, zoals in het reguliere onderwijs, een verlaging van de financiering op basis van instroom van 2.300 tot 2.000 aspiranten per jaar en een normering van de bekostiging conform het reguliere onderwijs. Daarnaast is een wetswijzing voorbereid om de Politieacademie in te bedden in het politiebestel. Naast een goede borging van de kwaliteit van het politieonderwijs, wordt zo een betere verbinding tussen het politieonderwijs en de praktijk mogelijk. En ook zorgt dit voor een meer doelmatige en flexibele bedrijfsvoering door het gezamenlijk gebruik van personeel, van gebouwen en faciliteiten zoals de trainingscentra.

Internationale politiesamenwerking en Caribisch Nederland

In 2014 zijn de landenprogramma’s voor de 16 prioritaire landen grotendeels uitgevoerd. Tevens is een evaluatiekader voor deze landenprogramma’s opgesteld. Er is een gezamenlijk actieprogramma opgesteld met België, Frankrijk, Luxemburg en Nederland om de bestrijding van drugshandel en mobiel banditisme te versterken. Met Australië is een «Memorandum of Understanding» voor politiesamenwerking afgesloten.

De Minister van Veiligheid en Justitie is korpsbeheerder van het politie- en brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES). De gemandateerd korpsbeheerder heeft het nieuwe politiebureau te Kralendijk, Bonaire op 10 oktober 2014 officieel geopend. In het bureau zijn ook de ketenpartners als de Koninklijke Marechaussee en de Kustwacht gehuisvest.

Slachtoffer centraal, sanctietoepassing en jeugd (artikel 34, 35)

Belangen Slachtoffers

De vijf beleidsdoelen uit het visiedocument3 «Recht doen aan slachtoffers» geven richting aan de beleidsontwikkelingen in 2014, zodat de positie van slachtoffers voor, tijdens en na afloop van het strafproces verder wordt verbeterd. Dit is afgesproken in het Regeerakkoord.

De pilots herstelbemiddelingen zijn verlengd tot eind 2014 om voldoende input te hebben voor het onderzoek. Het eindrapport van de evaluatie wordt in de zomer van 2015 verwacht. Daarnaast zijn in 2014 verschillende verbetermaatregelen geïmplementeerd bij de ketenpartners. Er is bijvoorbeeld een nieuwe website door het OM ontwikkeld waarop alle informatie voor slachtoffers te vinden is. Ook kunnen slachtoffers met een inlogmogelijkheid een zaak volgen in hoger beroep. DJI ontwikkelde voor slachtoffers informatiebrochures, informatie voor slachtoffers wordt aangeboden in begrijpelijker taal en vanaf begin 2015 komt het vereenvoudigd schadeformulier beschikbaar.

Het onderzoek naar belemmeringen voor verzekeraars om schade te verhalen op daders heeft tot de conclusie geleid dat in de praktijk geen eenduidige werkprocessen zijn vastgelegd ter ondersteuning van de informatie-uitwisseling tussen verzekeraars en politie en OM. Daarom wordt nu verder gewerkt aan het gezamenlijk vormgeven en inrichten van dat proces.

De Wet conservatoir beslag ten behoeve van slachtoffers is op 1 januari 2014 in werking getreden. De eerste resultaten van de wet zijn al zichtbaar: tot op heden is in meer dan 80 zaken beslag gelegd ten behoeve van slachtoffers. Daarnaast is het wetsvoorstel uitbreiding spreekrecht op 14 november 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd.4 De wijzing van de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven is gevoegd bij de uitbreiding van het wetsvoorstel.

Masterplan DJI

De implementatie van het Masterplan DJI ligt op koers. De doelstelling van het Van Werk Naar Werk-beleid voor 2013 en 2014 is gehaald. Een uitstroom van 37% van het totaal aantal van 3.370 fte, waarmee de personeelsbezetting zal moeten dalen, is gerealiseerd. Waar eind 2012 nog 16.212 fte werkzaam was bij DJI, is dit aantal per 1 januari 2015 gedaald tot 14.908 fte; een afname van 1.304 fte. Een groot aantal DJI-medewerkers is mobiel geworden en heeft een andere baan gevonden, binnen of buiten DJI. Het totaal aantal interne tijdelijke en structurele verplaatsingen in 2014 bedraagt 1.193.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie hebben op 26 juni 2014 een akkoord met de vakorganisaties kunnen sluiten over de SBF-(substantieel bezwarende functies)-regeling. Dit akkoord bevat onder meer een compensatie voor de gevolgen van de verhoging van de AOW-leeftijd en een compensatie in verband met de problematiek van de SBF-verlofmedewerker, die voor 1 juli 2012 met SBF-verlof is gegaan.

Door alle mobiliteitsbewegingen, zowel intern als extern, ontstaat er binnen DJI personele frictie op functie-, lokaal-, en regionaal niveau. De DJI-mobiliteitsorganisatie speelt hier zo goed mogelijk op in door in een vroegtijdig stadium de behoefte in te vullen aan personele bezetting via regionale en landelijke afstemming. De detentiecapaciteit wordt zo efficiënt mogelijk ingezet door het concentreren van leegstand, dit in relatie tot de personele bezetting. De sluitingen van de locaties opgenomen in het Masterplan zijn volgens planning uitgevoerd.

Gevangeniswezen

Binnen het gevangeniswezen staat de persoonsgerichte benadering centraal. In dat kader is ook het systeem van promoveren en degraderen in 2014 ingevoerd. Gedetineerden verdienen interne en externe vrijheden met goed gedrag. De Eerste Kamer is niet akkoord gegaan met het wetsvoorstel waarmee elektronische detentie zou worden ingevoerd. Dat betekent onder meer dat de penitentiaire programma’s hiermee niet komen te vervallen.

Tbs

In 2014 zijn belangrijke stappen gezet om de ambities op het terrein van de tbs die waren verwoord in de Meerjarenovereenkomst Forensische Zorg 2013 tot en met 2017 te verwezenlijken. De taskforce behandelduur tbs onder leiding van Bas Eenhoorn is eind 2014 met een aantal aanbevelingen gekomen om de behandelduur in de tbs tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen, en daarmee de houdbaarheid van het tbs-stelsel ook voor de toekomst te waarborgen. Deze aanbevelingen zijn door de Staatssecretaris en het veld omarmd.

Stelselherziening jeugd

Dit jaar is ingezet op de implementatie van de Jeugdwet bij gemeenten, brancheorganisaties en justitiepartners. Daarnaast is het certificeringsstelsel Jeugdbescherming/jeugdreclassering nader ingericht. VenJ is eigenaar van het normenkader en certificatieschema en verantwoordelijk voor de werking van het certificeringsstelsel. De Vliegwielprojecten toonden een nieuwe aanpak binnen de jeugdbescherming. Ze illustreerden daarmee hoe succesvol een innovatieve jeugdbescherming kan zijn. De Vliegwielprojecten droegen in belangrijke mate bij aan een indrukwekkende daling van het aantal ondertoezichtstellingen in 2014.

Aanpak Problematische Jeugdgroepen

In 2014 is hard gewerkt aan het verder terugdringen van het aantal hinderlijke, overlastgevende en criminele jeugdgroepen. Op 6 mei 2014 is aan de Tweede Kamer een verdere daling ten opzichte van het voorgaande jaar gerapporteerd.5 Het aantal hinderlijke jeugdgroepen in 2014 ten opzichte van 2013 is gedaald met ruim 20% (427), het aantal overlastgevende met ruim 11% (163) en het aantal criminele jeugdgroepen met bijna 27% (33). In totaal is het aantal problematische jeugdgroepen ten opzichte van 2013 dus gedaald met ruim 18% (623) ten opzichte van 2013.

Minstens zo belangrijk zijn de resultaten van de lokale aanpak van deze jeugdgroepen. Vrijwel alle criminele jeugdgroepen in ons land hebben een integrale aanpak met een combinatie van zorg, straf-, en bestuurlijke interventies. Er wordt ingezet op de hotspots van criminele jeugdgroepen, het vroegtijdig signaleren en ingrijpen, het afpakken van crimineel vermogen, nazorg en het versterken van de regie van gemeenten in de aanpak. Dit alles tegen de achtergrond van de drie decentralisaties die de aanpak raken.

Adolescentenstrafrecht en Terbeschikkingstelling aan het onderwijs

Op 1 april 2014 trad het wetsvoorstel adolescentenstrafrecht in werking. De wetswijzigingen zijn in 2014 door de ketenpartners in hun werkprocessen geïmplementeerd, zodat in de sanctietoepassing bij 16- tot 23-jarigen meer rekening wordt gehouden met hun ontwikkelingsfase.

Het advies van de Raad van State op het wetsvoorstel terbeschikkingstelling aan het onderwijs (TBO) is 5 november ontvangen. De TBO voorziet in een strafrechtelijke maatregel, waarmee jeugdige delictplegers vanaf 12 jaar worden verplicht onderwijs te volgen om zo een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt te behalen

Immigratie en Asiel (artikel 37)

Asiel

De vreemdelingenketen staat voor de uitdaging om tijdig, flexibel en adequaat te reageren op grote opwaartse en neerwaartse schommelingen in de asielinstroom. De totale asielinstroom (bestaande uit eerste asielaanvragen, opvolgende asielaanvragen en nareis) is in 2014 ten opzichte van 2013 met circa 75% toegenomen. Deze toename kan worden toegeschreven aan een uitzonderlijke en plotselinge toename van Eritrese eerste asielaanvragen in de maanden april en mei 2014 en een aanzienlijke stijging van het aantal Syrische asielaanvragen. In één jaar tijd is de bezetting binnen het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) met circa 10.000 opvangplaatsen toegenomen. Om de meerkosten te kunnen dekken, is in de VenJ-begroting 2015 € 375 mln. extra beschikbaar gesteld voor eerstejaarsopvang van asielzoekers in 2014 en 2015. De ontwikkeling van de fors stijgende bezetting in de centrale opvang vergt veel inspanningen van het COA en gemeentes om in relatief zeer korte tijd opvangplekken te realiseren. Probleem hierbij is dat het aantal vergunninghouders in de opvang stijgt. Deze mensen zouden moeten uitstromen in een woning in een gemeente. Binnen de vreemdelingenketen wordt prioriteit gegeven aan het oplossen van dit probleem. Er is een platform «Opnieuw thuis» ingesteld waarin Rijk, provincies en gemeenten nu de handen ineen slaan om oplossingen te zoeken.

Terugkeer

Het wetsvoorstel Terugkeer en Bewaring ligt voor advies bij de Raad van State. In dit wetsvoorstel wordt onder meer een eigen regime voor vreemdelingenbewaring gecreëerd. Dit voorstel laat – onder omstandigheden – meer vrijheden voor de in bewaring gestelde vreemdeling dan voorheen. Vooruitlopend daarop worden gezinnen met minderjarige kinderen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV's) vanaf 1 oktober niet meer geplaatst in reguliere centra voor vreemdelingenbewaring of grensdetentie, maar in de Gesloten Gezinsvoorziening. Controle van vreemdelingen in het Detentiecentrum Rotterdam gebeurt sinds maart van dit jaar met behulp van een bodyscan. Dit omdat onderzoek aan het lichaam door middel van visitatie als belastend werd ervaren. Er zijn alternatieven voor bewaring ontwikkeld en vreemdelingenbewaring wordt meer dan voorheen ingezet als ultimum remedium. Daardoor is een zichtbare daling van inbewaringstellingen opgetreden.

In EU-verband is ingezet op betere afstemming tussen de lidstaten wat betreft terugkeer. De EU heeft meer schaalgrootte en kan daarmee ook meer impact hebben in de contacten met herkomst- en transitlanden. Nederland deed een voorstel voor terugkeerpilots met herkomst- en transitielanden. Dit voorstel is overgenomen door de JBZ Raad. Dit initiatief wordt nu verder uitgewerkt.

Vreemdelingentoezicht

Bij de bestrijding van illegaal verblijf ligt de prioriteit bij criminele en overlastgevende vreemdelingen. Daarnaast wordt ketenbreed aandacht besteed aan de aanpak van op toelating gerichte fraude. Om invulling te geven aan deze prioriteit, wordt in de vreemdelingen- en strafrechtketen ingezet op betere samenwerking en informatie-uitwisseling. Zo maken betrokken partners bijvoorbeeld gezamenlijk trend- en risicoanalyses. Deze analyses worden gebruikt om een beter beeld te krijgen van de Nederlandse vreemdelingenproblematiek en leiden tot concrete aanbevelingen voor de aanpak van bijvoorbeeld schijnrelaties of kort verblijvende vreemdelingen. Een voorbeeld van de uitkomsten van een betere informatie-uitwisseling is Judoka (Justitiële Documentatie Opvolgen op basis van Keten Abonnementen). De Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) ontvangt informatie over de onherroepelijke veroordeling van een vreemdeling automatisch van de Justitiële Informatiedienst en toetst meteen na ontvangst aan de glijdende schaal. Hierdoor kan van criminele vreemdelingen het rechtmatig verblijf eerder worden beëindigd zodat zij eerder kunnen worden uitgezet. Op deze manier wordt de periode dat criminele derdelanders nog gebruik kunnen maken van voorzieningen ook verkort. Daarnaast is er minder tijd voor de opbouw van een sterk verblijfsrecht.

Met ingang van 8 juli 2014 zijn de mogelijkheden voor het uitvoeren van het mobiel toezicht vreemdelingen (MTV) in treinen verruimd en kan er bij een onverwachte toename van illegale grensoverschrijding tijdelijk extra toezicht worden uitgeoefend.

Op 1 september 2014 is de screening voor gezinnen met minderjarige kinderen ingevoerd op de luchthavens. Gezinnen die op een Schengenbuitengrens aankomen, aan wie de toegang wordt geweigerd en die asiel aanvragen, worden gescreend op kinderhandel. Als daar geen vermoeden van is, krijgt het gezin alsnog toegang tot Nederland en kan de asielprocedure buiten grensdetentie worden doorlopen. Bij een concreet vermoeden van kinderhandel wordt het kind ondergebracht bij Nidos en de volwassene in grensdetentie geplaatst. Bij twijfel over de gezinsband of als er signalen zijn op het gebied van openbare orde wordt het gezin voor nader onderzoek in de gesloten gezinsvoorziening geplaatst.

Regulier

Het doel van het kabinet is om uitnodigend te zijn voor die migranten die een bijdrage leveren aan de Nederlandse economie en wetenschap. In het kader van deze doelstelling is in 2014 door het kabinet aan de Tweede Kamer meegedeeld dat startende innovatieve ondernemers van buiten de EU/EER een verblijfsvergunning kunnen krijgen waarna ze kunnen doorstromen in de zelfstandigenregeling. Daarmee is geen procedure voor een machtiging tot voorlopig verblijf meer nodig voor vreemdelingen die via een erkend referent naar Nederland komen en al rechtmatig in een Schengenlidstaat verblijven (kennismigranten, studenten, wetenschappelijk onderzoekers en hun gezinsleden). Daarnaast is op 1 april 2014 de Europese richtlijn inzake de gemeenschappelijke vergunning voor verblijf en arbeid (GVAA) geïmplementeerd waardoor de aanvraagprocedures voor de tewerkstellingsvergunning en voor de verblijfsvergunning zijn samengevoegd. Hierdoor kunnen de meeste arbeidsmigranten van buiten de EU volstaan met één aanvraagprocedure voor verblijf en arbeid. In het kader van meer harmonisatie van immigratiebeleid binnen de EU zijn ook de onderhandelingen over de richtlijnen voor seizoenswerk en voor intra corporate transferees afgerond en gepubliceerd op respectievelijk 28 maart en 28 mei 2014. De implementatie van deze richtlijnen moet binnen twee en een half jaar na publicatie plaatsvinden.

Nationaliteit

Naar aanleiding van het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) van december 2013 over staatloosheid heeft het kabinet besloten dat er een procedure zal worden ingericht om staatloosheid vast te stellen. Belangrijk hierbij is dat de bewijslastverdeling wordt aangepast en dat voor staatloos in Nederland geboren kinderen zonder rechtmatig verblijf het mogelijk wordt om na vijf jaar onafgebroken verblijf te opteren voor de Nederlandse nationaliteit. De Tweede Kamer is hierover bij brief van 12 november 2014 geïnformeerd6.

Wetgeving

Op het gebied van asiel trad in 2014 een aantal belangrijke wetten in werking. De Wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening is op 1 januari 2014 in werking getreden. Eveneens is op 1 januari 2014 de Wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht ter uitvoering van de verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PbEU 2013, L 180) in werking getreden.

In het voornemen asielverzoeken sneller, maar nog steeds zorgvuldig af te doen, zijn belangrijke stappen gezet. Naast de Wet herschikking asielgronden zijn de eerste onderdelen van het Besluit stroomlijning toelatingsprocedures en het Besluit aanpassing vergoeding vervolgaanvragen vreemdelingen op 1 januari 2014 in werking getreden. De tweede tranche van het Besluit stroomlijning toelatingsprocedures is op 1 april 2014 in werking getreden. Bij afwijzing van een eerste asielaanvraag of van een humanitair-reguliere aanvraag wordt nu meteen bekeken of er een (andere) humanitair-reguliere verblijfsgrond van toepassing is. Daartoe hoeft geen afzonderlijk vervolgaanvraag meer te worden ingediend.

Ten aanzien van wetgeving op het gebied van toezicht is op 1 maart 2014 de Wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling in werking getreden. In deze wet is geregeld dat van alle derdelanders, tien vingerafdrukken en een digitale foto worden (af)genomen en opgeslagen, met als doel het betrouwbaarder vaststellen, registreren en verifiëren van de identiteit van vreemdelingen. Ook trad op 1 april 2014 de Wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verruiming van de bevoegdheden in het kader van het vreemdelingentoezicht in werking. Deze wet maakt het mogelijk dat de politie onderzoek doet in de woning van een (illegale) vreemdeling om de identiteit, nationaliteit en verblijfsstatus vast te stellen. Het doorzoeken is beperkt tot handelingen die geen voorzienbare substantiële schade aan aanwezige voorwerpen of de woning zelf aanrichten.

Keteninformatisering

De voorzieningen voor het uitwisselen van gedigitaliseerde documenten tussen ketenpartners zijn operationeel. IND en het COA wisselen vanaf juli 2014 op deze wijze informatie uit over beschikkingen en uitspraken van de Rechtbanken. Voor de verbetering van de communicatie tussen de IND en de rechterlijke macht lopen diverse initiatieven die de aankomende jaren voor een (grote) versnelling in informatieverstrekking zullen zorgen. Bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel modernisering rechtspraak zullen alle uitspraken digitaal vanuit de rechtspraak aan de IND worden aangeleverd.

Daarnaast delen de politie, Koninklijke Marechaussee (KMar), DJI en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) sinds 15 september 2014, via het tijdelijke informatiesysteem overdracht vreemdelingen, op digitale wijze gegevens in het kader van de gedwongen terugkeer van vreemdelingen.

Verbetering ketensamenwerking

In het kader van de verdere verbetering van de ketensamenwerking tussen partners die deel uitmaken van de vreemdelingenketen zijn in het afgelopen jaar belangrijke stappen gezet. Het Vreemdelingenbeleid behoort tot het reguliere toezichtterrein van de Inspectie VenJ, die met ingang van 2014 de toezichttaken van de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer (CITT) heeft overgenomen. De Inspectie VenJ zal zijn toezicht geleidelijk over steeds meer domeinen binnen de vreemdelingenketen uitbreiden.

Naar aanleiding van de Monitor van de Inspectie VenJ is de Kamer geïnformeerd over de voortgang op en de verdere planning van de uitvoering van de verbetermaatregelen die zijn ingezet naar aanleiding van recente rapporten van de Inspectie VenJ en de OVV. Er zijn belangrijke stappen gezet om aan begrippen als menselijke maat en professionele ruimte inhoud te geven binnen de vreemdelingenketen. Sinds medio 2014 functioneert een ketenbreed Incidentmanagementsysteem dat tot doel heeft dat incidenten die zich in de keten voordoen snel gemeld worden en dat daarvan geleerd wordt.

Samen met het Ministerie van VWS is onderzocht welke mogelijkheden er zijn om de medische informatie-uitwisseling in de vreemdelingenketen verder te verbeteren. De maatregelen worden in 2015 nader uitgewerkt en geïmplementeerd.

Kansspelen

In 2014 is een aantal belangrijke stappen gezet op het terrein van modernisering van het kansspelbeleid. Het wetsvoorstel kansspelen op afstand, waarmee online kansspelen gereguleerd worden zodat de consument hieraan op legale wijze veilig en verantwoord kan deelnemen, is in juli 2014 naar de Tweede Kamer gezonden. In de tweede helft van 2014 is een groot deel van de lagere regelgeving uitgewerkt. De consultatie van de lagere regelgeving vindt medio 2015 plaats.

In juli 2014 is ook de beleidsvisie herinrichting speelcasinoregime naar de Kamer gestuurd. In het najaar van 2014 is vervolgens gewerkt aan het wetsvoorstel voor opheffing van het monopoliestelsel voor casino’s en het mogelijk maken van de transitie van Holland Casino van staatsbedrijf naar private onderneming. De consultatie van dit wetsvoorstel heeft in de periode februari tot en met maart 2015 plaatsgevonden.

Daarnaast is in juli 2014 de visie op de toekomst van het loterijstelsel naar de Kamer gezonden. Om de loterijen meer ruimte te geven voor innovatie wordt het verplichte afdrachtpercentage van de goededoelenloterijen verlaagd van 50% naar 40%. De AMvB-wijziging die hiervoor nodig is, is eind 2014 in consultatie gebracht. De beleidsregels voor het verlengen van de bestaande vergunningen (o.a. goededoelenloterijen, lotto) zijn op 13 oktober 2014 in de Staatscourant gepubliceerd. De Kansspelautoriteit is daarom per 1 januari 2015 overgaan tot herverlening van de vergunningen.

Overzicht realisatie beleidsdoorlichtingen

Tabel 3.1 Overzicht realisatie beleidsdoorlichtingen

Art.

Omschrijving artikel

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Gehele art. J/N

31

Nationale politie

             

N

 

Nationale politie (31)

         

X1

   
 

Veiligheidsregio’s en politie (oud 23)2

         

X

   
 

Bekostiging Nationale politie (31.2)3

               
 

Kwaliteit, arbeidsvoorwaarde en ICT politie (31.3) 4

         

X

   

32

Rechtspleging en rechtsbijstand

             

J

 

Adequate toegang tot het rechtsbestel (32.2)

X

             
 

Optimale randvoorwaarden voor een doelmatig en treffend rechtsbestel (32.3)

X

             

33

Rechtshandhaving en vervolging

             

J

 

Bestuur, informatie en technologie (33.2)

           

X

 
 

Opsporing en vervolging (33.3)

           

X

 

34

Sanctietoepassing

             

N

 

Preventieve maatregelen (34.2)

         

X

   
 

Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties en Vreemdelingenbewaring (34.3)

X

             
 

Slachtofferzorg (34.4)

           

X

 

35

Jeugd

             

N

 

Uitvoering jeugdbescherming en Voogdij AMV’s (35.2)5

       

X

     
 

Tenuitvoerlegging justitiële sancties Jeugd (35.3)

   

X

         

36

Contraterrorisme en nationale veiligheidsbeleid

             

N

 

Nationale Veiligheid en Terrorismebestrijding (36.2)

 

X

           
 

Veiligheid (radicalisering) (36.2, oud 25.1)

         

X

   
 

Onderzoeksraad voor Veiligheid (36.3)6

               

37

Vreemdelingen

             

N

 

Toegang, toelating en opvang vreemdelingen (37.2)

               
 

Terugkeer (37.3)

               
X Noot
1

Gaat over in IBO (start 2014); omvat de sector politie.

X Noot
2

Dit betreft een oude operationele doelstelling 23, nu opgegaan in de doelstellingen 31 en 36.

X Noot
3

De nationale politie is per 1 januari 2013 ingesteld. Doorlichting vindt plaats in 2018.

X Noot
4

Voorheen Veiligheid (ICT). In 2013 is de beleidsdoorlichting van art. 25.2 (oud) uitgevoerd. Onderwerp was het bevorderen van het effectief en efficiënt gebruik van informatietechnologie door veiligheidspartners.

X Noot
5

Voorheen Interlandelijk Adoptie en Kinderopvang.

X Noot
6

Voor de eerste maal een doorlichting in 2017.

Toelichting

Algemeen

In de bijlage «Afgerond evaluatie en overig onderzoek» bij dit jaarverslag vindt u een uitgebreider overzicht van alle (evaluatie)onderzoeken. De meest recente meerjarige programmering voor beleidsdoorlichtingen vanaf 2015 en verder is te vinden op internet.13

Artikel 31

In 2013 is getracht om het gehele artikel 31 door te lichten. Echter, door de wijziging in het bestel naar één nationale politie (2013) was het op dat moment nog niet opportuun om ook het onderdeel 31.2 «Bekostiging nationale politie» door te lichten. Derhalve is de doorlichting van alleen het onderdeel 31.2 gepland voor 2018.

Artikel 34 en 35

De artikelen 34 en 35 zijn zodanig breed qua beleidsonderwerpen, dat het niet zinvol is om het artikel in zijn geheel door te lichten. Een doorlichting op het niveau van artikelonderdelen is daarom voordehandliggender, hetgeen de afgelopen jaren dan ook gebeurd is. De vernieuwde artikelindeling (waar die verbreding onder andere uit voortkwam, maar waarbij ook verschuivingen van begrotingsposten plaatsvonden) is een verdere (technische) oorzaak voor het niet doorlichten van een geheel artikel volgens de huidige indeling.

Artikel 36

Een gehele doorlichting van dit artikel vergt een te brede scope aan beleidsonderwerpen. Het gaat dan namelijk onder meer over cybersecurity, jihadisme, vitaal, burgerluchtvaart, crisisbeheersing, contraterrorisme, etc. Die onderwerpen verhouden zich slecht tot een integrale doorlichting.

Artikel 37

Door de herzieningen op regulier en asiel en vanwege het onderbrengen van het beleidsterrein vreemdelingenzaken eerst bij BZK en later bij VenJ is besloten de doorlichtingen uit te voeren in 2017 en 2018 (zie meerjarige programmering).

Overzicht van risicoregelingen

Tabel 3.2 Overzicht van verstrekte garanties (x € 1.000)

Art.

Omschrijving

Uitstaande garanties

Verleende garanties

Vervallen garanties

Uitstaande garanties

Garantie- plafond

Totaal plafond

Totaal stand

Begrotingsreserve

   

2013

2014

2014

2014

2014

2014

2014

31

Inkoop Max en FLO

1.002.617

55.685

53.509

1.004.793

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

34

Garantiestelling Faillissementscuratoren Dienst Justis

16.299

4.771

2.555

18.515

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

35

Garantstelling Hypothecaire leningen aan JJI's

29.888

0

990

28.898

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 

Totaal

1.048.804

60.456

57.054

1.052.206

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Tabel 3.3 Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (x € 1.000)

Art.

Omschrijving

Uitgaven

Ontvangsten

Saldo

Uitgaven

Ontvangsten

Saldo

Mutatie volume begrotingsreserve

   

2013

2013

2013

2014

2014

2014

2013–2014

34

Garantiestelling Faillissementscuratoren Dienst Justis

1.068

0

1.068

1.333

0

1.333

n.v.t.

Inkoop Max en FLO (artikel 31)

In de stand is de meerjarige verplichting die VenJ naar de politie en de politieacademie heeft, in het kader van de VUT, prepensioen en levensloopregeling (Inkoop Max regeling) en functioneel leeftijdsontslag (FLO regeling), afzonderlijk opgenomen. De verplichtingen die hieruit voortvloeien zijn gerelateerd aan de bedragen welke als vordering in de jaarrekeningen van de politie en de Politieacademie worden opgenomen.14 De bedragen zijn geboekt op basis van de op 13 maart 2015 getekende saldobevestigingen van de nationale politie en de Politieacademie.

Garantiestelling Faillissementscuratoren Dienst Justis (artikel 34)

De garantstellingsregeling faillissementscuratoren (GSR) is voor faillissementen waarin sprake lijkt te zijn van kennelijk onbehoorlijk bestuur, maar in de boedel onvoldoende middelen aanwezig zijn om onderzoek te doen of een procedure te starten en zo onrechtmatig aan de boedel onttrokken gelden en goederen terug te halen. De GSR wordt herzien en zal hiermee aan het garantiekader voldoen. Dit betekent onder andere dat er een premiegefinancierde begrotingsreserve komt met het doel om de budgettaire risico’s voor de begroting te dekken. Daarnaast zal de GSR cyclisch worden geëvalueerd (horizonbepaling) en worden de uitvoeringskosten van de regeling geoptimaliseerd.

Garantstelling Hypothecaire leningen aan JJI’s

Het feitelijk risico van de verleende garanties aan particuliere jeugdinrichtingen betreft borgstellingen ten behoeve van het restantbedrag van leningen die particuliere inrichtingen zijn aangegaan ter financiering van de gebouwen. Zonder garantieverlening was het niet mogelijk tegen gunstige condities dergelijke leningen bij externe financiers af te sluiten. Omdat DJI de kapitaalslasten van de betreffende leningen bovennormatief vergoedt aan de inrichtingen was het uit efficiency-overwegingen van belang dat de leningen tegen een zo gunstig mogelijk rentepercentage konden worden afgesloten. Om het inzicht in het garantie-overzicht te verbeteren, is besloten om alle garanties in het departementale jaarverslag op te nemen. In voorgaande jaren stond de garantstelling voor de hypothecaire leningen vermeld in de jaarrekening van het agentschap DJI.

Tabel 3.4 Overzicht rekening-courant limieten en gebruik leenfaciliteit (x € 1.000)

Art.

Omschrijving

Garanties 2013

Garanties 2014

Saldo uitstaande leningen

Aangegane Lening

Aflossing uitstaande leningen

Saldo uitstaande leningen

Gem. looptijd

Vrije ruimte

   

2013

2014

2013

2014

2014

2014

2014

2014

31

Leenfaciliteit Politie

1.254.900

             

31

Leenfaciliteit Nationale politie

 

470.443

715.881

 

– 245.438

470.443

14

 

31

Leenfaciliteit Politieacademie

 

174.250

109.481

 

– 6.510

102.971

14

71.279

31

Leenfaciliteit Meldkamer Noord Nederland

 

10.800

11.200

 

– 400

10.800

30

 

34

Leenfaciliteit Kansspelautoriteit

 

2.000

 

3.700

– 1.700

2.000

11

 

35

Leenfaciliteit Particuliere JJI's

94.302

73.711

76.895

 

– 3.184

73.711

21

 

37

Leenfaciliteit COA

 

73.000

         

73.000

                   

31

RC-limiet Politie

268.500

268.500

           

34

RC-limiet Kansspelautoriteit

3.000

3.000

           

37

RC-limiet COA

70.000

70.000

           
 

Totaal

1.690.702

1.145.704

913.457

3.700

– 257.232

659.925

15

144.279

Leenfaciliteit

Deze organisaties hebben toegang tot het geïntegreerd middelenbeheer van het Ministerie van Financiën. Voor de financiering van investeringen kunnen ze een beroep doen op de leenfaciliteit van Financiën. In deze garantstelling is bepaald dat wanneer er niet aan de verplichtingen wordt voldaan die uit de overeenkomst van geldlening voortvloeien, Financiën deze verplichting ten laste zal brengen van het Ministerie van VenJ. De presentatie van de leenfaciliteit is in de verantwoording van 2014 gewijzigd: Als garantie is opgenomen het bedrag van de uitstaande leningen vermeerderd met het bedrag van de vrije ruimte onder het leenplafond, zo nodig rekening houdend met de mogelijk dat een eenmaal afgeloste lening opnieuw mag worden opgenomen.

De leningen aan het Gemeenschappelijke Hof en de Raad voor de rechtspraak worden in de leenadministratie van het Ministerie van Financiën gekenmerkt als een agentschapslening en zijn daarom in bovenstaande overzicht niet opgenomen. Het totaal van de uitstaande leningen voor de Raad voor de rechtspraak bedroeg per ultimo 2014 € 94.839.339 en voor het Gemeenschappelijk Hof € 165.000.

RC-limiet

De betreffende organisaties hebben bij het Ministerie van Financiën een rekening-courantfaciliteit, waarbij VenJ garant staat voor de aanzuivering van een mogelijk debetsaldo wanneer de betrokken organisaties daarbij in gebreke blijven.

4. BELEIDSARTIKELEN

31. Nationale politie

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 12.625 miljoen

Art. 31 Nationale politie 41,7%

Art. 31 Nationale politie 41,7%

Algemene doelstelling

Een veilige samenleving met behulp van een goed functionerende politieorganisatie.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft een financierende en regisserende rol ten aanzien van de politie. Hierbij zijn drie verschillende verantwoordelijkheden te onderscheiden:

  • De eerste verantwoordelijkheid betreft die voor de inrichting, werking en ontwikkeling van het politiebestel;

  • De tweede verantwoordelijkheid is voor bevoegdheden en het beheer ten aanzien van de politie. Onder deze beheerverantwoordelijkheid van de Minister15 valt het vaststellen van de begroting, de meerjarenraming, de jaarrekening, het beheersplan, het jaarverslag en de operationele sterkte. De Minister kan de korpschef te allen tijde over alle beheeraangelegenheden algemene en bijzondere aanwijzingen geven;

  • Tot slot stelt de Minister vanuit zijn beleidsverantwoordelijkheid, gehoord het College van procureurs-generaal en de regioburgemeesters, ten minste eens in de vier jaar de landelijke beleidsdoelstellingen van de politie vast.

De Minister van VenJ heeft ten aanzien van het politie- en brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) een financierende en regisserende rol. De beheerverantwoordelijkheid voor het politie- en brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES) berust bij de Minister.16

Landelijke prioriteiten politie 2011–2014

Beleidsconclusies

De uitvoering van de Landelijke prioriteiten politie 2014 is goed verlopen. Wat betreft de aanpak van High Impact Crimes (woninginbraken, overvallen, straatroven en geweld) zijn de doelen met betrekking tot verdachtenratio’s (de verhouding tussen het aantal in 2014 afgehandelde verdachten en het totaal aantal misdrijven) en het terugbrengen van de aantallen woninginbraken, overvallen en straatroven gerealiseerd. Omdat hiervoor specifieke beleidsbudgetten in de begroting zijn opgenomen wordt hierover bij artikel 33 (onder andere woninginbraken) en bij artikel 34 (onder andere overvallen en straatroven) gerapporteerd.

Verder is het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden verdubbeld en zijn er meer cybercrimezaken aangepakt. Voor nadere informatie hierover wordt verwezen naar artikel 33. 2014 was het laatste jaar van de huidige afspraken omtrent de landelijke prioriteiten politie.

Veiligheidsagenda 2015–2018

In 2014 is in samenwerking met het lokaal bestuur, het OM en de politie, als vervolg op de Landelijke prioriteiten, een Veiligheidsagenda 2015–2018 opgesteld.

Deze gezamenlijke agenda brengt, naast zes prioritaire onderwerpen, tevens tot uitdrukking dat het lokale, regionale en het landelijke niveau samenwerken aan het vergroten van de veiligheid. Voor het eerst worden hierin namelijk ook de bijdragen van de partners benoemd.

Meetbare gegevens

In onderstaande tabel worden behaalde resultaten op de Landelijke prioriteiten en overige beleidsprioriteiten weergegeven.

Tabel 31.1: Indicatoren Landelijke prioriteiten politie

Doelstelling

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Streefwaarde 2014

In 2014 wordt de aangever standaard geïnformeerd over de afloop van de aangifte, of wordt de aangever in zwaardere zaken op basis van maatwerk geïnformeerd. Er kan via 6 kanalen aangifte of melding bij de politie gedaan worden.

Multichannel aanpak geïmplementeerd

6 kanalen voor aangifte ontwikkeld.

Aangever woninginbraak binnen 14 dagen telefonisch geïnformeerd over de voortgang van hun zaak.

Er zijn 6 kanalen voor aangifte. Verdere uitbreiding van deze kanalen loopt: uitrol 3-D, uitbreiding internetaangifte, aangifte van steeds meer delicten op locatie. Wetsvoorstel digitale processtukken (o.a. mogelijkheid voor uitbreiding internetaangifte aan de TK gezonden).

Binnen 2 weken wordt teruggekoppeld naar de aangever HIC.

Terugkoppeling aangifte zwaardere zaken op basis van maatwerk.

6 kanalen voor aangifte.

Terugkoppeling van aangifte, aangever wordt in zwaardere zaken op basis van maatwerk geïnformeerd. Over aangifte van HIC wordt binnen 2 weken teruggekoppeld.

         

Vermindering administratieve lastendruk politie met 25% (5.000 fte)

3% (605 fte)

15% (3.000fte)

20% (4.000 fte)

25% (5.000 fte)

         

Verhoging van de heterdaadratio met 25%

Uitvoering pilots; geen cijfer beschikbaar

3%

3,5% 1

25%

         

Aanleveren gebiedsscan op gemeentelijk niveau2

100% dekking

100% dekking

100% dekking

100% dekking

         

Aanpak criminele vreemdelingen:

       

– Van de PSH-V3 geregistreerde identiteitsonderzoeken voldoet 90% aan de afgesproken kwaliteitseisen.

85,3%

92%

94,3%

90%

– Bij alle naar het OM verzonden pv’s met een niet-Nederlander als verdachte wordt de niet-Nederlander voorzien van een vreemdelingennummer.

Uitrol ID-zuilen en werkstations

88%

85,4%

100%

         

Cybercrime: standaardisering, uniformering en professionalisering van de Digitale Expertise

Versterking professionaliteit capaciteits-uitbreiding 33 fte

Capaciteits-uitbreiding: 33 fte bij THTC;

Het Flexibel Informatie en Expertise team is met 20 fte volledig operationeel

Eind 2014 is de derde en laatste tranche nieuwe medewerkers ingestroomd. Hiermee is de capaciteitsuitbreiding (naar 119 fte) van het THTC voltooid.

Uitvoering plan van aanpak

         

Vrijwillige ambtenaren van politie (einddoel is 5.000 vrijwilligers in 2015)

2.940

3.100

3.038

4.375

Bron: Jaarverslag nationale politie 2014

X Noot
1

Stijging ten opzichte van het heterdaadratio in 2013.

X Noot
2

Vanaf 1 januari 2013 is de Politiewet 2012 in werking getreden, waarmee de Nederlandse politie uit één korps bestaat. De gebiedsscans worden, op verzoek van gemeenten, op eenheidsniveau aangeleverd.

X Noot
3

Politiesuite Handhaving Vreemdelingen: systeem waarin de bedrijfsprocessen voor afhandeling van vreemdelingentoezicht en uitzetting worden verwerkt.

Tabel 31.2: Indicator operationele sterkte
         

Realisatie

Streven

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Operationele sterkte incl. aspiranten in fte

49.745

50.587

51.552

51.598

51.442

50.712

Bron: De informatie over de personele sterkte is afkomstig uit het Politie BeleidsInformatieSysteem (PolBIS). De definities van operationele en niet-operationele sterkte zijn vastgelegd in de brief aan de Tweede Kamer van 10 november 2009. Een nadere verdeling van functies is neergelegd in de brief aan de Tweede Kamer van 24 november 2009 (Tweede Kamer, 29 628, nrs. 160, 164 en 192).

Toelichting op de indicatoren

Aangifte

De politie werkt door aan de verbetering van het aangifteproces door de kwaliteit te verhogen en drempels te verlagen. Burgers en bedrijven worden meerdere kanalen van aangifte geboden: via internet, telefonisch, op het bureau, op afspraak, op locatie of via een 3D-loket. Het uitgangspunt hierbij is dat de politie 24/7 bereikbaar is en in overleg met de burger het juiste kanaal voor aangifte kiest. Aangifte van een gestolen fiets bij voorkeur via internet, aangifte van zwaardere delicten zoals seksueel misbruik op het bureau of bij de aangever thuis. In 2014 zijn er nieuwe 3D-loketten geopend, ging de politie voor steeds meer delicten naar de mensen toe om aangifte op te nemen en zijn er voorbereidingen getroffen voor de uitbreiding van de internetaangifte naar andere delicten. Vanaf 1 januari 2014 worden aangevers van High Impact Crimes (woninginbraken, overvallen, straatroof, geweld) binnen twee weken persoonlijk geïnformeerd over het verloop van de aangifte. De terugkoppeling van zwaardere criminaliteit (zoals levensdelicten) vindt plaats op basis van maatwerk door familierechercheurs. Het aangifteproces wordt zorgvuldig geborgd in de robuuste basisteams.

Vermindering administratieve lastendruk

Het actieprogramma «Minder regels, meer op straat» richt zich op de versterking van het presterend vermogen van de politie door het wegnemen van onnodige bureaucratie, het slimmer organiseren van het politiewerk en het versterken van het vakmanschap. Daarbij is als concreet resultaat geformuleerd dat vanaf 2012 tot eind 2014 binnen de operationele sterkte een productiviteitswinst wordt gerealiseerd oplopend tot 5.000 fte. De realisatie van de basisteams en de districtsrecherches heeft in 2014 binnen de politie absolute prioriteit gekregen. Dat heeft gevolgen gehad voor de bijdrage die de bedrijfsvoering kan leveren aan de lastenvermindering. Er waren ook externe projecten van invloed op de vermindering van de administratieve lastendruk, zoals het project Bancaire Gegevens. Daarnaast is er, bijvoorbeeld op grond van nieuwe EU-regelgeving, soms juist sprake van een lastenverzwaring. Dit leidde tot bijstelling van het realisatiepad van de administratieve lastenverlichting. Aan de Tweede Kamer is in bijlage 3 bij de voortgangsbrief politie van 10 juni 2014 (Minder regels, meer op straat) gemeld dat het realisatiepad van de administratieve lastenverlichting is bijgesteld en de doelstelling van 5.000 fte ultimo 2015 zal worden gerealiseerd.21 In 2014 is een cumulatieve realisatie van 4.000 fte bereikt.

Heterdaadkracht

Heterdaadkracht is een samenspel van burgers, ketenpartners en politie waarbij burgers nog meer gestimuleerd worden om melding te maken van overlast en criminaliteit en waarbij de burger erop kan vertrouwen dat politie en justitie optreden. Heterdaadkracht is essentieel in het dagelijkse politiewerk en van groot strategisch belang. In de Landelijke prioriteiten 2011–2014 werd een kwantificering van de doelstelling opgenomen, een verhoging van de heterdaadratio met 25%. Deze doelstelling is niet volledig gerealiseerd.

Vast is komen te staan dat er geen uniek kenmerk in de historische politiedata tot en met het jaar 2011 beschikbaar is. Vanaf het jaar 2012 is een uniek kenmerk voor de heterdaadaanhouding binnen de bedrijfsvoeringsystemen van de politie landelijk ingevoerd. Vanaf 2013 zijn hierover realisatiecijfers gerapporteerd. In 2013 ging het om 107.852 van de 957.807 zaken (heterdaadratio 11,3%). In 2014 om 103.073 van de 884.685 zaken (heterdaadratio 11,7%) waarmee de stijging van de heterdaadratio ten opzichte van 2013 uitkomt op 3,5%. Gebleken is verder dat de heterdaadratio als sturingsvariabele op een te grote afstand tot de uitvoeringspraktijk staat. Dit wordt bevestigd in het rapport «Heterdaadkracht organiseren», uitgebracht door de Politieacademie en onderzoeksbureau AEF.22

Mede in het licht van de beperkte zeggingskracht van de ratio is deze niet meer opgenomen in de Veiligheidsagenda 2015–2018. Hoewel niet meer als indicator opgenomen, blijft heterdaadkracht onverminderd de aandacht houden. Heterdaadkracht houdt immers verband met de inrichting van diverse aspecten van de politie, zoals het werken met robuuste basisteams, het functioneren van de meldkamer en de samenwerking met burgers, zoals het gebruik van Burgernet en het gebiedsgebonden werken. Op deze punten zijn en worden grote stappen gezet.

Vreemdelingennummer

In 85,4%van de processen-verbaal van niet-Nederlandse verdachten dat naar het OM wordt gezonden, is een vreemdelingennummer van de niet-Nederlander in het proces-verbaal opgenomen. Dat niet 100% van de processen-verbaal een vreemdelingennummer bevat wordt verklaard door het feit dat misdrijven gepleegd door een vreemdelingen in voorkomend geval ook worden afgedaan op straat en niet altijd op het bureau (bijvoorbeeld overtreding van de wegenverkeerswet, door rood licht of te hoge snelheid). In deze gevallen kan er geen vreemdelingennummer worden toegekend omdat er dan geen technische hulpmiddelen aanwezig zijn.

Cybercrime

In 2014 zijn naast de uitbreiding van het Team High Tech Crime stappen gezet in het verruimen van de aanpak van high tech crime op het niveau van de landelijke eenheid, naar cybercrime binnen alle eenheden. De basis voor de standaardisering van de organisatorische, personele en technische inrichting en werking van digitaal opsporen is vastgelegd. Ook zijn verbeteringen doorgevoerd in de intake en registratie cybercrime en gedigitaliseerde criminaliteit onder meer door het aanpassen van handreikingen.

Politievrijwilligers

Het doel voor 2014 voor wat betreft het aantal vrijwilligers, een toename naar 4.375, is in 2014 niet gehaald. In totaal waren er eind 2014 3.038 vrijwilligers. De Minister heeft de politie tot eind 2016 de tijd gegeven om het doel van 5.000 vrijwilligers te halen.23 In 2014 is een werkgroep vrijwilligers gestart met vertegenwoordigers van de politie, de vakbonden, de Landelijke Organisatie Politie Vrijwilligers (LOPV) en het Ministerie van VenJ. Deze werkgroep richt zich op het vrijwilligersmanagement om zo te komen tot de gestelde doelstelling. In 2014 is ook een toetsingscommissie ingesteld die inzet van vrijwillige ambtenaren politie met een administratieve of technische taak toetst op verdringing.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 31.3 Budgettaire gevolgen van beleid art. 31 (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

   

2013

2014

2014

 

Verplichtingen

229.265

5.298.340

5.155.411

142.929

           

Programma-uitgaven

5.250.519

5.265.815

5.155.411

110.404

           

31.2 Bekostiging nationale politie

       
 

Bijdrage ZBO's/RWT's

       
 

Nationale politie

4.976.547

4.971.272

4.882.090

89.182

 

VtsPN

90.460

0

0

0

 

Politieacademie

132.323

124.524

121.303

3.221

 

Bijdrage medeoverheden

       
 

BES brandweer- en politiekorps

18.193

20.485

17.573

2.912

           

31.3 Kwaliteit, arbeidsvoorwaarden en ICT politie

       
 

Bijdrage ZBO's/RWT's

       
 

Bestuur en Organisatie

9.674

0

0

0

 

Internationale samenwerkingsoperaties

0

23.283

20.962

2.321

 

Informatiebeleid politie: Innovatieprojecten

4.358

0

0

0

 

C2000 / GMS

0

102.703

93.181

9.522

 

Overig Kwaliteit, arbeidsvoorwaarden en ICT

0

870

790

80

 

Bijdrage medeoverheden

       
 

Bijdragen in het kader van de kwaliteit van de politiezorg

3.129

3.644

0

3.644

 

Subsidies

       
 

Subsidies in het kader van opsporing1

750

1.228

750

478

 

Overig Kwaliteit, arbeidsvoorwaarden en ICT

0

734

0

734

 

Opdrachten

       
 

Providers

10.502

9.167

14.262

– 5.095

 

Overig Kwaliteit, arbeidsvoorwaarden en ICT

0

3.116

0

3.116

 

Bijdrage Sociale fondsen

       
 

Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Politie

4.583

4.789

4.500

289

           

Ontvangsten

269

1.431

500

931

X Noot
1

In het najaar van 2014 is na het aanbieden van de begroting 2014 aan de Kamer alsnog besloten om Stichting M (thans NL Confidential) niet meer specifiek te benoemen, maar het budget als «subsidie in het kader van opsporing» te herbenoemen. Deze wijziging was een gevolg van de activiteiten ter verbetering van de begroting als gevolg van het Financieel Verbeterplan.

Verplichtingen

Toelichting op de instrumenten

De verplichtingenoverschrijding van € 142,9 mln. heeft betrekking op de extra gelden die beschikbaar zijn gesteld door Financiën voor de frictiekosten vorming nationale politie (€ 30,8 mln.), de verkeershandhavingsteams (€ 47,9 mln.) zijnde een overheveling van artikel 33. Veiligheid en criminaliteitsbestrijding, de kosten voor de inzet voor de NSS (€ 13,4 mln.) en de ramp met de MH17 (€ 5,6 mln.). In 2014 zijn tevens meerjarige verplichtingen ingesteld voor contracten met de providers (€ 29,5 mln.), het Landelijk bureau voor regioburgemeesters (€ 3,8 mln.) en voor de instandhouding van de Van Ghentkazerne (€ 12,5 mln.). Het grote verschil tussen de realisatie 2013 en 2014 komt door een gewijzigde systematiek in 2013, waardoor verplichtingen zoveel mogelijk worden vastgelegd in hetzelfde jaar als ze worden uitgegeven in plaats van in het jaar daarvoor.

31.2 Bekostiging nationale politie

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Nationale politie

Aan de politie zijn op basis van artikel 33 van de Politiewet 2012 bijdragen verstrekt voor de taakuitvoering. Dit betrof de algemene bijdrage met een omvang van € 4.643 mln. in 2014. De algemene bijdrage is als lumpsumbudget ter beschikking gesteld aan de politie en ten goede gekomen aan een adequate politiezorg. De politie heeft daarmee ook in 2014 bijgedragen aan het handhaven en vergroten van de openbare orde en veiligheid in Nederland. Het grootste deel van de algemene bijdrage wordt besteed aan de bekostiging van het politiepersoneel. Daarnaast zijn verschillende bijzondere bijdragen voor specifieke taken als de verkeershandhavingsteams en cybercrime verstrekt. Bijzondere bijdragen worden bij uitzondering gegeven voor de realisatie van een bepaald doel zoals in dit geval het versterken van de aanpak van cybercrime en de realisatie van een stabiel niveau van verkeershandhaving. Voor de frictiekosten die optreden bij de vorming van de nationale politie is in 2014 door VenJ een totaalbedrag van € 60 mln. aan de politie ter beschikking gesteld. In 2014 heeft de politie aanvullende bijdragen ontvangen voor de inzet in het kader van NSS en de ramp met de MH17. Hierdoor was de totale bijdrage € 4.971 mln., € 89 mln. meer dan begroot.

Politieacademie

De rijksbijdrage aan de Politieacademie omvat een algemene bijdrage voor de kosten van het ontwikkelen en aanbieden van het samenhangend stelsel van politieonderwijs, werving en selectie en examinering. Daarnaast omvat de rijksbijdrage bijzondere bijdragen om specifieke activiteiten op het terrein van onderwijs, kennis en onderzoek mogelijk te maken.

Bijdrage aan medeoverheden

BES brandweer- en politiekorps

De Minister van Veiligheid en Justitie is korpsbeheerder van zowel het politie- als het brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES). In 2014 is voor de personele en materiële uitgaven van beide korpsen een bedrag van € 20,5 mln. uitgegeven.

Door de verschillende ketenpartners die operationeel zijn in het BES-gebied heeft in 2014 een inventarisatie plaatsgevonden van welke taken in aanmerking kunnen komen voor samenwerking op de BES, het zogenaamd ontschotten en flexibel werken. Een nadere uitwerking van een intensievere samenwerking tussen de partners is voorzien in 2015.

De korpsbeheerder heeft het afgelopen jaar geïnvesteerd in de versterking van het financieel beheer van het politie- en het brandweerkorps. De gehele P&C-cyclus is opnieuw vormgegeven waarbij met name aandacht is gegeven aan de maandrapportages ten behoeve van zowel de eigen sturing als die door de korpsbeheerder. Een van de maatregelen is het aanstellen van een controller. In de kwaliteit van personeel is door middel van (bij)scholingstrajecten geïnvesteerd.

31.3 Kwaliteit, arbeidsvoorwaarden en ICT politie

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Internationale samenwerkingsorganisaties

In 2014 zijn voor de 16 prioritaire landen van de politie werkprogramma’s opgesteld en deels uitgevoerd. Er is doorloop tot in 2015. Doel van de strategische landenprogramma’s (SLP’s) en de werkprogramma’s is met name de operationele samenwerking met politiediensten van betreffende landen te verbeteren en de criminaliteitsrelatie te verminderen. De coördinatie van uitzendingen van politiefunctionarissen in vredesmissies zoals EUPOL Afghanistan en MINUSMA Mali geschiedt door een daartoe ingerichte eenheid bij de politie.

C2000/GMS

In opdracht van het Ministerie van VenJ voert de informatievoorzieningsorganisatie van de politie (voorheen VtsPN) beheer over het C2000-netwerk. Het C2000-netwerk is van cruciaal belang voor de taakuitvoering van de Nederlandse hulpverleningsdiensten. Het verschil tussen begroting en realisatie van € 9 mln. wordt met name verklaard door een hogere bijdrage 2014 in de centrale exploitatiekosten C2000 welke bij eerste suppletoire wet 2014 in de begroting is verwerkt. De Ministeries van Defensie, VWS en Financiën hebben een bijdrage geleverd in verband met het gebruik van het netwerk door de Koninklijke Marechaussee, Ambulancezorg en Douane.

Bijdrage aan medeoverheden

Bijdragen in het kader van de kwaliteit van de politiezorg

De Minister van VenJ heeft een toezegging aan de Minister Infrastructuur en Milieu gedaan voor de medefinanciering van de kosten van de externe inzet van de Search and Rescue helikopter zolang de NH-90 helikopter (van Defensie) hiervoor niet inzetbaar is. In 2014 is een eenmalige bijdrage van € 2,8 mln. geleverd. Hiermee is de inzet van de SAR-helikopter voor de dienstverleningstaken op de Noordzee en de binnenwateren geborgd. In 2014 is verder € 0,7 mln. uitgegeven voor de ondersteuning van het Landelijk bureau ondersteuning regioburgemeesters.

Subsidies

Subsidies in het kader van opsporing

In 2014 zijn meerdere subsidies verstrekt, onder andere aan Stichting NL Confidential. Deze onafhankelijke stichting exploiteert onder andere de anonieme meldlijn Meld Misdaad Anoniem. Voor deze exploitatie ontvangt de stichting jaarlijks een subsidie van € 750.000.

Opdrachten

Providers

Op grond van hoofdstuk 13 van de Telecommunicatiewet zijn telecomaanbieders verplicht om hun netwerken en diensten aftapbaar te maken en mee te werken aan aftappen en gegevensverstrekkingen over hun klanten. De Staat is op grond van de Regeling kosten aftappen en gegevensverstrekking gehouden om bepaalde kosten die aanbieders maken in dit verband te vergoeden. Met de zes grote providers is voor de periode 2014–2016 een overeenkomst afgesloten ter vergoeding van de lasten van ruim € 9 mln. per jaar. Door het ingaan van de nieuwe overeenkomsten is de realisatie in 2014 lager dan begroot. De raming is met eerste suppletoire begroting 2014 verlaagd van € 14,2 mln. naar € 11,0 mln.

Overig kwaliteit, arbeidsvoorwaarden en ICT

Dit budget is uitgegeven aan vele kleinere opdrachten in het kader van overige kwaliteit, arbeidsvoorwaarden en ICT. Gedacht moet worden aan opdrachten voor onderzoek ten behoeve van de landelijke meldkamer en onderzoek voor uitvoering van impactanalyses. Met eerste suppletoire begroting 2014 is hiervoor budget beschikbaar gesteld.

Bijdrage aan Sociale fondsen

Stichting Arbeidsmarkt en opleidingsfonds Politie

De Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Politie (SOAP), het A&O-fonds voor de sector politie, subsidieert, adviseert en registreert scholings-, arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsprojecten. Het primaire doel van de SAOP is het bevorderen van het goed functioneren van de arbeidsmarkt van de politie en het stimuleren van opleidingsactiviteiten. Dit doet de SAOP met behulp van de bijdrage die zij ontvangt van het Ministerie van Veiligheid en Justitie die voortkomt uit een arbeidsvoorwaardenafspraak met politievakorganisaties.

32. Rechtspleging en rechtsbijstand

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 12.625 miljoen

Art. 32 Rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding 11,8%

Art. 32 Rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding 11,8%

Algemene doelstelling

Een doeltreffend en doelmatig rechtsbestel.

Rol en verantwoordelijkheid

Als stelselverantwoordelijke schept de Minister van Veiligheid en Justitie optimale voorwaarden voor het in stand houden en verbeteren van een goed en toegankelijk rechtsbestel. De Minister heeft:

  • Een financierende rol voor de rechtspraak. De Minister houdt toezicht op het beheer en is de werkgever voor de rechterlijke macht;

  • Een financierende rol voor de Raad voor Rechtsbijstand, het Bureau Financieel Toezicht en het Register beëdigde tolken en vertalers.25 Hij is verantwoordelijk voor het wettelijk kader waarbinnen tolken, vertalers, advocaten, notarissen en andere zelfstandige professionals binnen het justitiële domein opereren;

  • Een stimulerende rol voor alternatieve geschillenbeslechting en schuldsanering. Ten aanzien van de schuldsanering is hij verantwoordelijk voor het wettelijke traject van de schuldsaneringsregeling, de faillissementsrechters en de bewindvoerders.26

Meetbare gegevens

Beleidsconclusies

De bevoegdheid van de Minister van Veiligheid en Justitie ten aanzien van het rechtsbestel is beperkt. Ook geldt dat normen voor een adequaat rechtsbestel zich niet in indicatoren laten vatten die in één oogopslag de beleidseffectiviteit in beeld brengen. Met behulp van monitoren, trendrapportages, beleidsdoorlichtingen en beleidsevaluaties wordt op kwantitatieve, maar ook op kwalitatieve wijze inzicht verkregen in de effecten van het beleid om de toegang tot de rechtspleging te bevorderen (beleidsartikel 32.2). Voor de rechtspraak kan dit slechts met kwalitatieve indicaties (beleidsartikel 32.3).

Gesubsidieerde rechtsbijstand

In 2014 is de eerste algemene maatregel van bestuur, behorend bij de stelselvernieuwing rechtsbijstand, in procedure gebracht. Dit besluit bevat een viertal maatregelen: bijstelling van een aantal forfaitaire vergoedingen in het strafrecht, een beperkte verlaging van de vergoeding voor bewerkelijke zaken in het strafrecht, een generieke verlaging van de vergoeding per forfaitair punt en het bevriezen van de indexering van zowel de vergoedingen aan rechtsbijstandverleners als de eigen bijdragen van rechtzoekenden. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen nam de Eerste Kamer de motie Kox27 aan, waarin de regering wordt verzocht de AMvB niet in werking te laten treden voordat een beleidsdebat over de bezuinigingen op de rechtshulp en de toegang tot het recht en de rechter heeft plaatsgevonden. Hierdoor is de AMvB niet op 1 januari maar op 1 februari 2015 in werking getreden Voorts is er naar aanleiding van de motie Scholten c.s.28 die is aangenomen tijdens de begrotingsbehandeling 2015 in de Eerste Kamer, een commissie ingesteld die onderzoek gaat doen naar de oorzaken van de kostenstijging in de rechtsbijstand. Het onderzoek zal zich tevens richten op de maatregelen genoemd in deze AMvB.

Het wetsvoorstel, waarin de meer fundamentele onderdelen van de stelselvernieuwing worden geregeld, is in 2014 in consultatie gegeven. Het wetsvoorstel bevat onder andere de versterking van de eerste lijn en de maatregel scheiden op basis van gezinsinkomen. Inmiddels is de procedure met betrekking tot het wetsvoorstel Rechtsbijstand opgeschort in afwachting van de bevindingen van de bovengenoemde commissie.

Gerechtsdeurwaarders

Op 1 oktober 2014 is het wetsvoorstel tot wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet ingediend.29 De belangrijkste elementen in de regeling van het ambt van de gerechtsdeurwaarder zijn: de omvang en de verantwoordelijkheden van het beroep van gerechtsdeurwaarder, een nadere uitwerking en versterking van het toezicht en tuchtrecht en een aantal aanpassingen in de wet die van belang zijn voor het goed functioneren van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders als publiekrechtelijke beroepsorganisatie.

Doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen

Het wetsvoorstel doorbelasten van toezicht en tuchtrecht juridische beroepsgroepen dat beoogd was in 2014 in werking te treden, is vertraagd. Het wetsvoorstel is begin 2015 naar de Tweede Kamer verzonden.30 Zie verder onder «bijdragen ZBO’s en RWT’s, Bureau Financieel Toezicht».

Toezicht advocatuur

In 2014 is de Wet positie en toezicht advocatuur door beide Kamers aangenomen.31 De wet is op 1 januari 2015 in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de wet zijn de bevoegdheden van de dekens in het kader van het toezicht op advocaten uitgebreid en versterkt. Voorts wordt het nieuwe college van toezicht eindverantwoordelijk voor het functioneren van het toezicht op de advocatuur.

Herziening initiële opleiding rechterlijke macht

Het wetsvoorstel tot herziening van de initiële opleiding van rechters en officieren van justitie is in 2014 in consultatie gegeven en voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Op basis van een voorlopige voorziening is de initiële opleiding rechterlijke macht begin 2014 reeds gestart. In dit wetsvoorstel zijn de vroegere raio-, rio- en oio-opleiding samengebracht in twee nieuwe opleidingen: een opleiding tot rechter en een opleiding tot officier van justitie. De parlementaire behandeling zal naar verwachting in 2015 plaatsvinden.

Wetsvoorstel aanpassing griffierechten

In 2014 is € 13 mln. aan financiële ruimte gevonden om de hoogte van enkele categorieën griffierechten structureel te matigen. De invoering van het wetsvoorstel is nu voorzien medio 2015. De later dan geplande invoering leidde tot een besparingsverlies van totaal € 38 mln. in 2014 (€ 33 mln. minder ontvangsten en € 5 mln. meer uitgaven als gevolg van uitblijven vraaguitval).

Wijziging van de Grondwet door codificatie van het recht op een eerlijk proces

Het wetsvoorstel is in concept gereed en heeft in 2014 de consultatiefase doorlopen. Inwerkingtreding is voorzien medio 2015.

Buitengerechtelijke geschiloplossing

Het wetsvoorstel dat de implementatie van de richtlijn Alternatieve Beslechting Consumentengeschillen en de verordening betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen regelt is in 2014 aan de Tweede Kamer voorgelegd en in januari 2015 door de Tweede Kamer goedgekeurd.32

Wetsvoorstel eigen bijdrage veroordeelden

Het wetsvoorstel eigen bijdrage strafvordering en slachtofferzorg is in het najaar van 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden.33 De Kamer heeft een rondetafelgesprek gehouden eind december. Naar verwachting zal het parlementaire proces in de loop van 2015 afgerond kunnen worden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 32.1 Budgettaire gevolgen van beleid art. 32 (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

   

2013

2014

2014

 

Verplichtingen

1.544.910

1.489.787

1.509.230

– 19.443

           

32.1 Apparaatsuitgaven Hoge Raad

       
 

Personeel

21.902

21.689

20.870

819

 

waarvan eigen personeel

21.511

21.146

20.117

1.029

 

waarvan externe inhuur

391

543

0

543

 

waarvan overige personele uitgaven

0

0

753

– 753

 

Materieel

3.545

3.250

4.255

– 1.005

 

waarvan ICT

1.374

892

502

390

 

waarvan SSO's

82

162

0

162

 

waarvan overige materiele uitgaven

2.089

2.196

3.753

– 1.557

           

Programma-uitgaven

1.518.733

1.463.857

1.484.105

– 20.248

32.2 Adequate toegang tot het rechtsbestel

       
 

Bijdrage ZBO’s/RWT’s

       
 

Raad voor Rechtsbijstand

54.089

52.270

50.813

1.457

 

Bureau Financieel Toezicht

6.250

6.250

2.398

3.852

 

Subsidies

       
 

Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken

1.243

1.627

1.216

411

 

Overig Adequate toegang tot het rechtsbestel

417

359

178

181

 

Opdrachten

       
 

WSNP

16.953

15.414

15.414

0

 

Toevoegingen Raad voor Rechtsbijstand

448.393

382.022

383.507

– 1.485

 

Overig Adequate toegang tot het rechtsbestel

1.271

0

1.608

– 1.608

           

32.3 Optimale randvoorwaarden voor een doelmatig en doeltreffend rechtsbestel

       
           
 

Bijdrage Raad voor de rechtspraak

973.412

987.050

1.011.452

– 24.402

           
 

Bijdrage ZBO's/RWT's

       
 

College bescherming persoonsgegevens (Cbp)

7.827

8.211

8.185

26

 

College voor de Rechten van de Mens (CRM)

6.113

5.835

6.066

– 231

 

CAK

0

1.809

0

1.809

 

Overig: Optimale randvoorwaarden voor een doelmatig en doeltreffend

rechtsbestel

 

1.026

685

341

 

Bijdrage medeoverheden

       
 

Bijdragen rechtspleging

0

48

86

– 38

 

Subsidies

       
 

Subsidies rechtspleging

812

803

897

– 94

 

Subsidies wetgeving

1.856

1.130

1.433

– 303

 

Opdrachten

       
 

Opdrachten en onderzoeken rechtspleging

97

3

167

– 164

           

Ontvangsten

222.147

221.419

313.839

– 92.420

 

waarvan griffierechten

216.660

217.194

306.226

– 89.032

32.1 Apparaatsuitgaven Hoge Raad

Toelichting op de instrumenten

Hoge Raad

De Hoge Raad der Nederlanden is het hoogste rechtscollege in Nederland op het gebied van het civiele-, straf- en fiscale recht. Voor het civiele- en strafrecht is hij dat tevens voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Saba en Sint Eustatius. De uitgaven zijn nagenoeg gelijk aan de oorspronkelijke raming.

Tabel 32.2 Hoge Raad Productiegegevens
 

Realisatie

Raming

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Straf

           

Instroom

3.685

3.919

3.895

4.570

4.259

3.500

Uitstroom

3.681

4.070

3.688

4.390

4.767

3.500

             

Civiel

           

Instroom

653

557

564

483

491

600

Uitstroom

627

652

648

646

432

600

             

Fiscaal

           

Instroom

1.030

1.042

1.140

1.083

1.021

1.125

Uitstroom

1.081

1.038

1.256

1.029

1.172

1.000

             

Totaal

           

Instroom

5.368

5.518

5.599

6.136

5.771

5.225

Uitstroom

5.389

5.760

5.592

6.065

6.344

5.100

Bron: Jaarverslag Hoge Raad 2014

32.2 Adequate toegang tot het rechtsbestel

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Raad voor Rechtsbijstand (RvR)

De Raad voor Rechtsbijstand (RvR) is belast met de uitvoering van de Wet op de rechtsbijstand. Het betreft hier de kosten voor personeel en materieel van de Raad en het Juridisch Loket. De RvR is kaderstellend en financiert het Juridisch Loket. Ook ziet de Raad toe op de kwaliteit van de rechtsbijstandverlening en zorgt zij voor voldoende beschikbaarheid.

Het Bureau beëdigde tolken en vertalers (btv) is onderdeel van de Raad voor Rechtsbijstand en is door de Minister van Veiligheid en Justitie belast met enkele uitvoeringsaspecten van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv). Deze wet verplicht justitie en politie om, in het kader van straf- en vreemdelingenrecht, alleen tolken en vertalers in te zetten die staan geregistreerd in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv).

Bureau Financieel Toezicht

Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) houdt financieel toezicht op gerechtsdeurwaarders en integraal toezicht op notarissen en kandidaatnotarissen. Daarnaast ondersteunt het BFT de Commissies van deskundigen (die door de Minister van Veiligheid en Justitie benoemd worden) bij het beoordelen van ondernemingsplannen van gerechtsdeurwaarders en het notariaat. Het BFT is voorts belast met het toezicht op de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT).

Het budget voor de bijdrage aan het BFT is vanaf 2014 naar beneden bijgesteld in verband met de verwachte inwerkingtreding van het wetsvoorstel doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen per 1 januari 2014. Deze inwerkingtreding heeft echter niet in 2014 plaatsgevonden waardoor de bijdrage aan het BFT voor 2014 onveranderd € 6,25 mln. bedroeg.

Subsidies

Stichting Geschillencommissie voor Consumentenzaken

De Stichting Geschillencommissie voor Consumentenzaken (SGC of de Geschillencommissie) beoordeelt consumentenklachten.

Opdrachten

Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP)

Het Bureau WSNP bij de Raad voor Rechtsbijstand te Den Bosch coördineert de uitvoering van de Wet schuldsanering en reguleert de kwaliteit van de bewindvoering, onder andere door het register WSNP en een helpdesk te onderhouden. Via het bureau WSNP wordt een bijdrage verstrekt aan de bewindvoerder die een schuldsaneringsprocedure naar behoren afwikkelt. Gespecialiseerde insolventierechters houden toezicht op de goede afwikkeling van de schuldsaneringen. In 2014 bedroeg het aantal nieuwe schuldsaneringszaken ruim 10.000.

Toevoegingen Raad voor Rechtsbijstand

De Raad voor Rechtsbijstand is een ZBO belast met de uitvoering van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. De Raad verstrekt subsidie door middel van een toevoeging aan een advocaat of mediator voor de verlening van rechtsbijstand aan rechtzoekenden met een laag inkomen en vermogen. De door de cliënt te betalen eigen bijdrage wordt verrekend met de kosten van de rechtsbijstand. De financiering van de Raad voor Rechtsbijstand vindt plaats aan de hand van het aantal afgegeven toevoegingen over de periode 1 september tot en met 31 augustus.

De afname van de uitgaven aan toevoegingen bij de rechtsbijstand in 2014 ten opzichte van 2013 is met name het gevolg van de lagere uitgaven op het terrein van civiele toevoegingen. Dit hangt vooral samen met de verhoging van de eigen bijdragen vanaf oktober 2013. Hierdoor daalde de gemiddelde netto-kosten per toevoeging. Ook het aantal civiele toevoegingen is iets lager dan vorig jaar, zij het hoger dan bij begroting was geraamd.

Het beroep op de rechtsbijstand was circa € 27 mln. hoger dan in de begroting was voorzien. Dit tekort is opgevangen door de vordering van de Raad voor Rechtsbijstand op het Ministerie van Veiligheid en Justitie met circa € 27 mln. te laten oplopen.

Tabel 32.3 Productiegegevens Raad voor de Rechtsbijstand 1
 

Realisatie

Raming

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Strafzaken (ambtshalve)

           

Aantal afgegeven toevoegingen

105.534

99.451

98.706

87.164

83.346

98.933

Uitgaven (x € 1 mln.)

€ 115,5

€ 120,5

€ 125,6

€ 103,1

€ 109,9

€ 115,0

             

Strafzaken (regulier)

           

Aantal afgegeven toevoegingen

51.596

50.096

58.926

69.295

77.509

58.538

Uitgaven (x € 1 mln.)

€ 36,2

€ 37,2

€ 43,8

€ 55,4

€ 57,9

€ 42,5

             

Civiele zaken

           

Aantal afgegeven toevoegingen

222.715

227.199

244.201

263.859

254.559

231.630

Uitgaven (x € 1 mln.)

€ 167,9

€ 195,0

€ 194,2

€ 203,4

€ 166,9

€ 151,8

             

Piketdiensten

           

Aantal piketdiensten

90.678

125.916

123.389

116.908

123.644

135.292

Uitgaven (x € 1 mln.)

€ 24,8

€ 30,6

€ 32,2

€ 29,2

€ 30,2

€ 32,9

             

Lichte adviestoevoeging

           

Aantal afgegeven toevoegingen

12.257

8.363

9.814

10.371

10.041

4.162

Uitgaven (x € 1 mln.)

€ 2,8

€ 2,0

€ 2,3

€ 2,4

€ 1,8

€ 1,5

             

Asiel

           

Asielinstroom

15.150

14.630

13.632

17.190

30.020

14.000

Aantal afgegeven toevoegingen

27.000

28.728

27.165

20.741

24.424

26.768

Uitgaven (x € 1 mln.)

€ 45,2

€ 46,3

€ 43,5

€ 35,6

€ 40,4

€ 38,8

             

Het Juridisch Loket

           

Aantal klantencontacten

777.955

755.821

858.914

978.267

873.233

858.914

Uitgaven (x € 1 mln.)

€ 21,8

€ 24,0

€ 24,1

€ 24,2

€ 23,2

€ 23,7

             

Uitvoeringslasten (x € 1 mln.) Rechtsbijstand

           

Raad voor Rechtsbijstand

€ 29,7

€ 29,2

€ 29,6

€ 30,5

€ 24,7

€ 23,8

             

Totaal uitgaven (x € 1 mln.)

€ 477,1

€ 484,8

€ 495,4

€ 498,1

€ 429,4

€ 430,0

Mutatie Vordering Raad voor Rechtsbijstand

     

– € 14,4

€ 26,8

 

Totaal uitgaven (x € 1 mln.), excl. mutatie Vordering

€ 477,1

€ 484,8

€ 495,4

€ 483,7

€ 456,2

€ 430,0

Bronnen: Jaarverslag Raad voor Rechtsbijstand 2014, Prognosemodel Justitiële Ketens

X Noot
1

De aantallen afgegeven toevoegingen in de tabel wijken af van de aantallen die vermeld worden in het Jaarverslag van de Raad voor Rechtsbijstand. Dit heeft te maken met het feit dat voor de financiering van de Raad voor Rechtsbijstand de aantallen over de periode 1 september t/m 31 augustus worden gehanteerd.

Overig Adequate toegang tot het rechtsbestel

Op dit onderdeel is terughoudend omgegaan met de uitgaven ter compensatie van andere onderdelen binnen dit artikel.

32.3 Optimale randvoorwaarden voor een doelmatig en doeltreffend rechtsbestel

Bijdrage aan Raad voor de rechtspraak

De Minister van Veiligheid en Justitie bekostigt de rechtspraak via de Raad voor de rechtspraak. De Raad voor de rechtspraak is het overkoepelende bestuur van de Rechtspraak, die verder bestaat uit de rechtbanken, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. De Raad bevordert de kwaliteit en eenheid van de rechtspraak, verzorgt de financiën, houdt toezicht en ondersteunt de bedrijfsvoering bij de gerechten. De Raad spreekt zelf geen recht.

In dit beleidsartikel wordt de beleidsdoelstelling van de Minister van Veiligheid en Justitie ten aanzien van de rechtspleging toegelicht. In hoofdstuk 7 «Raad voor de rechtspraak» wordt de feitelijke vertaling van de aan de rechterlijke organisatie ter beschikking gestelde bijdrage in concrete beleidsdoelstellingen en prestaties van de Raad en de gerechten gegeven. Op grond van de Wet op de rechterlijke organisatie is de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering, zoals geschetst in hoofdstuk 7, toegekend aan de gerechten en de Raad voor de rechtspraak.

Er is € 24,4 mln. minder uitgegeven aan de rechtspraak dan geraamd. Dit vanwege het feit dat er in 2014 minder zaken zijn ingestroomd dan waar bij de oorspronkelijke begroting rekening mee was gehouden.

Instroom en productie

Tabel 32.4 Instroomontwikkeling
 

Realisatie

Raming

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Instroom totaal aantal (x 1.000)

1.975

1.801

1.686

1.767

1.758

1.862

Jaarlijkse mutatie

1%

– 9%

– 6%

5%

0%

 

Bronnen: Raad voor de rechtspraak

Tabel 32.5 Productie Raad voor de Rechtspraak
 

Realisatie

Raming

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Productie totaal (x 1.000)

1.960

1.807

1.678

1.716

1.752

1.835

Jaarlijkse mutatie

1%

– 8%

– 7%

2%

2%

 

Bronnen: Raad voor de rechtspraak

Toelichting

De instroom was in 2014 ongeveer even hoog in 2013. Het aantal afgehandelde zaken was in 2014 iets hoger dan in 2013. Zowel de instroom als het aantal afgehandelde zaken was lager dan aanvankelijk bij de begroting was geraamd. In 2014 stroomde er ruim 1,75 miljoen zaken in bij de gerechten. Het aantal afgehandelde zaken bedroeg eveneens ruim 1,75 miljoen. Er is ten opzichte van 2013 sprake van een stijging bij kanton en bestuurszaken en een daling bij civiel, straf en vreemdelingenzaken. In het jaarverslag van de Rechtspraak, uitgebracht door de Raad voor de rechtspraak, dat tevens aan de Staten-Generaal wordt aangeboden, wordt meer gedetailleerd ingegaan op de diverse ontwikkelingen binnen de rechtspraak in 2014.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

College bescherming persoonsgegevens (Cbp)

Het Cbp houdt toezicht op de naleving en toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet gemeentelijke basisadministratie (Wet GBA).

College voor de Rechten van de Mens (CRM)

Het CRM vervult de rol van waakhond op het gebied van mensenrechten in Nederland. De wettelijke taken en bevoegdheden van CRM bestaan onder meer uit het op verzoek onderzoek doen en oordelen of verboden onderscheid is gemaakt naar aanleiding van individuele (discriminatie-) klachten. Het CRM heeft voorts als taak het doen van onderzoek naar schendingen van mensenrechten of naar het niveau van bescherming van deze rechten op een specifiek terrein. Daarnaast rapporteert het CRM over en doet aanbevelingen op het terrein van de mensenrechten, waaronder het jaarlijks rapporteren van de mensenrechtensituatie in Nederland. Ook adviseert het CRM over wet- en regelgeving. Het College geeft voorlichting en stimuleert en coördineert het onderwijs over de rechten van de mens en het stimuleert samenwerking van nationale en internationale organisaties.

Centraal Administratie Kantoor (CAK)

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft het CAK (een ZBO onder het Ministerie van VWS) aangewezen als uitvoerder van de in het Regeerakkoord aangekondigde bijdrageregeling in strafzaken. Om dit te kunnen realiseren zijn er bij tweede suppletoire begroting 2014 middelen toegekend voor de implementatiekosten.

Ontvangsten

Griffierechten

De griffierechtontvangsten zijn lager dan bij begroting 2014 geraamd. Dit is veroorzaakt doordat het wetsvoorstel aanpassing griffierechten in 2014 niet in werking is getreden (€ 33 mln.) en doordat de instroom aan zaken lager is dan bij de opstelling van de begroting 2014 rekening mee was gehouden (€ 56 mln.).

33. Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 12.625 miljoen

Art. 33 Veiligheid en criminaliteitsbestrijding 5,6%

Art. 33 Veiligheid en criminaliteitsbestrijding 5,6%

Algemene doelstelling

Een veiliger samenleving door een doelmatige en effectieve rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding, en door versterking van de bestuurlijke aanpak van criminaliteit door de decentrale overheden.

Opsporing en vervolging

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft een regisserende rol. Hij is beleidsverantwoordelijk voor het landelijke opsporings- en vervolgingsbeleid en financiert daartoe onder andere het Openbaar Ministerie (OM) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het OM is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde (Wet op de rechtelijke organisatie). Het voert het gezag over de opsporing door politie en bijzondere opsporingsdiensten, beslist over de vervolging van strafbare feiten en ziet erop toe dat de opgelegde straf naar behoren wordt uitgevoerd.

Veiligheid en lokaal bestuur

Op het gebied van veiligheid en lokaal bestuur heeft de Minister van Veiligheid en Justitie een stimulerende rol. Hij is belast met het ontwikkelen van visie, beleid en samenwerkingsvormen op het terrein van de bestuurlijke aanpak van onveiligheid en criminaliteit.

Inspanningen zijn er op gericht het lokaal bestuur zo effectief en efficiënt als mogelijk in staat te stellen de lokale veiligheid te vergroten, onder andere door het bewaken van de bestuurlijke integriteit (Bibob) en de inzet van de Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC’s). VenJ faciliteert en ondersteunt de aanpak van de meest voorkomende vormen van overlast, zoals overlast gerelateerd aan jeugdgroepen, alcohol, uitgaan, voetbal en evenementen. Dit wordt ingevuld samen met het lokale bestuur, onder andere via structureel overleg met de G4, de G32 en de VNG.

Opsporing

Beleidsconclusies

Tabel 33.1 Prestatie-indicatoren prioriteiten beleidsagenda: opsporing
 

Nulwaarde

Realisatie

Doel1

   

2012

2013

2014

2015

Ondermijnende en financieel-economische criminaliteit

         

Aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden.2

20%

30%

36%

42%

40%

           

Afnemen crimineel vermogen

         

Crimineel vermogen dat langs strafrechtelijke weg wordt afgepakt (in mln.).3

30,8

49,7

90,0

136

75,8

           

Afpak cybercrime

         

Aantal grote internationale zaken dat wordt opgepakt door het Team High Tech Crime4

5

9

15

19

20

           

Aanpak kinderporno

         

Aantal aan OM aan te leveren5

480

507

554

516

600

           

VPS (Versterking Programma Strafrechtketen), waaronder ZSM (Zo Samen, Snel, Slim, Selectief, Simpel en Samenlevingsgericht mogelijk).

         

Percentage standaard strafzaken dat binnen één maand is afgedaan.6

40%7

40%

n.n.b.

67%

X Noot
1

Er zijn afspraken over na te streven doelen ultimo 2015.

X Noot
2

Bron: Jaarbericht OM en politie. Eind 2009 wordt als nulsituatie gehanteerd. De genoemde percentages gelden nadrukkelijk als globale streefwaarden. Criminele samenwerkingsverbanden zijn namelijk vaak fluïde werkverbanden die in een bepaalde periode actief zijn en geen vaste groepen die kunnen worden uitgedrukt in mathematische rekeneenheden. De realisatie overtreft inmiddels de streefwaarde. Er zijn nog geen nieuwe streefwaarden vastgesteld.

X Noot
3

Bron: OM (vanaf 2013 Monitor Afpakken). 2011 wordt als nulsituatie gehanteerd.

X Noot
4

Bron: Jaarbericht KLPD. Het jaar 2010 wordt als nulwaarde gehanteerd.

X Noot
5

Bron: Jaarbericht OM. In de landelijke prioriteiten politie is in 2011 overeengekomen dat de aanpak van kinderporno zal worden versterkt. Concreet is afgesproken dat het aantal aan het OM aan te leveren verdachten in 2013 met 15% en in 2014 met 25% ten opzichte van de nulwaarde (2010) zal toenemen.

X Noot
6

Bron: Strafrechtketenmonitor (WODC). Het geformuleerde streven voor 2015 is de gewenste waarde, onafhankelijk van de waarde (de zogenaamde nulwaarde) ten tijde van de afspraak.

X Noot
7

De Tweede Kamer is per brief van 2 juli 2014 geïnformeerd over de uitkomst van de nulmeting (Tweede Kamer, 29 279, nr. 204.).

Toelichting

Afpakken crimineel vermogen

In 2014 is door het OM voor € 136 mln. aan afpakgelden geïncasseerd. Hiernaast heeft Domeinen voor tussen de € 1 en € 2 mln. aan afpakresultaat geboekt. Het totale afpakresultaat overstijgt daarmee de doelstelling voor 2014. Incassoresultaten schommelen van jaar op jaar. In 2014 heeft met name de SBM-schikking voor een substantiële groei gezorgd ten opzichte van 2013. De afgelopen jaren is meer afgepakt dan de afgesproken norm. Naast de strafrechtelijke incasso profiteren slachtoffers, belastingdienst en anderen van de strafrechtelijke interventie.

Cybercrime

In het jaar 2014 zijn 19 volwaardige opsporingsonderzoeken high tech crime (HTC) afgerond, waaronder drie voor grootschalige rechtshulpverzoeken. Dankzij de capaciteitsuitbreiding van het Team HTC is een verviervoudiging van het aantal onderzoeken in de afgelopen jaren gerealiseerd. Belangrijk speerpunt in 2014 was de wereldwijde operatie van politie- en justitiediensten tegen illegale marktplaatsen op internet: honderden criminele websites zijn in 2014 offline gehaald.

Aanpak kinderporno

Er is sprake van een afname van het aantal kinderpornozaken dat is aangeleverd bij het OM. Er is toenemende spanning tussen de kwantitatieve instroomdoelstelling en de gewenste focus op de vervaardigers en producenten van kinderporno en de slachtoffers. In 2013 en vooral 2014 is een aantal zeer ingewikkelde en arbeidsintensieve onderzoeken gestart. Deze onderzoeken richten zich op personen in verborgen netwerken (bijv. via TOR), die zich met veel zorg afschermen en die moeilijk te identificeren zijn. Dit zijn bij uitstek de subjecten die bij kinderporno een rol van betekenis spelen. In de eerste helft van 2015 wordt een aantal van deze zaken inhoudelijk op zitting behandeld. Ook zijn er enkele zaken geweest met veel slachtoffers van eenzelfde dader/verdachte. Er zijn in 2014 aanzienlijk meer slachtoffers geïdentificeerd (329 in 2014; 130 in 2013; 239 in 2012).

Financieel-economische criminaliteit

De wet verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit is op 1 juli 2014 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer, op 18 november 2014 als hamerstuk afgedaan door de Eerste Kamer en in 2015 in werking getreden.42

Het wetsvoorstel civielrechtelijk bestuursverbod is op 1 september 2014 ingediend bij de Tweede Kamer.43 Dit wetsvoorstel is bedoeld als belangrijke preventief instrument, waarmee het mogelijk wordt om bestuurders te kunnen weren uit het handelsverkeer. De civiele rechter kan op vordering van een curator of het Openbaar Ministerie een verbod opleggen voor een maximumduur van vijf jaar.

Voor een slagvaardige aanpak behandelt de FIOD de grotere en complexe faillissementsfraudezaken. Over de aanpak van eenvoudige faillissementszaken zijn in het kader van de Veiligheidsagenda en bestrijding van Horizontale Fraude concrete afspraken gemaakt over het minimumaantal zaken.

Rijksbrede aanpak van fraude

De uitvoering van het rijksbrede actieplan tegen fraude heeft, onder coördinatie van Veiligheid en Justitie, in 2014 een sterke impuls gegeven aan het wegnemen van de gelegenheden om te frauderen, de detectie van misbruik en het met meer slagkracht optreden tegen fraudeurs. Belangrijk zijn bijvoorbeeld de aanpassingen aan de systematiek van het uitbetalen van voorschotten bij toeslagen, zodat er onder meer niet langer voorschotten worden uitgekeerd bij een onbekende aanvrager. Mede op basis van deze maatregel waren er aan het eind van het jaar ongeveer 8.900 aanvragen van onbekende aanvragers beoordeeld en heeft in 32% van die gevallen een correctie plaatsgevonden. Daarnaast zijn van 10.000 unieke BSN’s de toeslagen gestopt, omdat zij in de Basisregistratie Personen (BRP) de status «vertrokken onbekend waarheen» (VOW) hebben gekregen. Om deze beweging van meer fraudebestendige regelgeving door te zetten is het wetgevingsproces rijksbreed aangepast zodat alle departementen prioriteit geven aan de fraudebestendigheid van voorstellen.

In 2014 is het platform horizontale fraude en faillissementsfraude van start gegaan, die de programmatische aanpak op beide thema’s coördineert. Onderdelen van deze programmatische aanpak zijn onder meer de uitvoering van het zogenaamde netwerk-APK, het tot stand brengen van een interventiestrategie per domein die nadrukkelijk gericht is op preventie, de implementatie van barrières op verschillende fraudedomeinen en afspraken over de inzet van het strafrecht. Daarnaast het adequaat toerusten van alle betrokkenen binnen de netwerkaanpak. De samenwerking met de private partijen is in ontwikkeling en wordt vormgegeven via de NPC-structuur.

Een harde aanpak van fraude en verdere versterking van het afpakken en terugvorderen had ook in 2014 hoge prioriteit. Alle politieregio's hebben concrete plannen opgesteld voor de versterking van het integraal afpakken. Deze worden in uitvoering gebracht en dit loopt door in 2015.

Overlast en criminaliteit in wijk en buurt

Tabel 33.2 Kengetallen prioriteiten beleidsagenda: overlast en criminaliteit in wijk en buurt1
 

Nulwaarde

Realisatie

Begroting

   

2012

2013

2014

2014

Vermindering onveiligheidsgevoelens met 10% in periode 2012–2017

         

Aandeel van de bevolking dat zich wel eens onveilig voelt

36,6%

36,6%

36,7%

35,9%

33,0%

Aandeel van de bevolking dat zich wel eens onveilig voelt in de eigen buurt2

18,0%

18,0%

18,8%

18,2%

16,2%

           

Vermindering ervaren overlast met 10% in periode 2012–2017

         

Aandeel van de bevolking dat één of meer vormen van sociale overlast3 in de eigen buurt ervaart moet met 10% dalen

12,9%

12,9%

12,7%

12,0%

11,6%

Terugbrengen woninginbraken met 25%4

89.244

91.583

87.500

71.100

83.000

Bron: Veiligheidsmonitor 2014

X Noot
1

Abusievelijk zijn in de begroting 2014 de nulwaarden (jaar 2012) voor de doelstellingen op het vlak van overlast en onveiligheidsgevoelens niet juist overgenomen uit de Veiligheidsmonitor 2012. In tabel 33.2 treft u de juiste nulwaarden aan. Aan de 10%-doelstelling als zodanig verandert dit niets.

X Noot
2

Vormen van sociale overlast zijn overlast van dronken mensen op straat, drugshandel of -gebruik, buurtbewoners, op straat worden lastig gevallen en rondhangende jongeren. Bron: Jaarverslag nationale politie.

X Noot
3

Bron: Tweede Kamer, 29 628, nr. 385 en nr. 256, nulwaarde 2009; Bron: Jaarverslag Nederlandse Politie 2009.

X Noot
4

Het streven woninginbraken terug te brengen is eerder als een percentage gepresenteerd. Aantallen geven hier echter beter inzicht in de resultaten. In de begroting 2014 staat abusievelijk dat het betreft «woninginbraken gevolgd door geweld.»

Toelichting

Prostitutie

In 2014 is uitvoering gegeven aan de in de Eerste Kamer aangenomen motie Strik c.s.48 Deze motie roept de regering op de bepalingen over de registratieplicht voor prostituees en de vergewisplicht van de klant uit het wetsvoorstel te schappen middels een novelle. De novelle is op 3 maart 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden.49 Tegelijkertijd is door het Rijk, gemeenten en VNG nauw samengewerkt in een landelijk programma om het prostitutiebeleid en de aanpak van misstanden in de branche vorm te geven. In 2014 is het Ontwerpbesluit prostitutie en seksbranche 2014, houdende nadere regels inzake de regulering van prostitutie en de bestrijding van misstanden in de seksbranche tot stand gekomen, een betere bescherming van prostituees bij inschrijving in het handelsregister gerealiseerd en – op verzoek van gemeenten – een onderzoek naar effectieve contactmomenten gestart.

Naar aanleiding van de motie van de leden Van der Staaij en Segers50 is op 9 mei 2014 de subsidieregeling ter stimulering van regionale uitstapprogramma’s voor prostituees in de Staatscourant bekend gemaakt. Ten gevolge van de subsidieregeling ontstaat een landelijk dekkend netwerk van uitstapprogramma’s waar prostituees in Nederland terecht kunnen.

Aanscherping wet Bibob

In 2014 heeft de implementatie van de per 1 juli 2013 gewijzigde wet Bibob plaatsgevonden. Daarnaast is uitvoering gegeven aan een aantal toezeggingen aan de Kamers: monitoring van de implementatie door de Inspectie Veiligheid en Justitie, onderzoek naar een verruiming van onderzoeksbevoegdheden voor bestuursorganen (deze is in januari 2015 aan beide Kamers toegestuurd)51 en onderzoek naar stromanconstructies. Een brede kabinetsreactie hierop wordt in 2015 uitgewerkt.

Overlast en onveiligheidsgevoelens

Naast de criminaliteit moet door de inspanningen van alle veiligheidspartners ook de door burgers ervaren sociale overlast (van jongeren, drugshandel of -gebruik, dronken mensen op straat, omwonenden en lastig gevallen worden op straat) en de onveiligheidsgevoelens, zowel in de eigen buurt als in het algemeen, met 10% teruggedrongen worden in de periode 2012–2017. De Veiligheidsmonitor levert het volgende beeld op voor de periode 2012–2014: de algemene onveiligheidsgevoelens dalen met 2%, de onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt stijgen met 1% en de ervaren sociale overlast daalt met 7%.

Woninginbraken

De aanpak van woninginbraken is afgelopen jaar sterk geïntensiveerd.52 Hiertoe is onder meer in november 2014 een meerjarige Rijksinbraakpreventiecampagne gestart. Per 1 december 2014 zijn de herijkte eisen en aanbevelingen van het Politiekeurmerk Veilig Wonen voor nieuwbouw en bestaande bouw in werking getreden. De integrale aanpak is in 2014 succesvol verlopen. Dit vertaalt zich in een forse daling van het aantal woninginbraken van 19% over het afgelopen jaar in vergelijking met het jaar daarvoor.

Indicatoren ULI

Tabel 33.3 Indicatoren Unit Landelijke Interceptie (ULI)
   

2010

2011

2012

2013

2014

Aantal nummers waarvoor een bevel tot aftappen is gegeven

22.006

24.718

25.487

26.150

25.181

Gemiddeld aantal taps per dag

1.635

1.638

1.293

1.391

1.386

IP-taps1

1.704

3.331

16.676

17.806

2

Gemiddeld aantal IP-taps per dag

131

339

727

829

2

Aantal aanvragen op historische gegevens3

24.0124

49.695

56.825

62.554

62.533

Bron: Landelijke Eenheid nationale politie

X Noot
1

Dit betreft zowel internettaps als e-mailtaps.

X Noot
2

Sinds de invoering van de nieuwe interceptiestandaard wordt, zowel technisch als procedureel, geen onderscheid meer gemaakt tussen een telefoontap en een internettap. Het onderscheid in de tellingen komt hiermee te vervallen.

X Noot
3

Zoals verkeersgegevens en identificerende gegevens. Het gaat bij deze nummers niet alleen over telefoonnummers, maar ook over IP-adressen en emailadressen.

X Noot
4

Cijfers over de tweede helft van 2010. De cijfers over de eerste helft van 2010 zijn niet betrouwbaar, omdat nog niet alle regiokorpsen al hun historische aanvragen indiende via de ULI.

Toelichting

Zoals toegezegd bij brief van 13 november 200757 en daaropvolgend bij brief van 27 mei 200858 worden de jaarlijkse tapstatistieken opgenomen in het jaarverslag van Veiligheid en Justitie. Het aantal vorderingen gegevensverstrekking is 62.533. Van het aantal aanvragen op historische gegevens is de categorie verkeersgegevens met 44.086 bevragingen de meest bevraagde categorie.

Beleidsdoorlichting

In 2014 is het begrotingsartikel 33 (Veiligheid en criminaliteitsbestrijding) doorgelicht.59 De beleidsdoorlichting zoomt in op twee aspecten, te weten de faciliterende rol van de rijksoverheid richting het lokaal bestuur en de beleidsinspanningen op het terrein van de opsporing en vervolging. Uit de doorlichting blijkt dat de Rijksoverheid in de onderzochte periode de nodige inspanningen heeft gepleegd om het lokaal bestuur in staat te stellen de lokale veiligheidszorg vorm te geven. Er is een breed scala aan beleidsinstrumenten ter beschikking gesteld. De beleidsdoorlichting wijst voorts uit dat er de nodige inspanningen zijn geweest gericht op kwaliteitsverbetering en het op peil houden van de opsporing en vervolging. Het algemene beeld dat uit de beleidsdoorlichting naar voren komt is dat het goed gaat met de veiligheid en de bestrijding van de criminaliteit. De criminaliteit daalt verder en de onveiligheid neemt eveneens verder af. Het is plausibel dat het beleid hieraan een bijdrage levert. Het credo luidt: doorgaan op de ingeslagen weg.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 33.4 Budgettaire gevolgen van beleid art. 33 (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

   

2013

2014

2014

 

Verplichtingen

786.426

788.041

742.753

45.288

           

33.1 Apparaatsuitgaven Openbaar Ministerie

       
 

Personeel

377.024

364.851

354.299

10.552

 

waarvan eigen personeel

351.344

335.554

322.652

12.902

 

waarvan externe inhuur

23.543

26.597

31.647

– 5.050

 

waarvan overige personele uitgaven

2.137

2.700

0

2.700

 

Materieel

201.011

117.625

109.991

7.634

 

waarvan ICT

40.833

12.251

39.127

– 26.876

 

waarvan SSO's

55.627

30.375

28.704

1.671

 

waarvan overige materiële uitgaven

104.551

74.999

42.160

32.839

           

Programma-uitgaven

197.081

228.570

278.463

– 49.893

33.2 Bestuur, informatie en technologie

       
 

Bijdrage medeoverheden

       
 

RIEC's/LIEC

7.903

7.078

7.759

– 681

 

Uitstapprogramma's prostituees

0

463

0

463

 

Overig bestuur, informatie en technologie

559

1.331

1.524

– 193

 

Subsidies

       
 

CCV

0

0

2.200

– 2.200

 

Keurmerk Veilig Ondernemen

1.340

1.511

1.492

19

 

Uitstapprogramma's prostituees

0

1.458

0

1.458

 

Overig bestuur, informatie en technologie

463

0

0

0

 

Opdrachten

       
 

Overig bestuur, informatie en technologie

666

464

1.462

– 998

           

33.3 Opsporing en vervolging

       
 

Bijdrage agentschappen

       
 

Nederlands Forensisch Instituut (NFI)

68.273

68.062

66.501

1.561

 

Domeinen Roerende Zaken (DRZ)

12.819

12.754

12.754

0

 

Bijdrage ZBO’s/RWT’s

       
 

College gerechtelijk deskundigen

1.701

1.532

1.723

– 191

 

Nationale politie

0

0

43.773

– 43.773

 

Bijdrage (inter)nationale organisaties, medeoverheden

       
 

Pv-vergoedingen Bestuurlijke strafbeschikking

13.430

12.786

13.411

– 625

 

Staatkundige hervorming Nederlandse Antillen (shna)

4.150

4.015

3.909

106

 

FIU-Nederland

0

4.045

4.044

1

 

Overig opsporing en vervolging

4.241

7.989

2.525

5.464

 

Subsidies

       
 

Overig opsporing en vervolging

6.628

3.311

2.701

610

 

Opdrachten

       
 

Schadeloosstellingen

17.312

27.362

24.988

2.374

 

Keten Informatie Management (KIM)

3.532

154

5.506

– 5.352

 

Onrechtmatige detentie

12.335

11.654

6.179

5.475

 

Herontwerp Strafrechtketen (HKSH)

4.385

344

3.500

– 3.156

 

Gerechtskosten OM

32.827

33.360

25.633

7.727

 

Innovatieagenda

1.276

164

2.599

– 2.435

 

Verkeershandhaving OM

0

25.484

32.800

– 7.316

 

Afpakken

0

2.231

10.800

– 8.569

 

Overig opsporing en vervolging

3.241

1.018

680

338

           

Ontvangsten

1.086.824

1.101.777

1.036.798

64.979

 

waarvan Boeten en Transacties

982.386

949.383

956.738

– 7.355

 

waarvan Afpakken/Pluk ze

89.982

135.972

70.060

65.912

Toelichting op instrumenten

Afwijkingen tussen de afzonderlijke instrumenten (bijdrage, subsidie, opdrachten en overige) zijn het gevolg van invoering van «Verantwoord Begroten» en het toentertijd bepalen van de budgetreeksen tussen beleids- en apparaatsbudgetten. De verdeling tussen programmagelden is anders uitgevallen dan aanvankelijk was ingeschat.

33.1 Apparaatsuitgaven Openbaar Ministerie

Openbaar Ministerie

Het OM bepaalt als enige instantie in Nederland wie voor de strafrechter moet verschijnen en voor welk strafbaar feit. Dit is vastgelegd in de Wet op de rechterlijke organisatie, waarin de taak van het OM omschreven is als «de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en met andere bij wet vastgestelde taken». Het OM maakt deel uit van de rechterlijke macht, maar de leden van het OM zijn, anders dan de rechters, niet met rechtspraak belast

Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de realisatie is voornamelijk het gevolg van twee budgettaire mutaties die in 2014 hebben plaatsgevonden. Bij eerste suppletoire wet is de begroting van het OM opwaarts bijgesteld met € 5 mln. in verband met het aannemen van juristen op tijdelijke basis die ingezet zijn bij het wegwerken van de werkhoeveelheden. Bij tweede suppletoire wet is het budget verhoogd met € 6 mln. in verband met het «Kwaliteitsplan Politie & OM». Dit om een krachtig(er) programma(organisatie) op te zetten dat een duurzame verbetering in de kwaliteit (in brede zin) van de afhandeling van misdrijven tot doel heeft.

Tabel 33.5 Productie en prestaties arrondissementsparketten
 

Realisatie

Begroting

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Rechtbankzaken (afdoeningen)

210.100

218.100

226.500

215.222

211.357

204.191

Overdracht aan buitenland

100

100

100

100

100

100

Onvoorwaardelijk sepot

31.200

30.300

37.200

42.300

43.104

30.629

Transactie, strafbeschikking en voorwaardelijk sepot

60.700

63.700

76.300

64.476

60.182

61.012

Voegen (ter berechting of ad info)

5.100

4.600

4.500

3.045

2.432

4.200

Afdoeningen door de rechter

120.500

119.500

108.500

105.301

105.539

108.250

Wv. Meervoudige kamer (inclusief economisch en militair)

13.900

14.600

15.100

14.314

14.817

14.700

Wv. Politierechter (inclusief economisch en militair)

96.300

95.800

85.000

84.530

84.669

85.250

Wv. Kinderrechter

12.700

9.100

8.400

6.457

6.053

8.300

Interventiepercentage (%)

88%

85%

85%

80%

76%

85%

Doorloopsnelheid jeugd binnen 3 maanden afgedaan OM (%)

81%

76%

72%

 

60%

80%

             

Kantonzaken (afdoeningen)

209.400

168.400

147.900

98.080

101.537

130.658

Afdoeningen door het OM

45.900

85.200

74.700

 

53.113

65.329

Afdoeningen door de kantonrechter

163.500

82.200

73.100

 

48.424

65.329

             

Mulderzaken (afdoeningen)

Uitstroom beroepen Openbaar Ministerie

313.400

281.400

376.800

515.847

377.051

269.759

             

Doelstelling VPS

(zie beleidsprioriteiten)

           

% zaken afgedaan binnen 1 maand

           

Bron: Informatiesystemen van het OM

Tabel 33.6 Productie en prestatie Ressortparketten
 

Realisatie

Begroting

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Uitstroom

           

Rechtbankappels

15.700

17.200

16.800

16.745

18.177

18.313

Kantongerechtsappels

4.900

4.500

3.800

3.423

3.114

2.668

Klachten artikel 12 Sv

2.500

2.400

2.300

2.648

2.938

2.400

Mulderberoepen

2.300

1.800

2.100

1.904

3.100

1.893

Bron: Informatiesystemen van het OM

33.2 Bestuur, informatie en technologie

Bijdrage aan medeoverheden

Regionale Informatie en Expertise Centra / Landelijk Informatie en Expertise Centrum (RIEC's/LIEC)

In 2014 is via de RIEC’s bij gemeenten een basisniveau aan bewustzijn, kennis en instrumentarium omtrent fenomenen en structuren van criminaliteit gecreëerd en het actief voeren van beleid ter bestrijding gestimuleerd. Ieder RIEC heeft een of meerdere Bestuurlijke Criminaliteitsbeeldanalyses ontwikkeld en bevordert een actief gemeentelijk beleid. Vanuit VenJ is voorzien in meerjarige cofinanciering voor een periode van vier jaar en is het beheer van het LIEC vormgegeven. De jaarrapportage (2013) is aan de Kamer aangeboden en behandeld in een Algemeen Overleg.60

Subsidies

Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV)

Bij eerste suppletoire begroting 2014 is het budget overgeheveld naar beleidsartikel 34.2 (CCV).

Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO)

In 2014 is gewerkt aan een vernieuwde systematiek voor KVO, waarbij de inzet wordt gefocust op nieuwe locaties, in plaats van op reeds bestaande KVO-gebieden waar de samenwerking inmiddels tot stand is gebracht. De nieuwe systematiek zal gaan gelden vanaf 2015.

Uitstapprogramma’s prostituees

Naar aanleiding van de motie van de leden Van der Staaij en Segers61 is in 2014 € 3 mln. ter beschikking gesteld voor regionale uitstapprogramma’s voor prostituees. Omdat de subsidieregeling halverwege het jaar gepubliceerd is, is slechts een deel van het budget uitgeput. De subsidies zijn via een voorschot uitgekeerd.

33.3 Opsporing en vervolging

Bijdragen aan agentschappen

Nederlands Forensisch Instituut (NFI)

Het NFI levert forensische diensten met behulp van state-of-the-art technologie en wetenschap. Het NFI verleent diensten binnen de strafrechtketen, onder andere aan het OM en de politie. Ook kan een advocaat in een strafzaak de stafofficier of de rechter-commissaris verzoeken om het NFI een onderzoek te laten uitvoeren. Het NFI levert daarnaast diensten aan andere personen of instanties, zoals de Immigratie- en Naturalisatiedienst, buitenlandse politie of justitie of aan bijzondere opsporingsdiensten. Meer informatie over NFI is te vinden in de agentschapsparagraaf van het NFI.

Domeinen Roerende Zaken (DRZ)

De Minister van Financiën is volgens de Comptabiliteitswet verantwoordelijk voor het beheer van het overtollige materieel bij het Rijk. DRZ is daarmee belast. Daarnaast verzorgt DRZ de bewaring, verkoop en vernietiging van strafrechtelijk inbeslaggenomen voorwerpen.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Het Nederlands Register Gerechtelijke Deskundigen (NRGD)

Het Nederlands Register Gerechtelijke Deskundigen (NRGD) is opgericht bij de inwerkingtreding van de Wet deskundige in strafzaken op 1 januari 2010. Deze wet stelt eisen aan de kwaliteit, betrouwbaarheid en bekwaamheid van deskundigen in strafzaken. Het Besluit register deskundige in strafzaken bepaalt op hoofdniveau hoe het NRGD wordt beheerd. Het College gerechtelijke deskundigen valt onder de kaderwet ZBO en ontvangt een jaarlijkse bijdrage van het Ministerie van VenJ.

Nationale politie

Bij eerste suppletoire begroting 2014 is het budget «Verkeershandhaving OM» overgeheveld naar beleidsartikel 31 (Nationale politie).

Bijdrage aan medeoverheden

Pv-vergoedingen bestuurlijke strafbeschikking

Bij de inwerkingtreding van de bestuurlijke strafbeschikking overlast in 2009 is tussen het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de VNG afgesproken dat gemeenten een vergoeding krijgen voor de kosten die zij maken voor het uitschrijven van processen-verbaal (pv’s) in het kader van de bestuurlijke strafbeschikking overlast. De afrekening van deze vergoeding vindt achteraf plaats op basis van de werkelijk ingediende processen-verbaal in 2013. Deze regeling is per 31 december 2014 beëindigd.

Tabel 33.7 Pv-vergoedingen Bestuurlijke strafbeschikking
 

Realisatie

Prognose

 

2011

2012

2013

2014

2014

Mulder (€ 25,–)

         

Aantal (x 1.000)

530

543

458

400

497

Uitgaven (x € 1.000)

13.247

13.565

11.441

10.012

12.424

           

Overlast (€ 40,–)

         

Aantal

26.583

26.901

33.717

32.732

24.668

Uitgaven (€ x 1.000)

1.063

1.076

1.349

1.309

987

           

Totaal uitgaven (x € 1.000)

14.310

14.641

12.790

11.321

13.411

Bronnen: CJIB

Staatkundige hervorming Nederlandse Antillen (shna)

Een goede inrichting van de rechtspraak en het OM is van groot belang voor Caribisch Nederland. Vanuit Europees Nederland is in 2014 bijgedragen aan het op peil houden van het aantal rechters en officieren van justitie. Een nieuwe hoofdofficier voor Caribisch Nederland is benoemd. In de Raad voor de rechtshandhaving is een nieuw Nederlands lid benoemd. De beleidsvorming op het terrein van de gesubsidieerde rechtsbijstand is verder uitgebouwd. In het notariaat op Saba en Sint Eustatius is voorzien. Tevens is voor Caribisch Nederland de Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES geoperationaliseerd door benoeming van de leden. Ook de systematiek voor de Buitengewone Ambtenaren van Politie is volledig operationeel geworden met de start van de opleiding.

Financial Intelligence Unit Nederland

In het kader van de bestrijding witwassen en terrorisme financiering ontvangt de FIU-Nederland signalen over ongebruikelijke transacties (OT’s) van meldplichtige instellingen. FIU analyseert de ongebruikelijke transacties en kan besluiten ze als verdachte transactie (VT) door te melden aan de opsporing. Het verdacht verklaren van ongebruikelijke transacties door de FIU-Nederland en ter beschikking stellen aan de opsporing kan op verschillende gronden plaatsvinden:

  • Naar aanleiding van een verzoek van de LOvJ,

  • Eigen onderzoek van de FIU;

  • Periodieke matching met het Verwijzingsindex Recherche Onderzoeken Subjecten (VROS)-bestand;

  • Informatieverzoeken van buitenlandse FIU’s.

Tabel 33.8 Kengetallen FIU-NL
 

Realisatie

Prognose

 

2012

2013

2014

2014

Aantal LOvJ-verzoeken

1.097

1.167

1.093

1.209

Aantal Eigen onderzoeksdossiers

633

1.219

1.488

633

Bron: FIU-NL Jaaroverzicht 2014

Overige Opsporing en vervolging

Op dit onderdeel is de realisatie ca. € 5,5 mln. hoger uitgevallen als gevolg van een bijdrage in de ontwikkelkosten van het programma Digitaal Werken Strafrechtketen (DWS) (€ 2 mln.), een bijdrage aan de waterschappen en provincies in het kader van de Bestuurlijke Strafbeschikking Milieu (BSB) (€ 1 mln.), alsmede diverse bijdragen aan provincies en gemeenten in het kader van opsporing en vervolging (totaal ca. € 2,5 mln.).

Opdrachten

Schadeloosstellingen

Dit betreft de budgetten voor schadeloosstellingen buiten de strafrechtelijke keten, zoals vergoedingen vanwege onrechtmatige vreemdelingenbewaring en in het geval van bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). Daarnaast kunnen ook vergoedingen worden verstrekt voor bijvoorbeeld juridische bijstand. De overschrijding van € 2,4 mln. in 2014 is voornamelijk het gevolg van een getroffen schikking met de Stichting NORMA (Naburige Rechtenorganisatie voor Musici en Auteurs) van € 10 mln. naar aanleiding van een gerechtelijke uitspraak over thuiskopievergoedingen.

Keten Informatie Management (KIM)

Het doel van KIM is het realiseren van innovatie op het gebied van informatiegestuurde opsporing, vervolging en executie. Binnen KIM zijn er verschillende programma’s zoals de Digitalisering Strafrechtketen, het Digitaal Proces Dossier en het E-Justiceprogramma. In het kader van compenseren van tegenvallers op andere budgetten zijn de uitgaven op dit dossier getemporiseerd.

Onrechtmatige detentie

Ten laste van dit budget zijn voor € 11,7 mln. vergoedingen verantwoord aan ex-justitiabelen waarvan is vastgesteld dat recht is ontstaan op een vergoeding vanwege onrechtmatige detentie. Over het algemeen worden deze vergoedingen vastgesteld door de rechter. Vanwege het openeindekarakter van dit budget zijn de uitgaven lastig te prognosticeren.

Programma Herontwerp Keten Strafrechtelijke Handhaving (HKSH)

In 2014 zijn ook de laatste twee regio’s van de Gerechtelijke Kaart aangesloten en werken zeven ketenpartners uit de strafrechtketen aan het verbeteren van hun werkprocessen met behulp van de verbetermethodiek Lean Six Sigma. Bij politie, OM, rechterlijke macht, 3 RO, Raad voor de Kinderbescherming, Slachtofferhulp Nederland en NIFP zijn inmiddels meer dan 1.000 professionals opgeleid in deze methodiek. 150 verbeterprojecten zijn op de volgende ketenthema’s gestart: ZSM, zittingsvoorbereiding, aanhouding, hoger beroep, executie, jeugd en verbetering bij de Centrale Verwerking van het Openbaar Ministerie. In het kader van compenseren van tegenvallers op andere budgetten zijn de uitgaven op dit dossier getemporiseerd

Gerechtskosten OM

Ten laste van dit budget worden de uitgaven gebracht die betrekking hebben op deskundigen, tolken en vertalers die een bijdrage leveren aan het strafproces en worden bekostigd in overeenstemming met het Besluit tarieven in strafzaken. De overschrijding van het budget met € 7,7 mln. is onder andere het gevolg van aanpassing en uitbreiding van wet- en regelgeving (zoals EU-richtlijn vertolking en vertaling, Wet deskundigen in strafzaken) waardoor er meer vertalingen zijn vereist.

Innovatieagenda

In het kader van de Innovatieagenda is in juni 2014 een webportal gelanceerd. In dit portal kunnen vernieuwende ideeën ingebracht worden, zodat een brede kring van personen werkzaam in de rechtspraktijk hiervan kennis kan nemen ten behoeve van de eigen praktijk. Daarnaast is het project Landelijke Uitrol Mediation Overheid mogelijk gemaakt en is een campagne voor het bevorderen van mediation uitgevoerd.

Verkeershandhaving OM

Het OM voert het programma verkeershandhaving uit. Uit dit budget worden de uitgaven voor dit programma gedaan, niet zijnde bijdragen aan ZBO’s of agentschappen, bijvoorbeeld voor trajectcontrolesystemen. De onderuitputting op het budget Verkeershandhaving OM (– € 7,3 mln.) wordt met name veroorzaakt door de vertraging van de uitrol van nieuwe digitale flitspalen.

Afpakken

Vanaf 2011 is er een bedrag oplopend tot € 20 mln. per jaar met ingang van 2013 geïnvesteerd in de strafrechtketen teneinde het afpakken van crimineel vermogen te versterken. De investeringsgelden worden in het kader van het ketenprogramma afpakken overgeheveld naar de begrotingen van de diensten die met deze investeringsgelden zijn versterkt. In 2014 zijn bij tweede suppletoire begroting middelen overgeheveld van het OM naar de nationale politie en het FIOD. Aan deze keteninvestering is een oplopende doelstelling verbonden om jaarlijks vanaf 2016 ruim € 100 mln. aan crimineel vermogen af te pakken.

Kwaliteit en Innovatie

In 2014 zijn veel stappen gezet binnen het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI). Er zijn vier wetsvoorstellen voorbereid die de vereenvoudiging van het burgerlijk procesrecht regelen en de digitalisering van de civiele en bestuursrechtelijke rechtsgang mogelijk maken. Het eerste wetsvoorstel betreft de eerste aanleg in civiele procedures en eerste aanleg en hoger beroep in het bestuursrecht. Het wetsvoorstel voorziet in een wijziging van Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht. Dit wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer.62 Het tweede wetsvoorstel dat ziet op de wijzigingen in hoger beroep en cassatie in civielrechtelijke procedures is eveneens ingediend bij de Tweede Kamer.63 Het derde wetsvoorstel betreft de Invoeringswet, om in aanverwante wetgeving de terminologie waar nodig te wijzigen. Het vierde wetsvoorstel betreft de Rijksinvoeringswet, in een aantal rijkswetten moet eveneens terminologie gewijzigd worden. De AMvB digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht regelt het digitaal verkeer met de rechter nader. De Invoeringswet en de AMvB zijn eind 2014 in consultatie gegaan. Ter voorbereiding van de wetsvoorstellen en de AMvB zijn expertmeetings gehouden. Tijdens deze expertmeetings is gesproken met rechters, advocaten, deurwaarders, bestuursorganen en andere betrokken ketenpartijen. In het gehele traject werkt het ministerie nauw samen met het programma KEI van de Rechtspraak.

Ontvangsten

Aanpassing wijze van verwerken schikkingen en transacties

Schikkingen en transacties van het Openbaar Ministerie worden met ingang van het boekjaar 2014 verantwoord op het moment van ontvangst van het kasbedrag. Het universaliteitsbeginsel is leidend geweest voor deze aanpassing en dit beginsel houdt in dat alle ontvangsten van het Rijk als ontvangst worden verantwoord.

In de voorgaande boekjaren werden ontvangsten waarover nog een gerechtelijke procedure liep, maar wel werden ontvangen op grond van het voorzichtigheidsbeginsel, tijdelijk op een derdenrekening in de saldibalans van VenJ verantwoord in afwachting van de afloop van een eventuele artikel-12-procedure. Pas na het verstrijken van de termijn van de artikel-12-procedure of een uitspraak van de rechter werden de bedragen als ontvangst in het dan lopende boekjaar verantwoord. Omdat deze wijze van verwerken niet bijdraagt aan de verslaggevingsuniformiteit binnen het Rijk is in overleg met het Ministerie van Financiën besloten om ook voor deze specifieke categorie van ontvangsten het universaliteitsbeginsel te laten prevaleren. Het toepassen van deze verwerkingswijze biedt in de huidige situatie een belangrijke verbetering van het totale inzicht in de ontvangsten in de jaarrekening.

Voor de vergelijkbaarheid van de ontvangsten 2014 met voorgaand boekjaar wordt in onderstaande tabel de ontvangsten uit Boeten en Transacties en de ontvangsten uit Afpakken en Pluk ze in het boekjaar 2013 op basis van het oude en de nieuwe presentatie weergegeven.

Tabel 33.9 Ontvangsten 2013 «Boeten en Transacties» en «Afpakken/Pluk ze» in verband met wijziging presentatie (x € 1.000)

Ontvangsten artikel 33 in jaar 2013 oude presentatie

1.086.824

– waarvan ontvangsten «Boeten en Transacties» 2013 oude presentatie

982.386

– waarvan ontvangsten « Afpakken/Pluk ze» 2013 oude presentatie

89.982

Ontvangsten artikel 33 in jaar 2013 nieuwe presentatie

1.156.824

– waarvan ontvangsten «Boeten en Transacties» 2013 nieuwe presentatie

1.052.386

– waarvan ontvangsten «Afpakken/Pluk ze» 2013 nieuwe presentatie

89.982

Boeten en Transacties

In 2014 en 2015 vindt er een grootschalige vervanging plaats van trajectcontrolesystemen, digitale flitspalen en radarsets. De effecten van de vervanging van met name de flitspalen en radarsets waren in 2014 groter dan in de raming was geprognosticeerd. Hierdoor zijn de opbrengsten uit verkeersboeten in 2014 ca. € 34 mln. achter gebleven bij de raming.

Het tekort aan ontvangsten uit verkeersboetes wordt gemitigeerd omdat in 2014 een tweetal schikkingen op dit artikelonderdeel verantwoord zijn, te weten het transactiedeel van de schikking met SBM Offshore (€ 24 mln.) en de LIBOR-schikking met de Rabobank (€ 70 mln.).

Afpakken/Pluk ze

In 2014 is ruim € 80 mln. aan crimineel vermogen strafrechtelijk afgepakt. Dat is € 10 mln. meer dan oorspronkelijk begroot. Daarboven is het ontnemingsdeel van de getroffen schikking met SBM Offshore, te weten € 56 mln., op afpakken verantwoord. Hiermee komt het totaal op € 136 mln., wat ruim boven de begrote doelstelling van € 70 mln. is. De investering vanaf 2011 oplopend tot € 20 mln. per jaar vanaf 2013 in de strafrechtketen om het afpakken te versterken werpt zijn vruchten af. Er wordt steeds vaker in strafzaken financieel onderzoek gedaan en beslag gelegd. Dit vertaalt zich in een stijging van het crimineel vermogen dat jaarlijks wordt afgepakt.

De ontvangsten op afpakken is exclusief het deel van de beslagontvangsten dat door Domeinen Roerende zaken (DRZ) wordt gerealiseerd. Op basis van artikel 16 van het Besluit Inbeslaggenomen Voorwerpen had een deel van de DRZ-opbrengsten in verband met de verkoop van de voorwerpen, die op grond van artikel 94 en 94a Sv in beslag zijn genomen, verantwoord moeten worden bij het «afpakresultaat». Deze ontvangsten zijn nu verantwoord op de begroting van Financiën. In 2015 zal over 2014 een bedrag tussen de € 1 en 2 mln. nog worden overgebracht van de begroting van Financiën naar de begroting van Veiligheid en Justitie.

34. Sanctietoepassing

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 12.625 miljoen

Art. 34 Sanctietoepassing 20,5%

Art. 34 Sanctietoepassing 20,5%

Algemene doelstelling

Het borgen van de veiligheid van de Nederlandse samenleving door de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen en het beperken van de recidive, het voorkomen van slachtofferschap door middel van het bevorderen van het nemen van preventieve maatregelen door burgers en bedrijven en het versterken van de positie van slachtoffers.

Tenuitvoerlegging van sancties en strafrechtelijke maatregelen

Rol en verantwoordelijkheid

  • De Minister heeft een uitvoerende rol bij tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).

  • Ten aanzien van de forensische zorg heeft de Minister een regisserende rol. Hij is verantwoordelijk voor de tijdige beschikbaarheid van de juiste, kwalitatief hoogwaardige zorg, waar nodig in combinatie met afdoende beveiliging.

  • De uitvoering van toezicht in het strafrechtelijk kader, advisering aan het OM en de rechter over justitiabelen en taakstraffen is opgedragen aan drie erkende reclasseringsorganisaties. Ook hier heeft de Minister een regisserende rol. De taken van de reclasseringsorganisaties dragen bij aan het terugdringen van recidive.

Preventie en Kansspelen

De Minister stimuleert preventie door het beschikbaar stellen van integriteitsinstrumenten zoals de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) en het toezicht op rechtspersonen. De Minister kent een regisserende rol voor de kansspelen. De Minister wil ervoor zorgen dat Nederlandse burgers op een veilige en verantwoorde manier kunnen deelnemen aan kansspelen.

Slachtofferzorg

De Minister kent een financierende rol op het gebied van slachtofferzorg. De Minister draagt beleidsverantwoordelijkheid voor de zorg – in brede zin – aan slachtoffers en nabestaanden die getroffen zijn door een strafbaar feit en is verantwoordelijk voor de uitvoering van het slachtofferbeleid.

Masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen

Beleidsconclusies

De implementatie van het Masterplan DJI ligt op koers. De doelstelling van het Van Werk Naar Werk-beleid voor 2013 en 2014 is gehaald. Een uitstroom van 37% van het totaal aantal van 3.370 fte, waarmee de personeelsbezetting zal moeten dalen, is gerealiseerd. Waar eind 2012 nog 16.212 fte werkzaam was bij DJI, is dit aantal per 1 januari 2015 gedaald tot 14.908 fte; een afname van 1.304 fte. Een groot aantal DJI-medewerkers is mobiel geworden en heeft een andere baan gevonden, binnen of buiten DJI. Het totaal aantal interne tijdelijke en structurele verplaatsingen in 2014 bedraagt 1.193.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst en de Minister van Veiligheid en Justitie hebben op 26 juni 2014 een akkoord met de vakorganisaties gesloten over de SBF-(substantieel bezwarende functies)-regeling. Deze akkoorden bevatten onder andere een compensatie voor de gevolgen van de verhoging van de AOW-leeftijd en een compensatie in verband met de problematiek van de SBF-verlofmedewerker, die voor 1 juli 2012 met SBF-verlof is gegaan.

Door alle mobiliteitsbewegingen, zowel intern als extern, ontstaat er binnen DJI personele frictie op functie-, lokaal, en regionaal niveau. De DJI-mobiliteitsorganisatie speelt hier zo goed mogelijk op in door in een vroegtijdig stadium de behoefte aan personele bezetting via regionale en landelijke afstemming in te vullen. De detentiecapaciteit wordt zo efficiënt mogelijk ingezet door het concentreren van leegstand, dit in relatie tot de personele bezetting. De sluitingen van de locaties opgenomen in het Masterplan zijn volgens planning uitgevoerd.

Elektronische detentie

Het wetsvoorstel Elektronische detentie is in september 2014 verworpen door de Eerste Kamer. In de brief aan de Tweede Kamer van 21 november 201464 zijn de voornemens uiteengezet om de detentiefasering aan te passen. In deze brief is een vormgeving geschetst waarmee een volwaardig stelsel van detentiefasering tot stand komt, waarin de gedetineerde het eerste deel van zijn vrijheidsstraf te allen tijde intramuraal ondergaat en, als hij aan de voorwaarden voldoet, ook in aanmerking komt voor externe vrijheden in de vorm van re-integratieverlof, deelname aan een penitentiair programma en als sluitstuk voorwaardelijke invrijheidstelling. In dit systeem van detentiefasering is sprake van een balans tussen het waarborgen van de veiligheid van de maatschappij en het stapsgewijs voorbereiden van de gedetineerde op diens terugkeer in de maatschappij. Er is geen sprake meer van vrijblijvendheid: interne en externe vrijheden moeten worden verdiend op basis van goed gedrag. Deze brief is behandeld tijdens een Algemeen Overleg op 22 januari 2015. Dit overleg gaf geen aanleiding om de voornemens aan te passen. De uitvoering van de voornemens wordt daarom inmiddels voorbereid.

Langdurig toezicht gewelds- en zedendelinquenten

Het wetsvoorstel Langdurig toezicht is in september 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel is nu aanhangig bij de Eerste Kamer.65 Met dit wetsvoorstel is het mogelijk zedendelinquenten en zware geweldsdelinquenten na afloop van hun vrijheidsstraf of terbeschikkingstelling langdurig (en indien noodzakelijk levenslang) onder toezicht te houden. Hierdoor kan terugvalgedrag en dreigende recidive tijdig worden gesignaleerd, zodat met direct ingrijpen nieuwe slachtoffers worden voorkomen. Naar verwachting treedt de wet op 1 juli 2015 in werking.

Wetsvoorstel forensische zorg

De middelen voor forensische zorg worden door middel van de inkoop van zorg ingezet door DJI. De uitvoering van forensische zorg ligt bij (private) zorginstellingen. De Wet Forensische Zorg (WFZ) is door de Eerste Kamer in behandeling genomen66, maar er heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden. De WFZ formaliseert het inkoopstelsel voor de forensische zorg. Tot het inwerking treden van de WFZ functioneert het stelsel van forensische zorg op basis van het interim-besluit forensische zorg.

Kansspelbeleid

In het Regeerakkoord is opgenomen dat het kansspelbeleid wordt gemoderniseerd. Het moderniseren van het kansspelbeleid heeft als uitgangspunt de Nederlandse burger op een veilige en verantwoorde manier te laten deelnemen aan kansspelen, waarbij kansspelverslaving wordt voorkomen, de consument wordt beschermd en fraude en witwassen wordt tegengegaan. In juli 2014 is de Tweede Kamer het wetsvoorstel Kansspelen op afstand toegezonden67, alsmede een brief over de herijking van het loterijstelsel en een visie op de toekomst van casinomarkt. Er is sprake van een samenhangend pakket van maatregelen. Omdat parlementaire behandeling nog niet heeft plaatsgevonden zijn de verschillende trajecten minder ver gevorderd dan oorspronkelijk was voorzien. Het wetsvoorstel Kansspelen op afstand zal naar verwachting medio 2015 plenair in de Tweede Kamer behandeld worden.

Programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen (USB)

Het Programma USB68 is opgezet om de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen te verbeteren. Doelstellingen van het programma zijn: het sneller starten van straffen, het zekerder ten uitvoerleggen van straffen (om uitval te voorkomen) en het goed informeren van alle relevante partners binnen en buiten de strafrechtketen. Versterking van de regie op de uitvoeringsketen is daarvoor noodzakelijk.

Concreet betekent dat in 2014 de volgende stappen zijn genomen:

  • Het wetsvoorstel Herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen is in november 2014 ingediend bij de Tweede Kamer.69 Met de voorgestelde wijzigingen gaat onder meer de formele verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen over van het Openbaar Ministerie naar de Minister van Veiligheid en Justitie. De oorspronkelijke planning voor het wetsvoorstel is bijgesteld door vertraging in de besluitvorming over de uitwerking van enkele aspecten van de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling voor de tenuitvoerlegging en de gebleken omvang van het wetgevingstraject. Naar verwachting zal de wet nu op 1 januari 2016 in werking treden.

  • Op basis van de WODC-monitor zijn streefnormen voor het presteren van verschillende sanctiestromen vastgesteld, onder meer gericht op het terugdringen van uitval in de executieketen en het sneller starten van (rechterlijke) beslissingen. Op basis van het verkregen inzicht is een aantal verbetermaatregelen geïnitieerd, onder andere ten aanzien van voorwaardelijke veroordelingen met bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht.

Slachtofferbeleid

Op 14 november 2014 is het wetsvoorstel wijziging van het wetboek van strafvordering ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces en wijziging van de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven ter uitbreiding van de mogelijkheid van uitkering aan nabestaanden aan de Tweede Kamer toegezonden. 70

Wetsvoorstel Eigen bijdrage veroordeelden

Het wetsvoorstel Eigen bijdrage strafvordering en slachtofferzorg en het wetsvoorstel Eigen bijdrage verblijf zijn in het najaar van 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden.71 De Kamer heeft een rondetafelgesprek gehouden eind december. Naar verwachting zal het parlementaire proces in de loop van 2015 afgerond kunnen worden.

Kengetallen recidive

Tabel 34.1 Kengetal Vermindering algemene recidive ex-gedetineerden na twee jaar

Realisatie

             
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Percentage tweejaarsrecidive

54%

52%

51%

50%

49%

48%

47%

Bron: Terugval in recidive, WODC (Eerste Kamer, 33 745, nr. F)

Tabel 34.2 Kengetal Vermindering algemene recidive ex-reclassenten na twee jaar

Realisatie

             
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Percentage tweejaarsrecidive

36%

36%

36%

36%

34%

34%

34%

Bron: Terugval in recidive, WODC

Tabel 34.3 Kengetal Vermindering algemene recidive ex-terbeschikkinggestelden na twee jaar

Realisatie

         
 

2000–2004

2001–2005

2002–2006

2003–2007

2004–2008

2005–2009

2006–2010

Percentage tweejaarsrecidive

26,6%

23,5%

23%

22,6%

22,8%

20,2%

20,7%

Bron: WODC, Recidive na forensische zorg.

De vaste uitstroomcohorten van vijf jaar (bijvoorbeeld 1999–2003, 2004–2008), zijn vervangen door rollende uitstroomcohorten die telkens met één jaar opschuiven (bijvoorbeeld 2000–2004, 2001–2005, 2002–2006), overeenkomstig de berekening bij andere forensische zorg titels waar naar verwachting steeds meer mee zal worden gewerkt.

Toelichting

Een groot deel van de criminaliteit in ons land is herhalingscriminaliteit en wordt gepleegd door recidivisten. Het kabinet wil de kans dat daders of verdachten terugvallen in crimineel gedrag terugdringen. De resultaten van de metingen van het WODC wijzen uit dat in alle onderzochte sectoren, waaronder ex-reclassenten en ex-gedetineerden, in de periode 2002–2010 een daling van de prevalentie van strafrechtelijke recidive waar te nemen is. Voor ex-gedetineerden heeft het WODC tevens verdiepend onderzoek uitgevoerd, waaruit blijkt dat, naast andere factoren, de dadergerichte aanpak binnen het gevoerde kabinetsbeleid een belangrijke rol heeft gespeeld bij de afname van recidive. In het laatste cohort van de voormalig tbs-gestelden (2006–2010) is een lichte stijging zichtbaar. Het is momenteel niet duidelijk of het een trendbreuk betreft of een lichte eenmalige stijging, zoals in het cohort 2004–2008.

Kengetallen kansspelverslaving

Tabel 34.4 Kengetal risico- en probleemspelers bij kansspelverslaving
   

Realisatie

Streefwaarde

 

2005

2011

2017

Risicospelers

55.000

92.000

55.000

Probleemspelers

28.700

20.300

20.300

Bron: WODC-onderzoek «Gokken in kaart», 2011.

Toelichting

In 2005 is een eerste meting gehouden. Iedere zes jaar wordt het aantal kansspelverslaafden gemeten. Over 2014 zijn daarom geen nieuwe gegevens bekend. De eerstvolgende reguliere meting vindt plaats in 2017. In de tabel wordt zowel het aantal risicospelers (spelers die regelmatig spelen, met verhoogd risico op verslaving) als het aantal probleemspelers (reeds verslaafde spelers) in beeld gebracht. De tabel betreft cijfers genomen uit een bandbreedte en betreft een schatting. Vanwege de onzekerheid in de schattingen zijn de verschillen tussen 2005 en 2011 niet statistisch significant.

Kengetallen slachtofferzorg

Tabel 34.5 Kengetal financiële tegemoetkomingen door SGM
         

Realisatie

Streefwaarde

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Aantal uitkeringen uit SGM

5.266

4.025

5.357

4.673

4.145

5.500

Bron: Jaarverslagen SGM (2010–2014).

Tabel 34.6 Kengetal aantal slachtofferdadersgesprekken door Slachtoffer in Beeld
         

Realisatie

Streefwaarde

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Aantal slachtofferdadersgesprekken

1.077

1.211

1.284

1.782

1.640

1.400

Bron: Jaarverslagen Slachtoffer in Beeld (2010–2013), voor 2014 zijn er voorlopige cijfers opgenomen.

Tabel 34.7 Kengetal aantal slachtoffers dat ondersteuning ontvangt van SHN
     

Realisatie

Streefwaarde

 

2012

2013

2014

2014

Juridische ondersteuning

43.750

23.433

25.624

44.000

Algemene ondersteuning

64.502

63.066

76.657

65.000

Bron: Jaaropgave Slachtofferhulp Nederland (2010–2013), voor 2014 zijn voorlopige cijfers opgenomen.

In toenemende mate is de dienstverlening van SHN door de jaren van vormen van emotionele ondersteuning naar de meer juridische vormen van dienstverlening en van praktische naar meer algemene ondersteuning verschoven.

Toelichting

In 2014 zijn er door het Schadefonds Geweldsmisdrijven minder uitkeringen verstrekt dan vooraf geraamd, omdat minder slachtoffers zich gemeld hebben voor een tegemoetkoming. Er is geen wetenschappelijk onderzoek waaruit enig causaal verband blijkt tussen het aantal uitkeringen en het aantal slachtoffers. Het aantal trajecten dat in 2014 moest leiden tot slachtofferdadergesprekken heeft een lichte daling gekend ten opzichte van 2013 maar is nog significant hoger ten opzichte van de jaren daarvoor. Met name door een groeiende aandacht voor herstelbemiddeling en een investering van voorlichting op de dienstverlening door de stichting Slachtoffer in Beeld is deze groei tot stand gekomen.

Het lagere aantal juridische diensten bij Slachtofferhulp Nederland ten opzichte van voorgaande jaren wordt vooral veroorzaakt door het feit dat de routinematige controle van alle voegingen is vervangen door een steekproefsgewijze controle van voegingen. Het kader voor controle voegingen in 2012 was 23.000, voor 2013 was dat 1.200 en voor 2014 was dit 376. De daarbij vrijkomende menskracht is ingezet voor de stijging van het aantal voegingen, het aantal SSV/spreekrecht en het Bijstaan op zitting/Begeleiden strafproces.

Gewelddadige vermogenscriminaliteit

Tabel 34.8 Prestatie-indicatoren gewelddadige vermogenscriminaliteit
         

Realisatie

Streefwaarde

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Aantal overvallen

 

2.272

1.982

1.633

1.267

1.900

Oplossingspercentage overvallen

 

30%

31,4%

34,2%

36%

40%

Percentage overvallen waarin dader wordt veroordeeld

 

24%

26%

32%

31%

40%

Percentage overvallers dat binnen 2 jaar recidiveert

 

n.v.t.

40%

Verdachtenratio overvallen

 

66

71

93

115

44

Aantal straatroven

 

8.323

7.977

7.002

5.429

6.557

Verdachtenratio straatroven

 

36

40

45

47

35

Percentage bedrijven dat preventieve maatregelen neemt

 

n.v.t.

85%

Bron: Jaarverslag nationale politie

Toelichting

In 2014 is het aantal overvallen, straatroven en woninginbraken aanzienlijk gedaald en zijn de verdachtenratio’s fors gestegen. Zo laten de overvallen een daling zien van 22% ten opzichte van 2013 en komen hiermee uit op 1.267. De doelstelling van maximaal 1.900 overvallen in 2014 is dan ook ruimschoots gehaald. Het aantal geregistreerde straatroven in 2014 was 5.429 en is gedaald met 22% ten opzichte van 2013. Daarmee is de doelstelling van maximaal 6.557 straatroven in 2014 gehaald. Voorts zijn de verdachtenratio’s in 2014 als volgt; HIC totaal: 48, geweld: 76, woninginbraken: 11,9 straatroof: 47 en overvallen: 115. Daarmee is het in de Landelijke prioriteiten politie 2011–2014 gestelde einddoel, dat in 2014 de verdachtenratio van alle High Impact Crimes tezamen met 25% moet zijn gestegen ten opzichte van 2009 – dus van 30 naar minimaal 37,5 –, eveneens gehaald. Daarnaast is de strafratio voor overvallen bijna verdubbeld, van 16% in 2009 naar 31% in 2014.

Om de effectiviteit van de aanpak gerelateerd aan de prestatie-indicator: «Percentage overvallers dat binnen 2 jaar recidiveert» goed te kunnen meten heeft het Programma Gewelddadige Vermogenscriminaliteit besloten om tussentijds een dossieronderzoek uit te voeren. Hierbij zijn over de jaren 2012 en 2013 183 dossiers (van ex-gedetineerden die onder verscherpt toezicht staan) bij Reclassering Nederland onderzocht.

Het percentage bedrijven dat preventieve maatregelen heeft getroffen valt niet meer te meten volgens de Monitor Criminaliteit Bedrijven, aangezien deze monitor niet meer bestaat. Op dit moment wordt bezien of en zo ja op welke wijze kwantitatief inzicht kan worden verkregen in de vraag of er meer preventieve maatregelen zijn getroffen door bedrijven. Hierbij kan opgemerkt worden dat met het bedrijfsleven tal van acties zijn en worden getroffen om het nemen van preventieve maatregelen te stimuleren. Hierbij valt te denken aan extra trajecten in het kader van het Keurmerk Veilig Ondernomen (KVO), pre-KVO-trajecten, de Veiligheid Kleine Bedrijven-regeling en de aanpak die zich richt op een aantal specifieke branches en prioritaire sectoren van het bedrijfsleven.

Tabel 34.9 Prestatie-indicator verdachtenratio geweld
         

Realisatie

Streefwaarde

   

2011

2012

2013

2014

2014

Verdachtenratio geweld

 

55

64

68

76

57,5

Bron: Jaarverslag nationale politie

Toelichting

Het aantal door de politie geregistreerde geweldsdelicten vertoont sedert een aantal jaren een dalende trend, van 103.394 in 2011 naar 88.343 in 2014. De verdachtenratio is toegenomen van 64 in 2012 naar 68 in 2013 en 76 in 2014.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 34.10 Budgettaire gevolgen van beleid art. 34 (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

   

2013

2014

2014

Verplichtingen

2.561.345

2.585.861

2.271.998

313.863

           

Programma-uitgaven

2.536.821

2.583.351

2.271.998

311.353

34.2

Preventieve maatregelen

       
 

Bijdrage agentschappen

       
 

Dienst Justis

17.054

15.766

15.871

– 105

 

Bijdrage ZBO's/RWT's

       
 

Overig preventieve maatregelen

0

1.300

0

1.300

 

Bijdrage (inter)nationale organisaties, medeoverheden

       
 

Overig preventieve maatregelen

0

4.170

0

4.170

 

Subsidies

       
 

Preventie bedrijfsleven

6.926

6.660

6.527

133

 

Subsidies Integriteit

1.356

836

1.240

– 404

 

Centrum voor Criminaliteitsbestrijding en Veiligheid (CCV)

5.925

5.253

1.995

3.258

 

Overig preventieve maatregelen

6.332

2.227

4.579

– 2.352

 

Opdrachten

       
 

Kansspelbeleid

0

589

1.085

– 496

 

Overig preventieve maatregelen

0

2.644

940

1.704

 

Garanties

       
 

Faillissementscuratoren

0

929

700

229

           

34.3

Tenuitvoerlegging strafrechtelijk sancties en vreemdelingenbewaring

       
 

Bijdrage agentschappen

       
 

DJI-gevangeniswezen regulier

1.249.866

1.227.508

1.097.268

130.240

 

DJI-Forensische zorg

723.202

791.133

715.590

75.543

 

DJI-Vreemdelingenbewaring en uitzetcentra

126.845

135.915

104.594

31.321

 

CJIB

109.157

95.009

21.695

73.314

 

Bijdrage ZBO's/RWT's

       
 

Reclassering Nederland

135.235

139.350

129.123

10.227

 

Leger des Heils

20.836

21.039

21.646

– 607

 

Stichting Verslavingsreclassering GGZ Nederland (SVG)

71.631

65.515

64.579

936

 

CAK

0

2.044

0

2.044

 

Bijdrage (inter)nationale organisaties, medeoverheden

       
 

Overige tenuitvoerlegging strafrechtelijk sancties en vreemdelingenbewaring

0

3.444

0

3.444

 

Subsidies

       
 

24-uursnazorg gedetineerden

11.696

0

0

0

 

Overige tenuitvoerlegging strafrechtelijk sancties en vreemdelingenbewaring

0

1.322

0

1.322

 

Opdrachten

       
 

Forensische zorg

531

147

5.866

– 5.719

 

Vrijwilligerswerk gedetineerden

0

3.175

0

3.175

 

Overig sanctietoepassing

5.060

4.358

28.150

– 23.792

           

34.4

Slachtofferzorg

       
 

Bijdrage ZBO's/RWT's

       
 

Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM)1

18.536

6.332

5.311

1.021

 

Slachtofferhulp Nederland (SHN)

25.293

27.634

23.196

4.438

 

Bijdrage (inter)nationale organisaties, medeoverheden

       
 

Overige slachtofferzorg

0

837

0

837

 

Subsidies

       
 

Stichting Slachtoffer in Beeld en onderzoeken (SiB)

1.340

1.250

599

651

 

Overige slachtofferzorg

0

223

0

223

           
 

Opdrachten

       
 

Slachtofferzorg

0

331

5.700

– 5.369

 

Uitkeringen Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM)

0

16.411

15.744

667

           

Ontvangsten

98.054

80.644

0

80.644

X Noot
1

In 2013 waren met betrekking tot SGM de bureaukosten en de schade-uitkeringen verantwoord vanuit één begrotingsartikelonderdeel. Bij de begroting 2014 is besloten om de bureaukosten bij het SGM en de schade-uitkeringen separaat inzichtelijk te maken in de begroting.

34.2 Preventieve maatregelen

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Justis

De Dienst Justis toetst of personen antecedenten hebben die het uitoefenen van bepaald werk in de weg staat. Daarnaast toetst Justis of partijen die bepaalde verklaringen, vergunningen en subsidies aanvragen, aan integriteitseisen voldoen. Deze screening van betrouwbaarheid vermindert veiligheidsrisico’s en draagt zo bij aan een integere en veiligere samenleving.

Bijdrage aan ZBO's/RWT’s en bijdrage aan (inter)nationale organisaties, medeoverheden

Overig preventieve maatregelen

Het betreft een bijdrage aan diverse instanties in het kader van preventieve maatregelen. Oorspronkelijk stond een deel van deze middelen geraamd op de subsidies overige preventieve maatregelen en de opdrachten overige preventieve maatregelen. Gedurende het jaar is in de uitvoering besloten een deel van de middelen voor preventiedoeleinden niet middels een subsidie in te zetten maar via een bijdrage aan ZBO’s/RWT’s of medeoverheden.

Subsidies

Preventie bedrijfsleven

Overheid, burgers en bedrijven hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid en de veiligheid van de samenleving. Des te groter de verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven, hoe kleiner het risico op ontwrichting, overlast en criminaliteit. Met behulp van subsidies zijn ondernemers gestimuleerd preventieve maatregelen te treffen, niet alleen tegen veelvoorkomende vormen van criminaliteit zoals inbraak en diefstal, maar ook tegen georganiseerde criminaliteit, cybercrime en financieel-economische criminaliteit.

Subsidies Integriteit

Met het subsidiëren van de ontwikkeling van integriteitsinstrumenten zijn vrijwilligersorganisaties en kerkelijke instanties gestimuleerd om uniforme gedragscodes op te stellen voor vrijwilligers die met kinderen omgaan. Het integriteitsbeleid heeft tot doel het risico op misbruik van kwetsbare groepen te beperken.

Centrum voor Criminaliteitsbestrijding en Veiligheid (CCV)

Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) heeft kennis en samenhangende instrumenten (door)ontwikkeld en geïmplementeerd om de maatschappelijke veiligheid te vergroten. Bij de eerste suppletoire begroting is € 3,3 mln. subsidiebudget CCV overgeboekt van artikel 33.2 naar artikel 34.2.

Overig preventieve maatregelen

Het betreft hier diverse subsidies in het kader van preventieve maatregelen.

Opdrachten

Kansspelbeleid

Het betreft hier de uitgaven aan opdrachten voor het moderniseren van het kansspelbeleid. Het moderniseren van het kansspelbeleid heeft als uitgangspunt de Nederlandse burger op een veilige en verantwoorde manier te laten deelnemen aan kansspelen, waarbij kasspelverslaving wordt voorkomen, de consument wordt beschermd en fraude en witwassen wordt tegengegaan.

Overig preventieve maatregelen

Het betreft hier diverse opdrachten in het kader van het preventiebeleid

Garanties

Faillissementscuratoren

De Garantieregeling Faillissementscuratoren is voor faillissementen waarin sprake lijkt te zijn van kennelijk onbehoorlijk bestuur, maar in de boedel onvoldoende middelen aanwezig zijn om onderzoek te doen of een procedure te starten om onrechtmatig aan de boedel onttrokken gelden en goederen terug te halen. Als aan bepaalde eisen wordt voldaan, staat het Ministerie van Veiligheid en Justitie garant voor de kosten van het onderzoek of de procedure. Bij succes hoeft de garantie niet te worden ingeroepen, is onrechtmatig aan de boedel onttrokken middelen teruggehaald en zien schuldeisers in het geval van een faillissement mogelijk meer terug van hun vordering dan eerst het geval was. Zaken waarin dit niet lukt leiden tot het betalen van het garant gestelde bedrag door het ministerie. Voor 2014 is een bedrag van € 1,3 mln. aan garanties uitgekeerd.

34.3 Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties en vreemdelingenbewaring

Bijdrage aan agentschappen

Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)

DJI levert een bijdrage aan de veiligheid van de samenleving door de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen en door de aan hun zorg toevertrouwde personen de kans te bieden een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan op te bouwen. In het kader hiervan heeft DJI onder meer de volgende taken:

  • Flexibel capaciteitsbeheer om ervoor te zorgen dat er op een efficiënte wijze voldoende celcapaciteit voorhanden is.

  • Persoonsgerichte aanpak die er zoveel mogelijk op gericht is gedetineerden met succes terug te leiden naar de vrije maatschappij. Hiermee levert DJI een bijdrage aan de beperking van de recidive.

  • Bij vreemdelingen, die binnenkort Nederland moeten verlaten, zorgt DJI dat samenwerkingspartners alle ruimte krijgen om de uitzetting zo goed mogelijk voor te bereiden.

De uitvoering van het Masterplan DJI76 heeft tot gevolg dat een aanzienlijk aantal justitiële inrichtingen wordt gesloten. Dit brengt onder andere frictiekosten ten aanzien van het vastgoed met zich mee. De in 2014 benodigde middelen (€ 158,6 mln.) voor frictiekosten huisvesting zijn vanuit de aanvullende post bij eerste suppletoire begroting 2014 aan de bijdrage aan DJI toegevoegd. Tevens is bij eerste suppletoire begroting 2014 de niet benutte financiering en/of exploitatieresultaat 2013 bij de organisaties CJIB, Justis, DJI en Jeugdbescherming en -reclassering aan de begroting van DJI toegevoegd (€ 36,7 mln.). Verder zijn optredende uitgavenmeevallers ingezet om een tekort bij DJI (€ 11,8 mln.) te dekken, veroorzaakt door tegenvallers op het gebied van GHB-cellen, arrondissementale vervoerstromen en ICT.

De overige mutaties betreffen een hogere bijdrage aan de Forensische Zorg vanwege loonbijstelling voor de Overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA) (€ 12,3 mln.), voor zorginkoop ten behoeve van gedragsbeïnvloedende maatregelen en terugkeeractiviteiten (€ 6,7 mln.) en een terugontvangen bijdrage van OCW in verband met de neerwaartse ontwikkeling van de justitiële jeugdcapaciteit en daarmee ook de capaciteit van de aan de JJI’s verbonden scholen.

Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB)

Het CJIB is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie die alleen voor of in opdracht van de overheid werkt, met aangewezen taken binnen de justitieketen voor het ten uitvoerleggen en coördineren van opgelegde (Europese) financiële straffen, sancties, transacties, strafbeschikkingen, maatregelen en confiscatiebeslissingen. Het verschil tussen de begrote en gerealiseerde kasuitgaven wordt met name verklaard doordat in 2014 € 58 mln. aan administratiekostenvergoeding ontvangsten op de VenJ-begroting zijn verantwoord. Deze worden via de uitgaven gebruikt voor de financiering van het CJIB. Deze budgettair neutrale mutatie was nog niet opgenomen in de ontwerpbegroting 2014. Daarnaast heeft financiering (€ 15 mln.) plaatsgevonden aan het CJIB ten behoeve van de uitvoering van het programma Uitvoering Strafrechtelijke Beslissingen (USB) en aan projecten als routeren jeugdreclassering, voorwaardelijke invrijheidsstelling, routeren toezicht en het Programma Afpakken («Pluk-ze wetgeving»).

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Reclasseringsorganisaties

Er zijn drie erkende reclasseringsorganisaties: Reclassering Nederland, de Stichting Verslavingsreclassering GGZ (SVG) met elf regionale instellingen voor verslavingsreclassering en het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering. In 2014 werkten de drie organisaties nauw met elkaar samen, zij het dat ze elk hun eigen aandachtsgebied hadden:

  • De SVG richt zich vooral op cliënten met verslavingsproblematiek.

  • Het Leger des Heils heeft als doelgroep met name de dak- en thuisloze cliënten binnen de Reclassering.

  • Reclassering Nederland kent geen specifieke doelgroep, maar bedient alle andere cliënten.

Deze reclasseringsorganisaties zijn belangrijke actoren binnen de strafrechtsketen, met als kerntaken advies, toezicht, werkstraffen en gedragsinterventies. Deze taken zijn rechtstreeks verbonden aan de specifieke behoeften van de partners in de strafrechtsketen (OM, zittende magistratuur en DJI). Het verminderen van recidive en het voorkomen van slachtoffers staat hierbij centraal. De drie reclasseringsorganisaties ontvingen voor hun werkzaamheden ook in 2014 afzonderlijk een bijdrage in de vorm van een subsidie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

In 2014 werd om verschillende redenen € 10,2 mln. meer bijdrage verstrekt aan Reclassering Nederland dan oorspronkelijk was begroot. Dit verschil wordt onder andere verklaard doordat er meer inzet van de reclassering nodig was in de Veiligheidshuizen en bij deelname aan ZSM dan was ingeschat. Dit leidde tot een aanvullende bijdrage aan Reclassering Nederland van respectievelijk € 1 mln. en € 2,5 mln. Daarnaast was er meer vraag naar reclasseringsproducten. Eind 2013 speelde dit al, mede daardoor heeft in 2014 een nabetaling plaatsgevonden van € 1 mln. Tevens heeft de verhoogde vraag geleid tot hogere bijdrage voor productie van werkstraffen. Ook heeft het aantal trajecten waarin het ingezette beleid om de toepassing van elektronische controlemiddelen te intensiveren geleid tot een sterkere groei van de vraag dan verwacht. Gezamenlijk met de gevolgen van de implementatie van het adolescentenstrafrecht hebben deze twee ontwikkelingen geleid tot een hogere uitgaven van ca. € 2,4 mln.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties, medeoverheden

Overige tenuitvoerlegging strafrechtelijk sancties en vreemdelingenbewaring

Dit betreft diverse kleinere bijdrage aan medeoverheden in het kader van tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties.

Subsidies

24-uursnazorg gedetineerden

Vanaf 1 januari 2014 is deze zorg door DJI ingekocht en zijn de beschikbare budgetten voor dit doeleinde opgenomen in de bijdrage aan DJI.

Overige tenuitvoerlegging strafrechtelijk sancties en vreemdelingenbewaring

Dit betreft diverse kleinere subsidies aan medeoverheden in het kader van tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties.

Opdrachten

Forensische zorg

Er is € 5,7 mln. minder uitgegeven dan geraamd. Deze lagere uitgaven worden voornamelijk verklaard doordat de Wet Verplichte GGZ nog niet in werking is getreden.

Vrijwilligerswerk gedetineerden

Dit betreft de middelen voor vrijwilligerswerk bij gedetineerden om zo de kansen op een duurzame resocialisatie en het terugdringen van recidive te vergroten.

Overig sanctietoepassing

Op dit artikel zijn middelen gereserveerd met als doel de ketenregie in de executieketen te verbeteren. Gedurende het begrotingsjaar is bezien op welke wijze deze middelen het meest efficiënt ingezet kunnen worden om dit doel te bereiken. Het verschil tussen realisatie en begroting wordt om deze reden dan grotendeels verklaard door budgetherschikkingen binnen de VenJ-begroting. In het kader van het programma USB is circa € 13 mln. aan diverse onderdelen van VenJ ter beschikking gesteld. Uit deze budgetten is € 3 mln. beschikbaar gesteld aan DJI voor de financiering van nazorg en ISD (inrichting stelselmatige daders) en zijn extra opdrachten aan de reclassering verstrekt (o.a. werkstraffen) van circa € 3 mln. De overige mutaties (onder andere justitiële voorwaarden, voorwaardelijke invrijheidsstelling en routeren taakstraffen) zijn relatief kleine mutaties die optellen tot circa € 7 mln.

34.4 Slachtofferzorg

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM)

De commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven krijgt jaarlijks de beschikking over een budget vanuit VenJ voor bureaukosten. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven geeft een financiële tegemoetkoming aan slachtoffers met ernstig psychisch of fysiek letsel wanneer zij hun schade niet op andere wijze vergoed krijgen. In 2014 heeft het Schadefonds Geweldsmisdrijven bij Najaarsnota additionele middelen verkregen voor de uitvoering van de tijdelijke regeling Uitkeringen seksueel misbruik minderjarigen in instellingen en pleeggezinnen en de regeling Civiele vordering tot schadevergoeding (€ 1 mln.). Deze financiering wordt gedragen door de Ministeries van VenJ, VWS en Jeugdzorg Nederland.

Slachtofferhulp Nederland (SHN)

Slachtofferhulp Nederland biedt gratis juridische, praktische en emotionele ondersteuning aan slachtoffers, getuigen of nabestaanden na een misdrijf, verkeersongeluk of calamiteit. Medio 2014 heeft SHN additionele middelen (€ 3,3 mln.) verkregen voor het borgen van de dienstverlening aan slachtoffers bij ZSM-zaken. Naar verwachting zal Slachtofferhulp Nederland uiteindelijk via de ZSM-locaties met deze middelen meer dan 100.000 slachtoffers per jaar actief kunnen benaderen en hen waar nodig – naast de juridische dienstverlening – psychosociale en/of praktische hulp bieden.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties, medeoverheden

Overige slachtofferzorg

De mutatie betreft een herschikking van middelen die oorspronkelijk geraamd zijn op opdrachten slachtofferzorg, maar gedurende het jaar zijn uitgegeven als een bijdrage aan medeoverheden.

Subsidies

Stichting Slachtoffer in Beeld en onderzoeken (SiB)

Slachtoffer in Beeld brengt slachtoffers en daders op vrijwillige basis met elkaar in contact, begeleid door een professionele bemiddelaar. Naast slachtofferdadergesprekken faciliteert Slachtoffer in Beeld ook briefwisselingen en bemiddelingen. Slachtoffer in Beeld is een zusterorganisatie van Slachtofferhulp Nederland.

Overige slachtofferzorg

De mutatie betreft een herschikking van middelen die oorspronkelijk geraamd zijn op opdrachten slachtofferzorg, maar gedurende het jaar zijn uitgegeven als een subsidie.

Opdrachten

Slachtofferzorg

De uitgaven voor opdrachten slachtofferzorg zijn € 5,5 mln. lager dan begroot. Deze middelen zijn echter wel uitgegeven aan het beleidsterrein slachtofferzorg. Conform de uitgangspunten van Verantwoord Begroten worden subsidies en bijdragen aan medeoverheden separaat gepresenteerd in de tabel budgettaire gevolgen van beleid. Gedurende het jaar 2014 is besloten een deel van de middelen voor slachtofferzorg die oorspronkelijk geraamd worden voor opdrachten in te zetten via subsidies of bijdragen aan medeoverheden met als doel slachtofferzorg.

Uitkeringen Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM)

Onder deze post worden de financiële uitkeringen voor slachtoffers met ernstig psychisch of fysiek letsel geraamd, indien deze schade niet op andere wijze wordt vergoed. Deze uitkering wordt verstrekt via het Schadefonds Geweldsmisdrijven.

Ontvangsten

De ontvangsten op artikel 34 vallen € 80,6 mln. hoger uit dan oorspronkelijk geraamd. Dit is voor € 58 mln. te verklaren doordat in 2014 € 58 mln. administratiekostenvergoeding ontvangsten op de VenJ-begroting zijn verantwoord. Deze worden via de uitgaven gebruikt voor de financiering van het CJIB. Deze budgettair neutrale mutatie was nog niet opgenomen in de ontwerpbegroting 2014.

Het overige deel betreft eindafrekeningen met agentschappen uit voorgaande jaren op basis van financieringsafspraken.

35. Jeugd

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 12.625 miljoen

Art. 35 Jeugd 5,7%

Art. 35 Jeugd 5,7%

Algemene doelstelling

Het beschermen van jeugdigen die in hun ontwikkeling worden bedreigd in de opvoed- en leefsituatie en het bestrijden van jeugdcriminaliteit en geweld in huiselijke kring.

Jeugdbescherming en jeugdreclassering

Rol en verantwoordelijkheid

In 2014 had de Minister op het gebied van jeugdbescherming en jeugdreclassering een regisserende rol op basis van de Wet op de Jeugdzorg. Vanaf 1 januari 2015 is de financiering van de jeugdbescherming en de jeugdreclassering gedecentraliseerd en loopt dit via het gemeentefonds. De Minister van Veiligheid en Justitie behoudt na de decentralisatie stelselverantwoordelijkheid voor het jeugdstelsel.

Jeugdsancties en preventie

De Minister heeft op het gebied van jeugdsancties en preventie verschillende rollen:

  • Een uitvoerende rol: de Minister beschikt over financiële en inhoudelijke voorwaarden op basis waarvan Halt, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en de sector Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI) van DJI hun werkzaamheden uitvoeren in de strafrechtketen. De Minister is verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van voldoende middelen (capaciteit, kwaliteit, tijdigheid) voor de tenuitvoerlegging van de sancties. Sturing geschiedt door middel van regelgeving, kaderstelling en financiering.

  • Een regisserende rol: de Minister is verantwoordelijk voor het (jeugd)strafrechtstelsel waarmee door middel van een effectieve aanpak jeugdcriminaliteit voorkomen wordt. De Minister heeft de regie op en een samenwerkingsrelatie met de gemeenten/steden, brancheorganisaties en de VNG betreffende de aanpak van jeugdcriminaliteit. Sturing geschiedt door middel van regelgeving, kaderstelling en financiering. De financiële middelen voor de uitvoering van de jeugdreclassering zijn overgeheveld naar de integratie-uitkering sociaal domein (onderdeel van het Gemeentefonds).

Adoptie

De Minister heeft een regisserende rol op het gebied van adoptie. De Minister is verantwoordelijk voor interlandelijke adoptie en heeft in deze ook een sturingsverantwoordelijkheid ten aanzien van de Raad voor de Kinderbescherming en de vergunninghouders.

Adolescentenstrafrecht

Beleidsconclusies

Op 1 april 2014 is het wetsvoorstel Adolescentenstrafrecht in werking getreden.77 De wetswijzigingen zijn in 2014 door de ketenpartners volgens planning in hun werkprocessen geïmplementeerd, waarmee in sanctietoepassing bij 16- tot 23-jarigen meer rekening kan worden gehouden met hun ontwikkelingsfase. Een meer structurele afweging in de toepassing van jeugd- of volwassenenstrafrecht bij 18- tot 23-jarigen is ingebed in de werkprocessen van onder meer de reclassering en het Openbaar Ministerie. Medio 2015 zal een Voortgangsrapportage Adolescentenstrafrecht naar de Tweede Kamer worden verzonden.

Justitiële Jeugdinrichtingen

In het kader van uitvoering van het Capaciteitsplan JJI zijn twee al buitengebruik gestelde JJI’s (Doggershoek en Overberg) in 2014 definitief afgestoten (structurele besparing vanaf 2014 € 9,5 mln.) en daarnaast zijn in het kader van de uitvoering van het Masterplan DJI voorbereidingen getroffen om JJI Heuvelrug-Eikenstein per 1 januari 2017 te sluiten (structurele besparing € 10 mln.). Omdat de trend van de dalende jeugdcriminaliteit in Nederland zich lijkt voort te zetten, is in april 2014 besloten om JJI Amsterbaken te sluiten per 1 januari 201678 (onderdeel van structurele besparing € 16,4 mln. vanaf 2016). Na uitvoering van deze maatregelen resteert vanaf 2017 een operationele capaciteit van 520 plaatsen en een reservecapaciteit van 89 plaatsen.

Vliegwielprojecten

De Vliegwielprojecten bleken van grote meerwaarde voor de nieuwe aanpak binnen de jeugdbescherming: in de praktijk werd een innovatieve aanpak aangetoond, die daarmee als illustratie diende voor hoe de jeugdbescherming er na de decentralisatie uit kan zien. In het rapport «Kinderen blijvend veilig, Bouwstenen voor verder werken aan vernieuwing in de jeugdbescherming in het nieuwe jeugdstelsel»79 zijn de succesfactoren van de projecten gevat. Zoals in het hoofdstuk beleidsprioriteiten reeds is vermeld hebben deze projecten ook bijgedragen aan een indrukwekkende daling van het aantal ondertoezichtstellingen in Nederland.

Meetbare gegevens

Tabel 35.1 Prestatie-indicator Jeugdbescherming1
         

Realisatie

Raming

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Gemiddelde duur Ondertoezichtstelling in jaren

2,9

2,9

2,9

2,7

n.b.

2,7

Gemiddelde duur voogdij in jaren

5,3

5,3

5,3

5,3

n.b.

5,3

Bron: Bij (beleidsinformatie jeugdzorg) database. In deze database wordt de aangeleverde informatie van de provincie samengevoegd.

X Noot
1

Per 1 januari 2015 wordt Jeugdbescherming en Jeugdreclassering gedecentraliseerd naar de gemeenten. Om deze reden worden de kengetallen t/m 2013 opgenomen.

Toelichting

De definitieve financiering van de doeluitkering heeft tot en met het jaar 2014 plaatsgevonden aan de hand van P (afgesproken prijs) * Q (daadwerkelijke realisatie van het jaar t-1). De door de accountant gecontroleerde realisatiecijfers in verband met deze financiering werden jaarlijks aangeleverd vanuit de provincies bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Per 1 januari 2015 is de uitvoering van de jeugdzorg gedecentraliseerd naar de gemeenten. Financiering voor jeugdbescherming en jeugdreclassering geschiedt daardoor niet langer aan de hand van een doeluitkering. Per 1 januari 2015 is om deze reden de plicht om de realisatiecijfers over jeugdbescherming en jeugdreclassering aan te leveren bij het Ministerie van VenJ verdwenen (Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg) en kunnen er geen realisatiecijfers over 2014 gepresenteerd worden in het jaarverslag.

Tabel 35.2 Prestatie-indicator Jeugdcriminaliteit
     

Realisatie

Raming

 

2012

2013

2014

2014

Percentage geslaagde Halt-afdoeningen

90%

91%

92%

90%

Percentage geslaagde taakstraffen

85%

85%

83%

85%

Percentage jeugdigen waarvoor binnen 3 weken na instroom JJI eerste perspectiefplan gereed is

75%

62%

73%

80%

Percentage jeugdigen dat bij uitstroom JJI beschikt over dagbesteding

85%

90%

75,5%

90%

Percentage jeugdigen dat bij uitstroom JJI beschikt over een woonplek

90%

97%

90,7%

92%

Bron: Viermaandsrapportages Halt, RvdK en DJI.

Toelichting

De realisatie van het percentage jeugdigen voor wie binnen drie weken na instroom in een JJI een perspectiefplan gereed is, ligt met een gemiddelde van 73% over heel 2014 onder de raming. In vergelijking met 2013 heeft er echter wel een stijging plaatsgevonden. De JJI’s die slecht scoorden hebben een enorme verbetering doorgemaakt. De JJI’s die al redelijk goed scoorden is het gelukt om nog betere resultaten te behalen. Er is echter ook een aantal JJI’s dat slechter scoort dan in 2013. Dit houdt verband met het bijzonder lage aantal jeugdigen, heeft te maken met knelpunten in de samenwerking met het onderwijs (dat input voor het perspectiefplan moet leveren) of met technische problemen met het systeem. De realisatie van het percentage jeugdigen dat bij uitstroom uit een JJI beschikt over dagbesteding ligt met een gemiddelde van 75,5% over heel 2014 onder de raming. Het percentage jeugdigen dat bij uitstroom beschikt over een woonplek is nagenoeg gelijk aan de raming.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 35.3 Budgettaire gevolgen van beleid art. 35 (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde

begroting

Verschil

   

2013

2014

2014

Verplichtingen

821.589

346.145

738.464

– 392.319

           

35.1

Apparaatsuitgaven Raad voor de Kinderbescherming

       
 

Personeel

138.152

139.981

126.554

13.427

 

waarvan eigen personeel

130.578

129.248

112.563

16.685

 

waarvan externe inhuur

6.363

8.944

12.400

– 3.456

 

waarvan overige personele uitgaven

1.211

1.789

1.591

198

 

Materieel

40.921

29.199

33.562

– 4.363

 

waarvan ICT

6.618

3.147

5.903

– 2.756

 

waarvan SSO's

17.460

17.503

17.296

207

 

waarvan overige materiele uitgaven

16.843

8.549

10.363

– 1.814

           

Programma-uitgaven

661.291

550.532

578.348

– 27.816

35.2 Uitvoering jeugdbescherming en voogdij AMV's

       
 

Bijdrage ZBO's/RWT's

       
 

Landelijk Bureau inning Onderhoudsbijdrage (LBIO)

4.066

4.732

3.511

1.221

 

Nidos – opvang

25.501

0

25.096

– 25.096

 

Bijdrage medeoverheden

       
 

Bureaus Jeugdzorg – Jeugdbescherming

302.406

282.043

278.194

3.849

 

BES Voogdijraad

0

1.069

1.225

– 156

 

Overig uitvoering jeugdbescherming en voogdij AMV's

0

1.920

0

1.920

 

Subsidies

       
 

Subsidies jeugdbescherming

3.812

5.964

2.872

3.092

 

Overig uitvoering jeugdbescherming en voogdij AMV's

 

2.926

0

2.926

 

Opdrachten

       
 

Jeugdbescherming – Regeling tegemoetkoming adoptiekosten

1.576

13

490

– 477

 

Stelsel jeugdzorg

192

193

0

193

 

Bestrijding huiselijke geweld en kindermisbruik

2.003

367

449

– 82

 

Overig uitvoering jeugdbescherming en voogdij AMV's

 

120

0

120

35.3 Tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd

       
 

Bijdrage Agentschappen

       
 

DJI jeugd

241.199

169.690

163.877

5.813

 

Bijdrage ZBO's/RWT's

       
 

Halt

13.542

11.954

12.567

– 613

 

Bijdrage medeoverheden

       
 

Bureaus Jeugdzorg – Jeugdreclassering

65.133

62.204

69.299

– 7.095

 

Overig tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd

 

806

0

806

 

Subsidies

       
 

Overig tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd

 

670

0

670

 

Opdrachten

       
 

Bestrijding Jeugdcriminaliteit en Jeugdgroepen

0

1.410

5.305

– 3.895

 

Projecten Jeugd straf

1.410

909

15.463

– 14.554

 

Veiligheidshuizen

451

0

0

0

 

Taakstraffen/erkende gedragsinterventies

0

3.542

0

3.542

           

Ontvangsten

13.082

13.321

1.487

11.834

Verplichtingen

In 2014 zijn door decentralisatie per 1 januari 2015 van de jeugdzorg naar de gemeenten geen verplichtingen vastgelegd voor de uitgaven van de Bureaus Jeugdzorg in 2015.

35.1 Apparaatsuitgaven Raad voor de Kinderbescherming

Raad voor de Kinderbescherming

De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), een onderdeel van het Ministerie van VenJ, heeft de taak om kinderen te beschermen indien de ontwikkeling van het kind in gevaar komt. De RvdK heeft een taak op terrein van bescherming, gezag en omgang, straf en ASAA (Afstand, Screening van pleeg en Aspirant-adoptiegezinnen, Adoptie en Afstemmingsvragen). Vanuit dit artikel worden de apparaatsuitgaven van de Raad voor de Kinderbescherming gefinancierd.

Het verschil tussen de budgettaire ramingen in de ontwerpbegroting en de realisatie is onder andere het gevolg van onderlinge verschuivingen binnen het kader van 35.1. Daarnaast is het uitgavenkader voor personele uitgaven verhoogd voor onder andere het uitvoeren van erkende gedragsinterventies. Temporisering van de ICT-uitgaven heeft geleid tot lagere uitgaven op dit terrein.

35.2 Uitvoering jeugdbescherming en voogdij AMV’s

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage (LBIO)

Het LBIO is een overheidsinstelling (ZBO) en verricht in opdracht van de Ministers van VenJ en VWS wettelijke taken op het gebied van onderhoudsbijdragen (inning ouderbijdragen – tot 1 januari 2015 –, inning kinder- en partneralimentatie en inning internationale alimentatie).

Tabel 35.4 Productiegegevens LBIO
       

Realisatie

Raming

 

2011

2012

2013

2014

2014

Aantallen producten

         

Alimentatie

   

43.277

41.414

49.650

Internationale alimentatie

   

4.167

4.380

3.260

Ouderbijdragen

   

169.760

160.506

182.400

           

Kosten per geïnde euro

         

Alimentatie

   

€ 0,00

€ 0.01

€ 0,05

Internationale alimentatie

   

€ 0.18

€ 0,15

€ 0,20

Ouderbijdragen

   

€ 0,17

€ 0,13

€ 0,20

Bron: Viermaandsrapportages 2013–2014

Nidos

De bijdrage aan het Nidos is bij eerste suppletoire begroting 2014 overgeheveld naar beleidsartikel 37 «Vreemdelingenzaken».

Bijdrage aan medeoverheden

Bureaus Jeugdzorg (BJZ) – Jeugdbescherming (JB)

De taken van de Bureaus Jeugdzorg waren vastgelegd in artikel 5 tot en met 17 van de Wet op de Jeugdzorg. De BJZ’s waren verantwoordelijk voor de noodzakelijke hulpverlening aan en bescherming van kinderen met ernstige en/of complexe problemen zodat het kind veilig kan opgroeien.

Provinciale overheden ontvingen van VenJ een tarief vermenigvuldigd met de gerealiseerde productie voor de uitvoering kinderbeschermingsmaatregelen door de Bureaus Jeugdzorg en landelijk werkende instellingen die onder verantwoordelijkheid van de desbetreffende provincie vallen (PxQ).

De definitieve financiering van de doeluitkering heeft tot en met het jaar 2014 plaatsgevonden aan de hand van P (afgesproken prijs) * Q (daadwerkelijke realisatie van het jaar t-1). De door de accountant gecontroleerde realisatiecijfers in verband met deze financiering werden jaarlijks aangeleverd vanuit de provincies bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Per 1 januari 2015 is de uitvoering van de jeugdzorg gedecentraliseerd naar de gemeenten. Financiering voor jeugdbescherming en jeugdreclassering geschiedt daardoor niet langer aan de hand van een doeluitkering. Per 1 januari 2015 is om deze reden de plicht om de realisatiecijfers over jeugdbescherming en jeugdreclassering aan te leveren bij het Ministerie van VenJ verdwenen (Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg) en kunnen er geen realisatiecijfers over 2014 gepresenteerd worden in het jaarverslag.

BES Voogdijraad

De BES Voogdijraad heeft civielrechtelijke en strafrechtelijke taken. De voogdijraad houdt zich, naast de civiele onderzoeks- en rekestrerende taak, bezig met het opzetten en ontwikkelen van taakstraffen en sinds juni 2010 met de uitvoering van jeugdreclassering. Daarnaast heeft de voogdijraad nog een financiële taak: bemiddeling, inning en uitbetaling van kinderalimentatie.

Overige uitvoering jeugdbescherming en voogdij AMV’s

Dit betreft de uitgaven aan diverse kleinere opdrachten in het kader van jeugdbescherming.

Subsidies

Subsidies Jeugdbescherming

De Minister subsidieert meerdere organisaties en initiatieven die betrekking hebben op de jeugdbescherming. Onder deze post vallen diverse kleinere subsidies zoals voor het Centrum Internationale Kinderontvoering (IKO) en Stichting Adoptievoorzieningen (SAV), kosten nader onderzoek doodsoorzaak van kinderen (NODO), vertaalkosten IKO en internationale contributies.

Overige uitvoering jeugdbescherming en voogdij AMV’s

Dit betreft subsidies in het kader van jeugdbescherming.

Opdrachten

Jeugdbescherming – Regeling tegemoetkoming adoptiekosten

De Regeling tegemoetkoming adoptiekosten strekt tot het verstrekken van een vergoeding van € 3.700 voor buitenlandse kinderen waarvan de adoptie is afgerond in de periode 2009 tot en met 2012. De periode waarin een aanvraag voor een vergoeding kan worden ingediend loopt nog tot 1 januari 2016.

Stelsel jeugdzorg

Met de stelselherziening jeugdzorg worden met ingang van 2015 de uitvoering van jeugdbescherming, jeugdreclassering en jeugdhulp gedecentraliseerd naar gemeenten. Door de verantwoordelijkheid voor alle jeugdzorg bij gemeenten te beleggen wordt het eenvoudiger om een integraal (jeugd-)zorgaanbod te ontwikkelen en wordt naar verwachting sterker ingezet op preventie. De beschikbare middelen in het kader van de stelselherziening zijn onder andere ingezet voor:

  • Een communicatie- en ondersteuningstraject richting gemeenten en veldpartijen;

  • De ontwikkeling van een certificeringssystematiek om de kwaliteit van de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering in het nieuwe stelsel te borgen.

Bestrijding huiselijk geweld en kindermisbruik

Huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel misbruik zijn omvangrijke problemen in Nederland. Dit geldt in het bijzonder voor minderjarige slachtoffers. Doordat het geweld veelal achter gesloten deuren plaatsvindt, is een belangrijke doelstelling het vergroten van de zichtbaarheid van de problematiek. In 2014 is aan het Actieplan aanpak kindermishandeling 2012–2016 «Kinderen Veilig» uit voering gegeven. Diverse acties zijn gefinancierd, zo ontving het Nederlands Forensisch Instituut een bijdrage om het team forensisch artsen voor kinderen te gaan uitbreiden en om trainingen op te zetten voor regionaal werkende forensisch artsen over kindermishandeling. Ook de Taskforce Kindermishandeling ontving een bijdrage voor haar activiteiten. Zoals in het actieplan is aangekondigd heeft halverwege de looptijd een midterm review plaatsgevonden. Het merendeel van de acties is inmiddels afgerond.

35.3 Tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd

Bijdrage aan agentschappen

DJI-jeugd

DJI zorgt namens de Minister voor de tenuitvoerlegging van straffen en vrijheidsbenemende maatregelen, die na een beslissing van een rechter zijn opgelegd. Voor jeugdigen vindt deze tenuitvoerlegging plaats in een justitiële jeugdinrichting (JJI). Jaarlijks krijgt DJI een budget toegewezen vanuit VenJ en worden afspraken gemaakt over de door DJI te leveren prestaties

De bijdrage aan DJI voor de justitiële jeugdinrichtingen is hoger uitgekomen dan oorspronkelijk geraamd bij de begroting 2014. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een structurele budgetoverheveling vanuit het Ministerie van OCW naar VenJ/DJI. Het betreft onderwijsmiddelen die in eerdere jaren door VenJ zijn overgeheveld naar de OCW-begroting voor de extra kosten verbonden aan scholing en onderwijsactiviteiten binnen de JJI’s. Door een neerwaartse bijstelling van de benodigde capaciteit van de JJI’s zijn deze middelen bij tweede suppletoire begroting 2014 weer overgeheveld naar DJI.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Halt

Halt is als RWT verantwoordelijk voor de uitvoering van de Halt-afdoening (artikel 77e Wetboek van Strafrecht). De Minister financiert de Halt-afdoening. Naast deze repressieve activiteiten voert Halt ook preventieve activiteiten uit. Deze activiteiten worden grotendeels door gemeenten gefinancierd (aangevuld met incidentele bijdragen van provincies of andere fondsen).

Tabel 35.5 Productiegegevens Halt
         

Realisatie

Raming

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Halt-afdoeningen (in aantal per jaar)

18.082

17.205

18.820

16.733

16.891

19.500

Bron: Viermaandsrapportage 2014 Halt

Toelichting

De realisatie Halt-afdoeningen blijft achter op de raming van 19.500. Halt heeft door hier actief beleid op te voeren richting de hoofdverwijzer, de politie, de dalende trend van de afgelopen jaren weten om te buigen in een stabilisatie. De invoering van de ZSM-aanpak door het Openbaar Ministerie heeft hieraan bijgedragen.

Bijdrage aan medeoverheden

BJZ – Jeugdreclassering (JR)

De jeugdreclassering levert hulp en steun bij voorwaardelijk opgelegde sancties of strafbeschikking en begeleiding en toezicht op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming of de JJI. Voorts is de jeugdreclassering belast met de uitvoering van het scholings- en trainingsprogramma en is verantwoordelijk voor nazorg. De jeugdreclassering levert hiermee een belangrijke bijdrage aan consequente handhaving van de voorwaarden die aan de jongere zijn opgelegd. Dit draagt bij aan het voorkomen van recidive. Provincies ontvangen van VenJ het tarief vermenigvuldigd met de gerealiseerde productie voor de uitvoering van jeugdreclasseringstaken door de Bureaus Jeugdzorg en landelijk werkende instellingen die onder verantwoordelijkheid van de desbetreffende provincie vallen (PxQ).

De definitieve financiering van de doeluitkering heeft tot en met het jaar 2014 plaatsgevonden aan de hand van P (afgesproken prijs) * Q (daadwerkelijke realisatie van het jaar t-1). De door de accountant gecontroleerde realisatiecijfers in verband met deze financiering werden jaarlijks aangeleverd vanuit de provincies bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De onderuitputting van ca. € 7 mln. is voornamelijk het gevolg van de dalende jeugdcriminaliteit. Dit heeft geleid tot een lagere productie.

Per 1 januari 2015 is de uitvoering van de jeugdzorg gedecentraliseerd naar de gemeenten. Financiering voor jeugdbescherming en jeugdreclassering geschiedt daardoor niet langer aan de hand van een doeluitkering. Per 1 januari 2015 is om deze reden de plicht om de realisatiecijfers over jeugdbescherming en jeugdreclassering aan te leveren bij het Ministerie van VenJ verdwenen (Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg) en kunnen er geen realisatiecijfers over 2014 gepresenteerd worden in het jaarverslag.

Overig tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd

Op dit instrument worden diverse kleinere subsidies in het kader van tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd verantwoord.

Opdrachten

Programma Jeugdcriminaliteit en Jeugdgroepen

De aanpak van problematische (criminele) jeugdgroepen is door gemeenten, politie en OM met ondersteuning van VenJ in 2014 succesvol voortgezet.80 Uit metingen (juni 2014) blijkt dat het aantal criminele jeugdgroepen sinds 2009 met 52% is gedaald. De aanpak is gericht op het stellen van grenzen bij onaanvaardbaar gedrag en het bieden van perspectief aan deze jongeren door de lokale partners te ondersteunen in een effectieve integrale aanpak: tijdig signaleren, ingrijpen, nazorg en het verbinden van straf, zorg, onderwijs en werk.

Projecten Jeugd straf

Binnen het domein jeugdstraf zijn in 2014 middelen beschikbaar gesteld voor de uitvoering van het adolescentenstrafrecht. Een deel van deze middelen zijn gedurende het jaar beschikbaar gesteld en overgeheveld naar onder andere de Raad voor de Kinderbescherming en de drie reclasseringsorganisaties voor het uitvoeren van projecten in dit kader. Ook zijn middelen overgeheveld voor de uitvoering van diverse (gedrags-)interventies door DJI en de Raad voor de Kinderbescherming. Verder zijn middelen beschikbaar gesteld voor de uitvoering van diverse pilotprojecten, onderzoeken, etc. op het jeugdstrafrechtterrein.

Taakstraffen/erkende gedragsinterventies

Gedragsinterventies worden bij jongeren ingezet met het doel recidive in de toekomst te verminderen. Zij moeten wel zoals bedoeld worden uitgevoerd, doeltreffend en effectief zijn. Daarom zijn in 2014 in opdracht van het WODC verschillende evaluaties van gedragsinterventies uitgevoerd, zoals Leren van Delict en Stay-a-Way.

Ontvangsten

Er is € 11,8 mln. meer ontvangen dan oorspronkelijk was geraamd in de begroting. Dit verschil wordt onder andere verklaard door:

  • Een afrekening met DJI over de productie 2013 met betrekking tot de JJI’s (€ 3,2 mln.).

  • Hogere ontvangsten bij de Raad voor de Kinderbescherming (€ 4,4 mln.) in verband met extra ontvangsten als gevolg van IF-contracten/detacheringen van eigen personeel bij andere onderdelen van het Rijk.

36. Contraterrorisme en Nationaal Veiligheidsbeleid

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 12.625 miljoen

Art. 36 Contraterrorisme en Nationaal Veiligheidsbeleid 2,0%

Art. 36 Contraterrorisme en Nationaal Veiligheidsbeleid 2,0%

Algemene doelstelling

Bijdragen aan een veilig en stabiel Nederland door het voorkomen en beperken van maatschappelijke ontwrichting door dreigingen te onderkennen, de weerbaarheid van burgers, bedrijfsleven en overheidsorganen te verhogen en de bescherming van vitale belangen te versterken.

  • De Minister van Veiligheid en Justitie heeft een regisserende rol op het gebied van nationale veiligheid en crisisbeheersing, terrorismebestrijding en cybersecurity.81 De taken worden namens de Minister uitgevoerd door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV).

  • Daarnaast is bij Koninklijk Besluit82 vastgelegd dat de Minister van Veiligheid en Justitie doorzettingsmacht heeft wanneer het gaat om het voorkomen van terroristische misdrijven.

  • De maatschappelijke effecten van het beleid ter bescherming van de nationale veiligheid (o.a. crisis- en cybersecuritybeleid en terrorismebestrijding) laten zich door het grote aantal activiteiten en instrumenten, de afhankelijkheid van derden bij de realisatie van de doelstellingen en met name de onvoorspelbaarheid van gebeurtenissen die de nationale veiligheid bedreigen, niet (altijd) in prestatie-indicatoren of kengetallen uitdrukken. Kwalitatieve indicatoren zijn te vinden in de voortgangsrapportages met betrekking tot contraterrorisme en -extremisme, cybersecurity en nationale veiligheid die jaarlijks aan de Tweede Kamer worden aangeboden.83

Rol en verantwoordelijkheid

Beleidsconclusies

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. Er was geen noodzaak tot afwijkingen van het voorgenomen beleid. In het kader van terrorismebestrijding is het in 2014 wederom noodzakelijk gebleken de aanpak te intensiveren van reisbewegingen naar jihadistische strijdgebieden en het indammen van de risico’s die mogelijk uitgaan van terugkeerders. Kernpunt vormde ook het versterken van de samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven om de weerbaarheid tegen ICT-verstoringen en cyberaanvallen te verhogen.

Naar aanleiding van de evaluatie van het functioneren van de Wet veiligheidsregio’s en het stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn in 2014 de eerste resultaten zichtbaar van de ingezette verbeteringen.84

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 36.1 Budgettaire gevolgen van beleid art. 36 (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde

begroting

Verschil

   

2013

2014

2014

 

Verplichtingen

284.113

248.370

253.413

– 5.043

           

Programma-uitgaven

210.768

250.529

253.413

– 2.884

36.2 Nationale veiligheid en terrorismebestrijding

       
 

Bijdrage agentschappen

       
 

Overige bijdragen agentschappen

0

0

320

– 320

 

Bijdrage ZBO's/RWT's

       
 

Instituut Fysieke Veiligheid (IFV)

36.565

30.978

30.236

742

 

Bijdrage medeoverheden

       
 

Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR)

128.462

177.293

176.770

523

 

Overig nationale veiligheid en terrorismebestrijding

9.529

4.993

2.999

1.994

 

Subsidies

       
 

Nederlands Rode Kruis

1.827

1.690

1.685

5

 

Nationaal Veiligheidsinstituut

934

1.544

1.305

239

 

Onderwijs Veiligheidsregio's

250

0

1.930

– 1.930

 

Overig nationale veiligheid en terrorismebestrijding

2.905

1.548

4.950

– 3.402

 

Opdrachten

       
 

Project NL-Alert

3.254

5.963

2.900

3.063

 

Opdrachten NCSC

4.489

2.551

8.343

– 5.792

 

Overig terrorismebestrijding

2.556

2.289

2.257

32

 

Overig nationale veiligheid

8.774

10.540

8.578

1.962

           

36.3 Onderzoeksraad voor Veiligheid

       
 

Bijdrage ZBO's/RWT's

       
 

Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV)

11.223

11.140

11.140

0

           

Ontvangsten

212

351

0

351

36.2 Nationale veiligheid en terrorismebestrijding

Toelichting op de instrumenten

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Instituut Fysieke Veiligheid (IVF)

De bijdrage ten behoeve van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing aan het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV), is het afgelopen jaar verstrekt zoals vermeld in de begroting.

Bijdrage aan medeoverheden

Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDUR)

Van het totaal aan uitgaven voor de brandweer, GHOR, rampenbestrijding en crisisbeheersing op lokaal en regionaal niveau wordt ongeveer 90% bekostigd door de gemeenten uit hun algemene uitkering van het Gemeentefonds. Daarnaast ontvangen de Veiligheidsregio’s van het Ministerie van VenJ, op grond van het Besluit veiligheidsregio's, een Brede Doeluitkering Rampenbestrijding in de vorm van een lumpsum als financiële tegemoetkoming voor alle taken die in de Wet veiligheidsregio’s zijn opgenomen. De bijdrage ten behoeve van de brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing is het afgelopen jaar verstrekt zoals vermeld in de begroting.

Subsidies

Nederlands Rode Kruis

De bijdrage ten behoeve van de rampenbestrijding aan het Nederlands Rode Kruis is het afgelopen jaar verstrekt zoals vermeld in de begroting.

Nationaal Veiligheidsinstituut

In 2014 heeft VenJ de jaarlijkse subsidie verstrekt voor de exploitatie van het Nationaal Veiligheidsinstituut.

Onderwijs Veiligheidsregio’s

De Veiligheidsregio’s ontvangen subsidie voor verbetering van brandweeronderwijs (opleiden, trainen en oefenen). De financiering van het onderwijs ten behoeve de veiligheidsregio’s is opgenomen in de lumpsumbetaling aan het IFV ter financiering van de wettelijke taken.

Overige nationale veiligheid en terrorismebestrijding

Door temporisering op individuele subsidies is ruimte vrij gemaakt voor de extra investeringen voor het geschikt maken van NL-Alert naar het 4G-netwerk.

Opdrachten

Project NL-Alert

NL-Alert is het systeem voor rampen- en crisisinformatie per mobiele telefoon dat eind 2012 is uitgerold. Met de bijdrage van het Ministerie van VenJ zijn de beheer- en exploitatiekosten van onder andere de telecomproviders gefinancierd. In 2014 zijn wederom landelijk NL-Alert controleberichten uitgezonden, waaruit bleek dat NL-Alertberichten kunnen worden ontvangen door 4,8 miljoen mensen. Uit onderzoek is gebleken dat 86% van de ontvangers van een daadwerkelijk NL-Alert-bericht, andere mensen in hun omgeving informeren. In 2014 is NL-Alert 24 maal ingezet. Voor de overgang naar het 4G-netwerk zijn extra investeringen noodzakelijk geweest bij de providers.

Opdrachten Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC)

In 2014 heeft het NCSC 713 incidenten afgehandeld en 1.894 adviezen over beveiliging verstrekt. Daarnaast is onder andere medio 2014 het (vierde) Cybersecuritybeeld Nederland (CSBN) gepubliceerd.85 Het Cybersecuritybeeld Nederland wordt jaarlijks opgesteld. Doel is het bieden van inzicht in ontwikkelingen, belangen, dreigingen en weerbaarheid op het gebied van cybersecurity. Op hoofdlijnen zijn er ten opzichte van het CSBN 2013 geen grote verschuivingen waarneembaar. Cybercrime en digitale spionage blijven de grootste dreiging op het gebied van cybersecurity. De potentiële impact van cyberaanvallen en verstoringen neemt door snelle digitalisering alleen maar toe. De campagne Alert-Online heeft van 27 oktober tot 6 november 2014 succesvol plaatsgevonden met betrokkenheid van 140 publieke en private partijen.

De onderuitputting wordt met name veroorzaakt door het feit dat de middelen voor de formele personele uitbreiding cybersecurity van € 4 mln. zijn geraamd op het instrument «Opdrachten NCSC». De realisatie vindt plaats op apparaatsbudget (artikel 91). Structurele overheveling naar artikel 91 heeft bij eerste suppletoire begroting 2014 plaatsgevonden.

Overige terrorismebestrijding

Naast de genoemde activiteiten omtrent het indammen van de risico’s die mogelijk uitgaan van terugkeerders uit jihadistische strijdgebieden, is in 2014 onder meer driemaal het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) uitgebracht. Het DTN fungeert als inhoudelijke basis voor het contraterrorismebeleid en stelt de NCTV en zijn samenwerkingspartners in staat beleidsmatig en operationeel snel in te spelen op nieuwe ontwikkelingen.

Overig nationale veiligheid

Vanuit het programma «Veilig door innovatie» zijn twaalf nieuwe projectaanvragen gefinancierd. Het betreffen projecten die het presterend vermogen van veiligheidspartners kan verhogen door slimmer, sneller en/of efficiënter te gaan werken. Tevens zijn opdrachten verstrekt ten behoeve van het functioneren van het Nationaal Crisiscentrum (NCC) en Nationale Academie voor Crisisbeheersing (NAC), die beide werken voor de gehele rijksoverheid.

36.3 Onderzoeksraad voor Veiligheid

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV)

De OVV fungeert als onafhankelijk onderzoeksorgaan, dat op eigen gezag kan besluiten tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe.

De werkzaamheden van de raad zijn gekoppeld aan het zich voordoen van een voorval of een reeks van voorvallen. De uitgaven voor onderzoek naar de ramp met de MH17 konden binnen de budgettaire kaders worden opgevangen. De onderzoeken die zijn gedaan in 2014 zijn te vinden op www.onderzoeksraad.nl.

37. Vreemdelingenzaken

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 12.625 miljoen

Art. 37 Vreemdelingenzaken 9,0%

Art. 37 Vreemdelingenzaken 9,0%

Algemene doelstelling

Een op maatschappelijk verantwoorde wijze en in overeenstemming met internationale verplichtingen gereglementeerde en beheerste toelating tot, verblijf in en vertrek uit Nederland van vreemdelingen, alsmede verkrijging van het Nederlanderschap of de intrekking daarvan.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Veiligheid en Justitie ontwikkelt en geeft uitvoering aan het vreemdelingenbeleid en het beleid op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Hij heeft daarbij:

  • Een financierende rol ten aanzien van de opvang van asielzoekers, de afwikkeling van toelatingsprocedures in Nederland en de terugkeer van vreemdelingen uit Nederland;

  • Verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet en de Rijkswet op het Nederlanderschap door het geheel aan overheidsorganisaties dat zich (primair) met het vreemdelingen- en nationaliteitsbeleid bezighoudt;

  • Verantwoordelijkheid voor de uitvoeringsorganisaties Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), het zelfstandig bestuursorgaan Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en voor de centra van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) waar de vreemdelingenbewaring en de grensdetentie ten uitvoer wordt gelegd;

  • Een gezagsrelatie met de Koninklijke Marechaussee en de nationale politie voor wat betreft het vreemdelingentoezicht.

Beleidsconclusies

Tabel 37.1 Kengetallen vreemdelingenketen

Vreemdelingenketen aantallen1

   

Opvang, Toegang, Toelating en Toezicht

Realisatie

Raming

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Asiel

           

Asielinstroom2

15.150

14.630

13.360

17.190

29.890

14.000

Overige instroom3

9.720

10.330

9.150

13.260

18.050

13.380

Instroom in de opvang

15.300

13.760

13.300

16.470

29.820

14.000

Uitstroom uit de opvang

13.200

18.640

14.800

15.490

20.280

14.000

Gemiddelde bezetting in de opvang

20.100

18.720

14.400

14.700

19.590

14.100

             

Regulier

           

Machtiging tot voorlopig verblijf (MVV)4

53.600

49.720

46.600

6.580

14.040

8.500

Verblijfsvergunning regulier (VVR)

55.500

58.930

58.520

25.530

22.260

27.2005

Toelating en verblijf (TEV)

39.820

35.840

39.000

Visa

3.400

2.420

1.480

1.760

1.190

2.500

             

Naturalisatie

           

Aantal naturalisatie verzoeken

26.280

26.300

28.890

24.230

24.820

33.500

             

Streefwaarden Terugkeer6

           

Zelfstandig vertrek

16%

20%

20%

23%

26%

20%

Gedwongen vertrek

35%

32%

29%

31%

28%

30%

Zelfstandig vertrek zonder toezicht

49%

48%

50%

46%

47%

50%

Bronnen: INDIS/INDiGO, Maandrapportage COA, Meerjarenraming Vreemdelingenketen en VenJ/KMI.

X Noot
1

Cijfers zijn afgerond op tientallen. De IND-cijfers over 2014 zijn afkomstig uit het nieuwe datawarehouse van de IND, dat aan het einde van 2014 in gebruik is genomen. Met het nieuwe datawarehouse maakt de IND een belangrijke kwaliteitsslag op het gebied van cijfers over asiel- en reguliere procedures. Eén van de verbeteringen heeft betrekking op procedures die onterecht opgevoerd zijn in INDiGO, het systeem van de IND. Deze procedures kunnen nu uit de cijfers worden gefilterd.

X Noot
2

Tot de asielinstroom behoren de eerste asielaanvragen, opvolgende asielaanvragen en nareis.

X Noot
3

Tot de overige asielinstroom behoren zij-instroom, uitgenodigde vluchtelingen, aanvragen voor verlenging van een asielvergunning, herbeoordelingen/intrekkingen van asielvergunningen, de verlengingsaanvragen van reguliere asielgerelateerde vergunningen, de ongewenst verklaringen en de overige reguliere asielgerelateerde vergunningen.

X Noot
4

Medio 2013 is MoMi ingegaan en worden de MVV’s voor andere verblijfsdoelen dan nareis niet meer onder MVV maar onder TEV meegeteld

X Noot
5

In de begroting 2014 is voor kalenderjaar 2014 abusievelijk een aantal van 35.300 in plaats van 27.200 weergegeven. Dit heeft geen consequenties gehad, aangezien in de ramings- en financieringsmodellen die in de keten worden gebruikt is uitgegaan van 27.200.

X Noot
6

Peildatum 1 februari 2015.

Toelichting

Het totaal aantal geregistreerde asielaanvragen is in 2014 hoger dan geraamd. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door een hogere instroom uit Syrië (gedurende het hele jaar) en Eritrea (eerste helft van 2014). De instroom in de opvang en de gemiddelde bezetting zijn hierdoor dan ook gestegen.

Wat betreft «regulier» geldt dat het hoger dan geraamde aantal machtigingen tot voorlopig verblijf (MVV), samenhangt met de hogere MVV-nareis als gevolg van de hoger dan geraamde asielinstroom.

Het aantal visa-aanvragen is lager dan geraamd, doordat de diplomatieke posten steeds meer beslissingen zelfstandig afhandelen.

Wat betreft het aantal naturalisatieverzoeken werd bij het vaststellen van de begroting voor 2014 rekening gehouden met een verhoogde instroom door wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap. De wijziging is echter nog niet doorgevoerd, waardoor de verwachte instroom is uitgebleven.

Tabel 37.2 Kengetallen IND doorlooptijden

Vreemdelingenzaken waarop binnen de wettelijke termijn is besloten.

 

Realisatie

Raming

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Asiel

82%

88%

88%

85%

93%

88%

Regulier

95%

87%

89%

87%

91%

100%

Naturalisatie

96%

87%

91%

70%

86%

100%

Bron: INDIS/INDiGO

Tabel 37.3 Prestatie-indicator Centraal Orgaan Asielzoekers

Gemiddelde verblijfsduur in maanden

 

Realisatie

Raming

 

2011

2012

2013

2014

2014

Gemiddelde opvangduur vergunninghouders na vergunningverlening

5

5

3,7

4,7

3,5

Gemiddelde verblijfsduur opvang op basis van uitstroom

15

14

13

9,8

12

Bron: Maandrapportage COA

Toelichting

De gemiddelde opvangduur van vergunninghouders na vergunningverlening is opgelopen als gevolg van de verhoogde asielinstroom en het relatief hoge inwilligingspercentage. Er worden dan ook maatregelen genomen om de uitplaatsing van vergunninghouders te versnellen.

De daling van de gemiddelde opvangduur van alle uit de opvang van het COA gestroomde vreemdelingen houdt verband met het feit dat het toekenningspercentage hoger is dan eerdere jaren. Over het algemeen is de opvangduur van asielzoekers die in aanmerking komen voor een vergunning namelijk korter dan van asielzoekers die een afwijzing op de asielaanvraag ontvangen. Overigens is het de verwachting dat de gemiddelde opvangduur op basis van de uitstroom in 2015 gaat oplopen. Een groot deel van de in 2014 ingestroomde asielzoekers zit namelijk nog in de opvang. De knelpunten bij het uitplaatsen van vergunninghouders naar gemeenten wordt daardoor pas op een later moment zichtbaar in deze indicator.

Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures

De Wet herschikking asielgronden en de eerste onderdelen van het Besluit stroomlijning toelatingsprocedures en het Besluit aanpassing vergoeding vervolgaanvragen vreemdelingen zijn op 1 januari 2014 in werking getreden. De tweede tranche van het Besluit stroomlijning toelatingsprocedures is op 1 april 2014 in werking getreden. Bij afwijzing van een eerste asielaanvraag of van een humanitair-reguliere aanvraag wordt nu meteen bekeken of er een (andere) humanitair-reguliere verblijfsgrond van toepassing is. Daartoe hoeft geen afzonderlijke vervolgaanvraag meer te worden ingediend.

Alternatieven vreemdelingenbewaring

Vooruitlopend op het wetsvoorstel Terugkeer en Bewaring (indiening bij Tweede Kamer in voorjaar 2015), worden gezinnen met minderjarige kinderen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) vanaf 1 oktober niet meer geplaatst in reguliere centra voor vreemdelingenbewaring of grensdetentie, maar in de Gesloten Gezinsvoorziening.

Controle van vreemdelingen in het Detentiecentrum Rotterdam en Detentiecentrum Zeist gebeurt met behulp van een bodyscan, omdat onderzoek aan het lichaam door middel van visitatie als belastend werd ervaren. Daarnaast zijn er alternatieven voor bewaring ontwikkeld (vreemdelingenbewaring wordt meer dan voorheen ingezet als ultimum remedium) die een zichtbare daling van inbewaringstellingen tot gevolg heeft.

Arbeids- en kennismigratie

Op 1 april 2014 is de Europese richtlijn Single Permit inzake de enkelvoudige procedure en de enkelvoudige vergunning geïmplementeerd door invoering van de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid. Deze vergunning, die door de IND wordt afgegeven, is een combinatie van de tewerkstellingsvergunning en de verblijfsvergunning. Voor het arbeidsmarktdeel vraagt de IND advies aan het UWV.

In april 2014 is het voorstel voor de Europese richtlijn inzake de toelating en verblijf van seizoenswerkers door het Europees Parlement (EP) en de Europese Raad aangenomen. Een eerste aanzet tot implementatie is gegeven. In mei is het voorstel voor de richtlijn inzake de toelating en verblijf van intra corporate transferees door het EP en de Raad aangenomen.

Voor de toelatingsregeling buitenlandse investeerders is veel gedaan aan voorlichting om investeerders aan te trekken. Het heeft geresulteerd in slechts één aanvraag die is afgewezen en één aanvraag die nog in behandeling is.

In 2014 is een wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 voorbereid in verband met de start-up-regeling, die per 1 januari 2015 in werking is getreden. Deze nieuwe regeling geeft ambitieuze starters van buiten de EU de kans om een tijdelijke verblijfsvergunning in Nederland aan te vragen. Met een verblijfsvergunning als «start-up» krijgen ambitieuze starters een jaar de tijd om in Nederland een innovatieve onderneming te starten. Een voorwaarde is dat ze hierbij begeleid worden door een betrouwbare begeleider (facilitator) in Nederland. Daarnaast is een communicatieplan gemaakt om de regeling in de markt te zetten.

In december 2014 heeft de Sociaal-Economische Raad het advies over arbeidsmigratie vastgesteld. Dit advies dient als referentiekader voor eventuele maatregelen om arbeidsmigratie uit andere lidstaten in betere banen te leiden en Nederland nog aantrekkelijker te maken voor kennismigranten. Een kabinetsreactie volgt in het voorjaar van 2015.

Handhaving Vreemdelingenwet

Criminele vreemdelingen en fraude

De aanpak van criminele en overlastgevende vreemdelingen had in 2014 de hoogste prioriteit. Daarnaast is veel aandacht besteed aan de aanpak van op toelating gerichte fraude. Om hier invulling aan te geven, is de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de vreemdelingen- en strafrechtketen verbeterd. In maart 2014 is bovendien de Wet biometrie in werking getreden waardoor nu systematisch gebruik kan worden gemaakt van vingerafdrukken in de strijd tegen (migratie)fraude.

Mensensmokkel

In 2014 is de aanpak van mensensmokkel verder geïntensiveerd. Een belangrijke maatregel is de oprichting van de Landelijke Staf Grootschalig Bijzonder Optreden (LSGBO). Dit is een samenwerkingsstructuur waarin alle relevante organisaties samenwerken op handhaving, opsporing en intelligence rondom de aanpak van mensensmokkel van Eritreeërs en Syriërs. Deze werkwijze heeft geleid tot onder meer 110 aangehouden verdachten en ruim twintig projectmatige mensensmokkelonderzoeken. Deze werkwijze zal daarom structureel worden voortgezet.

Nationaliteit

Op 21 januari 2014 is het wetsvoorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verlenging van de termijnen voor de verlening van het Nederlanderschap aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit voorstel beoogt conform het Regeerakkoord de naturalisatietermijn te verlengen van vijf naar zeven jaar.

Op 4 september 2014 is het wetsvoorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen van het Nederlanderschap bij terroristische misdrijven aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit voorstel beoogt aan artikel 14, tweede lid, onderdeel b, van de Rijkswet op het Nederlanderschap het artikel 134a Wetboek van Strafrecht toe te voegen.

Strafbaarstelling illegaliteit

In april 2014 is het wetsvoorstel strafbaarstelling illegaliteit ingetrokken. Het huidige beleid gericht op terugkeer van onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen blijft hierdoor ongewijzigd.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 37.4 Budgettaire gevolgen van het beleid art. 37 (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

   

2013

2014

2014

Verplichtingen

173.932

1.142.847

681.201

461.646

           

Programma-uitgaven

751.429

1.136.888

681.201

455.687

37.2

Toegang, toelating en opvang vreemdelingen

       
 

Bijdrage agentschappen

       
 

Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)

312.131

323.621

290.598

33.023

 

Bijdrage ZBO's/RWT's

       
 

Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)

388.752

740.909

322.413

418.496

 

Nidos-opvang

 

24.738

0

24.738

 

Subsidies

       
 

Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) e.a.

5.272

6.260

5.743

517

 

Overig toegang, toelating en opvang vreemdelingen

605

458

662

– 204

 

Opdrachten

       
 

Programma Biometrie

1.188

400

7.310

– 6.910

 

Programma Vernieuwing Grensmanagement

4.041

3.626

3.017

609

 

Programma Keteninformatisering

13.100

12.009

19.415

– 7.406

 

Versterking vreemdelingenketen

495

592

3.970

– 3.378

           

37.3

Terugkeer

       
 

Bijdrage agentschappen

       
 

DJI (DV&O)

7.700

6.910

8.399

– 1.489

 

Subsidies

       
 

REAN-regeling

6.600

8.833

6.599

2.234

 

Opdrachten

       
 

Terugkeer vreemdelingen

11.545

8.532

13.075

– 4.543

           

Ontvangsten

27.466

1.369

0

1.369

37.2 Toegang, toelating en opvang vreemdelingen

Toelichting op de instrumenten

Bijdrage aan agentschappen

Immigratie- en Naturalisatiedienstn (IND)

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is verantwoordelijk voor de uitvoering van het vreemdelingenbeleid in Nederland. Dat houdt in dat de IND alle aanvragen beoordeelt van vreemdelingen die in Nederland willen verblijven of Nederlander willen worden. Het kan gaan om vluchtelingen die niet veilig zijn in eigen land, maar ook om mensen die in Nederland willen werken en wonen of zich willen laten naturaliseren tot Nederlander.

De gestegen uitgaven aan de IND hangen vooral samen met de hoger dan geraamde asielinstroom. De IND wordt hiervoor grotendeels op PxQ-basis (prijs maal aantal asielaanvragen) gefinancierd door VenJ. Bij Voor- en Najaarsnota is het budget voor de IND daarom verhoogd.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)

Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) draagt zorg voor de opvang van vreemdelingen in Nederland. Het COA biedt vreemdelingen huisvesting, verstrekt middelen van bestaan en geeft begeleiding.

Het opvangbeleid is gericht op het bieden van onderdak en begeleiding van asielzoekers gedurende de asielprocedure. Na een afwijzing van een asielverzoek wordt de vreemdeling in de gelegenheid gesteld, al dan niet met ondersteuning van Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en/of de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), zelfstandig terug te keren. Na afloop van de vertrektermijn wordt de opvang in beginsel beëindigd, waarna mogelijk nog plaatsing in een locatie voor vrijheidsbeperking of in een gezinslocatie aan de orde kan zijn om verder aan het vertrek te werken. In het geval van vergunningverlening is snelle doorstroming naar gemeentelijke huisvesting van belang om op die wijze integratie en participatie te bevorderen.

Het COA wordt op PxQ-basis (prijs maal de gemiddelde bezetting) gefinancierd. De verhoging van de bijdrage aan het COA houdt direct verband met de hoger dan geraamde asielinstroom in 2014. Bij Miljoenennota 2015 is € 375 mln. extra budget vrijgemaakt ter dekking van de kosten van de verhoogde instroom voor 2014 en 2015. Dit bedrag is toegevoegd aan het budget voor 2014. Van dit budget is € 240 mln. onbesteed gebleven, wat is gestort in de asielreserve. Dit budget blijft hiermee beschikbaar ter dekking van een deel van de kosten van de verhoogde asielinstroom in de 2015.

Nidos-opvang

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie verstrekt een bijdrage aan Stichting Nidos. Deze stichting is belast met de voogdij over alleenstaande minderjarige vreemdelingen en met het uitvoeren van de kinderbeschermingsmaatregel ondertoezichtstelling wanneer het om kinderen uit vluchtelingengezinnen gaat. De subsidie aan Nidos wordt op basis van jaarplannen verstrekt en is gerelateerd aan de instroom van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s).

Per 2014 is de subsidierelatie met Nidos overgeheveld van artikel 35 Jeugd naar artikel 37 Vreemdelingen. Bij de eerste suppletoire begroting is dit budgettair verwerkt. Doordat in 2014 de asielinstroom van AMV’s hoger was dan geraamd, zal de subsidie aan Nidos hoger worden vastgesteld.

Subsidies

Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland (VWN)

Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) zet zich op basis van Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens in voor de bescherming en het behartigen van de belangen van vluchtelingen en asielzoekers. Daarnaast ondersteunt VWN direct of indirect vluchtelingen en asielzoekers bij het opbouwen van een nieuw bestaan in Nederland.

In 2014 heeft VWN een subsidie ter grootte van € 6,3 mln. ontvangen. Er is meer uitgegeven dat begroot om de activiteiten op de COA-locaties te kunnen blijven uitvoeren bij het hogere aantal asielverzoeken.

Opdrachten

Biometrie, keteninformatisering en vernieuwing grensmanagement

Het programma Keteninformatisering heeft door een combinatie en uitbouw van bestaande voorzieningen (Basisvoorziening Vreemdelingen en Centraal Digitaal Depot van JustID) de uitwisseling van digitale documenten in de Vreemdelingenketen mogelijk gemaakt. IND en COA zijn als eerste gestart met de uitwisseling van digitale documenten. Er is een tijdelijk informatiesysteem Overdracht Vreemdelingen opgeleverd waarmee ketenpartners gegevens kunnen uitwisselen in het kader van de gedwongen terugkeer van vreemdelingen. Het systeem voor Ketenmanagementinformatie levert inmiddels digitale rapportages van zes ketenpartners.

Biometrie draagt zorg voor harmonisatie en bevordering van efficiënt gebruik van biometrie in de vreemdelingenketen. Het wetsvoorstel92 dat de mogelijkheden in de Vreemdelingenwet 2000 voor gebruik van biometrische kenmerken bij vaststelling van de identiteit van vreemdelingen verruimd, is door beide kamers aangenomen. De wet is op 1 maart 2014 in werking getreden. Het biometriesysteem (AFIS) van de Basisvoorziening Vreemdelingen is in 2014 vervangen, waarmee het uitgangspunt van eenmalige vastlegging en opslag van deze biometrische gegevens, die kunnen worden hergebruikt in alle processen van de vreemdelingenketen, verder is gerealiseerd. De uitrol van het Europese Visumsysteem (EU-VIS) is verder gecontinueerd. Tevens is geïnvesteerd in een Public Key Infrastructure (PKI) voor grens- en vreemdelingentoezicht, de verhoging van de kwaliteit van biometrie en een ketenplatform voor effectiever gebruik van biometrie in de keten.

De onderschrijdingen op de budgetten voor het programma Keteninformatisering en voor biometrie komen omdat hier geraamde uitgaven gerealiseerd zijn op het apparaatsartikel (niet-beleidsartikel 91). Dit in verband met herdefiniëring door «Verantwoord Begroten».

37.3 Terugkeer

Bijdrage aan agentschappen

DJI – Dienst Vervoer en Ondersteuning

De DT&V schakelt de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) in voor het vervoer van vreemdelingen. De realisatie is lager omdat de DT&V in 2014 minder gebruik heeft hoeven maken van de diensten van DV&O, mede vanwege een efficiënter ingericht ketenproces.

Subsidies

REAN-regeling

De DT&V en de IOM werken met elkaar samen op het gebied van zelfstandige terugkeer. De hogere realisatie is veroorzaakt doordat het begrotingsartikel met ingang van 2014 ook andere subsidie uitgaven van de DT&V omvat, die voor 2014 geboekt werden op het instrument opdracht vreemdelingen vertrek. Deze mutatie heeft betrekking op een onderlinge verschuiving van budgetten.

Opdrachten

Terugkeer vreemdelingen

De DT&V bevordert het daadwerkelijke vertrek van vreemdelingen door de regie over het vertrekproces van individuele vreemdelingen te voeren. Dat gebeurt onder meer door het voeren van gesprekken met vreemdelingen, het faciliteren van het verkrijgen van reisdocumenten, het geven van voorlichting en het voorbereiden van het daadwerkelijke vertrek. Daarnaast bevordert de DT&V de samenwerking op het terrein van terugkeer met landen van herkomst en landen van de Europese Unie.

Ook in 2014 heeft de prioriteit in eerste instantie gelegen bij zelfstandig of vrijwillig vertrek en hebben vreemdelingen van de overheid praktische en financiële ondersteuning voor terugkeer ontvangen. Door de IOM, gemeenten, onderwijsinstellingen en maatschappelijke organisaties zijn met nationale en Europese middelen verschillende projecten uitgevoerd waarin aan vreemdelingen «in natura» ondersteuning is geboden, zoals bijvoorbeeld het bieden van een (vak)opleiding en het opstellen van een businessplan. Indien vreemdelingen desondanks niet vrijwillig vertrekken, wordt ingezet op gedwongen vertrek, waarbij medewerking van landen van herkomst essentieel is. Kabinetsbreed is ingezet op het verkrijgen van deze medewerking van herkomstlanden.

De realisatie was in 2014 lager dan begroot. Reden voor deze onderuitputting is deels gelegen in het feit dat de DT&V in 2014 ook incidentele financiële middelen vanuit de EU heeft ontvangen. Daarnaast was in 2014 een afname zichtbaar in het aantal fysieke verplaatsingen van vreemdelingen tussen de verschillende ketenpartners.

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

91. Apparaat kerndepartement

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 12.625 miljoen Niet-beleidsartikelen (91, 92, 93) 3,7%

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 12.625 miljoen Niet-beleidsartikelen (91, 92, 93) 3,7%
Tabel 91.1 Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2013

2014

2014

 

Verplichtingen

522.949

470.159

410.369

59.790

         

91.1 Apparaatsuitgaven kerndepartement

       

Personeel

249.780

261.951

231.049

30.902

waarvan eigen personeel

213.215

223.912

192.404

31.508

waarvan externe inhuur

35.407

35.968

31.117

4.851

waarvan overige personele uitgaven

1.158

2.071

7.528

– 5.457

Materieel

220.965

203.630

179.320

24.310

waarvan ICT

23.968

15.926

19.260

– 3.334

waarvan SSO's

159.040

153.408

94.986

58.422

waarvan overige materiele uitgaven

37.957

34.296

65.074

– 30.778

         

Ontvangsten

17.223

23.765

706

23.059

Toelichting uitgaven en verplichtingen

Ten opzichte van de begroting is in 2014 € 55,2 mln. meer uitgegeven. Het budgettaire kader van artikel 91 «Apparaat kerndepartement» is bij eerste en tweede suppletoire begrotingswet 2014 verhoogd met € 48,3 mln. De belangrijkste oorzaken zijn budgettaire neutrale verschuivingen van programmabudget op de beleidsartikelen naar apparaatsbudget op artikel 91.

Eigen personeel en externe inhuur

De belangrijkste oorzaken van de hogere uitgaven aan personeel en externe inhuur zijn:

  • In het kader van de richtlijnen van Verantwoord Begroten, die een strikte scheiding tussen apparaats- en programmamiddelen voorschrijven, heeft een aantal technische en budgettair neutrale mutaties in 2014 plaatsgevonden. Abusievelijk stonden er nog apparaatsuitgaven verantwoord bij de programma-uitgaven. Deze budgetten zijn gedurende 2014 overgeheveld naar artikel 91.

  • JustID (Justitiële Informatiedienst) heeft opdrachten uitgevoerd voor derden. De kosten en opbrengsten van deze opdrachten waren niet begroot en zijn in 2014 aan het budgettair kader toegevoegd (€ 12 mln.)

ICT

Op het budget ICT is minder uitgegeven dan geraamd door herschikking van het apparaatsbudget conform Verantwoord Begroten. Er is meer uitgegeven op eigen personeel, externe inhuur en SSO’s.

SSO’s

De uitgaven aan shared services organisaties (SSO’s) zoals het Rijksvastgoedbedrijf, FM Haaglanden en P-direkt zijn hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door:

  • Een interne herschikking van budget «Overig materieel» naar SSO’s van € 26,4 mln. conform de richtlijnen Verantwoord Begroten. Deze herschikking is bij de eerste suppletoire begroting 2014 uitgevoerd.

  • Het kabinet heeft besloten tot een nieuwe vormgeving van het Rijkshuisvestingsstelsel per 1 januari 2016.93 Eén van de gevolgen hiervan is dat de huidige huurcontracten voortijdig worden opengebroken. Gedurende de looptijd van het huurcontract heeft het Rijksvastgoedbedrijf een vordering op de balans (zogenaamde egalisatievordering), dit werd in de loop der tijd afgelost door het departement als gebruiker van een pand. Doordat de huurcontracten voortijdig moeten worden opengebroken vanwege de overgang naar het nieuwe huisvestingsstelsel, dienen departementen deze egalisatievordering voortijdig af te lossen. VenJ heeft bij eerste suppletoire begrotingswet de egalisatieschuld à € 39,7 mln. afgelost.

  • De nieuwbouw van Eurojust is vertraagd waardoor in 2014 minder is uitgegeven dan geraamd. Dit leidt tot overloop van uitgaven van € 6 mln. naar 2015.

  • Kleinere mutaties (minder dan € 5 mln.) zoals de betaling aan SSC ICT Haaglanden. In 2014 zijn vijf kwartalen betaald voor ICT-diensten in plaats van vier.

Overige materiele uitgaven

De uitgaven aan overig materieel zijn lager dan oorspronkelijk begroot. Dit wordt veroorzaakt door:

  • Een herschikking van het budget «Overige materiele uitgaven» naar SSO’s van € 26,4 mln. bij de eerste suppletoire begroting 2014.

  • Desaldering JustID voor uitgevoerde opdrachten voor derden in 2014.

Ontvangsten

In 2014 is € 23,1 mln. aan ontvangsten geboekt. De belangrijkste oorzaken zijn:

  • Ontvangsten JustID voor uitgevoerde opdrachten voor derden. Tegenover de (extra) ontvangsten staan ook (extra) uitgaven van € 12 mln. De vergoedingen hiervoor zijn bij de tweede suppletoire begroting door middel van een desaldering aan het budgettaire kader toegevoegd.

  • De Wetgevingsacademie heeft vergoedingen ontvangen voor haar opleidingen.

  • Een ontvangst voor Keten Informatie Management is geraamd op het programmabudget van artikel 33.3 maar verwerkt op apparaatsuitgaven.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en ZBO’s en RWT’s

91.2 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven en -kosten inclusief agentschappen en ZBO's/RWT's (x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2013

20141

2014

 

Kerndepartement

470.745

465.581

410.369

55.212

         

Grote uitvoeringsorganisaties

1.755.967

1.540.645

1.539.983

662

Openbaar Ministerie

578.035

482.476

464.290

18.186

Raad voor de rechtspraak

973.412

864.050

890.452

– 26.402

Raad voor de Kinderbescherming

179.073

169.180

160.116

9.064

Hoge Raad

25.447

24.939

25.125

– 186

         

Agentschappen2

1.650.744

1.603.621

1.667.665

– 64.044

Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)

1.149.013

1.113.585

1.224.694

– 111.109

Immigratie en Naturalisatiedienst (IND)

307.434

309.437

270.416

39.021

Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB)

90.490

97.620

99.210

– 1.590

Nederlands Forensisch Instituut (NFI)

71.656

46.544

41.069

5.475

Dienst Justis

32.151

36.435

32.276

4.159

         

ZBO's en RWT's

       

Nationale politie

4.962.493 3

 

4.925.863

 

Politieacademie

140.3053

 

121.303

 

Raad voor Rechtsbijstand (RvR)

54.0894

 

50.813

 

Bureau Financieel Toezicht (BFT)

5.800

6.2504

2.398

– 3.852

College Bescherming Persoonsgegevens (Cbp)

7.827

8.2134

8.185

– 28

College voor de Rechten van de Mens (CRM)

6.113

5.8414

6.066

225

College van Toezicht Auteursrechten en naburige rechten

5494

 

685

 

College gerechtelijke deskundigen

1.701

1.5324

1.723

191

Reclasseringsorganisaties

227.7024

 

215.348

 

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM)

18.5364

 

5.311

 

Slachtofferhulp Nederland (SHN)

25.2934

 

23.196

 

Particuliere tbs-inrichtingen

209.9174

 

239.655

 

Landelijk bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO)

4.0664

 

3.511

 

Halt

13.5424

 

12.567

 

Particuliere Jeugdinrichtingen

78.0514

 

70.923

 

Instituut Fysieke Veiligheid (IFV)

28.000

30.8954

30.236

– 659

Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV)

11.5524

 

11.140

 

Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)

102.656

 

98.673

 

Stichting Nidos

25.5014

 

25.096

 
X Noot
1

De realisatiegegevens voor 2014 zijn nog niet voor alle ZBO’s en RWT’s beschikbaar.

X Noot
2

De cijfers over 2013 zijn voor de agentschappen aangepast naar de nieuwe berekensystematiek van 2014.

X Noot
3

Door VenJ beschikbaar gesteld bedrag.

X Noot
4

De apparaatskosten zijn gelijk aan de totale kosten.

Extracomptabele tabel invulling taakstelling Regeerakkoord Rutte/Asscher

De Rijksdienst is vanaf 2016 een efficiencytaakstelling opgelegd die oploopt tot in totaal € 1,1 mld. Het aandeel van VenJ in deze taakstelling bedraagt circa € 341 mln. structureel vanaf 2018. Het betreft een taakstelling van 8,9% op de apparaatsuitgaven. De apparaatsuitgaven op het terrein van immigratie en asiel zijn voor 13,3% aangeslagen. De nationale politie heeft geen efficiencytaakstelling. De Politieacademie maakt wel onderdeel uit van de grondslag zoals gehanteerd voor het Regeerakkoord.

In onderstaande tabel is het VenJ-aandeel in de efficiencytaakstelling en de doorverdeling daarvan naar de grootste VenJ-onderdelen weergegeven.

Tabel 91.3 Departementale taakstelling cf. Regeerakkoord Rutte/Asscher (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

Structureel

Departementale taakstelling (totaal)

– 124.206

– 277.459

– 340.563

– 340.563

         

Kerndepartement

– 13.096

– 24.699

– 32.797

– 32.797

           

Grote uitvoeringsorganisaties

– 57.967

– 129.880

– 158.364

– 158.364

 

OM

– 19.539

– 42.268

– 51.538

– 51.538

 

Raad voor de Kinderbescherming

– 5.268

– 12.012

– 14.646

– 14.646

 

Rechtspraak (inclusief Hoge Raad)

– 33.160

– 75.600

– 92.180

– 92.180

           

Agentschappen

– 45.074

– 104.605

– 127.093

– 127.093

 

DJI

– 32.000

– 74.000

– 90.000

– 90.000

 

IND

– 10.063

– 23.742

– 28.724

– 28.724

 

NFI

– 2.044

– 4.660

– 5.682

– 5.682

 

Dienst Justis

– 405

– 924

– 1.127

– 1.127

 

CJIB

– 562

– 1.279

– 1.560

– 1.560

           

ZBO’s

– 8.069

– 18.275

– 22.309

– 22.309

 

COA

– 2.600

– 5.800

– 7.100

– 7.100

 

CBP

– 234

– 534

– 651

– 651

 

Bureau Financieel Toezicht

– 78

– 177

– 216

– 216

 

College voor de rechten van de mens

– 208

– 474

– 578

– 578

 

Politieacademie

– 3.440

– 7.848

– 9.568

– 9.568

 

IFV

– 808

– 1.843

– 2.247

– 2.247

 

Raad voor Rechtsbijstand

– 701

– 1.599

– 1.949

– 1.949

In bovenstaande tabel is de verdeling van de efficiencytaakstelling uit het Regeerakkoord opgenomen over de dienstonderdelen van VenJ conform het oorspronkelijke ritme. Deze taakstelling is als volgt verdeeld en ingevuld:

  • € 90 mln. slaat neer bij DJI. De invulling van deze taakstelling maakt onderdeel uit van het Masterplan DJI.94

  • € 92,2 mln. slaat neer bij de Raad voor de rechtspraak. De invulling van de taakstelling maakt onderdeel uit van de prijsafspraken die met de rechtspraak gemaakt zijn. Ter invulling van de taakstelling is het zogenoemde KEI-programma opgestart door VenJ en de Rechtspraak. Hierover is de Tweede Kamer geïnformeerd.95

  • € 51,5 mln. is het aandeel van het OM. Het Openbaar Ministerie is geïnformeerd over de budgettaire omvang van deze taakstelling en neemt passende maatregen in de bedrijfsvoering om deze taakstelling in te vullen.96

  • Het aandeel van taakstelling voor de uitvoeringsorganisaties in de vreemdelingenketen is € 42 mln. (IND € 29 mln., COA € 7 mln. en DT&V € 6 mln.). Deze efficiencytaakstelling wordt ingevuld door intensievere samenwerking tussen de drie organisaties. Hierover is er een brief naar de Tweede Kamer gestuurd als reactie op motie Van Hijum.97

  • De taakstelling slaat voor € 32,8 mln. neer op het bestuursdepartement. € 6 mln. betreft het aandeel voor DT&V, zoals hierboven aangegeven, wordt dit ingevuld met intensievere samenwerking tussen deze dienst en de overige organisaties in de vreemdelingenketen. Het overige deel binnen het bestuursdepartement is toebedeeld aan de personele en materiële budgetten van het bestuursdepartement. Door ontdubbeling, versobering en centralisering van bedrijfsvoeringstaken zal deze taakstelling worden ingevuld. Te denken valt aan maatregelen als het samenvoegen van secretariaten, het heroverwegen van vacatures, bundelen van expertisetaken, versobering van dienstvervoer en beperken van externe inhuur.

  • Het resterende deel van de taakstelling slaat voor € 24,7 mln. neer bij diverse kleinere taakorganisaties van VenJ (zoals het NFI en de Raad voor de Kinderbescherming) en voor € 15,3 mln. bij de overige ZBO’s.

92. Nominaal en onvoorzien

Tabel 92.1 Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1.000)
   

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

   

2013

2014

2014

 

Verplichtingen

0

0

41.965

– 41.965

           

92.1 Nominaal en onvoorzien

       

Nominaal en onvoorzien

0

0

41.965

– 41.965

           

Ontvangsten

0

0

0

0

Toelichting

De grondslag voor het in de begroting opnemen van het niet-beleidsartikel «Nominaal en onvoorzien» staat in artikel 6, lid 1c van de Comptabiliteitswet 2001 (CW). Niet-beleidsartikel 92 wordt bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie niet gebruikt voor het aanhouden van middelen ter dekking van onvoorziene uitgaven. Dit niet-beleidsartikel wordt uitsluitend gebruikt voor het tijdelijk «parkeren» van nog te verdelen loon- en prijsbijstellingen, andere nog te verdelen middelen en nog te verdelen taakstellingen.

In 2014 zijn de middelen van artikel 92 via budgetoverhevelingen naar andere artikelen ingezet ter dekking van loonkostenontwikkeling en budgettaire problematiek.

93. Geheim

Tabel 93.1 Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2013

2014

2014

 

Verplichtingen

3.317

3.171

3.057

114

         

93 Geheime uitgaven

       

Geheime uitgaven

3.317

3.173

3.057

116

         

Ontvangsten

17

74

0

74

Toelichting

De grondslag voor het in de begroting opnemen van geheime uitgaven staat in artikel 6, lid 1b van de Comptabiliteitswet 2001 (CW).

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Verslagjaar 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie verklaart dat:

In het begrotingsjaar 2014 is, uitgaande van het normenkader voor de bedrijfsvoering, op een gestructureerde wijze aandacht besteed aan de primaire- en ondersteunende processen en de hiermee samenhangende beheertaken bij de organisatieonderdelen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De over het jaar 2013 aan de Algemene Rekenkamer gedane toezeggingen maakten hier onderdeel van uit.

Mede op basis van risicoanalyses op onder andere de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde onvolkomenheden is een systematische afweging gemaakt inzake de in te zetten instrumenten van sturing en beheersing van de bedrijfsvoering. Dit omvat mede het vaststellen van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en de uitgangspunten voor opname van de relevante aandachtspunten in deze bedrijfsvoeringsparagraaf.

De Algemene Rekenkamer heeft in haar Rapport bij het Jaarverslag 2013 van VenJ vier onvolkomenheden geconstateerd:

  • Financieel beheer;

  • Personeelsbeheer;

  • Inkoopbeheer bij het kerndepartement;

  • Inkoopbeheer Dienst Justitiële Inrichtingen.

Dankzij grote inspanningen in 2013, die in 2014 zijn voortgezet, is goede vooruitgang geboekt. Over de bereikte resultaten wordt hierna verslag gedaan. Eén en ander heeft in het jaar 2014 geresulteerd in beheerste bedrijfsprocessen. Daarbij zijn de volgende punten van aandacht naar voren gekomen:

1. Rechtmatigheid (en getrouwheid)

De foutentolerantie van 1% van de samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastenagentschappen VenJ 2014 is overschreden, voornamelijk door rechtmatigheidsfouten bij DJI. De fouten bedroegen in totaal € 39,5 mln., dat is 1,31% van het totaal.

In 2014 zijn drie gevallen van fraude geconstateerd waarop aanzegging tot ontslag, voorwaardelijk ontslag respectievelijk strafontslag is gevolgd.

2. Totstandkoming beleidsinformatie

Opdat de Tweede Kamer juiste en goede informatie ontvangt over de ontwikkeling van de indicatoren en kengetallen in de begroting en het departementaal jaarverslag zijn in het jaarverslag de indicatoren en kengetallen zo veel mogelijk voorzien van een eenduidige bronvermelding en is voorts zo veel mogelijk in kwaliteitsdocumenten beschreven hoe de niet-financiële informatie tot stand is gekomen.

Naar aanleiding van het Rapport bij het Jaarverslag 2013 van de Algemene Rekenkamer kan het volgende worden gemeld:

  • 1. De Algemene Rekenkamer achtte onduidelijk wie verantwoordelijk is voor het verzamelen van de gegevens over «Percentage standaard strafzaken dat binnen één maand is afgedaan»

    In reactie is aangegeven dat de betreffende informatieverzameling bij het WODC is belegd en dat de Tweede Kamer over de uitkomsten in de voortgangsrapportage in juli 2014 zou worden geïnformeerd. Dit is inmiddels gebeurd.98

  • 2. Prestaties in de strafrechtketen (aandacht voor ongewenste uitstroom, informatiestrategie en betrouwbare informatie)

    Het programma VPS (Versterking Prestaties Strafketen) loopt op koers. Zo is de strafrechtketenmonitor operationeel, werken politie en OM gezamenlijk aan verbetering van de processen opsporing en vervolging, is het Administratie- en InformatieCentrum voor de executieketen gestart, zijn logistieke centra tussen OM en ZM in oprichting en zijn diverse ontwikkelingen gestart en maatregelen genomen om de strafrechtketen te digitaliseren. Ook zijn in het kader van de herziening van het Wetboek van Strafvordering diverse wetsvoorstellen in ontwikkeling, al aangeboden aan het parlement of al in werking getreden.

  • 3. Inzicht in niet-gebruik en doelmatigheid van gesubsidieerde rechtsbijstand

    Het niet-gebruik van gesubsidieerde rechtsbijstand wordt in kaart gebracht in het rapport Geschilbeslechtingsdelta 2014. Dit rapport wordt naar verwachting opgeleverd uiterlijk eind tweede kwartaal 2015. Gestreefd wordt de data als open data beschikbaar te stellen. De Raad voor Rechtsbijstand zal ook de aantallen gebruikers per soort toevoeging en rechtsgebied in de jaarlijkse monitor gesubsidieerde rechtsbijstand vermelden. Ook wordt bezien in hoeverre een nadere internationale verkenning mogelijk is van de uitgaven per toevoeging.

  • 4. Inzicht in resultaten aanpak bestrijding witwassen

    De beleidsvisie Nationaal Risk Assessment (NRA) Witwassen en Terrorisme Financiering die door de Ministeries van Financiën en VenJ wordt geschreven is bijna gereed. In deze notitie zetten zij hun visie uiteen op welke wijze zij op beide beleidsterreinen een risk and evidence based-beleid ontwikkelen. Centraal in die visie staat dat een goede inschatting van risico’s de basis vormt van het beleid en dat inzicht in de effectiviteit van dat beleid nodig is om het beleid te toetsen en verder vorm te geven. De eerste resultaten van het NRA worden in 2015 verwacht.

  • 5. Behandeling deel van de verblijfsaanvragen duurt nog te lang

    In 2014 is voortgang geboekt in de duur van de verblijfsaanvragen. Het percentage reguliere verblijfsaanvragen (inclusief bezwaarprocedures) dat in januari 2014 binnen de wettelijke termijn werd afgehandeld bedroeg 85%. Gedurende het jaar 2014 is de tijdigheid gestegen, waardoor 91% van de alle aanvragen tijdig zijn beslist. Voor 2015 wordt een tijdigheid van 95% beoogd.

3. Financieel en materieel beheer

Financieel beheer

In 2012 is een nieuw financieel en inkoopsysteem Leonardo in gebruik genomen. Dit ging gepaard met implementatie- en conversieproblemen die de ordelijkheid van het financieel beheer van met name het bestuursdepartement ernstig hebben aangetast. Om het financieel beheer te verbeteren is in 2013 het programma Verbetering Financieel Beheer gestart. In 2013 is een betrouwbaar en geschoond systeem gerealiseerd en zijn de achterstanden weggewerkt. De verbeteringen hebben er toe geleid dat de Algemene Rekenkamer het financieel beheer in 2013 niet meer als een ernstige onvolkomenheid heeft aangemerkt, maar als een onvolkomenheid.

In 2014 is gewerkt aan het duurzaam verbeteren van het financieel beheer binnen VenJ en de professionalisering van de controlfunctie. De belangrijkste activiteiten waren:

  • Het autorisatiebeheer is geoptimaliseerd. Belangrijke autorisatieconflicten zijn opgelost;

  • Het aantal gebruikersfouten bij boekingscoderingen is, vergeleken met voorgaande jaren, fors afgenomen. Door trainingen van medewerkers, systeemtechnische aanpassingen en extra controle op juiste invoer is de betrouwbaarheid van financiële informatie verbeterd;

  • De capaciteit voor de invulling van de financial concerncontrol op de administraties, het functioneel beheer en het opdrachtgeverschap voor het technisch beheer en ontwikkeling van het systeem zijn vergroot. De afhankelijkheid en de inhuur van externen is daarmee afgenomen;

  • In 2014 is conform toezegging onderzoek gedaan naar de vormgeving en invulling van de controlfunctie bij VenJ. De aanbevelingen worden in 2015 verder uitgewerkt en geïmplementeerd.

Met deze duurzame verbeteringen voldoet het financieel beheer aan de standaarden en vergt onderhoud en ontwikkeling. Aandachtspunt is het beheer van voorschotten. In 2014 zijn door het bestuursdepartement de nodige voorschotten niet tijdig of niet juist geregistreerd in de administratie, dan wel vastgesteld. De bijbehorende betalingen zijn wel correct verlopen.

Subsidiebeheer

Naar aanleiding van bevindingen van de Algemene Rekenkamer over 2012 is in 2013 in het kader van de verbetering van het financieel beheer een aantal subsidie-instrumenten herzien en ontwikkeld waarmee het subsidiebeheer in opzet is verbeterd, zoals: geactualiseerde beschrijvingen van de administratieve organisatie (AO), checklist (waaronder risicoanalyse), dossiergeleidelijst, modelbrieven, en dergelijke. Medio 2014 zijn deze instrumenten geïmplementeerd en geëvalueerd en ze worden toegepast met ingang van subsidieverstrekking in 2015.

Personeelsbeheer

In 2014 zijn concrete verbeteracties geïnitieerd die de kwaliteit van het personeelsbeheer binnen VenJ hebben verbeterd. Bij alle dienstonderdelen van VenJ zijn audits uitgevoerd naar de wijze waarop het personeelsbeheer en de interne controle wordt uitgevoerd. Tevens zijn de VenJ-personeelsdossiers gescreend op aanwezigheid van verplichte documenten en heeft controle plaatsgevonden op de juistheid van de salarisbetaling en toelages aan VenJ-medewerkers. Op basis van deze analyse hebben de dienstonderdelen hun personeelsdossiers gecompleteerd en eventuele omissies in de salarisbetaling en toekenning van toelages hersteld. Daarnaast hebben dienstonderdelen de interne controle op het personeelsbeheer geïntensiveerd. Het Basis Controleplan is in 2014 door alle dienstonderdelen (op hoofdlijnen) uitgevoerd. Kaders en werkprocessen in het personeelsbeheer zijn aangescherpt waardoor fouten bij de invoer in P-Direkt kunnen worden voorkomen.

Alle dienstonderdelen van VenJ ontvangen sinds juni 2014 maandelijks een rapportage over de stand van zaken op de kwaliteit van het personeelsbeheer op het niveau van het onderdeel. Daarnaast is het personeelsbeheer onderdeel van de P&C-cyclus. Daarmee wordt in het jaarplan aangegeven welke beheersmaatregelen zijn/worden getroffen. Over de voortgang wordt door de organisatieonderdelen aan de SG gerapporteerd in de kwartaalrapportages.

Met deze maatregelen kan worden gesteld dat het personeelsbeheer door de dienstonderdelen beheerst kan worden uitgevoerd en dat achterstanden in het personeelsbeheer grotendeels zijn ingelopen. 2015 zal in het teken staan van de verdere borging van de genomen beheersmaatregelen en het maken van de laatste slag in het completeren van de personeelsdossiers met de verplichte documenten.

Inkoopbeheer

Voor 2014 heeft VenJ de doelstelling voor het maximale bedrag aan onrechtmatigheden gesteld op € 17,8 mln. Om deze doelstelling te realiseren is de interne regelgeving middels een circulaire aangescherpt, is gewerkt aan de verbetering van de volledigheid van het contractenregister, aan de verbetering van de uitvoering van de spendanalyse ten behoeve van de maandrapportages inkoopbeheer en aan aanpassingen in Leonardo. Hoewel verbeterd, kan – mede op basis van de accountantscontrole – worden geconstateerd dat de spendanalyse ook in 2015 nog verdere verbetering behoeft.

Het totale bedrag aan onrechtmatige inkoopuitgaven over 2014 bij de onderdelen van VenJ bedroeg uiteindelijk € 36,8 mln. ten opzichte van circa € 31,6 mln. aan onrechtmatige inkoopuitgaven in 2013. Daarmee is de doelstelling van een verdere reductie van de onrechtmatigheden in de inkoop helaas niet gerealiseerd.

In totaal wordt een bedrag van ruim € 13 mln. veroorzaakt door het nog niet juist toepassen van de aangescherpte regelgeving uit de Aanbestedingswet 2013. Bovendien blijken er in dit kader ook regelmatig onduidelijkheden te bestaan over wat wel en niet als rechtmatig kan worden beschouwd. Daarnaast is € 1 mln. toe te schrijven aan onrechtmatigheden bij de Rijksdienst Caribisch Nederland. VenJ zal de onrechtmatigheden met de Rijksdienst Caribisch Nederland bespreken.

Bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is ondanks de verdere verbeteringen in het inkoopproces sprake van een stijging van de onrechtmatigheden ten opzichte van 2013: het bedrag aan onrechtmatigheden is uitgekomen op € 27,7 mln. (waarvan overigens € 11 mln. als een interpretatiefout op een specifiek aspect van de inkoop wordt gekwalificeerd). De onrechtmatigheden bij het bestuursdepartement bedragen circa € 3,9 mln. Tevens is bij de Raad voor de Kinderbescherming een bedrag van € 1,8 mln. geconstateerd aan onrechtmatige inkoopuitgaven. Deze waren in de eigen interne controle van de Raad niet geconstateerd en dientengevolge ook niet opgenomen in de maandelijkse rapportages aan het departement. Bij de overige sectoren bedroeg het totale bedrag aan onrechtmatige inkoopuitgaven ca. € 3,4 mln.

1. Bestuursdepartement

De verbeteringen in het inkoopbeheer van het bestuursdepartement betroffen:

  • De volledige registratie van contracten

    Medio 2014 is de registratie van contracten, veelal contracten die waren overgekomen naar VenJ als gevolg van de departementale herindeling en rijkscontracten onder categoriemanagement, gecompleteerd. Daarnaast wordt thans onderzocht hoe het financieel systeem het beste kan worden gebruikt voor de registratie van contracten, mede aan de hand van het gebruik van eenduidige contractdefinities. Tevens is in 2014 actie ondernomen om de inkoopdossiers te completeren.

  • Verbeteringen in de wijze van totstandkoming van de maandelijkse rapportage over onrechtmatige inkoopuitgaven casu quo de spendanalyse

    Het bestuursdepartement heeft voor de totstandkoming van de maandrapportage over onrechtmatige inkoopuitgaven de hiertoe door het Openbaar Ministerie ontwikkelde werkwijze ingevoerd, die door de Algemene Rekenkamer als «best practice» werd bestempeld. Het betreft een aanpassing van de maandelijkse rapportage conform de nieuwe aanbestedingswet en de herziene interne richtlijnen voor het inkoopbeheer. Daarmee wordt tevens een spendanalyse op basis van de definitie van de Algemene Rekenkamer uitgevoerd.

  • Verbeteringen in de geautomatiseerde ondersteuning van het inkoopproces door Leonardo

    Voor de verbetering van de geautomatiseerde ondersteuning van het inkoopproces zijn in 2014 negen belangrijke wijzingen doorgevoerd in Leonardo.

2. DJI

DJI heeft de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in het verbeteren van het inkoopbeheer. In dat kader is ook in 2014 speciale aandacht uitgegaan naar de door de Algemene Rekenkamer gedane aanbevelingen op het gebied van:

  • Maatregelen ter verbetering van het contractregister;

  • Een gedetailleerde procesbeschrijving voor de werkwijze die gehanteerd wordt voor de toetsing of aan de aanbestedingsregels wordt voldaan;

  • Maatregelen ter verbetering van de sturing op de centrale inkoop.

Deze maatregelen hebben in 2014 slechts beperkt effect gehad. De in 2014 specifieke opgetreden onrechtmatigheid op het gebied van de inhuurverlengingen van ICT en hoger personeel zijn overigens wel door de eigen systeemcontrole van DJI gedetecteerd en de beheersmaatregelen zijn direct genomen.

Signaleren en aanpakken van M&O/frauderisico’s

  • Rijksbrede aanpak ter versterking van het voorkomen en bestrijden van fraude

    Eén van de hoofdlijnen van de door Veiligheid en Justitie gecoördineerde rijksbrede aanpak van fraude99 is fraudebestendige regelgeving. Om gelegenheden om fraude te kunnen plegen weg te nemen, is het belangrijk om bij het opstellen en aanpassen van wet- en regelgeving een goede inschatting te maken van potentiële zwakke plekken of frauderisico’s van nieuwe voorstellen. Om die reden is het wetgevingsproces rijksbreed aangepast zodat alle departementen prioriteit geven aan de fraudebestendigheid van voorstellen. Door een aanscherping van het Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) kunnen zowel beleidsmakers als wetgevingsjuristen samen met beoogde uitvoerders en handhavers beter inschatten in hoeverre het voorgenomen beleid of de regelgeving zal worden nageleefd en of en welke frauderisico’s aan het voorstel kleven. In aanvulling hierop is de mogelijkheid geïntroduceerd om in gevallen waarin er onzekerheid is over de frauderisico’s van een nieuwe regeling of op voorhand duidelijk is dat er een kwetsbaarheid resteert, opdracht te geven tot een periodieke fouten- en misbruiksignalering. Het betreffende departement vraagt in dat geval binnen een vooraf vastgestelde termijn signalen hierover op bij de diensten die belast zijn met de uitvoering, handhaving en opsporing.

  • Risico’s (financiële) integriteitsschendingen

    Het tv-programma «Zembla» meldde in oktober over het mogelijk onrechtmatig handelen van een ICT-dienstverlener tussen 2005 en 2010 waar onder andere VenJ bij betrokken was. Direct nadat VenJ vragen van Zembla had ontvangen, is gestart met een grondig onderzoek van de door Zembla aangedragen casuïstiek. Tegelijkertijd zijn de integriteitsregels via de interne communicatiekanalen aan alle medewerkers en leidinggevenden opnieuw onder de aandacht gebracht. Aanvullend heeft VenJ de Auditdienst Rijk (ADR) gevraagd een onafhankelijk onderzoek laten verrichten naar de bekendheid van de integriteitsregels voor het aannemen van geschenken en het ingaan op uitnodigingen. VenJ heeft eveneens relevante informatie in handen gesteld van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om een onafhankelijk oordeel te krijgen over schending van het mededingingsrecht.

    Op verzoek van het Ministerie van BZK heeft elk ministerie eind 2014 een check gedaan op het integriteitsmanagement. De hoofdvraag was of het stelsel van integriteitszorg op orde is in het licht van de geldende waarden en normen en de actuele inzichten en ontwikkelingen.

    Wat betreft VenJ is geconstateerd dat het stelsel van integriteitsmanagement op orde is: het proces is goed ingericht, procedures zijn op orde, er is aandacht voor preventie en opleiding en er is voldoende capaciteit beschikbaar. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan een verdere professionalisering met aandacht voor incidentmanagement, actualiteit van regelingen en procedures van melding tot aan de afdoening.

    In het financieel en personeelsbeheer zijn, conform de overheidsregels, voorzieningen aanwezig ter voorkoming van fraude. In het financieel beheer is het autorisatiebeheer van het financieel- en inkoopsysteem Leonardo in 2014 op orde gebracht. Ten aanzien van het subsidiebeheer zijn medio 2014 maatregelen geïmplementeerd om door ex ante en ex post risicoanalyse de kans op misbruik of oneigenlijk gebruik te voorkomen. De beheersing van het M&O-risico bij bijdrage- en subsidieverlening vergt ook in 2015 verdere aandacht.

    Binnen het personeelssysteem P-Direkt wordt gebruik gemaakt van geautomatiseerde controles in het systeem en functiescheidingen in de workflow, waardoor veel bewuste en onbewuste fouten van mensen voorkomen kunnen worden. Waar dit niet als systeemcontrole kan worden afgevangen, wordt aanvullend controle uitgevoerd. Voor de restrisico’s die niet langs deze lijn kunnen worden afgevangen hanteert VenJ sinds 2010 het Basiscontroleplan met controles op onder meer de verlofadministratie, de salarisbetaling, het besluitenregister, mutaties en wanneer daar aanleiding toe bestaat, specifieke thematische controles. Op de uitvoering van het Basiscontroleplan wordt gemonitord. Daarnaast worden de gebruikers van P-Direkt nadrukkelijk gewezen op hun verantwoordelijkheid voor integer handelen.

    Voor 2014 zijn ten aanzien het gebruik van P-Direkt als systeem voor het personeelsbeheer binnen Veiligheid en Justitie geen gevallen van fraude of misbruik van het systeem bekend geworden.

4. Overige aspecten van bedrijfsvoering

Informatiebeveiliging

Op een aantal terreinen is in het jaar 2014 een aanzienlijke voortgang geboekt op het gebied van informatievoorziening:

  • Binnen alle grote uitvoeringsorganisaties is naast een CIO (Chief Information Officer, verantwoordelijk voor het inrichten van de informatiemanagementfunctie in de organisatie) ook een CISO (Chief Information Security Officer), belast met de implementatie van de BIR-maatregelen binnen de eigen organisatie aangesteld;

  • Alle CISO’s hebben dezelfde vakopleidingen (CISSM en CISA) gevolgd en komen maandelijks bij elkaar, waarbij de voortgang op de implementatie van de BIR (Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst) wordt besproken en ervaringen/best practices worden uitgewisseld;

  • In 2014 is een compleet overzicht tot stand gekomen van alle informatiesystemen die door de uitvoeringsorganisaties als kritieke worden ervaren, de zogeheten risicokaart. In totaal zijn er binnen VenJ 88 kritieke systemen;

  • Voor al deze kritieke systemen moet een actuele (niet ouder dan drie jaar) risicoanalyse beschikbaar zijn, waarin risicobeperkende maatregelen worden vastgesteld. Tevens moet per systeem op basis van deze risicoanalyse een plan van aanpak voor het invoeren van deze maatregelen worden opgesteld en moeten de maatregelen daadwerkelijk worden ingevoerd.

Bij aanvang van 2014 beschikte slechts ongeveer 30% van alle kritieke systemen over een actuele risicoanalyse. Eind 2014 is dit percentage gestegen tot 74%. In het eerste kwartaal van 2015 beschikken alle kritieke systemen over een actuele risicoanalyse. Voor 32 van de 88 kritieke systemen was per ultimo 2014 een plan van aanpak opgesteld.

Grote lopende ICT-projecten (risico’s voor privacy en uitvoering)

VenJ heeft een actuele lijst met lopende grote projecten. Conform de procedures rapporteert VenJ over grote en risicovolle projecten onder andere met het Rijks ICT-dashboard en via de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk van de Minister van Wonen en Rijksdienst aan de Tweede Kamer. Naast de verplichte risicoanalyse en de Privacy Impact Assessments (PIA) bij de ontwikkeling of wijziging van een informatiesysteem heeft VenJ ook al ruim ervaring opgedaan met de in 2014 voor grotere projecten verplicht gestelde ICT Haalbaarheidstoets. VenJ is betrokken geweest bij een groot aantal haalbaarheidstoetsen, en was vijf maal opdrachtgever. Ook het instrument Gateway Review wordt veelvuldig ingezet. Met onder meer deze maatregelen is VenJ in control voor de grote en risicovolle projecten, inclusief de privacyrisico’s.

Tijdigheid van betalen (betaalgedrag)

De betalingstermijn voor de Nederlandse overheid is op dertig dagen gesteld. De norm is om 90% van de facturen op tijd te betalen. In 2014 is 93% van de facturen voor het Ministerie van VenJ op tijd (binnen 30 dagen) betaald. Het ministerie voldoet daarmee aan de norm.

Activiteiten Audit Committee in 2014

Het Audit Committee (AC) is het adviesorgaan voor de departementale leiding. In het AC zitten vier externe leden die vanuit hun expertise op het terrein van bestuur, financiële verslaglegging en informatievoorziening gevraagd en ongevraagd advies geven over het borgen van de kwaliteit van de bedrijfsvoering, de regie op het auditbeleid, het risicomanagementbeleid en de uitkomsten ervan. Het AC is de eerste helft van 2014 maandelijks bijeengekomen om zodoende voldoende aandacht te houden op de voortgang van de verbeterprogramma’s. Begin 2014 hebben de leden van het AC haar werkzaamheden informeel geëvalueerd. Na de zomer is het AC vervolgd in de reguliere frequentie van één vergadering per kwartaal. In januari 2014 heeft één van de externe leden van het AC zich teruggetrokken. In september is een nieuw extern AC-lid benoemd.

Tot slot

Er hebben zich geen knelpunten voorgedaan die buiten mijn verantwoordelijkheidsgebied liggen en die een belemmering vormen voor het leveren van de prestaties.

De bovengenoemde punten verdienen de aandacht maar zijn niet zodanig dat deze een bedreiging vormen voor de goede uitvoering van de taken van het ministerie. Ik heb er alle vertrouwen in dat de getroffen maatregelen effect sorteren. De bedrijfsvoering van de organisatieonderdelen voldoen, met inachtneming van bovenstaande punten, aan de daaraan te stellen eisen.

7. RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK

Naast de toelichting op beleidsartikel 32, waarin de beleidsdoelstelling van de Minister van Veiligheid en Justitie ten aanzien van het rechtsbestel wordt toegelicht, is in de begroting van Veiligheid en Justitie een apart hoofdstuk Raad voor de rechtspraak opgenomen, waarin de feitelijke vertaling van de aan de rechterlijke organisatie ter beschikking gestelde bijdrage in concrete beleidsdoelstellingen en prestaties van de Raad en de gerechten voor het betreffende jaar wordt gegeven.

In het jaarverslag van de Rechtspraak, separaat uitgebracht door de Raad voor de rechtspraak, dat tevens aan de Staten-Generaal wordt aangeboden, wordt gedetailleerd ingegaan op de ontwikkelingen binnen de rechtspraak in 2014. Tevens bevat het jaarverslag van de Raad informatie over de instroom en productie en de financiën, inclusief de managementparagraaf, de jaarrekening en de controleverklaring.

Bijdrage

Hieronder is de realisatie van de ter beschikking gestelde bijdrage weergegeven.

Tabel 7.1 Bijdrage aan de Raad voor de Rechtspraak (x € 1.000)
 

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

2014

Productiegerelateerde bijdrage

876.720

913.632

953.585

936.741

942.700

970.146

– 27.446

               

Bijdrage voor gerechtskosten

4.539

3.943

3.799

4.108

3.654

4.237

– 583

               

Bijdrage voor overige uitgaven

             

Bijzondere kamers rechtspraak

9.844

8.034

7.946

8.051

8.007

8.055

– 48

College van Beroep v/h bedrijfsleven

5.903

5.960

5.994

6.052

6.624

6.055

569

Megazaken

13.440

14.953

15.471

16.318

16.806

16.744

62

               

Bijdrage Niet-BFR 2005 taken

             

Tuchtrecht

2.892

3.013

3.083

3.555

2.992

3.154

– 162

Cie van toezicht

5.410

5.462

5.897

6.087

6.116

6.090

26

Overige taken

73

74

73

0

201

0

201

Totaal

918.821

955.071

995.739

980.912

987.100

1.014.481

– 27.381

Productie

Hieronder is de realisatie weergegeven over het aantal afgedane zaken door de rechtspraak. De instroom was in 2014 ongeveer even hoog in 2013. Het aantal afgehandelde zaken was in 2014 iets hoger dan in 2013. Zowel de instroom als het aantal afgehandelde zaken was lager dan aanvankelijk bij de begroting was geraamd. In 2014 stroomde er ruim 1,75 miljoen zaken in bij de gerechten. Het aantal afgehandelde zaken bedroeg eveneens ruim 1,75 miljoen. Er is ten opzichte van 2013 sprake van een stijging bij kanton- en bestuurszaken en een daling bij civiel, straf en vreemdelingenzaken. In het jaarverslag van de Rechtspraak wordt meer gedetailleerd ingegaan op de diverse ontwikkelingen.

Tabel 7.2 Productie
 

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

2014

Totaal

1.959.617

1.806.870

1.678.065

1.716.131

1.752.433

1.834.654

– 82.222

               

Gerechtshoven

             

Civiel

16.661

17.308

16.427

16.287

15.393

16.60

– 1.227

Straf

37.815

38.789

38.504

38.648

38.329

37.593

736

Belasting

3.657

4.130

3.621

4.032

5.613

3.639

1.974

               

Rechtbanken

             

Civiel1

288.057

340.531

336.186

336.377

298.448

342.754

– 44.306

Straf

195.955

196.996

191.750

190.055

178.479

175.124

3.355

Bestuur (exclusief VK)

46.963

47.668

44.892

47.546

49.495

49.025

470

Bestuur (VK)

50.739

43.519

40.169

35.588

29.746

52.910

– 23.164

Kanton2

1.288.999

1.083.128

973.516

1.014.585

1.101.611

1.122.223

– 20.612

Belasting

23.221

27.326

25.750

26.098

28.346

26.421

1.925

               

Bijzondere colleges

             

Centrale Raad van beroep

7.550

7.475

7.250

6.915

6.973

8.346

– 1.373

X Noot
1

vanaf 2011 worden gezamenlijk gezagsverzoeken (circa 43.000) bij civiel geteld i.p.v. bij kanton.

X Noot
2

vanaf 2011 worden akten en verklaringen bij kanton niet meer meegeteld als product.

Doorlooptijden

Hieronder is de realisatie van de doorlooptijden van de door de rechtspraak afgedane zaken. In het jaarverslag van de Rechtspraak, uitgebracht door de Raad voor de rechtspraak, dat tevens aan de Staten-Generaal wordt aangeboden, wordt meer gedetailleerd ingegaan op de diverse ontwikkelingen binnen de rechtspraak in 2014.

Tabel 7.3 Doorlooptijden
 

Norm

Realisatie

     

2011

2012

2013

2014

Civiel-handelszaken rechtbanken

           

Handelszaken met verweer – norm 1

90%

≤ 2 jaar

87%

84%

81%

86%

Handelszaken met verweer – norm 2

70%

≤ 1 jaar

62%

54%

55%

60%

Handelszaken zonder verweer (verstek)

90%

≤ 6 wkn.

85%

78%

77%

79%

Beëindigde faillissementen

90%

≤ 3 jaar

80%

81%

81%

79%

Handelsrekesten (vooral insolventie)

90%

≤ 3 mnd.

83%

83%

81%

83%

Kort gedingen / vovo's (inclusief familierecht)

95%

≤ 3 mnd.

92%

93%

93%

92%

             

Civiel-familiezaken rechtbanken

           

Scheidingszaken totaal (exclusief vovo's)

95%

≤ 1 jaar

93%

94%

94%

93%

– waarvan op gemeenschappelijk verzoek

95%

≤ 2 mnd.

93%

91%

90%

90%

Alimentatiezaken, bijstandsverhaal

90%

≤ 1 jaar

93%

93%

93%

92%

Omgang- en gezagzaken

85%

≤ 1 jaar

83%

83%

83%

83%

Jeugdbeschermingszaken kinderrechter

90%

≤ 3 mnd.

92%

91%

90%

90%

– waarvan eerste verzoeken tot OTS

80%

≤ 3 wkn.

81%

80%

72%

71%

             

Bestuursrechtelijke zaken rechtbanken

           

Reguliere bestuurszaken, bodemzaken – norm 1

90%

≤ 1 jaar

75%

81%

84%

85%

Reguliere bestuurszaken, bodemzaken – norm 2

70%

≤ 9 mnd.

59%

68%

68%

70%

Voorlopige voorzieningen bestuur regulier

90%

≤ 3 mnd.

93%

92%

95%

95%

Vreemdelingenzaken, bodemzaken

90%

≤ 9 mnd.

73%

80%

81%

88%

Belastingzaken lokaal, bodemzaken

90%

≤ 9 mnd.

56%

57%

62%

62%

Rijksbelastingzaken, bodemzaken – norm 1

90%

≤ 18 mnd.

79%

80%

86%

76%

Rijksbelastingzaken, bodemzaken – norm 2

70%

≤ 1 jaar

61%

63%

67%

60%

             

Kantonzaken

           

Handelszaken met verweer – norm 1

90%

≤ 1 jaar

95%

95%

94%

95%

Handelszaken met verweer – norm 2

75%

≤ 6 mnd.

80%

80%

75%

77%

Arbeidsontbindingen op tegenspraak

95%

≤ 3 mnd.

94%

97%

96%

95%

Handelsrekesten, niet-arbeidszaken

95%

≤ 6 mnd.

87%

88%

87%

86%

Handelszaken zonder verweer (verstek)

90%

≤ 6 wkn.

98%

97%

97%

98%

Geregelde arbeidsontbindingen

90%

≤ 15 dgn.

87%

87%

79%

87%

Kort gedingen / vovo's

95%

≤ 3 mnd.

96%

97%

97%

97%

Overtredingszaken

85%

≤ 1 mnd.

87%

90%

86%

89%

Mulderzaken

80%

≤ 3 mnd.

78%

84%

66%

63%

             

Strafzaken rechtbanken

           

Strafzaken MK (= meervoudig behandeld)

90%

≤ 6 mnd.

83%

82%

78%

81%

Politierechterzaken (incl. economische)

90%

≤ 5 wkn.

85%

88%

87%

87%

Strafzaken bij de kinderrechter (enkelvoudig)

85%

≤ 5 wkn.

77%

82%

77%

83%

Raadkamerzaken m.b.t. voorlopige hechtenis

100%

≤ 2 wkn.

100%

100%

99%

99%

Raadkamerzaken niet voorlopige hechtenis

85%

≤ 4 mnd.

83%

85%

72%

78%

Uitwerken strafzaken (EK+MK) i.v.m. hoger beroep, jeugd

100%

≤ 4 wkn.

nog niet meetbaar

 

Uitwerken strafzaken (EK+MK) i.v.m. hoger beroep, niet jeugd

100%

≤ 16 wkn.

nog niet meetbaar

 

– waarvan gedetineerdenzaken

100%

≤ 3 mnd.

nog niet meetbaar

 
             

Civiel – handelszaken hoven

           

Handelszaken dagvaardingen – norm 11

90%

≤ 2 jaar

79%

80%

80%

80%

Handelszaken dagvaardingen – norm 2

70%

≤ 1 jaar

43%

46%

46%

48%

Isolventierekesten

90%

≤ 2 mnd.

49%

51%

31%

57%

Handelsrekesten, niet insolventie

90%

≤ 6 mnd.

53%

56%

52%

49%

             

Civiel – familiezaken hoven

           

Familierekesten

90%

≤ 1 jaar

89%

91%

91%

92%

– waarvan Jeugdbeschermingszaken

90%

≤ 4 mnd.

84%

89%

85%

83%

             

Belastingzaken hoven

           

Belastingzaken – norm 1

90%

≤ 18 mnd.

74%

73%

76%

75%

Belastingzaken – norm 2

70%

≤ 1 jaar

46%

44%

44%

53%

             

Strafzaken hoven

           

Meervoudige Kamer-zaken

85%

≤ 9 mnd.

56%

59%

63%

67%

EK-strafzaken, niet kantonappellen

85%

≤ 6 mnd.

30%

22%

24%

41%

EK-strafzaken, kantonappellen

85%

≤ 6 mnd.

70%

49%

42%

43%

Raadkamer m.b.t. Voorlopige Hechtenis

90%

≤ 2 wkn.

50%

50%

56%

63%

Raadkamer niet m.b.t. Voorlopige Hechtenis

80%

≤ 4 mnd.

34%

36%

46%

50%

Klachten niet vervolgen (12 Sv)

85%

≤ 6 mnd.

53%

46%

34%

35%

Uitwerken (MK) strafzaak i.v.m. cassatie

100%

≤ 6 mnd.

68%

64%

70%

70%

X Noot
1

De norm is aangescherpt van 80% naar 90%

C. JAARREKENING

8. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSTAAT 2014 VAN HET MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE (VI)

(bedragen x € 1.000)
   

(1)

(2)

(3) = (2) – (1)

Artikel

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

TOTAAL

11.807.861

11.807.861

1.353.330

12.372.721

12.624.891

1.444.151

564.860

817.030

90.821

                     
 

Beleidsartikelen

11.352.470

11.352.470

1.352.624

11.899.391

12.156.137

1.420.312

546.921

803.667

67.688

                     

31

Nationale politie

5.155.411

5.155.411

500

5.298.340

5.265.815

1.431

142.929

110.404

931

32

Rechtspleging en rechtsbijstand

1.509.230

1.509.230

313.839

1.489.787

1.488.796

221.419

– 19.443

– 20.434

– 92.420

33

Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

742.753

742.753

1.036.798

788.041

711.046

1.101.777

45.288

– 31.707

64.979

34

Sanctietoepassing

2.271.998

2.271.998

0

2.585.861

2.583.351

80.644

313.863

311.353

80.644

35

Jeugd

738.464

738.464

1.487

346.145

719.712

13.321

– 392.319

– 18.752

11.834

36

Contraterrorisme en Nationaal Veiligheidsbeleid

253.413

253.413

0

248.370

250.529

351

– 5.043

– 2.884

351

37

Vreemdelingen

681.201

681.201

0

1.142.847

1.136.888

1.369

461.646

455.687

1.369

                     
 

Niet-beleidsartikelen

455.391

455.391

706

473.330

468.754

23.839

17.939

13.363

23.133

                     

91

Apparaatsuitgaven kerndepartement

410.369

410.369

706

470.159

465.581

23.765

59.790

55.212

23.059

92

Nominaal en onvoorzien

41.965

41.965

0

0

0

0

– 41.965

– 41.965

0

93

Geheim

3.057

3.057

0

3.171

3.173

74

114

116

74

9. SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT 2014 INZAKE DE BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN VAN HET MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE (VI)

(bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1)

(2)

(3) = (2) – (1)

 
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

Realisatie 2013

Dienst Justitiële Instellingen (DJI)

       

Totale baten

2.149.770

2.412.992

263.222

2.446.757

Totale lasten

2.310.870

2.389.337

78.467

2.528.706

Saldo van baten en lasten

– 161.100

23.655

184.755

– 81.949

         

Totale kapitaalontvangsten

36.300

56.292

19.992

54.319

Totale kapitaaluitgaven

– 55.543

– 81.184

– 25.641

– 48.776

         

Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)

       

Totale baten

341.097

376.039

34.942

370.613

Totale lasten

341.097

375.121

34.024

369.124

Saldo van baten en lasten

0

918

918

1.489

         

Totale kapitaalontvangsten

10.200

14.738

4.538

13.598

Totale kapitaaluitgaven

– 29.568

– 31.575

– 2.007

– 34.285

         

Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB)

       

Totale baten

125.272

113.928

– 11.344

121.990

Totale lasten

125.272

113.065

– 12.207

120.428

Saldo van baten en lasten

0

863

863

1.562

         

Totale kapitaalontvangsten

16.599

11.647

– 4.952

2.147

Totale kapitaaluitgaven

– 25.271

– 18.638

6.633

– 8.899

         

Nederlands Forensisch Instituut (NFI)

       

Totale baten

73.431

75.343

1.912

77.089

Totale lasten

73.431

75.677

2.246

76.842

Saldo van baten en lasten

0

– 334

– 334

247

         

Totale kapitaalontvangsten

4.539

3.266

– 1.273

3.141

Totale kapitaaluitgaven

– 9.213

– 8.484

729

– 9.572

         

Justitiële Uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit, Screening (Dienst Justis)

   

Totale baten

32.286

36.424

4.138

38.655

Totale lasten

32.286

36.435

4.149

32.154

Saldo van baten en lasten

0

– 11

– 11

6.501

         

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

0

Totale kapitaaluitgaven

– 5

– 6.609

– 6.604

– 132

         

Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT (GDI)

       

Totale baten

46.992

n.v.t.

n.v.t.

65.946

Totale lasten

46.992

n.v.t.

n.v.t.

63.005

Saldo van baten en lasten

0

n.v.t.

n.v.t.

2.941

         

Totale kapitaalontvangsten

700

n.v.t.

n.v.t.

3.600

Totale kapitaaluitgaven

– 4.960

n.v.t.

n.v.t.

– 9.944

10. AGENTSCHAPSPARAGRAFEN

10.1 Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)

De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) levert een bijdrage aan de veiligheid van de samenleving door de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen en door de aan onze zorg toevertrouwde personen de kans te bieden een maatschappelijk bestaan op te bouwen.

Tabel 10.1.1 Staat van baten en lasten per 31 december 2014 (x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2014

Verschil

Realisatie 2013

Baten

       

Omzet moederdepartement

2.089.729

2.287.904

198.175

2.326.242

Omzet overige departementen

0

0

0

0

Omzet derden

59.791

87.718

27.927

108.273

Rentebaten

250

303

53

860

Vrijval voorzieningen

0

7.678

7.678

4.446

Bijzondere baten

0

29.389

29.389

6.936

Totaal baten

2.149.770

2.412.992

263.222

2.446.757

   

 

Lasten

       

Apparaatskosten

1.224.694

1.113.585

– 111.109

1.149.013

Personele kosten

1.019.507

1.017.746

– 1.761

1.047.558

– waarvan eigen personeel

980.507

958.829

– 21.678

990.253

– waarvan externe inhuur

39.000

58.917

19.917

57.305

Materiële kosten

205.187

95.839

– 109.348

101.455

– waarvan ICT

100.300

27.379

– 72.921

31.590

– waarvan bijdrage aan SSO's (excl. bijdrage aan RVB voor justitiële inrichtingen)

9.000

27.274

18.274

19.248

Materiële programmakosten

1.021.079

1.039.364

18.285

1.127.897

Rentelasten

2.409

1.716

– 693

2.115

Afschrijvingskosten

47.343

38.072

– 9.271

53.216

– Materieel

42.997

34.772

– 8.225

48.703

– waarvan ICT

6.450

3.284

– 3.166

5.174

– Immaterieel

4.346

3.300

– 1.046

4.513

Overige kosten

15.345

196.600

181.255

196.465

– dotaties aan voorzieningen

15.345

158.154

142.809

129.590

– bijzondere lasten

0

38.446

38.446

66.875

Totaal lasten

2.310.870

2.389.337

78.467

2.528.706

Saldo baten en lasten

– 161.100

23.655

184.755

– 81.949

In bovenstaande tabel wordt een positief saldo van baten en lasten gepresenteerd van € 23,7 mln. In de begroting 2014 werd uitgegaan van een tekort van € 161,1 mln. De uitvoering van het Masterplan DJI heeft tot gevolg dat een aanzienlijk aantal justitiële inrichtingen wordt gesloten. Dit brengt frictiekosten ten aanzien van het vastgoed met zich mee. Deze kosten worden volledig gedragen door VenJ en op de begroting ingepast door middel van een kasschuif. In de ontwerpbegroting 2014 stonden de benodigde middelen gereserveerd op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën. Doordat de benodigde middelen bij het Ministerie van Financiën stonden gereserveerd en niet op de VenJ-begroting, ontstond een negatief saldo van baten en lasten.

Baten

Opbrengst moederdepartement

De bijdrage 2014 van het moederdepartement (omzet) is gedurende het jaar opwaarts bijgesteld, onder andere voor:

  • de afdekking van de frictiekosten in het kader van het Masterplan DJI is € 159 mln. toegevoegd aan de begroting van DJI;

  • hogere vergoeding voor loonkosten aan zorgverleners in de private sector als gevolg van het OVA (overheidsbijdrage in arbeidskostenontwikkeling)-convenant (€ 12,3 mln.);

  • diverse beleidsmatige mutaties voor onder andere zorginkoop ten behoeve van gedragsbeïnvloedende maatregelen, terugkeeractiviteiten gevangeniswezen en onderwijsmiddel als gevolg van het capaciteitsplan JJI’s. In totaal gaat het om € 6,7 mln. aan extra bijdragen;

  • terugontvangen bijdrage van OCW in verband met de neerwaartse ontwikkeling van de justitiële jeugdcapaciteit en daarmee ook de capaciteit van de aan de JJI’s verbonden scholen (€ 7,8 mln.).

Onder opbrengst moederdepartement zijn ook een aantal opbrengsten van activiteiten uitgevoerd voor andere onderdelen van VenJ opgenomen. De begroting van deze bedragen is in 2014 nog onderdeel van de opbrengst derden. Vanaf 2015 worden deze bedragen afzonderlijk begroot.

Opbrengsten derden

De gerealiseerde opbrengsten van derden zijn ten opzichte van de oorspronkelijke begroting € 27,9 mln. hoger uitgekomen. De hogere realisatie is voornamelijk het gevolg van de verlenging van het Verdrag met het Koninkrijk België (€ 39,9 mln.). Daarnaast zijn opbrengsten overgeheveld en verantwoord onder opbrengst overig VenJ.

Rentebaten

Door gebruik te maken van de depositofaciliteit van het Ministerie van Financiën en ontvangen rente op het positieve rekeningcourantsaldo is in 2014 € 0,3 mln. aan rentebaten gerealiseerd.

Vrijval uit voorzieningen

Bij de balanspost voorzieningen is een toelichting opgenomen op de vrijval uit de voorzieningen.

Bijzondere baten

Het saldo van de bijzondere baten betreft € 29,4 mln. terugbetaling door het RVB aan DJI in het kader van het nieuwe huisvestingsstelsel.

Lasten

Apparaatskosten

Tabel 10.1.2 Personele kosten (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2013

Ambtelijk personeel

912.519

938.407

Externe inhuur:

   

– uitzendkrachten

28.556

18.483

– deskundigen/adviseurs (excl. op formatieplaatsen)

30.361

38.822

Overig personeel

20.809

34.521

Reiskosten woon-/standplaats

22.756

23.796

Overige personeelskosten

2.744

– 6.471

Totaal personeelskosten

1.017.746

1.047.558

De gerealiseerde personele kosten 2014 zijn in lijn met de begroting 2014. Er heeft in 2014 wel een verschuiving plaatsgevonden tussen inzet eigen vast personeel en tijdelijk personeel. De daling van het eigen personeel heeft voornamelijk te maken met de effecten van het Masterplan DJI.

Tabel 10.1.3 Materiële apparaatskosten (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2013

Gebruiksvergoedingen RVB

15.362

14.551

Overige huisvestingskosten

3.250

4.696

Onderhoud en exploitatie apparatuur

39.034

42.873

Inbesteding via SSO’s

9.168

7.097

Bureaukosten

6.246

9.160

Reis en verblijfskosten

10.164

12.536

Personeelsgebonden exploitatiekosten

10.413

9.808

Overige exploitatiekosten

2.202

734

Totaal

95.839

101.455

Het verschil in ICT-kosten wordt veroorzaakt door dat in de begroting 2014 abusievelijk het volledige ICT-budget is opgenomen voor zowel ICT-kosten als personele, materiële en huisvestingskosten voor de ICT-organisatie DJI. In de begroting 2016 zal dit – conform Verantwoord Begroten – gecorrigeerd worden en worden alleen de netto ICT-kosten begroot.

Tabel 10.1.4 Materiële programmakosten (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2013

Financiering particuliere inrichtingen

70.934

287.692

Inkoop forensische zorg

536.668

312.322

Afkoop subsidierelaties

13.300

36.981

Subsidievaststellingen voorgaande jaren

0

12.049

Gebruiksvergoedingen RVB

235.776

272.092

Overige huisvestingskosten

65.793

87.816

Kosten justitieel ingeslotenen (rijksinrichtingen)

82.017

85.327

Materiële kosten arbeid justitiabelen

9.823

17.675

Kosten arrestanten op politiebureaus

4.556

4.707

Overige exploitatiekosten

20.497

11.236

Totaal

1.039.364

1.127.897

De financiering van de particuliere inrichtingen is gewijzigd. Vanwege de invoering van de DBBC-systematiek en het loslaten van de budgetparameters vanaf 2016 en verder, is er voor gekozen om de inkoop van forensische zorg in totaliteit te verantwoorden onder die post. Onder financiering particuliere inrichtingen worden nu alleen een aantal subsidies verantwoord van particuliere Tbs-inrichtingen die geen onderdeel uitmaken van de inkoop van forensische zorg. Verder worden ook de exploitatiesubsidies van de particuliere Justitiële Jeugdinrichtingen hier verantwoord.

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op de leningen bij het Ministerie van Financiën. Omdat de afgelopen jaren voor een lager bedrag aan nieuwe leningen is afgesloten dan oorspronkelijk geraamd, zijn de totale rentekosten lager uitgekomen.

Afschrijvingskosten

De gerealiseerde afschrijvingskosten zijn lager uitgevallen dan geraamd. Het verschil bedraagt € 9,3 mln. Dit heeft onder meer te maken met het afstoten van activa bij het sluiten van locaties in het kader van het Masterplan DJI.

Dotatie voorzieningen

De dotaties aan de voorzieningen zijn nader toegelicht bij de betreffende post in de balans.

Bijzondere lasten

Het saldo van de bijzondere lasten bestaat voornamelijk uit reeds in 2014 betaalde afkoop boekwaarde RVB in het kader van het Masterplan DJI.

Tabel 10.1.5 Balans per 31 december 2014 (x € 1.000)
 

Balans 2014

Balans 2013

Activa

   

Immateriële activa

14.916

7.026

Materiële vaste activa

   

– grond en gebouwen

9.474

13.412

– installaties en inventarissen

104.821

99.043

– overige materiële vaste activa

2.829

3.837

Voorraden

3.454

2.661

Debiteuren

33.820

14.810

Nog te ontvangen

143.716

157.063

Liquide middelen

254.477

171.451

Totaal activa

567.507

469.303

     

Passiva

   

Eigen vermogen

   

– exploitatiereserve

– 100.666

– 55.386

– onverdeeld resultaat

23.655

– 81.949

Voorzieningen

175.151

157.965

Leningen bij het Ministerie van Financiën

50.225

61.575

Crediteuren

36.248

54.527

Nog te betalen kosten

382.894

332.571

Totaal passiva

567.507

469.303

Over 2014 is een positief exploitatieresultaat van € 23,7 mln. gerealiseerd. Dit saldo is het resultaat van de consolidatie van de administraties van de onder de DJI ressorterende inrichtingen en diensten.

In het kader van het Masterplan DJI zijn nieuwe afspraken gemaakt omtrent het negatieve eigen vermogen. Dit houdt in dat DJI door het Ministerie van Financiën bij uitzondering toestemming is verleend om voor 2014 af te wijken van de Regeling agentschappen inzake het negatief eigen vermogen, mits dit negatieve eigen vermogen uiterlijk per eerste suppletoire begrotingswet 2015 wordt aangezuiverd conform de Regeling agentschappen. Om deze reden is in de vergelijkende cijfers 2013 de vordering op het moederdepartement, die betrekking had op de verliezen van voorgaande jaren, niet meer opgenomen. Tevens is deze post als rechtstreekse vermogensmutatie in de exploitatiereserve opgenomen.

Ultimo 2012 bedroeg het eigen vermogen DJI € 76 mln. negatief. In 2013 verslechterde het eigen vermogen naar € 120 mln. negatief. Binnen DJI zijn maatregelen getroffen om deze negatieve ontwikkeling te keren. Dit heeft ultimo 2014 geresulteerd in een verbetering van het eigen vermogen tot € 77 mln. negatief.

Nadere specificatie balansposten

Hieronder worden enkele balansposten nader gespecificeerd.

Activa

Tabel 10.1.6 Uitsplitsing post debiteuren (x € 1.000)
 

Balans 2014

Balans 2013

Debiteuren moederdepartement

663

1.574

Debiteuren agentschappen binnen Ministerie VenJ

2.356

727

Debiteuren andere ministeries

1.718

1.054

Debiteuren agentschappen andere ministeries

257

81

Debiteuren derden (buiten het Rijk)

29.336

12.022

Debiteuren

34.330

15.458

– /– Voorziening dubieuze debiteuren

– 510

– 648

Totaal

33.820

14.810

Tabel 10.1.7 Uitsplitsing post nog te ontvangen (x € 1.000)
 

Balans 2014

Balans 2013

Nog te ontvangen van moederdepartement

48.960

62.122

Nog te ontvangen van agentschappen binnen Ministerie VenJ

6.430

1.892

Nog te ontvangen van andere ministeries

3.392

3.386

Nog te ontvangen van agentschappen andere ministeries

4.844

22.303

Nog te ontvangen van derden (buiten het Rijk)

80.090

67.360

Totaal

143.716

157.063

Tabel 10.1.8 Uitsplitsing liquide middelen (x € 1.000)
 

Balans 2014

Balans 2013

Rekening courant Rijkshoofdboekhouding

253.297

169.701

Kas

1.180

1.750

Totaal

254.477

171.451

Passiva

Tabel 10.1.9 Uitsplitsing post crediteuren (x € 1.000)
 

Balans 2014

Balans 2013

Crediteuren moederdepartement

201

330

Crediteuren agentschappen binnen Ministerie VenJ

11

242

Crediteuren andere ministeries

1.743

564

Crediteuren agentschappen andere ministeries

432

225

Crediteuren derden (buiten het Rijk)

25.222

43.994

Betalingen onderweg

8.639

9.172

Totaal

36.248

54.527

Tabel 10.1.10 Uitsplitsing nog te betalen (x € 1.000)
 

Balans 2014

Balans 2013

Vooruitontvangen

1.159

3.243

Vakantiegeld

27.391

28.374

Eindejaarsuitkering

3.681

3.797

Niet opgenomen vakantiedagen

17.129

16.579

Terug te betalen bijdrage moederdepartement

7.510

16.867

Nog te betalen facturen / declaraties

326.024

262.236

Vooruitontvangen bijdragen

0

1.475

Nog te betalen kosten

382.894

332.571

     

Specificatie

   

Nog te betalen aan moederdepartement

7.510

18.342

Nog te betalen aan agentschappen binnen Ministerie VenJ

0

0

Nog te betalen aan andere ministeries

349

700

Nog te betalen aan agentschappen andere ministeries

10.464

33.433

Nog te betalen aan derden (buiten het Rijk)

364.571

280.096

Totaal

382.894

332.571

Tabel 10.1.11 Overzicht voorzieningen (x € 1.000)
 

Stand per

Vrijval

Dotatie

Onttrekking

Stand per

 

1-1-2014

in 2014

in 2014

in 2014

31-12-2014

Voorziening FLO

3.148

– 115

 

– 3.033

0

Voorziening SBF

40.283

– 1.467

24.417

– 27.846

35.387

Voorziening wachtgelden

492

– 22

 

– 176

294

Reorganisatievoorziening

10.957

– 1.668

1.287

– 6.300

4.276

Voorziening Van Werk Naar Werk

   

16.884

 

16.884

Voorziening afkoop boekwaarde gebouwen

99.732

– 4.406

93.543

– 95.326

93.543

Voorziening verzelfstandiging Mesdagkliniek

3.353

 

18

– 609

2.762

Voorziening verlieslatende contracten

   

22.005

 

22.005

Totaal

157.965

– 7.678

158.154

– 133.290

175.151

Voorziening Substantieel Bezwarende Functies (SBF)

Met ingang van 1 januari 2010 is de FLO-regeling opgevolgd door de regeling omtrent Substantieel Bezwarende Functies. De duur van deze verlofregeling verschilt per persoon. Op basis van de instroom en de looptijd per persoon is een voorziening gevormd. Omdat ook deze regeling als «onzuiver» is aangemerkt geldt hier eveneens de fiscale heffing van 26% per 2010 en de verhoging tot 52% per 2011 ter ontmoediging van het vervroegd uittreden. De dotatie in 2014 van € 23,8 mln. is gebaseerd op de medewerkers die tot en met december 2014 van de regeling gebruik gemaakt hebben. De onttrekking van € 27,8 mln. betreft de in 2014 betaalde uitkeringen. In 2014 is een bedrag van € 1,46 mln. vrijgevallen als gevolg van actualisering van de voorziening. Deze regeling is met ingang van 1 oktober 2014 beëindigd. Instroom na 1 oktober 2014 in deze regeling kan in beginsel alleen nog plaatsvinden op basis van eerder gemaakte afspraken. Met ingang van 1 oktober 2014 is er een nieuwe SBF-regeling van kracht. Deze regeling wordt uitgevoerd door Loyalis. Van de nieuwe SBF-regeling is in het laatste kwartaal van 2014 door zes medewerkers gebruik gemaakt. De dotatie in 2014 bedraagt € 0,6 mln. De onttrekking in 2014 bedraagt € 31.000.

Aan alle deelnames liggen besluiten ten grondslag. Voor deze zes medewerkers is thans een voorziening opgenomen op basis van de door Loyalis verstrekte informatie. De grondslag voor het vormen van de voorziening betreft het in rekening gebrachte maandbedrag door Loyalis vermenigvuldigd met de duur van de looptijd.

Voorziening Van Werk Naar Werk

In het kader van het Masterplan vindt een reorganisatie plaats, waarbij medewerkers komen te vallen onder de rijksbrede VWNW-regeling. Voor de medewerkers die eind 2014 in de vrijwillige fase zijn ondergebracht is een voorziening getroffen van € 16,9 mln. Voor de verplichte fase is nog geen voorziening opgenomen omdat nagenoeg alle verplichte kandidaten elders binnen DJI gedetacheerd zijn.

Voorziening afkoop boekwaarde gebouwen

DJI heeft ten aanzien van een aantal van de RVB gehuurde panden de beslissing genomen deze af te stoten. Aan deze beslissingen zijn veelal kosten verbonden, zoals nog resterende huren, kosten wederoplevering en eventuele sloopkosten. In 2014 is aan de RVB een aantal bedragen betaald in het kader van het Masterplan DJI, hetgeen heeft geleid tot een onttrekking aan de voorziening van € 95 mln. Voorts zijn er in het kader van de verdere uitvoering van het Masterplan DJI voorzieningen van € 93,5 mln. getroffen voor het sluiten van locaties van na 2014. Daarnaast is voor diverse locaties een totaalbedrag van € 4,4 mln. vrijgevallen als gevolg van herberekening van de afkoopbedragen door de RVB.

Voorziening verlieslatende contracten

In het kader van het afkopen van de subsidierelatie met Amsterbaken dient ook de garantstelling voor de door hen aangegane lening bij het Ministerie van Financiën eind 2015 afgekocht te worden. Deze garantstelling bedraagt per die datum € 21,3 mln. Dit bedrag is eind 2014 als voorziening opgenomen. In het kader van het Masterplan is besloten de beveiliging bij DJI uitsluitend met eigen werknemers uit te voeren. Daarom is het contract met G4S in 2014 beëindigd. In dit kader is een afkoopsom voorzien van € 0,8 mln.

Tabel 10.1.12 Kasstroomoverzicht per 31 december 2014 (x € 1.000)
   

(1)

(2)

(3) = (2)-(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

1

Rekening courant RHB 1 januari 2014 + stand depositorekeningen

113.479

169.701

56.222

         

2

Totaal operationele kasstroom

25.000

108.488

83.488

         

3a

Totaal investeringen

– 36.300

– 69.834

– 33.534

3b

Totaal boekwaarden desinvesteringen

0

19.623

19.623

3

Totaal investeringskasstroom

– 36.300

– 50.211

– 13.911

         

4a

Eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

4b

Eenmalige storting door moederdepartement

0

36.669

36.669

4c

Aflossing op leningen

– 19.243

– 11.350

7.893

4d

Beroep op leenfaciliteit

36.300

0

– 36.300

4

Totaal financieringskasstroom

17.057

25.319

8.262

         

5

Rekening courant RHB 31-12-2014 + stand depositorekeningen

119.236

253.297

134.061

Toelichting op kasstroomoverzicht (x € 1.000)

Saldo baten en lasten

23.655

+

Afschrijvingen

41.489

+/-

Mutaties voorzieningen

17.185

+/-

Mutaties werkkapitaal

26.159

 

Operationele kasstroom

108.488

De mutatie in het werkkapitaal is voornamelijk het gevolg van de toename van de overige kortlopende schulden met € 50,3 mln. en het gewijzigde saldo van crediteuren en debiteuren. Omdat nog steeds een hoog bedrag aan langlopende voorzieningen beschikbaar is voor de financiering van vaste activa, is geen beroep op de leenfaciliteit gedaan. De bijdrage van het moederdepartement (OPF 2013 en eindejaarsmarge 2013), om de financiële positie van DJI te verbeteren, is rechtstreeks aan het eigen vermogen van DJI toegevoegd en is derhalve uit de bijdrage van het moederdepartement gelaten.

In 2014 zijn door DJI investeringen gedaan in grond en gebouwen, installaties en inventaris en overig activa waaronder ICT-middelen. Immaterieel betreft alleen ICT-gerelateerde licenties

Tabel 10.1.13 Algemene doelmatigheidsindicatoren
 

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2011

2012

2013

2014

2014

 

DJI-totaal:

           

Fte-totaal

16.285

16.140

15.943

15.250

15.500

– 250

Saldo van baten en lasten in %

– 2,4%

– 1,5%

– 3,3%

1,0%

– 7,5%

8,5%

             

Productiviteitsindicatoren

           

1. gemiddeld aantal tbs-passanten

22

25

25

20

20

0

2a. gemiddeld aantal personen in PP’s

(equivalentplaatsen)

407

401

450

481

625

– 144

2b. verhouding equivalentplaatsen /

gemiddelde bezetting

3,9

3,9

4,7

5,4

4,4

1,0

Doelmatigheid per doelstelling

In onderstaande tabellen worden doelmatigheidsgegevens gepresenteerd. De verschillen bij de omzet (PxQ) kunnen zowel het gevolg zijn van volumeverschillen als van prijsverschillen ten opzichte van de oorspronkelijke begroting.

Tabel 10.1.14 Gevangeniswezen regulier
 

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Intramurale capaciteit verdeeld naar:

12.167

12.152

12.166

11.920

11.586

11.484

102

Operationele strafrechtelijke sanctiecapaciteit

11.657

11.519

11.430

11.258

11.191

11.094

97

Reservecapaciteit

350

479

583

516

260

256

4

In bewaringgestelden op politiebureaus

64

58

57

50

39

20

19

VN-cellen / ISH

96

96

96

96

96

114

– 18

               

Bezettingsgraad direct inzetbare capaciteit (%)

90,9

91,1

89,6

84,7

78,6

91,3

– 12,7

               

Gemiddelde prijs per dag operationele capaciteit (x € 1,–)

229

232

259

262

253

244

9

Gemiddelde prijs per dag reserve capaciteit (x € 1,–)

133

121

113

95

65

66

– 1

Omzet operationele en res.capaciteit (p*q x € 1 mln.)

1.004,7

1.010,3

1.110,0

1.108,4

1.051,2

1.005,8

45,5

               

Extramurale capaciteit verdeeld naar:

517

407

401

450

481

625

– 144

(Bijzonder) pen. programma’s met of zonder elektr. toezicht

450

407

401

450

481

0

481

Elektronische Detentie

67

0

0

0

0

625

– 625

               

Gemiddelde prijs per dag per plaats (x € 1,–)

51

34

47

57

83

65

18

Omzet extramurale sanctiecapaciteit (p*q x € 1 mln.)

9,6

5,1

6,9

9,4

14,6

14,8

– 0,3

Toelichting Gevangeniswezen

Naar aanleiding van de capaciteitseffecten (PMJ 2015) is in de begroting 2015 een capaciteitsdaling op de extramurale capaciteit opgenomen in 2014. Hiertoe is conform afspraak de begroting 2014 van DJI niet op voorhand aangepast, maar wordt DJI afgerekend volgens de geldende spelregels omtrent de outputfinanciering. De huidige lage bezettingsgraad bij de intramurale cellen loopt ook mee in deze afrekening.

Het prijsverschil van de extramurale capaciteit houdt met name verband met de lagere bezetting en hogere DJI-brede overheadkosten.

Tabel 10.1.15 Forensische zorg
 

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Capaciteit FPC’s / forensische zorg verdeeld naar:

2.156

2.067

2.077

1.858

1.782

1.730

52

Rijks-tbs-klinieken

427

427

392

373

366

362

4

Particuliere tbs-klinieken

1.456

1.379

1.376

1.286

1.416

1.368

48

Tbs-contractplaatsen in GGZ- en GHZ-instellingen

273

256

208

199

   

0

Reservecapaciteit

 

5

101

0

0

0

0

               

Bezettingsgraad justitiële tbs-klinieken (%)

91,9

92,0

90,0

92,0

89,6

91,3

– 1,7

               

Gemiddelde prijs per dag operationele capaciteit (x € 1,–)

480

479

496

494

508

527

– 19

Gemiddelde prijs per dag reserve capaciteit (x € 1,–)

 

221

173

201

0

0

0

Omzet operationele en res.capaciteit (p*q x € 1 mln.)

377,6

360,6

364,1

335,0

330,4

332,8

– 2,4

               

Forensische zorgplaatsen in het GW (PPC’s)

             

Gemiddeld aantal plaatsen

700

700

692

680

620

620

0

Gemiddelde prijs per dag (x € 1,–)

367

360

399

398

403

389

14

Omzet (p*q x € 1 mln.)

93,8

92,1

100,8

98,7

91,2

88,0

3,1

               

Intramurale cap. for. zorg in GGZ/GHZ verdeeld naar:

1.244

1.369

1.546

1.628

1.916

1.835

81

Inkoop forensische zorg in het strafrechtelijk kader

1.052

1.172

1.337

1.418

1.707

1.625

82

Inkoop forensische zorg voor gedetineerden

192

197

209

210

209

210

– 1

               

Gemiddelde prijs per dag (x € 1,–)

285

294

329

360

355

344

11

Omzet intramurale capaciteit (p*q x € 1 mln.)

129,4

146,7

185,7

213,8

248,3

230,4

17,9

Omzet ambulante zorg (p*q x € 1 mln.)

52,5

56,6

61,3

68,0

55,0

13,0

Toelichting forensische zorg

In het kader van het Masterplan DJI worden twee FPC’s gesloten en vindt herbestemming van één FPC plaats. In 2014 zijn bij deze FPC’s geen nieuwe patiënten geplaatst. Bovendien zijn patiënten overgeplaatst naar de overige FPC’s. Om dit te kunnen opvangen is bij de overige FPC’s extra capaciteit gecontracteerd. Hierom is de gefinancierde capaciteit bijgesteld met 52 plaatsen.

Bij de te sluiten/te herbestemmen FPC’s was de gemiddelde bezetting in 2014 reeds relatief laag. Dit werkt door in de gemiddelde bezettingsgraad van de totale tbs-capaciteit waardoor deze lager is uitgekomen. Bij de niet bezette plaatsen wordt alleen de vaste bedprijs gefinancierd. Omdat in 2014 relatief veel plaatsen niet bezet waren, heeft dit de gerealiseerde dagprijs gedrukt.

In 2014 was er sprake van hoge druk op de capaciteit van de overige forensische zorg. Gedurende het jaar is de gefinancierde capaciteit opwaarts bijgesteld in verband met autonome groei en in het kader van de aangenomen motie Van der Staaij over extra middelen voor de inkoop van forensische zorg.100 De gemiddelde bezetting van de intramurale capaciteit is uitgekomen op 101,5% van de bijgestelde gefinancierde capaciteit. De hogere prijs van de intramurale forensische zorgplaatsen is voornamelijk het gevolg van indexatie van de tarieven.

Tabel 10.1.16 Vreemdelingenbewaring
 

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Capaciteit vr.bew. en uitzetcentra verdeeld naar:

2.781

2.781

2.776

2.476

1.762

1.762

0

Vrijheidsbeneming (art. 6 Vw)

195

108

166

168

98

50

48

Vreemdelingenbewaring en uitzetcentra

2.054

1.842

1.584

1.522

1.424

1.472

– 48

In bewaring gestelden op politiebureaus

2

1

1

1

0

0

0

Reservecapaciteit

130

130

325

390

240

240

0

In stand te houden capaciteit korte termijn

400

330

330

330

0

0

0

In stand te houden capaciteit lange termijn

0

370

370

65

0

0

0

               

Bezettingsgraad (%) capaciteit vreemdelingenbewaring

70,9

71,8

59,0

38,4

30,1

91,3

– 61,2

               

Gemiddelde prijs per dag operationele cap. (x € 1,–)

193

195

196

158

168

191

– 23

Gemiddelde prijs per dag reserve capaciteit (x € 1,–)

134

75

125

93

77

122

– 45

Gem. prijs per dag in stand te houden cap. kort (x € 1,–)

79

38

78

53

0

0

0

Gem. prijs per dag in stand te houden cap. lang (x € 1,–)

23

5

31

13

0

0

0

               

Omzet (p*q x € 1 mln.)

171,0

147,3

153,7

117,5

100,1

116,7

– 16,6

Toelichting Vreemdelingenbewaring

De lagere realisatie van de gemiddelde prijs is voornamelijk het gevolg van het concentreren van leegstand.

Tabel 10.1.17 Justitiële jeugdinrichtingen
 

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

 

Operationele capaciteit JJI verdeeld naar:

1.331

1.351

1.202

1.164

777

777

0

Rijks jeugdinrichtingen

688

454

358

358

319

319

0

Particuliere jeugdinrichtingen

630

384

442

442

331

331

0

Inkoopplaatsen (niet justitieel)

       

0

0

 

Reservecapaciteit

 

150

150

150

127

127

0

In stand te houden capaciteit

13

363

252

214

36

36

0

               

Bezettingsgraad operationele capaciteit (%)

52,8

72,3

72,8

64,0

72,1

90,0

– 17,9

               

Gemiddelde prijs per dag operationele cap. (x € 1,–)

510

543

552

547

608

600

8

Gemiddelde prijs per dag reserve capaciteit (x € 1,–)

153

143

132

124

132

135

– 3

Gemiddelde prijs per dag aan te houden capaciteit (x € 1,–)

 

92

132

124

132

135

– 3

               

Omzet operationele en res.capaciteit (p*q x € 1 mln.)

246,1

186,2

180,6

176,2

152,1

150,4

1,7

10.2 Immigratie- en naturalisatiedienst (IND)

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is dé toelatingsorganisatie van Nederland die als uitvoeringsorganisatie het immigratie- en asielbeleid effectief en efficiënt uitvoert in samenwerking met de partners in de keten. Dit houdt in dat de IND de aanvragen beoordeelt van vreemdelingen die in Nederland willen verblijven of Nederlander willen worden.

Tabel 10.2.1 Staat van baten en lasten per 31 december 2014 (x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

Realisatie 2013

Baten

       

Omzet moederdepartement

290.598

322.125

31.527

315.432

Omzet overige departementen

0

0

0

0

Omzet derden

50.499

53.447

2.948

55.120

Rentebaten

0

17

17

21

Vrijval voorzieningen

0

450

450

40

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

341.097

376.039

34.942

370.613

Lasten

       

Apparaatskosten

270.416

309.437

39.021

307.434

Personele kosten

201.589

239.685

38.096

235.041

– waarvan eigen personeel

168.589

194.439

25.850

193.098

– waarvan externe inhuur

33.000

38.641

5.641

36.946

Materiële kosten

68.827

69.752

925

72.393

– waarvan apparaat ICT

1.000

1.119

119

1.346

– waarvan bijdrage aan SSO’s

31.000

31.669

669

29.942

Programmakosten

48.500

46.851

– 1.649

44.675

Afschrijvingskosten

20.714

16.520

– 4.194

16.012

– Materieel

9.714

5.286

– 4.428

6.108

– waarvan apparaat ICT

300

2.926

2.626

300

– Immaterieel

11.000

11.234

234

9.904

Overige lasten

1.467

2.313

846

1.003

– dotaties voorzieningen

0

1.753

1.753

143

– bijzondere lasten

0

0

0

0

– rentelasten

1.467

560

– 907

860

Totaal lasten

341.097

375.121

34.024

369.124

Saldo van baten en lasten

0

918

918

1.489

Baten

Omzet moederdepartement

Uitgangspunt voor het berekenen van de totaal gerealiseerde baten zijn de vastgestelde bekostigingsafspraken en de IND-kostprijzen 2014. Daarnaast is de IND nog separaat gefinancierd. Dit is vastgesteld in afspraken vermeld in de opdrachtbrieven van 2014. In 2014 is een omzet moederdepartement gerealiseerd van € 322 mln.

De omzet moederdepartement kan als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 10.2.2 Specificatie omzet (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2013

Omzet (p*q) Asiel

105.469

79.523

Omzet (p*q) Naturalisatie

8.995

8.715

Omzet (p*q) Procesvertegenwoordiging

3.024

20.456

Omzet (p*q) Regulier

83.340

82.049

Indirecte omzet (lumpsum)

153.179

152.269

Overige omzet

15.585

20.586

Subtotaal

369.592

363.598

– /– Ontvangen leges

47.467

48.166

Totaal

322.125

315.432

De omzet van Asiel is met ongeveer € 26 mln. toegenomen en is te verklaren door de verhoogde instroom en de daaraan gerelateerde afhandeling op beslis AA en VA (€ 18 mln.) en een verschuiving van de omzet in het kader van hogerberoepzaken (€ 8 mln.).

Het verschil van € 17 mln. inzake de omzet van Procesvertegenwoordiging wordt veroorzaakt door een verschuiving van de omzet inzake hogerberoepzaken naar onderdelen binnen omzet Asiel en omzet Regulier.

Omzet derden

In de omzet derden worden onder andere de leges voor het aanvragen van vergunningen, de bijdrage uit internationale projecten en doorbelastingen voor huisvesting verantwoord. De omzet derden tot en met december 2014 bedraagt € 53,4 mln.

Dit bedrag is als volgt opgebouwd:

Tabel 10.2.2 (Leges)opbrengsten (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2013

Leges met betrekking tot aanvragen om toelating Regulier

34.741

36.977

Leges met betrekking tot aanvragen om naturalisatie

11.578

10.800

Leges met betrekking tot verlening Asiel

1.148

389

Overige opbrengsten

5.980

6.954

Totaal

53.447

55.120

De realisatie op de (leges)opbrengsten is € 1,7 mln. lager dan de realisatie van 2013.

Regulier

De daling van de leges Regulier ten opzichte van 2013 wordt veroorzaakt doordat in 2014 de leges voor aanvragen van minderjarige kinderen van Turkse onderdanen en EU-onderdanen zijn verlaagd naar € 28 (tarieven waren € 61 en € 53). Voor de overige groep minderjarigen zijn de leges verlaagd naar € 53 (de tarieven voor deze groep lagen tussen de € 61 en € 1.250).

Naturalisatie

In 2014 zijn de opbrengsten inzake naturalisatieleges € 0,8 mln. hoger dan in 2013. Het verschil wordt grotendeels veroorzaakt doordat er in 2013 een correctie op de werkelijke omzet van 2012 voor wat betreft naturalisatieleges buitenland is verwerkt voor een bedrag ter grootte van ruim € 0,7 mln.

Asiel

Met de invoering van MoMi worden er leges geheven op de vergunning Asiel onbepaalde tijd (VVA ONBEP). De legesopbrengsten met betrekking tot Asiel zijn in 2014 hoger dan in 2013. Dit wordt veroorzaakt door de latere inwerkingtreding van MoMi in 2013 (1 juni in plaats van 1 januari).

Overige opbrengsten

De post overige opbrengsten bevat onder andere doorbelastingen op het gebied van huisvesting en resultaten uit (internationale) projecten. Ten opzichte van 2013 laten deze opbrengsten een daling zien van bijna € 1 mln. Deze daling wordt voor het grootste deel veroorzaakt door minder opbrengsten in het kader van Frontex (€ 0,7 mln.).

Rentebaten

Rentebaten hangen samen met het gebruik maken van de depositofaciliteit van het Ministerie van Financiën. In 2014 heeft de IND geen gebruik gemaakt van deze depositofaciliteit. Over het saldo van de rekening-courant bij het Ministerie van Financiën heeft de IND over 2014 rentebaten van ongeveer € 0,02 mln. ontvangen.

Vrijval uit voorzieningen

In 2014 heeft er een vrijval plaatsgevonden op de post dubieuze debiteuren en van de voorziening FPU-plus, ter grootte van € 0,5 mln.

Bijzondere baten

In het jaar 2014 zijn er geen bijzondere baten geweest.

Lasten

Apparaatskosten

Apparaatskosten zijn verdeeld in twee subcategorieën:

  • Personele kosten; en

  • Materiële kosten.

Personele kosten

Het gemiddelde aantal fte’s ambtelijk personeel over 2014 bedraagt 2.984. De bijbehorende gemiddelde loonsom per fte bedraagt € 65.160. De kosten voor eigen personeel zijn hoger dan begroot. De stijging van de personele kosten ten opzichte van 2014 wordt verklaard door een stijging van de externe inhuur. De stijging van externe inhuur heeft voornamelijk betrekking op de inhuur van uitzendkrachten. De uitzendkrachten zijn ingezet in het primaire proces ter ondersteuning van de toenemende werkzaamheden als gevolg van de verhoogde asielinstroom in 2014. Tevens zijn de overige personeelskosten gestegen. Deze stijging ligt voor het grootste deel in het feit dat in 2013 een bedrag van € 0,8 mln. inzake AOF-premie (teruggave van de Belastingdienst) als meevaller is ingeboekt. Daarnaast is in 2014 een bedrag van ruim € 0,3 mln. aan kosten voor verlofuren ingeboekt.

Tabel 10.2.3 Specificatie personele kosten (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2013

Ambtelijk personeel

194.439

193.098

Externe inhuur

38.641

36.946

Overige personeelskosten

6.605

4.997

Totaal

239.685

235.041

Tabel 10.2.4 Gerealiseerde fte’s
 

Realisatie 2014

Realisatie 2013

Ambtelijk personeel (x 1 fte)

2.984

3.008

Gemiddelde kosten per fte (x € 1,–)

(incl. toelagen en vergoedingen)

65.160

64.195

Het aantal ambtelijk personeel is ten opzichte van 2013 gemiddeld met circa 24 fte afgenomen.

Materiële kosten

De materiële kosten zijn hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt doordat in de begroting de vooruit gefinancierde projecten niet zijn opgenomen. De kosten die samenhangen met de uitvoering van de projecten worden evenwel over meerdere jaren gerealiseerd. Dit betreft de projecten IND bij de Tijd en de archiefbewerking door Doc-Direct.

Tabel 10.2.5 Specificatie materiële kosten (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2013

Huisvesting

45.574

47.337

In- en uitbesteding

16.748

13.299

Overige exploitatiekosten

7.430

11.757

Totaal

69.752

72.393

De vergelijkende cijfers laten een stijging zien van de kosten voor in- en uitbesteding. Verklaring voor deze stijging is de extra instroom in 2014. Deze verhoogde asielinstroom heeft invloed gehad op de kosten van in-en uitbesteding voor medisch advies.

In onderstaande tabel is een indeling van de materiële kosten gemaakt naar kosten apparaat ICT, bijdrage aan SSO’s en overige materiële kosten.

Tabel 10.2.6 Indeling materiele kosten (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2013

Waarvan apparaat ICT

1.119

1.346

Waarvan bijdrage aan SSO’s

31.669

29.942

Overige exploitatiekosten

36.964

41.105

Totaal

69.752

72.393

Programmakosten

De programmakosten hebben een directe relatie met de uitvoering van de taken van de IND. Dit betreft onder andere tolkkosten, proceskosten, verzorging, laboratoriumonderzoek en documenten. Ook de kosten van automatisering voor het primair proces vallen onder programmakosten.

Tabel 10.2.7 Specificatie programmakosten (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2013

Automatisering

21.936

23.913

Tolkkosten

12.398

7.417

Proceskosten

4.728

6.218

Overige kosten

7.789

7.127

Totaal

46.851

44.675

De stijging van de tolkkosten wordt veroorzaak door de verhoogde instroom die zich in 2014 heeft voorgedaan.

Afschrijvingskosten

Tabel 10.2.8 Specificatie afschrijvingskosten (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2013

Immateriële vaste activa

11.234

9.904

Materiële vaste activa

5.286

6.108

Totaal

16.520

16.012

De afschrijvingskosten hebben betrekking op de afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa. In 2014 is € 11,2 mln. afgeschreven op immateriële activa (INDiGO) en is voor € 5,3 mln. afgeschreven op de materiële vaste activa.

Ten opzichte van de begroting 2014 is op materiële vaste activa € 4 mln. minder afgeschreven. Dit wordt verklaard doordat de IND minder heeft geïnvesteerd in gebouwgerelateerde huisvesting en in de aanschaf van hardware dan begroot.

Overige lasten

Tabel 10.2.9 Specificatie overige lasten (x € 1.000)
 

Realisatie 2014

Realisatie 2013

Dotaties aan voorzieningen

1.753

143

Rentelasten

560

860

Bijzondere lasten

0

0

Totaal

2.313

1.003

Dotaties voorzieningen

In 2014 is een bedrag van € 1,2 mln. gedoteerd aan de reorganisatievoorziening die betrekking heeft op de nieuwe inrichting van de IND conform het goedgekeurd O&F-rapport. De uitvoering van het reorganisatieplan is aan de betrokken medewerkers bekend gemaakt en gestart. De voorziening is gevormd op basis van de rijksbrede VWNW-voorzieningen. Tevens is er een dotatie van € 0,5 mln. aan voorziening voor oninbaarheid toegevoegd, omdat niet waarschijnlijk is dat betreffende vorderingen daadwerkelijk zullen worden geïncasseerd.

Rentelasten

De rentelasten van € 0,6 mln. betreffen de betaalde rente over de uitstaande leningen bij het Ministerie van Financiën. Deze kosten zijn lager door enerzijds minder investeringen in het verleden en anderzijds door een lager rentepercentage dan begroot.

Bijzondere lasten

In 2014 zijn geen bijzondere lasten geboekt.

Saldo van baten en lasten

Het jaar 2014 is afgesloten met een positief resultaat van € 0,9 mln.

Tabel 10.2.10 Balans per 31 december 2014 (x € 1.000)
 

Balans 2014

Balans 2013

Activa

 

Immateriële vaste activa

51.181

53.084

Materiële vaste activa

12.217

12.047

– grond en gebouwen

2.874

2.737

– installaties en inventarissen

3.467

2.410

– overige materiële vaste activa

5.876

6.900

Voorraden

693

1.185

Debiteuren

2.445

4.816

Nog te ontvangen

8.342

10.591

Liquide middelen

50.473

27.393

Totaal activa

125.351

109.116

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

4.453

3.535

– exploitatiereserve

3.535

2.046

– onverdeeld resultaat

918

1.489

Voorzieningen

2.625

2.800

Leningen bij het Ministerie van Financiën

43.598

45.648

Crediteuren

1.211

249

Nog te betalen

73.464

56.884

Totaal passiva

125.351

109.116

Stelselwijziging

Op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving zijn de nog resterende verlofuren een verplichting die moet worden opgenomen als kortlopende schuld in de jaarrekening van agentschappen. In de jaarrekening 2013 had de IND geen kortlopende schuld opgenomen aangezien de ambtelijke leiding van het Ministerie van Veiligheid en Justitie zich in het verleden op het standpunt heeft gesteld dat het vormen en bijhouden van deze schuld niet doelmatig was. De IND heeft de vergelijkende cijfers over het voorafgaande boekjaar aangepast en het effect van de stelselwijziging van € 4,5 mln. verwerkt als rechtstreekse vermogensmutatie in het eigen vermogen.

Immateriële vaste activa

De opgenomen immateriële vaste activa hebben betrekking op de ontwikkelkosten van het systeem INDiGO en de ontwikkelkosten voor het nieuwe datawarehouse (DWH) bij de IND. In afwijking van BW 2, titel 9 worden bij activering van immateriële vaste activa geen wettelijke reserve onder het eigen vermogen opgenomen (artikel 27 lid 2 d van de Regeling agentschappen).

Sinds 2013 is INDiGO het primaire systeem van de IND. In een aantal releases, is de kwaliteit en functionaliteit van INDiGO verder uitgebreid en geoptimaliseerd; deze uitbreidingen betroffen onder andere aanpassingen ten behoeve van de uitvoering Masterplan Informatievoorziening Kleine Keten. Daarnaast zijn er verschillende wijzigingen doorgevoerd die benodigd zijn voor nieuwe wetgeving.

Verder is in 2013 gestart met de ontwikkeling van het nieuwe DWH van de IND. De functionaliteit van dit DWH, zal naast de functionaliteit die het huidige DWH biedt, ook de functionaliteit bieden om op eenvoudige wijze ad hoc informatie aan te bieden.

Debiteuren

De post debiteuren bestaat onder andere uit € 0,3 mln. uit vorderingen op het moederdepartement en voor € 0,4 mln. uit vorderingen op overige ministeries en agentschappen. De vorderingen hebben betrekking op leges naturalisatie, doorbelaste loonkosten van gedetacheerd personeel en de incassotape van de leges op het gebied van aanvragen voor toegang en verblijf die per balansdatum nog niet was verwerkt. Daarnaast wordt het saldo gevormd door openstaande posten met betrekking tot verstuurde acceptgiro’s door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) voor aangevraagde verblijfsvergunningen.

Nog te ontvangen/vooruitbetaald

De post nog te ontvangen bestaat onder andere voor € 0,5 mln. uit vorderingen op het moederdepartement en voor € 0,9 mln. uit vorderingen op overige ministeries en agentschappen. Deze balanspost betreft onder andere vooruitbetaalde huren en verstrekte voorschotten aan medewerkers van de IND die in het buitenland zijn gestationeerd (permanent), voor medewerkers die op buitenlandse dienstreis zijn geweest (incidenteel) en de vooruitbetaalde btw-compensatie. De post nog te ontvangen bedragen bestaat onder meer uit nog te factureren posten aan derden voor uitgevoerde diensten.

Liquide middelen

De liquide middelen bestaan voornamelijk uit de rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën.

Voorzieningen

Per ultimo 2014 bestaat het bedrag van de voorziening uit de gevormde reorganisatievoorziening en de kosten als gevolg van de sluiting van AC Schiphol eind 2012. De huur van het pand loopt nog door tot en met 2015.

Tabel 10.2.11 Voorzieningen 2014 (x € 1.000)

Omschrijving

Stand per 01-01-2014

Vrijval in 2014

Dotatie in 2014

Onttrekking in 2014

Stand per 31-12-2014

Reorganisatievoorziening VWNW

0

0

1.243

0

1.243

AC Schiphol

2.782

0

0

1.400

1.382

Voorziening FPU-plus

18

18

0

0

0

Totaal

2.800

18

1.243

1.400

2.625

Crediteuren

De post crediteuren bestaat onder andere voor € 0,3 mln. uit schulden op overige ministeries en agentschappen en betreft verplichtingen aan leveranciers, die door middel van een factuur in rekening zijn gebracht en betalingen onderweg die op 31 december 2014 nog niet van de bank waren afgeschreven.

Nog te betalen

De post nog te betalen bestaat onder andere voor € 15 mln. uit nog te betalen aan het moederdepartement, voor € 27,5 mln. aan overige ministeries en agentschappen en voor € 36 mln. aan derden. Dit zijn betalingen die betrekking hebben op nog te betalen facturen, vakantiegeld, eindejaarsuitkering en vooruit ontvangen projectbijdragen.

De totale post «Nog te betalen» bedraagt per balansdatum € 73,5 mln. Deze post is als volgt opgebouwd.

Tabel 10.2.12 Opbouw « nog te betalen» (x € 1.000)
 

31-12-2014

31-12-2013 (na stelselwijziging)

Nog te betalen facturen/declaraties

41.918

33.580

Vooruitontvangen

5.847

1.233

Vakantiegeld

5.929

5.937

Eindejaarsuitkering

883

890

Niet opgenomen vakantieuren

4.795

4.471

Vooruitontvangen projectbijdragen

8.070

10.773

Schuld aan moederdepartement

6.022

0

Totaal

73.464

56.884

Eigen vermogen in relatie tot 5% plafond

Het eigen vermogen bestaat uit de exploitatiereserve en het onverdeelde resultaat uit het verslagjaar. Op grond van de gemiddelde omzet over de jaren 2012, 2013 en 2014 bedraagt het maximaal eigen vermogen € 18,5 mln. De berekening van het maximale eigen vermogen is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet berekend over de laatste drie jaar (artikel 27, lid 4c van de Regeling agentschappen).

Het verloop van het eigen vermogen is als volgt opgebouwd:

Tabel 10.2.13 Eigen vermogen
 

Exploitatie reserve

Onverdeeld resultaat

Totaal

Stand 01-01-2014

3.535

0

3.535

+ Toevoeging door moederdepartement

0

0

0

– /– Storting aan moederdepartement

0

0

0

+/– Onverdeeld resultaat 2014

0

918

918

Stand 31-12-2014

3.535

918

4.453

Effect stelselwijziging op het eigen vermogen

De IND heeft een stelselwijziging ten aanzien van de kortlopende schuld resterende verlofuren doorgevoerd. Het effect van de stelselwijziging bedraagt € 4,5 mln. en is als volgt verwerkt als een rechtstreekse vermogensmutatie in het eigen vermogen:

Tabel 10.2.14 Effect stelselwijziging op eigen vermogen (x € 1.000)

Stand eigen vermogen 1-1-2014 voor stelselwijziging

8.006

Effect stelselwijziging (ten laste van exploitatiereserve 2013)

–/– 4.471

Eindstand eigen vermogen 1-1-2014 na stelselwijziging

3.535

Tabel 10.2.15 Kasstroomoverzicht per 31 december 2014 (x € 1.000)
   

(1)

(2)

(3) = (2)-(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2014 + stand depositorekeningen

45.363

27.339

– 18.024

         

2.

Totaal operationele kasstroom

20.714

39.920

19.206

         
 

Totaal investeringen (-/-)

– 10.200

14.825

– 4.625

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

38

38

3.

Totaal investeringskasstroom

– 10.200

– 14.787

– 4.587

         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

 

Eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

 

Aflossing op leningen (-/-)

– 19.368

– 16.750

2.618

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

10.200

14.700

4.500

4.

Totaal financieringskasstroom

– 9.168

– 2.050

7.118

         

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

46.709

50.423

3.714

 

maximale roodstand € 0,5 mln.

     

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom is hoger dan begroot door mutaties in de balans. De voorzieningen zijn afgenomen evenals de vorderingen. Dit wordt deels gecompenseerd door een toename van de kortlopende schulden (vooruitontvangen projectgelden en nog te betalen kosten).

Investeringen

De investeringen zijn hoger dan begroot vanwege de doorontwikkeling en verdere invoering van INDiGO en DWH. In een aantal releases, is de kwaliteit en functionaliteit van INDiGO uitgebreid en geoptimaliseerd.

Aflossing op lening

De aflossing op de leningen is lager, doordat in de begroting is uitgegaan van hogere leningen in de afgelopen jaren.

Tabel 10.2.16 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2014
 

Realisaties

Begroting

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

Generiek

           

Kostprijs per productgroep (x € 1,–)

           

Asiel

5 017

5 001

4 687

3 806

3 790

3 863

Regulier

828

645

736

712

795

770

Naturalisatie

487

485

458

770

690

661

             

Omzet per productgroep (x € 1 mln.)

           

Asiel

– 

159

156

166

198

166

Regulier

– 

167

174

172

154

169

Naturalisatie

– 

18

21

23

18

21

             

Specifiek

           

Doorlooptijden

           

Asiel

82%

88%

88%

85%

93%

89%

Regulier

95%

88%

89%

87%

91%

100%

Naturalisatie

96%

86%

91%

70%

86%

100%

             

Standhouden beslissingen

           

Asiel

77%

77%

86%

86%

87%

85%

Regulier

82%

79%

79%

84%

84%

80%

             

Aantal gegronde klachten

           

Asiel

0,7%

1,5%

1,5%

0,6%

0,7%

< 2%

Regulier

0,5%

1,2%

1,1%

0,9%

1,1%

< 2%

Naturalisatie

0,1%

0,1%

0,1%

0,1%

0,2%

< 0,5%

             

Ambtelijk fte-totaal (gemiddeld)

3.110

2.924

2.916

3.008

2.984

2.922

Saldo van baten en lasten in %

0,9%

6,8%

0,1%

0,2%

0,2%

0%

Doorlooptijden

In vergelijking met voorgaande jaren is een duidelijke stijging te zien in het aantal zaken dat binnen de wettelijke termijn worden afgehandeld. Door gerichte activiteiten (inzet van capaciteit op aanvragen die de termijn dreigen te overschrijden en prioritering hierin) is vooral de stijging bij regulier en naturalisatie gerealiseerd. De in de tabel gepresenteerde percentages zijn gemiddelden over het gehele jaar; voor naturalisatie is in december zelfs een tijdigheid van 96% gerealiseerd. Daarmee ligt deze in lijn met de doelstelling voor het jaar 2015.

10.3 Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB)

Het CJIB is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie die alleen voor of in opdracht van de overheid werkt, met aangewezen taken binnen de justitieketen voor het ten uitvoerleggen en coördineren van opgelegde (Europese) financiële straffen, sancties, transacties, strafbeschikkingen, maatregelen en confiscatiebeslissingen. Met de uitvoering van deze taken draagt het CJIB bij aan het realiseren van artikelonderdeel 34.3 «tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties en vreemdelingenbewaring».

Tabel 10.3.1 Staat van baten en lasten per 31 december 2014 (x € 1.000)

Omschrijving

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 
 

Oorspronkelijk vast gestelde begroting

Realisatie 2014

Verschil

Realisatie 2013

Baten

     

Omzet moederdepartement

26.846

98.973

72.127

104.412

Omzet overige departementen

28.103

1.274

– 26.829

1.517

Omzet derden

70.323

13.616

– 56.707

16.061

Rentebaten

0

27

27

0

Vrijval voorzieningen

0

38

38

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

125.272

113.928

– 11.344

121.990

Lasten

       

Apparaatskosten

99.210

97.620

– 1.590

90.490

Personele kosten

63.303

71.335

8.032

60.268

– waarvan eigen personeel

49.828

51.025

1.197

53.648

– waarvan externe inhuur

10.157

18.177

8.020

6.620

Materiële kosten

35.907

26.285

– 9.622

30.222

– waarvan apparaat ICT

4.750

4.343

– 407

6.721

– waarvan bijdrage aan SSO’s

9.010

7.311

– 1.699

9.066

Gerechtskosten

16.108

9.663

– 6.445

14.467

Rentelasten

567

346

– 221

354

Afschrijvingskosten

9.387

5.139

– 4.248

7.554

– immaterieel

0

157

157

2.461

– materieel

9.387

4.982

– 4.405

5.093

Overige lasten

0

0

0

7.563

– dotaties voorzieningen

0

0

0

7.563

– bijzondere lasten

0

297

297

0

Totaal lasten

125.272

113.065

– 12.207

120.428

Saldo van baten en lasten

0

863

863

1.562

Baten

Omzet moederdepartement en omzet derden

Het verschil tussen de begrote en gerealiseerde Omzet moederdepartement wordt met name verklaard doordat de bijdrage van het moederdepartement in lijn is gebracht met de comptabele verantwoording van vergoeding van de ontvangsten van administratiekosten bij Boeten en Transacties. In de begroting 2014 stonden deze verantwoord onder de post Omzet derden.

Daarnaast zijn de gerealiseerde productieaantallen lager dan begroot. Hierdoor zijn zowel de omzet als de kosten lager dan begroot.

Omzet overige departementen

Bij de begroting 2014 heeft Financiën de verschillende definities voor omzet verduidelijkt. Toepassing hiervan heeft geleid tot een verschil in begrote en gerealiseerde Omzet overige departementen. Het verschil is met name veroorzaakt, doordat de omzet voor inning en incasso van zorgpremies (wanbetalers en onverzekerden) is verantwoord als omzet derden en de opbrengsten van extern gefinancierde projecten is verantwoord als omzet moederdepartement. In de oorspronkelijke begroting stonden deze verantwoord onder de post Omzet overige departementen.

Lasten

De personele kosten zijn hoger dan begroot door de hoger dan geraamde inhuur van externen ten behoeve van de ICT-portfolio. De kosten van deze externe inhuur zijn aan de opdrachtgevers van betreffende projecten doorbelast.

In verband met het afstoten van huisvestingsruimte zijn de materiële kosten lager uitgekomen dan begroot. Doordat de gebruikersvergoeding voor huurpanden wordt verantwoord onder bijdrage aan SSO’s is ook deze afgenomen. Ook de lager dan begrote productieaantallen zijn een oorzaak van de daling van de materiële kosten.

De lagere gerechtskosten worden verklaard door de lagere kosten van gerechtsdeurwaarders bij wanbetalers zorgverzekering.

De lagere afschrijvingskosten op de materiële vaste activa hangen samen met onder andere de lagere investeringen in 2014 als gevolg van aanpassing van de investeringsplanning van digitale flitspalen.

Tabel 10.3.2 Balans per 31 december 2014 (x € 1.000)
 

Balans 2014

Balans 2013

Activa

   

Immateriële vaste activa

424

581

Materiële vaste activa

   

– grond en gebouwen

1.165

1.834

– installaties en inventarissen

17.523

8.473

– overige materiële vaste activa

4.050

5.537

Voorraden

0

0

Debiteuren

60

484

Nog te ontvangen

7.994

2.669

Liquide middelen

24.046

28.829

Totaal activa

55.262

48.407

     

Passiva

   

Eigen vermogen

   

– exploitatiereserve

281

– 1.281

– onverdeeld resultaat

863

1.562

Voorzieningen

4.642

6.288

Leningen bij het Ministerie van Financiën

21.264

14.188

Crediteuren

781

2.225

Nog te betalen

27.431

25.425

Totaal passiva

55.262

48.407

Activa

Onder de posten Debiteuren en Nog te ontvangen zijn voor een bedrag van € 1,3 mln. vorderingen op het moederdepartement en overige departementen opgenomen.

Passiva

Het eigen vermogen van het CJIB per 31 december 2014 bedraagt € 1,1 mln. Dit komt overeen met 1% van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaar en blijft daarmee binnen de grens van 5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaar van € 5,7 mln. Op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving zijn in 2014 voor de nog resterende verlofuren een verplichting opgenomen als kortlopende schuld in de jaarrekening. Het CJIB heeft de vergelijkende cijfers over het voorafgaande boekjaar aangepast en het effect van deze stelselwijziging van € 1,3 mln. verwerkt als rechtstreekse vermogensmutatie in het eigen vermogen. Ultimo 2013 bedroeg het eigen vermogen, na verwerking van de rechtstreekse vermogensmutatie, € 0,2 mln.

Onder de post Nog te betalen is een schuld aan het moederdepartement opgenomen van € 12,2 mln. Hieronder is voor € 4,7 mln. aan projectgelden opgenomen voor onder meer het programma USB (€ 3,6 mln.) en Administratieve Flitsverwerking (€ 1,0 mln.). Aan overige departementen is een vooruit ontvangen bedrag van € 3,6 mln. opgenomen.

Het verloop van de voorzieningen is in 2014 als volgt geweest:

Tabel 10.3.3 Voorzieningen 2014 (x € 1.000)

Omschrijving

Stand per

1-1-2014

Vrijval

in 2014

Donatie

in 2014

Onttrekking

in 2014

Stand per

31-12-2014

FPU-plus

0

0

0

0

0

Reorganisatie

6.288

– 38

0

– 1.608

4.642

Totaal

6.288

– 38

0

– 1.608

4.642

Het CJIB heeft in 2013 een organisatieverandering voorbereid. Onderdeel hiervan is een personele taakstelling, waarvoor een mobiliteitsplan is opgesteld. Dit plan beoogt in de periode 2013–2016 de mobiliteit van medewerkers die in het kader van de reorganisatie zijn aangewezen als verplichte of vrijwillige Van Werk Naar Werk-kandidaat te bevorderen door een breed pakket aan voorzieningen. Voor de financiering van dit pakket aan voorzieningen is in 2013 een reorganisatievoorziening getroffen waarvoor een bijdrage van € 7,5 mln. is ontvangen van het moederdepartement. Per ultimo 2014 bedraagt de voorziening € 4,6 mln.

Tabel 10.3.4 Kasstroomoverzicht per 31 december 2014 (x € 1.000)
   

(1)

(2)

(3) = (2)-(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2014 + stand depositorekeningen

13.963

28.824

14.861

       

2.

Totaal operationele kasstroom

9.387

2.212

– 7.175

       

Totaal investeringen (-/-)

– 16.599

– 12.173

4.426

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

297

297

3.

Totaal investeringskasstroom

– 16.599

– 11.876

4.723

       

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

– 2.191

– 2.191

Eenmalige storting door moederdepartement (+)

0

0

0

Aflossing op leningen (-/-)

– 8.672

– 4.274

4.398

Beroep op leenfaciliteit (+)

16.599

11.350

– 5.249

4.

Totaal financieringskasstroom

7.927

4.885

– 3.042

       

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (= 1+2+3+4)

14.678

24.045

9.367

De operationele kasstroom is lager dan begroot als gevolg van een lagere cash-flow (€ 3,4 mln.), onttrekkingen aan de voorziening (€ 1,6 mln.) en een afname van het werkkapitaal (€ 2,2 mln.).

De investeringen in 2014 betreffen:

Tabel 10.3.5 Investeringen 2014 (x € 1.000)

Installaties en inventaris

11.076

Overige investeringen

1.097

Totaal

12.173

In verband met de aanpassing van de investeringsplanning van digitale flitspalen zijn de gerealiseerde investeringen in 2014 lager dan begroot. Deze investeringen worden doorgeschoven naar 2015. Hierdoor is het beroep op de leenfaciliteit ook lager dan begroot.

Tabel 10.3.6 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2014
 

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2011

2012

2013

2014

2014

 

CJIB-totaal

           

Fte-totaal (ambtelijk)

943

942

916

893

890

3

Saldo van baten en lasten in %

– 6,0

– 1,2

1,3

0,8

0,0

0,8

             

Boeten en Transacties

           

Aantal

10.104.626

9.656.852

9.945.429

9.000.853

10.649.698

– 1.648.845

Kostprijs (x € 1,–)

6,00

7,00

7,00

7,00

7,00

0,00

Omzet (p*q x € 1,–)

60.627.756

65.205.107

69.618.000

63.457.585

70.243.562

– 6.785.977

% geïnde zaken binnen 1 jaar

94,4

93,7

97,5

94,6

94,2

0,4

             

Transacties (t/m 2010 = incl. OM-afdoeningen)

           

Aantal

290.142

136.295

77.878

59.865

68.152

– 8.287

Kostprijs (x € 1,–)

15,33

21,84

42,39

30,00

31,47

– 1,47

Omzet (p*q x € 1,–)

4.447.877

2.976.683

3.300.937

1.796.059

2.145.043

– 348.984

% geïnde zaken binnen 1 jaar

62,7

65,7

78,0

79,0

55,0

24,0

             

Vrijheidsstraffen1

           

Aantal

23.267

20.025

18.744

20.216

19.796

420

Kostprijs (x € 1,–)

98,78

66,97

57,98

60,63

56,62

3,93

Omzet (p*q x € 1,–)

2.298.314

1.341.074

1.086.774

1.225.775

1.120.860

104.915

             

Taakstraffen1

           

Aantal

33.238

34.256

36.165

37.568

39.875

– 2.307

Kostprijs (x € 1,–)

40,18

34,75

30,80

37,73

30,16

7,57

Omzet (p*q x € 1,–)

1.335.503

1.190.396

1.113.906

1.417.263

1.202.640

214.623

             

Schadevergoedingsmaatregelen

           

Aantal

10.973

13.201

12.559

13.059

16.181

– 3.122

Kostprijs (x € 1,–)

468,03

399,29

418,11

425,40

376,00

49,40

Omzet (p*q x € 1,–)

5.135.693

5.271.027

5.250.986

5.555.332

6.084.125

– 528.793

% afgedane zaken binnen 3 jaar

87,3

86,9

87,0

87,0

85,0

2,0

             

Ontnemingsmaatregelen

           

Aantal

1.152

1.129

1.123

1.181

1.335

– 154

Kostprijs (x € 1,–)

4.435,43

3.513,27

4.363,67

4.072,17

3.384,05

688,12

Omzet (p*q x € 1,–)

5.109.615

3.966.482

4.900.402

4.809.231

4.518.121

291.110

% afgedane A-zaken binnen 3 jaar

67,3

66,5

59,9

63,0

65,0

– 2,0

% afgedane B-zaken binnen 10 jaar

90,1

82,8

78,6

68,0

80,0

– 12,0

             

Voorwaardelijke invrijheidstelling

           

Omzet (x € 1,–)

736.453

644.695

693.000

676.260

834.114

– 157.854

             

Routeren Toezicht

           

Omzet (x € 1,–)

599.774

617.616

560.000

488.809

438.553

50.256

           

Bestuurlijke boetes

           

Aantal

     

13.109

12.700

409

Tarief (x € 1,–)

     

44,70

42,50

2,20

Omzet (p*q x € 1,–)

     

586.021

539.750

46.271

             

Overheidsincasso

           

Omzet (x € 1,–)

     

13.846.287

17.349.667

– 3.503.380

             

Omzet-diversen/input

           

Omzet ( € 1,–)

26.535.015

27.223.920

35.465.995

20.155.381

20.795.459

– 640.078

             

Totaal ( x € 1,–)

106.826.000

108.437.000

121.990.000

113.928.000

125.271.894

– 11.343.894

X Noot
1

Voor vrijheidsstraffen en taakstraffen zijn er geen kwaliteitsindicatoren die direct aan de activiteiten van het CJIB zijn te koppelen. De taak van het CJIB is de administratieve regie (coördinatie) op de betreffende ketenprocessen.

Toelichting doelmatigheidstabel

Onder de Boeten en Transacties zijn de producten opgenomen die worden gefinancierd vanuit de administratiekosten. Dit betreffen de Wahv-sancties, boetevonnissen en OM-afdoeningen.

Over de gehele linie zijn de productieaantallen lager uitgekomen dan begroot. Met name de aantallen Boeten en Transacties zijn bijna 16% lager uitgekomen dan begroot.

De inning- en afdoeningspercentages zijn allen vrijwel gehaald. Het hogere inningspercentage bij de transacties is te verklaren door de huidige samenstelling van de zaakstromen; de zaakstromen met een lager inningpercentage zijn overgegaan naar de OM-afdoening. Bij de ontnemingsmaatregelen zijn de lagere afdoeningspercentages te verklaren doordat de inzet met name is gericht op het uiteindelijk innen van een zaak in plaats van op een snelle inning. Verder heeft het vervallen van de mogelijkheid tot vervangende hechtenis een nadelig effect op het afdoeningspercentage bij de B-zaken (dit betreft zaken van € 10.000 – € 100.000).

De realisatie van lager dan begrote aantallen heeft een kostprijsverhogend effect. Dit is met name zichtbaar bij de producten schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen. In verband met taakoverdracht van het OM in het kader van de inrichting AICE is de bezetting op de producten vrijheidsstraffen en taakstraffen hoger dan begroot, waardoor de kostprijzen ook hoger zijn uitgekomen.

Bij de ontnemingsmaatregelen is de kostprijs mede gestegen als gevolg van extra inzet in het inning- en incassotraject vanuit het programma Afpakken. De kostprijzen van de overige producten liggen min of meer in lijn met de begroting.

10.4 Nederlands Forensische Instituut (NFI)

Het NFI draagt bij aan artikelonderdeel 33.2 «Het bestrijden van criminaliteit door een effectieve en doelmatig instrumentarium van opsporing en vervolging» door middel van het leveren van kwalitatief hoogstaand forensisch onderzoek ten behoeve van de partners in de strafrechtketen. De drie kernproducten daarbij zijn het uitvoeren van onderzoek op overwegend technisch, medisch-biologisch en natuurwetenschappelijk terrein, het doen van onderzoek naar nieuwe methoden en technieken en het overdragen van kennis op het gebied van forensisch en wetenschappelijk onderzoek.

Tabel 10.4.1 Staat van baten en lasten per 31 december 2014 (x € 1.000)

Omschrijving

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 
 

Oorspronkelijk vast gestelde begroting

Realisatie 2014

Verschil

Realisatie 2013

Baten

     

Omzet moederdepartement

66.501

67.123

622

68.273

Omzet overige departementen

0

0

0

0

Omzet derden

6.900

8.148

1.248

8.741

Rentebaten

30

7

– 23

75

Vrijval voorzieningen

0

64

64

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

73.431

75.342

1.911

77.089

Lasten

       

Apparaatskosten

41.069

46.544

5.475

71.639

Personele kosten

38.585

43.842

5.239

44.541

– waarvan eigen personeel

37.885

42.067

4.182

42.132

– waarvan externe inhuur

700

1.757

1.057

2.409

Materiële kosten

2.484

2.720

236

27.098

– waarvan apparaat ICT

153

158

5

1.338

– waarvan bijdrage aan SSO’s

340

351

11

0

Rentelasten

500

222

– 278

276

Afschrijvingskosten

5.000

4.385

– 615

4.910

– Materieel

5.000

4.385

– 615

4.910

– waarvan apparaat ICT

400

351

– 49

0

– waarvan laboratoriumkosten

4.600

4.035

– 565

0

Laboratoriumkosten

26.862

21.626

– 5.236

0

– waarvan bijdrage aan SSO’s

7.160

5.764

– 1.396

0

Overige lasten

0

2.901

2.901

17

– dotaties voorzieningen

0

2.484

2.484

17

– bijzondere lasten

0

417

417

0

Totaal lasten

73.431

75.678

2.247

76.842

Saldo van baten en lasten

0

– 336

– 336

247

Baten

De baten komen € 1,9 mln. hoger uit. Dit komt door een hogere Omzet moederdepartement van € 0,6 mln. vanwege MH17 en door een hogere Omzet derden van € 1,2 mln. De Omzet derden laat zich lastig ramen, omdat duidelijkheid over de betaalde opdrachten veelal pas in de tweede helft van het uitvoeringsjaar ontstaat (het aantal meerjarige contracten is beperkt).

Lasten

Personeel

De realisatie van de personele kosten is hoger dan geraamd, doordat bij de raming van de personele lasten abusievelijk is uitgegaan van een te laag bedrag per fte.

De meerkosten externe inhuur hangen onder andere samen met de ontwikkeling van software door de afdeling Digitale Technologie.

Materieel

Met ingang van de begroting 2014 worden de laboratoriumkosten apart gepresenteerd. De onderschrijding van de laboratoriumkosten in 2014 van ca. € 5,0 mln. komt nagenoeg overeen met de overschrijding van de personele kosten van ca. € 5,2 mln. (zie toelichting bij personeel).

In 2014 is minder ingezet op de internationale marktverbreding dan vooraf beoogd. De productie, HGIS en projecten binnen de lijn zijn ook achtergebleven als gevolg van MH17, wat leidt tot een daling in de laboratoriumkosten. De overgang naar andere dienstverleners van onder andere het openbaar vervoer en de catering hebben ook geleid tot meevallers.

De afschrijvingskosten vallen lager uit door het uitstellen van uitbreidings- en vervangingsinvesteringen (onder andere inzake de Wegenverkeerswet). Als gevolg hiervan wordt er minder beroep gedaan op de leenfaciliteit, waardoor de rentelasten lager uitvallen.

Onder de overige lasten zijn onder meer twee voorzieningen getroffen: een voorziening vaststellingsovereenkomsten en wachtgelden en een voorziening afkoop boekwaarde. De laatste voorziening is getroffen, omdat het NFI voor het aflopen van de contractperiode het Fieldlab gaat verlaten. Ten behoeve van het Fieldlab hebben versnelde afschrijvingen plaatsgevonden, deze zijn onder bijzondere lasten verantwoord.

Saldo van baten en lasten

Het jaar 2014 is afgesloten met een negatief resultaat van € 0,3 mln.

Tabel 10.4.2 Balans per 31 december 2014 (x € 1.000)
 

Balans 2014

Balans 2013

Activa

   

Materiële vaste activa

   

– grond en gebouwen

48

537

– installaties en inventarissen

10.921

10.758

– overige materiële vaste activa

1.552

1.914

Voorraden

14

121

Debiteuren

1.723

1.500

Nog te ontvangen

1.384

1.484

Liquide middelen

11.758

8.275

Totaal activa

27.400

24.589

     

Passiva

   

Eigen vermogen

   

– exploitatiereserve

3.915

3.800

– onverdeeld resultaat

– 336

247

Voorzieningen

2.477

97

Leningen bij het Ministerie van Financiën

11.437

12.497

Crediteuren

2.105

1.268

Nog te betalen

7.802

6.680

Totaal passiva

27.400

24.589

Activa

De waarde van grond en gebouwen is fors gedaald, door de versnelde afschrijvingen op het Fieldlab. Van de post Debiteuren heeft ca. € 1,6 mln. betrekking op andere departementen en agentschappen.

Passiva

Het eigen vermogen van het NFI bedraagt op basis van de regeling agentschappen 4,64% van de gemiddelde jaaromzet over de laatste drie jaar, dit ligt binnen de maximumomvang van 5%. Het maximum eigen vermogen mag € 3,9 mln. bedragen. De ontwikkeling van het eigen vermogen over de jaren is als volgt: 2012 € 4,6 miljoen, 2013 € 4,0 miljoen en 2014 € 3,6 miljoen.

Van de post Crediteuren heeft ca. € 0,2 mln. betrekking op andere departementen en agentschappen. Van de post Nog te betalen heeft ca. € 1,7 mln. betrekking op het moederdepartement en ca. € 1,5 mln. betrekking op andere departementen en agentschappen. Vooruit ontvangen bijdrage van het moederdepartement betreft onder andere MH17 kosten en FME 24/7.

Tabel 10.4.3 Voorzieningen 2014 (x € 1.000)

Omschrijving

Stand per

01-01-2014

Vrijval in

2014

Dotatie in

2014

Onttrekking in 2014

Stand per

31-12-2014

Wachtgelden en vaststellingsovereenkomsten

97

0

1.155

104

1.148

Afkoop boekwaarde

0

0

1.329

0

1.329

Totaal

97

0

2.484

104

2.477

Voorziening wachtgelden en vaststellingsovereenkomsten

De voorziening vaststellingsovereenkomsten en wachtgelden betreft de toekomstig te betalen vaststellingsovereenkomsten en wachtgelden van (oud-)medewerkers van het NFI.

Voorziening afkoop boekwaarde Fieldlab

Medio 2015 gaat het NFI het Fieldlab verlaten. Echter, het huurcontract loopt door tot en met augustus 2016. Vanaf medio 2015 tot het einde van het huurcontract maakt het NFI wel kosten voor het Fieldlab. Voor deze kosten en de leegstand vanaf 2015 is de voorziening afkoop boekwaarde Fieldlab getroffen.

Tabel 10.4.4 Kasstroomoverzicht per 31 december 2014 (x € 1.000)
   

(1)

(2)

(3) = (2)-(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2014 + stand depositorekeningen

11.841

8.266

– 3.575

         

2.

Totaal operationele kasstroom

5.000

8.705

3.705

         

3a

Totaal investeringen (-/-)

– 4.539

– 4.030

509

3b

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

3

3

3.

Totaal investeringskasstroom

– 4.539

– 4.027

512

         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

– 132

– 132

 

Eenmalige storting door moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossing op leningen (-/-)

– 4.674

– 4.322

352

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

4.539

3.263

– 1.276

4.

Totaal financieringskasstroom

– 135

– 1.191

– 1.056

         

5.

Rekening Courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (= 1+2+3+4)

12.167

11.753

– 414

 

Maximale roodstand € 0,5 mln.

     

Resultaat 2014

– 336

Afschrijvingen

+ 4.385

Versnelde afschrijving Fieldlab

+ 415

Mutaties voorzieningen

+ 2.380

Mutaties werkkapitaal

+ 1.861

Operationele kasstroom

8.705

De operationele kasstroom is € 3,7 mln. hoger dan geraamd. Dit komt door de vorming van de voorzieningen afkoop boekwaarde en wachtgelden en vaststellingsovereenkomsten van € 2.4 mln. Daarnaast heeft een versnelde afschrijving voor het Fieldlab plaatsgevonden van € 0,4 mln. Ook wordt € 1 mln. van de ontvangen bijdrage MH17 besteed in 2015.

De investeringen betreffen uitbreiding en vervanging van installaties en inventarissen voor € 3,2 mln. en overige activa voor € 0,8 mln. De totale investeringen zijn lager dan geraamd doordat leningen en investeringen als gevolg van facturering/levering rondom de jaarwisseling niet geheel in hetzelfde boekjaar vallen. Voorts was er voor 2014 voorzien dat er € 1 mln. zou worden geïnvesteerd als gevolg van een wijziging van de Wegenverkeerswet. Deze investering is voor een deel (€ 0,6 mln.) uitgesteld naar 2015. Om dezelfde reden is het beroep op de leenfaciliteit lager dan begroot.

Tabel 10.4.5 Doelmatigheidsindicatoren
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

SLA

Verschil

 

2011

2012

2013

20141

2014

2014

NFI totaal

           

Fte totaal

537

555

560

552

540

12

Saldo van baten en lasten in %

2,2%

0%

0%

0%

0%

0%

             

Aantal geleverde producten forensisch

onderzoek (extern product)

           

1. Nederlandse DNA-databank

73

128

Niet in SLA

Niet in SLA

Niet in SLA

Niet in SLA

2. Biologisch sporenonderzoek

6.408

6.275

7.032

6.666

7.533

– 867

3. Haaronderzoek

116

73

83

66

75

– 9

4. DNA-typering

31.288

35.218

40.552

35.728

44.645

– 8.917

5. Verdovende middelen

5.231

5.290

4.960

5.337

4.995

342

6. Chemisch identificatieonderzoek

371

495

536

555

475

80

7. Explosies en explosieven

199

148

153

179

198

– 19

8. Schotresten

240

205

227

271

252

19

9. Wapens en munitie

490

486

440

504

508

– 45

10. Verf, vezels en textiel

5022

215

227

176

249

– 73

11. Elementanalyse, glas en tape

161

116

184

171

13

12. KIV, MIT en SEM

130

129

116

139

– 23

13. Niet-humane biologische sporen

88

99

204

150

112

38

14. Forensische pathologie

1.114

969

986

849

1.135

– 286

15. Forensische antropologie

280

111

83

72

110

– 38

16. Toxicologie

3.957

3.410

3.318

3.342

4.430

– 1.088

17. Forensische geneeskunde

426

439

412

449

490

– 41

18. Beeldonderzoek en biometrie

126

109

105

99

130

– 31

19. Digitale technologie

307

493

333

567

441

126

20. Document- en printeronderzoek

91

69

65

45

60

– 15

21. Hand- en machineschriftonderzoek

76

108

99

107

110

– 3

22. Kecida

4

5

12

8

13

– 5

23. Spraak en audio

54

58

55

48

55

– 7

24. Vingersporen

362

334

376

533

570

– 37

25. Verkeersongevallenonderzoek

64

61

56

84

72

12

26. Mobiel forensisch team

198

152

138

93

198

– 105

27. Afvalstoffen en risico's

83

80

89

71

87

– 16

28. Brand-, technisch en materiaalkundig onderzoek

45

51

43

36

47

– 11

29. Interdisciplinair forensisch onderzoek (IDFO)

19

27

17

19

38

– 19

30. Forensische statistiek

n.v.t.

1

7

10

14

– 4

Totaal (afgerond op honderdtallen)

52.200

55.400

60.900

56.400

67.400

– 11.000

waarvan Humane biologische sporen (2+3+4)

37.800

41.600

47.700

42.500

52.300

– 9.800

X Noot
1

Realisatiecijfers 2014 zijn exclusief inzet identificatieonderzoeken MH17.

Realisatie 2012 en 2013 laten zich niet zo makkelijk vergelijken i.v.m. administratieve omzetting in 2013.

X Noot
2

Dit aantal slaat op regels 10, 11 en 12 samen.

Toelichting doelmatigheidstabel

Het aantal in 2014 afgeleverde onderzoeksrapporten is achtergebleven bij de in de SLA opgenomen planning. De oorzaak daarvoor is een achterblijvende vraag bij politie en OM naar producten in de sfeer van DNA-onderzoek (minder onderzoeken in het kader van de Wet DNA-V en minder onderzoeken high volume crime) en de uitvoering van de Wegenverkeerswet (minder onderzoek naar gebruik van alcohol in het verkeer).

10.5 Justitiële Uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit, Screening (Dienst Justis)

Justis is de screeningsautoriteit op het gebied van integriteit van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Integriteit is een maatstaf om betrouwbaarheid en kwaliteit van het functioneren van personen en organisaties te beoordelen. Justis toetst of personen relevante antecedenten hebben die het uitoefenen van een bepaald beroep of werk in de weg staan. Daarnaast toetst Justis of partijen die bepaalde verklaringen, vergunningen en subsidies aanvragen, aan de benodigde integriteitseisen voldoen. Deze screening van betrouwbaarheid vermindert veiligheidsrisico's en draagt zo bij aan een meer integere en veiligere samenleving.

Tabel 10.5.1 Gespecificeerde Staat van baten en lasten per 31 december 2014 (x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014

Realisatie 2014

Verschil

Realisatie 2013

Baten

       

Omzet moederdepartement

15.871

15.269

– 602

17.798

Omzet overige departementen

275

1.404

1.129

337

Omzet derden

16.140

19.738

3.598

20.045

Rentebaten

0

13

13

8

Vrijval voorzieningen

0

0

0

225

Bijzondere baten

0

0

0

242

Totaal baten

32.286

36.424

4.138

38.655

Lasten

       

Apparaatskosten

32.276

36.435

4.159

32.152

Personele kosten

17.351

20.995

3.644

21.065

– waarvan eigen personeel

15.028

14.871

– 157

14.327

– waarvan externe inhuur

1.655

6.063

4.408

6.666

– waarvan overige personele kosten

668

61

– 607

72

Materiële kosten

14.925

15.440

515

11.086

– waarvan apparaat ICT

4.885

4.241

– 644

2.195

– waarvan bijdrage aan SSO's

6.596

10.442

3.846

7.232

– waarvan overige materiele kosten

3.444

757

– 2.687

1.660

Afschrijvingskosten

7

0

– 7

0

– immaterieel

7

0

– 7

0

– materieel

0

0

0

0

Overige lasten

3

0

– 3

2

– dotaties aan voorzieningen

0

0

0

0

– rentelasten

3

0

– 3

2

– bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

32.286

36.435

4.149

32.154

Saldo baten en lasten

0

– 12

– 12

6.502

Baten

Omzet moederdepartement

In de jaarafspraken 2014 tussen moederdepartement en Justis zijn afspraken gemaakt over de hoeveelheid en kwaliteit van de te leveren producten en de kostprijzen. Van de producten waar geen tarieven voor worden gevraagd of waar de tariefopbrengst onvoldoende is, wordt een bijdrage van het moederdepartement ontvangen. De gerealiseerde omzet moederdepartement is nagenoeg gelijk aan de begroting 2014.

Bijdrage overige departementen

Justis ontvangt vanuit het Ministerie van SZW een bijdrage voor de continue screening van de kinderopvang (€ 0,087 mln.) en vanuit het Ministerie van IenM een bijdrage voor de continue screening van de taxibranche (€ 0,202 mln.). Daarnaast is in 2014 een bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken opgenomen voor de PRIMA-regeling.

Omzet derden

De productie was aanzienlijk hoger dan begroot waardoor Justis meer baten realiseerde. De hogere productie deed zich met name voor bij de producten Verklaring Omtrent het gedrag Natuurlijke Personen (VOG-NP) en Verklaring Omtrent het gedrag Rechtspersonen (VOG-RP). Bij VOG-NP willen brancheorganisaties en werkgevers steeds meer risico’s uitsluiten, dit wordt ook veroorzaakt door incidenten die veel media-aandacht krijgen. Bij het opstellen van de begroting voor het product VOG-RP is ervan uitgegaan dat de invoering van de nieuwe Gedragsverklaring Aanbesteding (GVA) een daling van de productie VOG-RP zou veroorzaken. Dit is echter niet gebeurd; het aantal reguliere VOG-RP aanvragen is ondanks invoering van GVA fors toegenomen.

Lasten

Personele kosten

De hogere kosten externe inhuur hebben te maken met hogere kosten bij de programma’s Scherp en Efficiënt en Radar om de activiteiten die in 2013 waren voorzien en niet uitgevoerd zijn, in 2014 te kunnen realiseren. Gezien het tijdelijke karakter zijn de extra uitgaven op de post externe inhuur gedaan.

Materiële kosten

De realisatie van de totale materiële kosten wijkt nauwelijks af van de begroting 2014. De hogere uitgaven hebben te maken met hogere kosten in verband met de nieuwe huisvesting en hogere bijdrage aan SSO-ICT. Een gewijzigde codering heeft geleid tot een verschuiving tussen de kostenposten Bijdrage aan SSO’s en de Overige materiële kosten.

Afschrijvingskosten

Door een veranderd inzicht ten aanzien van activering voor Justis zijn de rente- en afschrijvingskosten vervallen.

Tabel 10.5.2 Balans per 31 december 2014 (x € 1.000)

Balans

Balans 2014

Balans 2013

Activa

   

Debiteuren

1.675

2.326

Nog te ontvangen

1.932

284

Liquide middelen

8.159

13.054

Totaal activa

11.767

15.665

     

Passiva

   

Eigen vermogen

1.428

7.780

– exploitatiereserve

1.440

1.279

– onverdeeld resultaat

– 12

6.502

Voorzieningen

0

0

Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

0

Crediteuren

2.922

744

Nog te betalen

7.416

7.140

Totaal passiva

11.767

15.665

Activa

Van de posten Debiteuren en Nog te ontvangen heeft € 0,653 mln. betrekking op het moederdepartement en € 1,515 mln. betrekking op overige departementen. De vermindering van liquide middelen op de balans per 31 december 2014 heeft te maken met een eerdere afrekening met SSO’s.

Passiva

Op grond van de gemiddelde omzet over de jaren 2012, 2013 en 2014 bedraagt de maximaal toegestane stand van de exploitatiereserve € 1,767 mln. De berekening van het maximale eigen vermogen is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet berekend over de laatste drie jaar (artikel 27, lid 4c van de Regeling agentschappen). Het eigen vermogen over 2014 bedraag € 1,4 mln. Dit is circa 4% van de gemiddelde omzet. Ultimo 2013 en 2012 bedroeg het eigen vermogen respectievelijk € 1,6 mln. en € 1,3 mln.

Het onverdeeld negatieve resultaat 2014 bedraagt € 11.547.

In de balans is een overlopend passief opgenomen voor de niet opgenomen verlofdagen.

Van de posten Crediteuren en Nog te betalen heeft € 2,212 mln. betrekking op het moederdepartement en € 2,506 mln. betrekking op overige departementen.

Tabel 10.5.3 Voorzieningen 2014 (x € 1.000)

Omschrijving

Stand per

01-01-2014

Vrijval in

2014

Dotatie in

2014

Onttrekking in 2014

Stand per

31-12-2014

Totaal

0

0

0

0

0

Toelichting

Per 31 december 2014 zijn er geen voorzieningen opgenomen.

Tabel 10.5.4 Kasstroomoverzicht per 31 december 2014 (x € 1.000)
   

(1)

(2)

(3) = (2)-(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2014 + stand depositorekeningen

9.682

13.054

3.372

         

2.

Totaal operationele kasstroom

5

1.714

1.709

         
 

Totaal investeringen (-/-)

     
 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

     

3.

Totaal investeringskasstroom

     
         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement

(-/-)

 

– 6.609

– 6.609

 

Eenmalige storting door moederdepartement (+)

     
 

Aflossing op leningen (-/-)

– 5

 

5

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

     

4.

Totaal financieringskasstroom

– 5

– 6.609

– 6.604

         

5.

Rekening Courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (= 1+2+3+4), de maximale roodstand € 0,5 miljoen

9.682

8.159

– 1.523

Activa

De hogere operationele kasstroom dan begroot is het gevolg van een hogere productie in 2014. Door een veranderd inzicht van activering door Justis is de investeringskasstroom en het beroep op de leenfaciliteit vervallen.

Tabel 10.5.5 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2014
 

Realisatie

Oorspronkelijke begroting

 

2011

2012

2013

2014

2014

Risicomeldingen

         

Volume

10

822

1.342

2.093

510

Kostprijs (x € 1,–)

109.337,46

3.725,79

2.554,12

2.016,71

9.076,16

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

1.093

3.063

3.428

4.221

4.629

           

TIV

         

Volume

25.417

490

817

1.110

550

Kostprijs (x € 1,–)

26,44

2.235,77

1.577,4

1.115,45

2.302,78

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

672

1.096

1.289

1.238

1.267

Doorlooptijd: % verstrekking A binnen 3 dagen

   

87%

78%

65%

Doorlooptijd: % verstrekking B binnen 4 weken

   

59%

62%

75%

Doorlooptijd: % verstrekking C binnen 6 weken en 4 maanden

   

74%

99%

 
           

GSR

         

Volume

654

690

748

774

600

Kostprijs (x € 1,–)

852,22

759,00

785,10

994,42

936,57

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

557

524

587

770

562

Doorlooptijd: % negatieve beslissing binnen 4 w.

90%

84%

83%

77%

95%

Doorlooptijd: % negatieve beslissing binnen 8 w.

71%

100%

61%

80%

95%

           

Bibob

         

Volume

240

280

285

267

300

Kostprijs (x € 1,–)

18.755,86

17.443,26

18.521,86

20.418,30

17.527,51

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

4.501

4.884

5.279

5.452

5.258

Doorlooptijd: % binnen 8 weken

68%

45%

33%

63%

60%

Doorlooptijd: % binnen 12 weken

   

57%

89%

90%

           

Gratie

         

Volume

2.091

2.228

1.704

1.545

2.000

Kostprijs (x € 1,–)

516,68

514,25

576,78

519,42

536,57

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

1.080

1.146

983

803

1.073

Doorlooptijd: % binnen 6 maanden

89%

77%

86%

90%

95%

           

Verklaring omtrent het Gedrag (VOG-NP)

         

Volume

537.386

557.184

739.544

702.294

580.000

Kostprijs (x € 1,–)

18,01

16,35

13,38

14,40

17,62

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

9.676

9.112

9.896

10.115

10.220

Doorlooptijd: % binnen 4 weken

100%

100%

99%

100%

95%

Doorlooptijd: % binnen 8 weken na VTW

85%

64%

67%

79%

90%

           

Verklaring omtrent het Gedrag (VOG-RP)

         

Volume

5.689

9.084

5.749

5.387

2.000

Kostprijs (x € 1,–)

134,32

89,71

46,09

84,29

109,33

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

764

815

265

454

219

Doorlooptijd: % binnen 8 weken

100%

100%

97%

100%

95%

Doorlooptijd: % binnen 12 weken na VTW

100%

100%

100%

50%

95%

           

GVA

         

Volume

   

4.000

5.938

5.000

Kostprijs (x € 1,–)

   

119,54

70,03

116,12

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

   

478

416

581

Doorlooptijd: % binnen 8 weken

   

99%

99%

95%

Doorlooptijd: % binnen 12 weken na VTW

   

50%

n.v.t.

95%

           

Naamswijziging

         

Volume

2.247

2.228

1.757

1.879

2.100

Kostprijs (x € 1,–)

646,29

649,89

736,31

685,67

698,21

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

1.452

1.448

1.294

1.288

1.466

Doorlooptijd: % binnen 20 weken

83%

53%

92%

99%

95%

           

WWM beroepen

         

Volume

103

120

230

117

120

Kostprijs (x € 1,–)

7.064,20

8.670,20

4.922,29

7.121,65

7.271,58

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

728

1.040

1.132

833

873

Doorlooptijd: % binnen 26 weken

51%

35%

54%

98%

70%

           

WWM ontheffingen

         

Volume

277

225

350

356

300

Kostprijs (x € 1,–)

347,70

1.644,37

690,90

968,77

421,17

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

96

370

242

345

126

Doorlooptijd: % binnen 13 weken

82%

73%

76%

90%

95%

           

BOA (Buitengewone opsporingsambtenaren)

         

Volume

8.714

7.209

6.965

6.356

7.500

Kostprijs (x € 1,–)

139,37

138,93

114,60

130,27

135,63

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

1.214

1.002

798

828

1.017

Doorlooptijd: % verzoek art. 142 binnen 16 w.

100%

100%

100%

100%

95%

           

BOD (Bijzondere opsporingsdienst)

         

Volume

 

220

283

388

340

Kostprijs (x € 1,–)

 

339,42

142,03

274,85

63,31

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

 

75

40

107

22

Doorlooptijd: % BOD binnen 8 weken

 

100%

100%

100%

95%

           

WPBR ondernemingen

         

Volume

649

678

884

940

70

Kostprijs (x € 1,–)

824,67

1.016,59

792,37

1.002,20

912,92

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

535

689

700

942

639

Doorlooptijd: % binnen 13 weken

84%

82%

90%

96%

95%

           

WPBR leidinggevenden

         

Volume

893

887

1.223

1.159

850

Kostprijs (x € 1,–)

361,99

525,08

290,94

434,87

346,60

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

323

466

356

504

295

Doorlooptijd: % binnen 8 weken

83%

78%

70%

84%

95%

           

Continue screening

         

Volume

   

5.899

7.757

12.250

Kostprijs (x € 1,–)

   

55,86

36,13

22,45

Omzet (PxQ) (x € 1.000)

   

330

280

275

           

Dienst Justis totaal

         

Fte-totaal (intern personeel)

237,5

233,0

245,2

237,5

253,0

Saldo baten en lasten in % van totale baten

1,0%

1,6%

16,9%

0,0%

0,0%

Toelichting

De aangepaste afstelling van het systeem in de automatische analyse bij het product tussentijdse risicomeldingen, efficiëntere inrichting van het proces en de door Justis opgebouwde expertise in het vaststellen van risico’s op misbruik van rechtspersonen, hebben in 2014 geleid tot een sterke toename van het aantal risicomeldingen.

De productie van het aantal TIV’s (netwerktekeningen) is in 2014 sterk toegenomen ten opzichte van de begroting. Dit werd veroorzaakt door een wijziging in de wet Bibob waardoor RIEC’s een TIV kunnen aanvragen. Daarnaast krijgt het product steeds meer bekendheid bij andere partners van Justis.

Bij VOG-NP willen brancheorganisaties en werkgevers steeds meer risico’s uitsluiten, dit wordt ook veroorzaakt door incidenten die veel media-aandacht krijgen. Daarnaast is in 2014 het aantal handmatige aanvragen verdubbeld als gevolg van de invoering van het RNI (register niet ingezetenen). Bij het opstellen van de begroting voor het product VOG-RP is ervan uitgegaan dat de invoering van de nieuwe Gedragsverklaring Aanbesteding (GVA) een daling van de productie VOG-RP zou veroorzaken. Dit is echter niet gebeurd; het aantal reguliere VOG-RP aanvragen is ondanks invoering van GVA fors toegenomen.

De doorlooptijden in 2014 van de producten van Dienst Justis zijn aanzienlijk verbeterd ten opzichte van 2013. Het achterblijven van de doorlooptijden ten opzichte van de norm bij de positieve beslissingen GSR heeft te maken met het aanbestedingstraject GSR. Dit traject vroeg de nodige capaciteit bij de afdeling. Dit traject zal in 2015 worden afgerond en de doorlooptijden zullen naar verwachting weer op niveau komen.De doorlooptijd VOG-RP binnen 12 weken na VTW bedroeg over 2014 50%. Het ging hier om een tweetal zaken met grote dossiers waar extra informatie is opgevraagd en afhandeling niet meer binnen de termijn is gelukt. De langere doorlooptijden van WPBR leidinggevenden ten opzichte van de begroting hebben te maken met lange wachttijd op informatie vanuit de leverancier. Hiervoor is aandacht gevraagd en dit heeft geleid tot een verbetering van de doorlooptijden in 2014 ten opzichte van 2012 en 2013. De verbetering van de doorlooptijden van WWM beroepen heeft te maken met efficiëntere inrichting van het proces.

11. DEPARTEMENTALE SALDIBALANS

De saldibalans per 31 december 2014 geeft de financiële posten weer die bij de afsluiting van de begrotingsboekhouding aan het einde van 2014 bestonden en meegenomen worden naar volgende begrotingsjaren.

Tabel 11.1 Saldibalans (x € 1.000)
 

Activa

     

Passiva

   
   

31-12-2014

31-12-2013

   

31-12-2014

31-12-2013

1

Uitgaven ten laste van de begroting

12.624.885

12.383.254

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

1.444.147

1.465.289

3

Liquide middelen

260

358

     

4

Rekening-courant RHB

0

0

4a

Rekening-courant RHB

10.711.700

10.426.128

5

Rekening-courant RHB begrotingsreserve

284.374

44.374

5a

Begrotingsreserves

284.374

44.374

6

Uitgaven buiten begrotingsverband

(=intra-comptabele vorderingen)

19.881

15.901

7

Ontvangsten buiten begrotingsverband

(= intra-comptabele schulden)

489.179

508.096

 

Subtotaal

12.929.400

12.443.887

 

Subtotaal

12.929.400

12.443.887

               

9

Openstaande rechten

0

0

9a

Tegenrekening openstaande rechten

0

0

10

Extra-comptabele vorderingen

1.285.650

1.075.946

10a

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

1.285.650

1.075.946

11a

Tegenrekening extra-comptabele schulden

0

0

11

Extra-comptabele schulden

0

0

12

Voorschotten

7.255.213

6.569.628

12a

Tegenrekening voorschotten

7.255.213

6.569.628

13a

Tegenrekening garantieverplichtingen

2.197.910

2.709.618

13

Garantieverplichtingen

2.197.910

2.709.618

14a

Tegenrekening openstaande verplichtingen

751.185

1.003.351

14

Openstaande verplichtingen

751.185

1.003.351

15

Deelnemingen

0

0

15a

Tegenrekening deelnemingen

0

0

 

Subtotaal

11.489.958

11.358.543

 

Subtotaal

11.489.958

11.358.543

               

Totaal

24.419.358

23.802.430

 

Totaal

24.419.358

23.802.430

Hieronder worden de onderdelen van de saldibalans nader toegelicht. De cijfers die tussen haken achter de tabeltitels staan, verwijzen naar de betreffende post op de saldibalans.

Tabel 11.2 Begrotingsuitgaven (1) (x € 1.000)
 

2014

2013

Uitgaven ten laste van de begroting 2013

0

12.383.254

Uitgaven ten laste van de begroting 2014

12.624.885

0

Totaal

12.624.885

12.383.254

Tabel 11.3 Begrotingsontvangsten (2) (x € 1.000)
 

2014

2013

Ontvangsten ten gunste van de begroting 2013

0

1.465.289

Ontvangsten ten gunste van de begroting 2014

1.444.147

0

Totaal

1.444.147

1.465.289

Onder de post uitgaven en ontvangsten ten laste van de begroting zijn de gerealiseerde begrotingsuitgaven en -ontvangsten van het jaar 2014 opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd. De verschillen met de departementale verantwoordingsstaat 2014 betreffen afrondingsverschillen.

Tabel 11.4 Liquide middelen (3) (x € 1.000)
 

2014

2013

Kas

251

276

Buitenlandse Bank

9

57

Royal Bank of Scotland

0

25

Saldo liquide middelen

260

358

De kas betreft contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders. Deze zijn voornamelijk aanwezig bij Griffie (€ 171.000), Openbaar Ministerie (€ 39.000) en Dienst Terugkeer & Vertrek (€ 35.000). De kas bij Griffie betreft contante betalingen van cliënten voor rechtszaken.

Op de buitenlandse bank komen ontvangsten binnen van Belgische betrokkenen voor het CJIB. Deze rekening wordt niet dagelijks afgeroomd door het Ministerie van Financiën.

Tabel 11.5 Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (4 en 4a) (x € 1.000)
 

2014

2013

RC RHB

10.711.700

10.426.128

Totaal

10.711.700

10.426.128

Het saldo van deze post geeft de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weer. Het saldo (€ 10.711.700) sluit aan bij het rekening-courantoverzicht van de Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën.

Tabel 11.6 Rekeningcourant Rijkshoofdboekhouding begrotingsreserve (5 en 5a) (x € 1.000)
 

2014

2013

Begrotingsreserve Asiel

284.374

44.374

Totaal

284.374

44.374

Het Ministerie van VenJ heeft toestemming van het Ministerie van Financiën om een «Begrotingsreserve Asiel» te vormen. Hieruit worden kosten als gevolg van instroomfluctuaties van asielzoekers gedekt. De instroom van asielzoekers uit ontwikkelingslanden is in 2014 opgelopen. Het kabinet stelde in 2014 € 375 mln. extra beschikbaar voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers in 2014 en 2015. Hiervan is € 240 mln. toegevoegd aan de begrotingsreserve ten behoeve van de opvang in 2015. Het saldo (€ 284.374) sluit aan bij het rekening-courantoverzicht van de Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën.

Tabel 11.7 Uitgaven buiten begrotingsverband (6) (x € 1.000)
 

2014

2013

Door te belasten uitgaven

15.698

11.741

Salarisvoorschotten

3.506

3.797

Overig

677

363

Totaal

19.881

15.901

De uitgaven buiten begrotingsverband worden als volgt gespecificeerd:

Door te belasten uitgaven: de belangrijkste posten betreffen:

  • Het product schadevergoedingsmaatregelen van het CJIB (Wet Terwee) (€ 10.819.000). De stijging ten opzichte van 2013 betreft voornamelijk deze vergoeding. De reden hiervan is hogere schadevergoedingsmaatregelen aan slachtoffers die verhaalt worden op de dader.

  • Het saldo van de nader te verrekenen door de griffier voorgeschoten deskundigenkosten (€ 2.343.000) is vrijwel gelijk gebleven aan voorgaand boekjaar.

Salarisvoorschotten: Op deze rekeningen worden de salarisvoorschotten verantwoord die door de decentrale diensten zijn verstrekt. Het verstrekte voorschot wordt vervolgens op het salaris van de medewerker ingehouden. Eind 2013 zijn er door VenJ acties ondernomen om de voorschotten correct en sneller af te laten rekenen. Deze actie is in 2014 voortgezet en heeft geleid tot een beperkt lagere stand van de salarisvoorschotten. De monitoring hierop zal in 2015 worden verscherpt;

Tabel 11.8 Ontvangsten buiten begrotingsverband (7) (x € 1.000)
 

2014

2013

Afdracht sociale lasten

52.643

56.977

EU-subsidies

15.607

29.232

Inningen voor bestuursorganen / agentschap CJIB

157.093

92.880

Af te wikkelen proceskosten OM

497

507

Af te wikkelen OM/Griffie

91.313

92.713

Conservatoir in beslaggenomen gelden

126.849

191.121

Gedeponeerde geldsommen

6.634

7.864

Door te belasten agentschappen/Raad voor de rechtspraak via RHB MvF

33.104

33.223

Overig

5.439

3.579

Totaal

489.179

508.096

De ontvangsten buiten begrotingsverband worden als volgt gespecificeerd:

  • Afdrachten sociale lasten: Dit betreft de afdrachten aan de belastingdienst, UWV en Loyalis over de maand december 2014. Deze zijn voldaan in januari 2015.

  • EU-subsidies: De EU-subsidies betreft onder andere de PEF (Project Europese Fondsen) (€ 3.257.000), Dienst Terugkeer & Vertrek (Immigratie-en migratiefondsen) (€ 7.294.000) en NCTV (voor bestrijding zware criminaliteit en terrorisme (€ 4.039.000).

  • Inningen voor bestuursorganen/agentschap CJIB: Het saldo betreft voornamelijk ontvangen betalingen op vorderingen die het CJIB voor bestuursorganen (onder andere Zorginstituut Nederland € 139.424.000 en Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid € 6.297.000) incasseert en die nog moeten worden doorgestort. Doorstorting vindt plaats nadat de volledige vordering is voldaan. De stijging ten opzichte van 2013 wordt met name veroorzaakt doordat het CJIB met ingang van 2014 ten behoeve van het Zorginstituut Nederland beslag kan leggen op de zorgtoeslag via de belastingdienst.

  • Af te wikkelen proceskosten OM: Deze rekening geeft het saldo weer van de proceskosten die nog met partijen moet worden afgerekend.

  • Af te wikkelen OM/Griffie: Bedragen die in het kader van het «vrijlaten op borgtocht» van een verdachte zijn ontvangen, worden op deze rekening verantwoord. Daarnaast wordt deze rekening gecrediteerd voor de gelden die in beslag genomen zijn. De uiteindelijke bestemming van de gelden wordt bepaald door een uitspraak van de rechter in de desbetreffende zaak of door het Openbaar Ministerie. Een dergelijke beslissing kan leiden tot geheel of gedeeltelijke teruggave of verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld.

  • Conservatoir in beslaggenomen gelden (IBG): Het creditsaldo op deze rekening wordt gevormd door de gelden waarop in het kader van ontnemingsmaatregelen conservatoir beslag is gelegd.

    Schikkingen en transacties van het Openbaar Ministerie worden met ingang van het boekjaar 2014 verantwoord op het moment van ontvangst van het kasbedrag en niet meer tijdelijk verantwoord als ontvangsten buiten begrotingsverband als conservatoir in beslaggenomen gelden (IBG). Zie voor een toelichting op deze presentatiewijziging de toelichting in de Leeswijzer en de toelichting op de ontvangsten op artikel 33.

    Voor de vergelijkbaarheid van de post ontvangsten buiten begrotingsverband 2014 met voorgaand boekjaar wordt in onderstaande tabel de ontvangsten buiten begrotingsverband per ultimo 2013 op basis van de oude en de nieuwe presentatie weergegeven.

    Tabel 11.9 Vergelijking ontvangsten buiten begrotingsverband per ultimo 2013 in verband met wijziging presentatie schikkingen en transacties (x € 1.000)

    Ontvangsten buiten begrotingsverband 2013 oude presentatie

    508.096

    waarvan «conservatoir IBG» 2013 oude presentatie

    191.121

    Ontvangsten buiten begrotingsverband 2013 nieuwe presentatie

    438.096

    waarvan «conservatoir IBG» 2013 nieuwe presentatie

    121.121

    In deze post is ook de profijtrente 2012 opgenomen. De profijtrente 2013 en 2014 moet nog bij het Ministerie van Financiën worden gedeclareerd.

  • Gedeponeerde geldsommen: Betreft ontvangsten van partijen in rechtszaken waarvan de rechter een deskundigenonderzoek heeft gelast. De kosten van het deskundigenonderzoek worden hiermee gefinancierd.

  • Door te belasten agentschappen/Raad voor de rechtspraak via RHB (Ministerie van Financiën): Vanwege technische redenen in het administratieve systeem zijn de werkgeverslasten december aan de agentschappen/Raad voor de rechtspraak opgenomen. Deze zijn in de maand januari verrekend via de Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën.

Tabel 11.10 Extracomptabele vorderingen (10 en 10a) (x € 1.000)
 

2014

2013

Vorderingen binnen begrotingsverband

1.285.650

1.075.946

Totaal

1.285.650

1.075.946

Tabel 11.11 Extracomptabele vorderingen (10 en 10a) (x € 1.000)

Onderscheiden naar organisatie onderdeel

2014

2013

Bestuursdepartement incl. vordering ex-personeel

7.797

6.281

Kinderbescherming

235

380

Openbaar Ministerie

116.244

0

Rechtspleging

25.393

25.075

DT&V

202

715

Schadefonds Geweldsmisdrijven

16

0

JustID

1.846

0

CJIB

1.133.917

1.043.495

Totaal

1.285.650

1.075.946

Tabel 11.12 Extracomptabele vorderingen (10 en 10a) (x € 1.000)

Ingedeeld naar aard

2014

2013

Salarisvorderingen op ex-personeel

2.514

2.782

Sancties in het kader van Wahv

599.339

586.549

Strafrechtelijke boetes (STRABIS)

87.529

85.715

OM-afdoeningen

193.314

71.835

Ontnemingsmaatregelen

355.211

299.395

Overige debiteuren

47.743

29.669

Totaal

1.285.650

1.075.945

De stijging bij sancties in het kader van Wahv (Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften) wordt veroorzaakt door:

  • Gemiddelde stijging van het openstaande bedrag met € 20 per sanctie. Het aantal openstaande vorderingen is met ruim 10% afgenomen.

  • Doorwerking van de «vermuldering» van 30-WAM (Wet Aansprakelijkheid Motorvoertuigen)-zaken vanaf 2011. De 30-WAM-zaken hebben betrekking op het onverzekerd besturen van een motorvoertuig. Dit zijn zaken met een relatief hoog bedrag en een veel lager inningspercentage dan de andere Wahv-sancties;

De stijging van ontnemingsmaatregelen wordt veroorzaakt door:

  • De vorderingenstand betreft een openstaand saldo van Ontnemingsmaatregelen, Schikkingen en Confiscatiebeslissingen. In 2014 is er sprake van extra hoge instroom van zaken > € 1 mln.

  • Het totaal aantal openstaande zaken is in 2014 toegenomen met 255 zaken. Openstaande zaken met een bedrag < € 10.000 zijn juist afgenomen.

De stijging bij OM-afdoeningen wordt als volgt verklaard:

  • Een vordering op SBM Offshore N.V. van US$ 140 mln.(€ 115 mln.) in het kader van de getroffen schikking van het OM van 12 november 2014 wegens omkoping. Deze vordering dient in 2015 en 2016 te worden betaald. De vordering staat voor het ontnemingsdeel van het wederrechtelijke verkregen voordeel van US$ 130 mln.(€ 107 mln.) verantwoord bij het OM en voor het boetedeel van US$ 10 mln. (€ 8 mln.) bij CJIB.

Tabel 11.13 Voorschotten (12 en 12a) (x € 1.000)
 

2014

2013

Voorschotten

7.255.213

6.569.628

Totaal voorschotten

7.255.213

6.569.628

Tabel 11.14 Ouderdom voorschotten (12) (x € 1.000)

Ontstaansjaar

Stand 1 jan 2014

Verstrekt 2014

Afgerekend 2014

Stand 2014

< 2009

633

0

569

64

2009

14.158

0

10.160

3.998

2010

24.380

0

16.109

8.271

2011

32.239

0

15.231

17.008

2012

90.105

0

43.599

46.506

2013

6.408.113

0

5.626.939

781.174

2014

0

6.417.564

19.372

6.398.192

Totaal

6.569.628

6.417.564

5.731.979

7.255.213

De stijging van de openstaande voorschotten ultimo 2014 ten opzichte van 2013 is grotendeels veroorzaakt door de Raad voor Rechtsbijstand (€ 500 mln.).

Tabel 11.15 Afgerekende en afgeboekte voorschotten naar ouderdom en beleidsthema (12a) (x € 1.000)

Nationale politie, VtsPN, KLPD en Politieacademie

4.934.884

Vreemdelingenzaken

348.590

Reclassering

233.277

Nationale veiligheid en terrorismebestrijding

68.102

Jeugd

37.585

Slachtofferhulp (o.a. SHN, SIB, Comensha)

25.254

Rechtsbestel

19.384

Regionale en Landelijke Informatie- en Expertisecentra

6.763

Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

3.365

Overig (inclusief kleine voorschotten)

54.775

Totaal

5.731.979

Tabel 11.16 Garantieverplichtingen (13 en 13a) (x € 1.000)
 

2014

2013

Garantieverplichtingen

2.197.910

2.709.618

Totaal

2.197.910

2.709.618

Dit is het totaal van de «Uitstaande garanties 2014» uit tabel 3.2 en de «Garanties 2014» uit tabel 3.4. De garantstelling hypothecaire lenigingen aan JJI’s was in 2013 nog opgenomen bij DJI. Voor de onderbouwing en nadere toelichting op de garantieverplichtingen wordt verwezen naar deze tabellen. De leningen aan het Gemeenschappelijk Hof en de Raad voor de rechtspraak worden in de leenadministratie van Financiën gekenmerkt als agentschapsleningen en zijn daarom niet in bovenstaande overzicht opgenomen. Het totaal van de uitstaande leningen voor de Raad voor de rechtspraak bedroeg per ultimo 2014 € 94.839.339 en voor het Gemeenschappelijk Hof € 165.000.

11.17 Openstaande verplichtingen (14 en 14a) (x € 1.000)
 

2014

2013

Openstaande verplichtingen

751.185

1.003.351

Totaal

751.185

1.003.351

Tabel 11.18 Verloopstaat verplichtingen (14 en 14a) (x € 1.000)

Openstaande verplichtingen

2014

Openstaande verplichtingen per 31 december 2013

1.003.351

Aangegane verplichtingen in 2014

12.372.719

Tot betaling gekomen in 2014

12.624.885

Totaal openstaande verplichtingen 31 december 2014

751.185

Tabel 11.19 Verloopstaat verplichtingen (14 en 14a) (x € 1.000)

Openstaande verplichtingen per artikel

2014

31 Nationale Politie

40.664

32 Rechtspleging en rechtsbijstand

1.785

33 Veiligheid – en criminaliteitsbestrijding

107.126

34 Sanctietoepassing

256.613

35 Jeugd

7.901

36 Contraterrorisme en Nationale Veiligheid

218.405

37 Vreemdelingen

13.785

91 Apparaat kerndepartement

104.906

93 Geheim

0

Totaal openstaande verplichtingen 31 december 2014

751.185

Het verschil tussen 2013 en 2014 is te verklaren doordat de middelen voor jeugdbescherming en -reclassering (artikel 35) per 1 januari 2015 zijn gedecentraliseerd naar de gemeenten. Ultimo 2013 stond op artikel 35 nog een verplichtingensaldo van € 381 mln. open.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen en bestuurlijke verplichtingen

Raad voor Rechtsbijstand

De Raad voor Rechtsbijstand heeft een vordering van € 240,7 mln. (stand 31 december 2014) op het Ministerie van VenJ die samenhangt met de verplichting in haar balans voor het deel van de afgegeven toevoegingen dat nog niet is vastgesteld.

Vordering inzake vakantiegelden Raad voor de rechtspraak

De Raad voor de rechtspraak heeft sinds het boekjaar 2005 een vordering op het ministerie inzake de financiering van de te betalen vakantiegelden en sociale lasten. Bij het inwerking treden van het baten-lastenstelsel per 1 januari 2005 is overeengekomen dat ter financiering van deze verplichting op de openingsbalans van de Raad voor de rechtspraak een separate vordering wordt opgenomen en er door het Ministerie van VenJ geen aflossing op deze vordering zal plaatsvinden. Het betreft hier louter een boekhoudkundige vordering. De vordering bedraagt € 21,1 mln.

Schikkingen en transacties

Schikkingen en transacties van het Openbaar Ministerie worden met ingang van het boekjaar 2014 verantwoord op het moment van ontvangst van het kasbedrag. Mocht in de toekomst blijken dat ofwel in het kader van een artikel-12-procedure het OM over zal moeten gaan tot vervolgen en dat de transactie of schikking terugbetaald moet worden, ofwel naar de mening van het OM voldoende vaststaat dat in rechte afdwingbare rechten van derden voorgaan, zal het OM het betreffende bedrag onverwijld terugbetalen. Op 31 december 2014 bedroeg het maximale risico van terugbetalen van schikkingen en transacties een bedrag van € 150,1 mln.

Convenant Forensische Zorg

Het budget voor forensische zorg wordt in de komende jaren teruggebracht van € 725 mln. tot circa € 600 mln. vanaf 2017. De maatregelen die hieraan invulling zullen geven zijn vastgelegd in een convenant van het Ministerie van Veiligheid en Justitie met de voorzitters van GGZ Nederland en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland. Dit is afgesloten op 3 april 2013 in het kader van het Masterplan DJI 2013–2018. Met uitzondering van de frictiekosten en de bijstellingen als gevolg van OVA en indexering, moeten alle afspraken in dit akkoord binnen deze financiële ruimte worden geaccommodeerd.

OVA Convenant

In het convenant Overheidsbijdrage in Arbeidskostenontwikkeling (OVA) is afgesproken dat de overheid haar bijdrage voor de loonontwikkeling in de zorgsector jaarlijks indexeert met de gemiddelde ontwikkeling van de lonen in de markt.

12. TOPINKOMENS

De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen – al dan niet fictieve – dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging en/of eventuele ontslaguitkeringen (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk maximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het wettelijk bezoldigingsmaximum in 2014 bedraagt € 230.474.

Tabel 12.1 Bezoldiging van (gewezen) topfunctionaris

Naam instelling

Naam (gewezen) topfunctionaris

Functie

Aard functie

Datum aanvang dienstverband

Datum einde dienstverband

Omvang dienst-verband (fte)

Op externe inhuur-basis

(nee <=6 mnd; >6 mnd)

Beloning

(x € 1,–)

Onkostenvergoeding (belast)

(x € 1,–)

Voorzieningen beloning betaalbaar op termijn

(x € 1,–)

Totale bezoldiging in 2014

(x € 1,–)

Motivering (indien overschrijding)

College Bescherming Persoonsgegevens

J. Kohnstamm

voorzitter college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

1

nee

136.291

6.000

22.541

164.832

 

College Bescherming Persoonsgegevens

W.B.M Tomesen

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

1

nee

133.065

3.024

22.848

158.937

 

College Bescherming Persoonsgegevens

M.W. McLaggan-van Roon

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

1-9-2014

1

nee

84.959

0

13.521

98.480

 

College Bescherming Persoonsgegevens

P.J.J Frencken

directeur

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

1

nee

94.612

3.200

15.592

113.404

 

College voor de rechten van de Mens

M. Olde Monnikhof

directeur

topfunctionaris

1-1-2014

1-9-2014

1

nee

95.946

0

15.592

111.538

 

College voor de rechten van de Mens

L.J.L. Koster

voorzitter college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

1

nee

114.893

3.677

20.908

139.478

 

College voor de rechten van de Mens

C.M. v.d. Bas

onder-voorzitter

topfunctionaris

1-1-2014

1-3-2014

1,03

nee

21.665

0

2.851

24.516

 

College voor de rechten van de Mens

P.H.A. van Geel

onder-voorzitter

topfunctionaris

1-1-2014

1-7-2014

1

nee

56.237

0

8.552

64.789

 

College voor de rechten van de Mens

C.M. van Eck

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,8

nee

69.643

1.600

12.474

83.717

 

College voor de rechten van de Mens

D. Ghidei

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

1-4-2014

0,87

nee

29.322

0

3.357

32.679

 

College voor de rechten van de Mens

E.J.M. Hofhuis

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

1

nee

99.864

3.200

15.731

118.795

 

College voor de rechten van de Mens

C.A. Goudsmit

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,8

nee

75.616

1.600

12.560

89.776

 

College voor de rechten van de Mens

D.C. Houtzager

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,8

nee

75.094

1.600

12.474

89.168

 

College voor de rechten van de Mens

J.C.J. Dute

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,75

nee

71.061

1.600

11.694

84.355

 

College voor de rechten van de Mens

K.M. Buitenweg

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,4

nee

28.977

800

6.237

36.014

 

College voor de rechten van de Mens

J.P. Loof

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,4

nee

37.547

800

6.237

44.584

 

College voor de rechten van de Mens

N.M.C.P. Jägers

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,4

nee

37.547

800

6.237

44.584

 

NRGD

M.M.A. Smithuis

directeur

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

1

nee

100.302

0

16.830

117.132

 

NRGD

J.A. Coster van Voorhout

voorzitter college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,4

nee

44.099

0

0

44.099

 

NRGD

W.J.M. Velings

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,1

nee

11.025

0

0

11.025

 

NRGD

W.J.J. van Velzen

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,1

nee

5.512

0

0

5.512

 

NRGD

P.J. van Koppen

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,1

nee

11.025

0

0

11.025

 

NRGD

A.P.A. Broeders

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,1

nee

11.025

0

0

11.025

 

NRGD

J. Henseler

lid college

topfunctionaris

1-2-2014

31-12-2014

0,1

nee

10.106

0

0

10.106

 

NRGD

J.W. Hummelen

lid college

topfunctionaris

1-3-2014

31-12-2014

0,1

nee

9.187

0

0

9.187

 

CvTA

J.W. Holtslag

voorzitter

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,2

nee

36.745

0

0

36.745

 

CvTA

H.B. van der Veen

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,2

nee

30.618

0

0

30.618

 

CvTA

M.Sanders

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,2

nee

30.618

0

0

30.618

 

CvTA

J.L.R.A. Huydecoper

lid college

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

0,2

nee

30.618

0

0

30.618

 

CvTA

H.F.R. van Heemstra

secretaris

topfunctionaris

1-1-2014

31-7-2014

0,2

nee

26.722

0

0

26.722

 

CvTA

V.L. Eiff

directeur

topfunctionaris

1-1-2014

31-12-2014

1

nee

105.473

3.184

18.155

126.812

 
Tabel 12.2 Bezoldiging van niet-topfunctionarissen boven het WNT-maximum

Naam instelling

Functie

Datum aanvang dienstverband

Datum einde dienstverband

Omvang dienstverband (fte)

(+ tussen haakjes de omvang in 2013)

Beloning

(+ tussen haakjes de omvang in 2013)

Onkosten-vergoeding (belast)

(+ tussen haakjes de omvang in 2013)

Voorzieningen beloning betaalbaar op termijn

(+ tussen haakjes de omvang in 2013)

Totale bezoldiging in 2014

(+ tussen haakjes de omvang in 2013)

Motivering

Er behoeven op grond van de WNT geen functionarissen met een bezoldiging vermeld te worden.

Tabel 12.3 Uitkeringen aan (gewezen) topfunctionarissen wegens beëindiging dienstverband

Naam instelling

Naam (gewezen) topfunctionaris

Laatste Functie

Aard functie

Eerdere functies

Datum einde dienstverband

Op externe inhuur-basis (nee <=6 mnd; >6 mnd)

Betaalde uitkering in 2014

Motivering (indien overschrijding)

Er behoeven op grond van de WNT geen functionarissen met een uitkering wegens beëindigen dienstverband vermeld te worden.

Tabel 12.4 Uitkeringen boven het WNT-maximum aan niet-topfunctionarissen wegens beëindiging dienstverband

Naam instelling

Laatste Functie

Eerdere functies

Datum einde dienstverband

Betaalde uitkering in 2014

Motivering

Er behoeven op grond van de WNT geen functionarissen met een uitkering wegens beëindigen dienstverband vermeld te worden.

D. BIJLAGEN

13. TOEZICHTRELATIES EN ZELFSTANDIGE BESTUURSORGANEN EN RECHTSPERSONEN MET WETTELIJKE TAAK

Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen (vallend onder het Ministerie van Veiligheid en Justitie).

Naam organisatie

RWT

ZBO

Artikel

Financiering van RWT's en ZBO's

Verwijzing (URL-link) naar website RWT/ZBO

Verwijzingen (URL-link) naar toezichtvisies/-arrangementen

Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

       

*Begrotingsramingen 2014

(x € 1.000)

**Realisatiecijfers 2013

(x € 1.000)

Premies

Tarieven

     

Nationale politie

x

 

31, 33

4.925.863

5.139.371

   

www.politie.nl

www.politie.nl/jaarverslag

v

Politieacademie (PA)

x

x

31

121.303

204.630

   

www.politieacademie.nl

www.politieacademie.nl/Documents/Politieacademie%20 Jaarverslag%202013_ 030414.pdf

v

Raad voor Rechtsbijstand (RvR) (zie 1 bij toelichting)

x

x

32

50.813

54.089

n.v.t.

zie art. 32.2.20

www.rvr.org

Zie:

• Reglement Raad van Advies versie juli 2010;

• Reglement Bestuur versie juli 1020;

• Protocol vaststelling doelmatige werking Raad voor Rechtsbijstand d.d. 6 december 2011;

• Protocol risico's en risicobeheersing fraude versie 1.2;

• Integriteits-beleid 1.0.

v

Bureau Financieel Toezicht, BFT (zie 2 bij toelichting)

x

x

32

2.398

*** 6.250

n.v.t.

n.v.t.

www.bureauft.nl

Zie:

• Toezichtarrangement, kenmerk. 5629628/09/28 van februari 2014;

• Wet op het notarisambt, in Titel IX. staan bepalingen over het toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen en de tuchtrechtspraak, alsmede het financiële toezicht.

v

College Bescherming Persoonsgegevens (Cbp) (zie 3 bij toelichting)

 

x

32

8.185

*** 8.213

n.v.t.

n.v.t.

www.cbpweb.nl

Zie:

• Wet bescherming persoonsgegevens;

• Kaderwet ZBO's;

• Bestuursreglement;

Een toezichtarrangement wordt opgesteld.

v

College voor de Rechten van de mens (CRM) (zie 4 bij toelichting)

 

x

32

6.066

*** 5.841

n.v.t.

n.v.t.

www.mensenrechten.nl

Het CRM valt onder de kaderwet ZBO's.

v

College van Toezicht Auteursrechten en Naburige Rechten

 

x

32

685

549

n.v.t.

n.v.t.

www.cvta.nl

Zie wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten en de kaderwet ZBO.

v

Nederlands Register Gerechtelijke Deskundigen (NRGD) (zie 5 bij toelichting).

 

x

33

1.723

*** 1.532

n.v.t.

n.v.t.

www.nrgd.nl

De NRGD valt onder de kaderwet ZBO's

v

Reclasseringsorganisaties:

                   

• Reclassering Nederland;

x

 

34

129.123

135.235

n.v.t.

n.v.t.

www.reclassering.nl

Zie wet Justitiesubsidies; controleprotocol algemeen en specifiek.

v

• Leger des Heils;

x

 

34

21.646

20.836

n.v.t.

n.v.t.

www.legerdesheils.nl

Zie wet Justitiesubsidies; controleprotocol algemeen en specifiek.

v

• Stichting verslavingsreclassering GGZ Nederland.

x

 

34

64.579

71.631

n.v.t.

n.v.t.

www.svg.nl

Zie wet Justitiesubsidies; controleprotocol algemeen en specifiek.

v

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM)

x

x

34

5.311

18.536

n.v.t.

n.v.t.

www.schadefonds.nl

ZBO is onderdeel van de Staat (budgethouder binnen begroting VenJ, dus vallen onder ADR).

v

Slachtofferhulp Nederland (SHN)

x

 

34

23.196

25.293

n.v.t.

n.v.t.

www.slachtofferhulp.nl

Zie wet Justitiesubsidies; controleprotocol algemeen en specifiek.

v

Particuliere tbs-inrichtingen

x

 

34

239.655

209.917

n.v.t.

n.v.t.

www.dji.nl

www.jaarverslagzorg.nl

v

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO)

x

x

35

3.511

4.066

n.v.t.

n.v.t.

www.lbio.nl

http://wetten.overheid.nl/BWBR0020495/geldigheidsdatum

v

Stichting Nidos

x

x

35, 37

25.096

25.501

n.v.t.

n.v.t.

www.nidos.nl

Besluit subsidie rechtspersonen voor voogdij en gezinsvoogdij vreemdelingen 2015

v

Halt

x

 

35

12.567

13.542

n.v.t.

n.v.t.

www.halt.nl

zie financieel economisch toezicht statuut en specifiek Controleprotocol Halt

v

Particuliere Jeugdinrichtingen

x

 

35

70.923

78.051

n.v.t.

n.v.t.

www.dji.nl

www.jaarverslagzorg.nl

v

Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) (zie 6 bij toelichting)

x

x

36

30.236

*** 30.895

n.v.t.

n.v.t.

www.IFV.nl

http://wetten.overheid.nl/BWBR0032372/geldigheidsdatum

v

Onderzoeksraad voor veiligheid (OVV)

x

x

36

11.140

11.552

n.v.t.

n.v.t.

www.onderzoeksraad.nl

www.onderzoeksraad.nl

v

Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)

x

x

37

322.413

355.534

n.v.t.

n.v.t.

www.coa.nl

FET Bekostigingsafspraken COA www.coa.nl/nl/over-coa/organisatie/aansturing/raad-van-toezicht www.coa.nl/nl/over-coa/organisatie/aansturing/bestuur

v

Gerechtsdeurwaarders, cluster (zie 7 bij toelichting).

 

x

 

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.kbvg.nl

n.v.t.

n.v.t.

Notarissen, cluster (zie 8 bij toelichting).

 

x

 

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t

Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting, SDKB. (zie 9 bij toelichting)

x

x

 

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.donorgegevens.nl

n.v.t.

n.v.t.

Kansspelautoriteit (zie 10 bij toelichting)

x

x

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.kansspelautoriteit.nl

http://wetten.overheid.nl/BWBR0020495/geldigheidsdatum

v

Toelichting

*) Begrotingsraming van de bijdrage 2014 door VenJ aan de ZBO/RWT.

**) De gegevens in de tabel betreft realisatie 2013.

***) Betreft realisatie 2014.

Functie

  • 1) Raad voor Rechtsbijstand (RvR) is belast met de organisatie van en draagt zorg voor de verlening van gesubsidieerde rechtsbijstand en mediation.

  • 2) Bureau financieel toezicht (BFT) heeft toezicht op notarissen en gerechtsdeurwaarders, toezicht naleving Wet identificatie bij dienstverlening (WID) en Wet melding ongebruikelijke transacties (MOT).

  • 3) Het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) ziet erop toe dat persoonsgegevens zorgvuldig worden gebruikt en beveiligd en dat privacy gewaarborgd blijft.

  • 4) Het College voor de Rechten van de Mens (CRM, oktober 2012) vervult de rol van waakhond door onderzoek, evaluatie, advisering, normontwikkeling en het geven van voorlichting op het gebied van mensenrechten in Nederland.

  • 5) Het Nederlands Register Gerechtelijke Deskundigen (NRGD) waarborgt en bevordert een constante kwaliteit van de inbreng van deskundigen in de rechtsgang.

  • 6) Het Nederlands Bureau Brandweerexamens (NBBe) en Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) zijn ZBO's die met ingang van 2013 zijn opgegaan in het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) en hun eigen opbrengsten genereren. Jaarlijks ontvangen zij een vast bedrag voor het uitvoeren van de wettelijke taken voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast ontvangen zij bijdragen voor opdrachten voortkomend uit een opdrachtgevers/opdrachtnemersrelatie.

  • 7) Gerechtsdeurwaarders, cluster. Gerechtsdeurwaarders zijn opgenomen in het ZBO-register van BZK. Ze vallen onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, maar er zijn geen financiële relaties met dit departement.

  • 8) Notarissen, cluster. Notarissen zijn opgenomen in het ZBO-register van BZK. Ze vallen onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, maar er zijn geen financiële relaties met dit departement.

  • 9) Deze organisatie heeft geen financiële relatie met het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

  • 10) Deze organisatie heeft geen financiële relatie met het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Financiering van de kansspelautoriteit geschiedt via jaarlijkse heffingen en vergoedingen door vergunninghouders.

14. AFGEROND EVALUATIE EN OVERIG ONDERZOEK

Artikel 31 – Nationale politie
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Evaluatie Nieuwe Politiewet / Nationale politie

2014

(Rapport nog niet verschenen)

Artikel 32 – Rechtspleging en rechtsbijstand
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Artikelnummer 32.2

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Doeltreffendheid en effecten van de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade

2014

 

Evaluatie van de effecten van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet ; opgenomen instrumenten op versnelling en op verbetering van de projecten waarop deze van toepassing zijn (tweede evaluatie procesrechtelijke bepalingen Chw)

2014

3. Overig onderzoek

   
 

Evaluatie van de effecten van de Wet bestuurlijke lus Awb

2014

 

Evaluatie van de werking van de lex silencio positivo

2013

(Rapport uit 2014)

 

Evaluatie van ex-ante evaluaties bij voorgenomen wet- en regelgeving

2014

 

Verhoging competentiegrens kantonrechter

2014

 

Evaluatie Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen

2014

(Rapport nog niet verschenen)

Artikel 33 – Veiligheid en criminaliteitsbestrijding
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Artikelnummer 33.2

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Artikel 33 Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

2014

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Coffeeshops in Nederland; drie delen

1. Ontwikkelingen bij coffeeshops en klanten na invoering van het besloten club model en het ingezetencriterium

2. Ontwikkelingen op de illegale detailhandelsmarkt van cannabis na invoering van het besloten clubmodel en het ingezetenencriterium

3. Procesevaluatie

2014

Artikelnummer 33.3

   

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Artikel 33 Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

2014

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Effectiviteit maatregelen voetbal gerelateerde overlast en geweld

2014

3. Overig onderzoek

   
 

De effectiviteit van de politiële taakuitvoering en de taken en verantwoordelijkheden van andere partijen

2014

Artikel 34 – Sanctietoepassing
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Artikelnummer 34

3. Overig onderzoek

   
 

ISD onderzoek

2014

 

Kosten-batenanalyse verlenging ISD maatregel

2014

Artikelnummer 34.2

   

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Nulmeting Wrp; drie delen

A. Sociale positie prostituees in legale prostitutie

B. Niet- legale prostitutie

C. Vergunningbeleid, toezicht en handhaving

2014 (Rapport nog niet verschenen)

Artikelnummer 34.3

   

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Actualisering recidive 2013; diverse metingen

2014

 

Implementatie aangifteplicht in de tbs

2014

3. Overig onderzoek

 

 

Effectevaluatie van de gedragsinterventie Cova+

1)

 

Evaluatie pilot kortverblijvende en preventief gehechten in Rotterdam

2013

 

Monitor Jeugdcriminaliteit 2013; met lokale casestudie Amsterdam

2014

Artikelnummer 34.4

   

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

34.4 Slachtofferbeleid

2014

3. Overig onderzoek

 
 

Monitor nazorg ex-gedetineerden; 4e meting

2014

 

Procesevaluatie pilot Geweldspreventie in samenwerking met ziekenhuizen

2015 2)

Ad 1).

Het onderzoek is niet doorgegaan. Zowel de doeltreffendheids- als de effectevaluatie zijn komen te vervallen, omdat deze gedragsinterventie niet langer erkend is door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie.

Ad 2).

De opleverdatum is herzien. De pilot zelf is vertraagd waardoor het onderzoek later is gestart.

Artikel 35 – Jeugd
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Artikelnummer 35.3

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1b. Ander ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Oorzaken en achtergronden recidivetrends

2014

3. Overig onderzoek

   
 

Effectevaluatie van de gedragsinterventie Multidimensional Treatment Foster Care (MTFC)

2015

 

Effectstudie Tools4U

2015

 

Procesevaluatie van de gedragsinterventie Brains4Use

2013 (Rapport uit 2014)

Artikel 36 – Contraterrorisme- en Nationaal Veiligheidsbeleid
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Artikelnummer 36

3. Overig onderzoek

   
 

Evaluatie awareness trainingen Potentieel Gewelddadige Eenlingen

2014

Artikelnummer 36.2

   

3. Overig onderzoek

   
 

Evaluatie Wet opsporing terroristische misdrijven

2014

 

Voorbereiding evaluatie contraterrorismestrategie 2011–2015

2014

Artikel 37 – Vreemdelingen
 

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Artikelnummer 37.2

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Uitvoeringspraktijk en werking van het inreisverbod

2014

3. Overig onderzoek

   
 

Evaluatie Vw2000 ; inclusief evaluatie PIVA

2014

15. EXTERNE INHUUR

Tabel 15.1 Ministerie van Veiligheid en Justitie verslagjaar 2014 (x € 1.000)

Programma en apparaatskosten

 

Beleidsgevoelig

13.449

1. Interim management

1.491

2. Organisatie- en formatieadvies

9.330

3. Beleidsadvies

1.953

4. Communicatieadvisering

675

   

(Beleids)ondersteunend

79.416

5. Juridisch advies

3.330

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

72.234

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

3.852

   

Ondersteuning bedrijfsvoering

103.538

8. Uitzendkrachten

103.538

   

Totaal externe inhuur

196.403

Het overzicht betreft de inkoop van tijdelijk personeel bij het bestuursdepartement, de taakorganisaties OM, Raad voor de Kinderbescherming en Hoge Raad (uitgaven), alsmede de agentschappen (kosten) van dit ministerie.

Het ministerie gaf in het jaar 2014 € 196,4 mln. uit aan externe inhuur. De uitgaven voor ambtelijk personeel inclusief externe inhuur bedroegen € 2.069 mln. Het inhuurpercentage over het jaar 2014 bedraagt dus 9,49%.

Tabel 15.2 Inhuur externen buiten mantelcontracten 2014

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

12

Het aantal overschrijdingen binnen VenJ van het maximumuurtarief bedroeg in 2014 twaalf:

  • 1. Er is vier maanden externe deskundigheid ingehuurd voor de invulling van de functie van directeur dienst ICT/Chief Technology Officer van de nationale politie. Deze inhuur was noodzakelijk voor de continuïteit van de aansturing van de dienst ICT en de ICT-dienstverlening van de politie en er was in deze vier maanden niemand anders beschikbaar met de vereiste ervaring en kwaliteiten die dit zou kunnen invullen. Deze vervanging is lopende het jaar wel gevonden, waarop de externe inhuur is beëindigd.

  • 2. Er is één keer – binnen de kaders van een sinds 2010 bestaand contract – juridische advisering ingehuurd bij het CJIB ten behoeve van procesvertegenwoordiging in aanbestedingskwesties. De betreffende capaciteit was destijds niet beschikbaar binnen de organisatie. De inhuur van betreffende juristen is tevens gebruikt om de kennis binnen de eigen organisatie op- en uit te bouwen. Het contract zal na afronding van nog enkele lopende werkzaamheden worden beëindigd.

  • 3. Acht keer is hetzelfde externe bureau ingehuurd voor de strategische advisering aan het management van een drietal organisatieonderdelen. De betreffende consultant beschikte over de desbetreffende kwalificaties en in het bijzonder de kennis van de thematiek, bestuurlijke dynamiek en stakeholders van VenJ. In vijf gevallen is de opdracht beëindigd. Voor de drie andere opdrachten is voor 2015 een tariefsverlaging tot onder de norm overeengekomen.

  • 4. Ter ondersteuning van de veranderopgave bij het DGJS is een beroep gedaan op een externe adviesorganisatie die ook betrokken was geweest bij de vorige reorganisatie. De externe organisatie kende dus de problematiek en had het vertrouwen van de betrokken leidinggevenden. Daarom kon in korte tijd de opdracht naar verwachting tot een goed einde worden gebracht. Deze opdracht is inmiddels afgerond.

  • 5. Er is vanwege diens specifieke kennis een beroep gedaan op een advocaat ter ondersteuning in een personele aangelegenheid binnen het PSG-cluster.

Door de ondernemingsraad DJI is twaalf keer juridische ondersteuning ingehuurd boven het maximumtarief. Deze zijn op basis van bestaande jurisprudentie niet meegeteld bij het aantal overschrijdingen. De uitgaven door de ondernemingsraad komen ten laste van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

16. OVERZICHT VAN IN 2014 TOT STAND GEKOMEN WETTEN

Tot stand gekomen wetten in 2014

Wetsvoorstel

Staatsblad

Datum

inwerkingtreding

Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met het wijzigen van de voorwaarden voor en de bevoegdheid ter zake van wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte

Stb. 2014, 1

01-07-2014

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling

Stb. 2014, 2

01-03-2014

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het laten vervallen van het verbod op godslastering

Stb. 2014, 39

01-03-2014

Wijziging van de Uitvoeringswet EG-executieverordening

Stb. 2014, 40

10-01-2015

Implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PbEU L 335)

Stb. 2014, 74

01-03-2014

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verruiming van de bevoegdheden in het kader van het vreemdelingentoezicht

Stb. 2014, 80

22-03-2014

Jeugdwet

Stb. 2014, 105

Deels 15-03-2014;

deels 11-11-2014;

deels 01-01-2015

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132)

Stb. 2014, 110

29-03-2014

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak van fraude met identiteitsbewijzen en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de verbetering van de regeling van de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden

Stb. 2014, 125

01-05-2014

Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen en de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning van onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (PbEU 2011, L 343)

Stb. 2014, 128

01-04-2014

Wijziging van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen in verband met de toepassing van artikel 1, onderdeel b, van het Verdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie

Stb. 2014, 129

01-01-2015

Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming

Stb. 2014, 130

01-01-2015

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming

Stb. 2014, 131

01-01-2015

Implementatiewet richtlijn consumentenrechten

Stb. 2014, 140

13-06-2014

Goedkeuring van het op 10 september 2010 te Beijing tot stand gekomen Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen betreffende de burgerluchtvaart (Trb. 2013, 134) en het op 10 september 2010 te Beijing tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen (Trb. 2013, 133)

Stb. 2014, 170

21-05-2014

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de uitbreiding van de gronden voor voorlopige hechtenis

Stb. 2014, 176

01-01-2015

Wijziging van de Gemeentewet, de Wet wapens en munitie en de Politiewet 2012 (verruiming fouilleerbevoegdheden)

Stb. 2014, 191

Deels 01-07-2014

Wijziging van Boek 3, Boek 6 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en het Vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de modernisering van het arbitragerecht

Stb. 2014, 200

01-01-2015

Wijziging van de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met onder meer een gewijzigde regeling van de legalisatie van handtekeningen van notarissen

Stb. 2014, 2012

Deels 01-07-2014

Wet werk en zekerheid

Stb. 2014, 216

Deels 1-7-2015

Aanpassingen van de Wet op de jeugdzorg en enkele andere wetten ten behoeve van de professionalisering van de jeugdzorg

Stb. 2014, 220

01-11-2014

Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de wettelijke regeling van de centrale verwerking Openbaar Ministerie

Stb. 2014, 225

01-01-2015

Wijziging van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen in verband met aanvulling van de bepaling over de procedure van voortgezette tenuitvoerlegging

Stb. 2014, 240

01-01-2015

Implementatiewet richtlijn en verordening kapitaalvereisten

Stb. 2014, 253

Deels 01-08-2014;

deels 01-01-2015

Wet digitale handhaving veelvoorkomende overtredingen

Stb. 2014, 255

01-11-2014

Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking tot ambtenaren van de burgerlijke stand die onderscheid maken als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling

Stb. 2014, 260

01-11-2014

Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek in verband met het transparante en voor een breder publiek toegankelijk maken van de executoriale verkoop van onroerende zaken

Stb. 2014, 352

01-01-2015

Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het verbeteren van de aanpak van het rijden onder invloed van drugs

Stb. 2014, 353

 

Wet positie en toezicht advocatuur

Stb. 2014, 354

Deels 01-01-2015

Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met een uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten

Stb. 2014, 375

Deels 22-10-2014

Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand

Stb. 2014, 380

 

Wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de implementatie van de Richtlijn nr. 2012/28/EU inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken

Stb. 2014, 388

29-10-2014

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van de Verordening (EG) nr. 562/2006, de Overeenkomst ter uitvering van het Schengenakkoord, Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG)nr. 539/2001 van de Raad, Verordening (EG) nr. 1638/95 van de Raad en Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2013, L 182)

Stb. 2014, 400

01-11-2014

Wijziging van de Auteurswet in verband met de afschaffing van bescherming van geschriften zonder oorspronkelijk karakter of persoonlijk stempel van de maker

Stb. 2014, 428

01-01-2015

Uitvoeringswet Verordening erfrecht

Stb. 2014, 430

17-08-2014

Implementatie van richtlijn nr. 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PbEU L 142)

Stb. 2014, 433

01-01-2015

Invoeringswet Jeugdwet

Stb. 2014, 442

Deels 22-11-2014;

deels 01-01-2015

Wijziging van de Opiumwet in verband met de strafbaarstelling van handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt

Stb. 2014, 444

01-01-2015

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen van financieel-economische criminaliteit (verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit)

Stb. 2014, 445

Deels 01-01-2015;

deels 01-03-2015

Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 1 augustus 1989 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op erfopvolging

Stb. 2014, 468

06-12-2014

Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen

Stb. 2014, 470

01-01-2015

Wijzigingswet financiële markten 2015

Stb. 2014, 472

Deels 01-01-2015;

deels 01-04-2015;

deels 01-01-2017

Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2013

Stb. 2014, 540

Deels 01-01-2015;

Deels 01-04-2015


X Noot
1

De afkorting ZSM staat voor Zo Selectief, Snel, Samen, Slim, Simpel en Samenlevingsgericht Mogelijk.

X Noot
2

Tweede Kamer, 34 000 VI, nr. 1 en 2.

X Noot
3

Tweede Kamer, 35 552, nr. 2.

X Noot
4

Tweede Kamer, 34 082, nr. 2.

X Noot
5

Tweede Kamer, 28 684, nr. 404.

X Noot
6

Tweede Kamer, 19 637, nr. 1917.

X Noot
14

Tweede Kamer, 29 628, nr. 407.

X Noot
15

Vastgelegd in de Politiewet 2012.

X Noot
16

Veiligheidswet BES (Stb. 2010, 362).

X Noot
21

Tweede Kamer, 29 628, nr. 456, bijlage 3.

X Noot
23

Tweede Kamer, 29 628, nr. 456.

X Noot
25

Wet op de rechtsbijstand, Wet op het notarisambt, Wet beëdigde tolken en vertalers.

X Noot
26

Wet op de schuldsanering natuurlijke personen.

X Noot
27

Eerste Kamer, 34 000 VI, nr. E.

X Noot
28

Eerste Kamer 34.000 VI, O.

X Noot
29

Tweede Kamer 34 047, nrs. 1, 2 en 3.

X Noot
30

Tweede Kamer 34 145, nr. 3.

X Noot
31

Tweede Kamer 32 382, nr. A.

X Noot
32

Tweede Kamer, 33 982, nr. 2.

X Noot
33

Tweede Kamer, 34 067, nr. 2.

X Noot
43

Tweede Kamer, 34 011, nr. 2.

X Noot
48

Eerste Kamer, 32 211, nr. L.

X Noot
49

Tweede Kamer, 33 885, nr. 2.

X Noot
50

Tweede Kamer, 33 750 VI, nr. 80.

X Noot
51

Tweede Kamer, 31 109, nr. 6

X Noot
52

Tweede Kamer, 29 628, nr. 285 en 28 684, nr. 421.

X Noot
57

Tweede Kamer, 30 517, nr. 5.

X Noot
58

Tweede Kamer, 30 517, nr. 6.

X Noot
59

Tweede Kamer, 33 199, nr. 5.

X Noot
60

Tweede Kamer 29 911, nr. 92.

X Noot
61

Tweede Kamer, 33 750 VI, nr. 80.

X Noot
62

Tweede Kamer, 34 059, nr. 2.

X Noot
63

Tweede Kamer, 34 138, nr. 2.

X Noot
64

Tweede Kamer, 24 587, nr. 608.

X Noot
65

Eerste Kamer, 33 816, nr. A.

X Noot
66

Eerste Kamer, 32 398 nr. D.

X Noot
67

Tweede Kamer, 33 996, nr. 2.

X Noot
68

Tweede Kamer, 29 279 nr. 147.

X Noot
69

Tweede Kamer, 34 086 nr. 2.

X Noot
70

Tweede Kamer, 34 082, nr. 2.

X Noot
71

Tweede Kamer, 34 067, nr. 2 en Tweede Kamer, 34 068, nr. 2.

X Noot
76

Tweede Kamer, 24 587, nr. 535.

X Noot
77

Stb. 2014, 33.

X Noot
78

Tweede Kamer, 24 587, nr. 580, 14 mei 2014.

X Noot
80

Tweede Kamer, 28 684, nr. 404.

X Noot
81

De verantwoordelijkheid van de Minister is gebaseerd op de Wet veiligheidsregio’s (verantwoordelijkheid voor het stelsel van brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening in de regio (GHOR), rampenbestrijding en crisisbeheersing), de Politiewet 2012 (bewaken en beveiligen), de Luchtvaartwet (beveiliging burgerluchtvaart) en het Koninklijk Besluit van 14 december 2005 (terrorismebestrijding).

X Noot
82

Besluit van 14 december 2005, houdende tijdelijke herindeling van ministeriële taken in geval van een terroristische dreiging met een urgent karakter, (Stb. 2005, nr. 662).

X Noot
83

Voor de meest recente versies wordt verwezen naar respectievelijk: brief integrale aanpak Jihadisme (Tweede Kamer, 29 754, nr. 251); Voortgangsrapportage Actieprogramma integrale aanpak jihadisme (Tweede Kamer, 29 754, nr. 271); Voortgangsrapportage Cyber Security (Tweede Kamer, 26 643, nr. 341); Voortgangsbrief Nationale Veiligheid (Tweede Kamer, 30 821, nr. 19).

X Noot
84

Tweede Kamer, 26 517, nr. 90.

X Noot
85

www.nctv.nl

X Noot
93

Tweede Kamer, 31 490, nr. 75.

X Noot
94

Tweede Kamer, 24 587, nr. 535.

X Noot
95

Tweede Kamer, 29 279, nr. 164.

X Noot
96

Tweede Kamer, 33 400, nr. 109.

X Noot
97

Tweede Kamer, 19 637, nr. 1707.

X Noot
98

Tweede Kamer, 29 279, nr. 204.

X Noot
99

Tweede Kamer, 17 050, nr. 496.

X Noot
100

Tweede Kamer, 33 750 VI, nr. 82.

Naar boven