33 750 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2014

Nr. 13 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 november 2013

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 18 oktober 2013 voorgelegd. Bij brief van 11 november 2013 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Berndsen-Jansen

Adjunct-griffier van de commissie, Thomassen

1

Welke wetsvoorstellen kan de Kamer in 2014 tegemoet zien van het Ministerie van BZK?

Antwoord

Ultimo 2013 kan uw Kamer de wijziging van de Kieswet en de wet van 3 juli 2013 tot wijziging van de Kieswet (Stb. 2013, 289) houdende aanpassing van de regeling met betrekking tot het kiesrecht van niet-Nederlanders bij eilandsraadsverkiezingen tegemoet zien. Ten aanzien van 2014 is een aantal voorstellen in een voorbereidend stadium. Mij past weliswaar enige terughoudendheid omdat nog niet alle fasen van het wetgevingsproces voorafgaand aan de indiening bij uw Kamer zijn doorlopen maar ik streef ernaar de Grondwetswijziging in eerste lezing inzake wijziging van artikel 13 (brief- en telecommunicatiegeheim), het wetsvoorstel tot samenvoeging van de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht (Noordvleugel) en het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Arhi inzake de gevolgen van een wijziging van de gemeentelijke indeling voor de verkiezing van de raden van de daarbij betrokken gemeenten voor het meireces in te dienen. In de loop van 2014 volgen daarna onder meer de voorstellen inzake een wijziging van de Wet financiering politieke partijen in verband met de uitbreiding van de reikwijdte naar lokale politieke partijen inzake transparantie en het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector in verband met de verlaging van het wettelijk bezoldigingsmaximum van 130% naar 100% van de bezoldiging van een Minister (Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT). Beide voorstellen zullen binnenkort in consultatie gaan. In de eerste helft van 2014 zal – zo is mijn verwachting – ook de plenaire behandeling plaats kunnen vinden van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten inzake de afschaffing van de plusregio’s, de wijziging van de Kieswet en de Waterschapswet inzake de samenvoeging van de waterschapsverkiezingen en de verkiezingen van PS (beide samen met de Minister van I&M) en de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling van diverse andere onderwerpen.

2

Hoeveel geld is er gereserveerd voor missies naar Brussel? Hoeveel missies zijn dat per jaar? Hoeveel missies zijn ter beleidsbeïnvloeding en/of ter stimulering van de Europese Commissie tot het komen van nieuwe regelgeving? Hoeveel missies zijn ter beleidsuitvoering (o.a. in de verschillende comités)? Voor hoeveel missies wordt het mandaat of de instructie goedgekeurd beneden het niveau van directeur? Op welk niveau wordt het effect van de missies geëvalueerd?

Antwoord

Ambtelijke dienstreizen, bijvoorbeeld om Europese vergaderingen in Brussel bij te wonen, worden bekostigd uit de reguliere (reis)budgetten. Het aantal dienstreizen dan wel missies in 2014 ter beïnvloeding van nieuwe Brusselse wetgeving hangt in sterke mate af van het aantal voorstellen dat door de Commissie wordt uitgebracht en de programmering van het voorzitterschap ter bespreking daarvan. Om die reden is vooraf niet aan te geven om hoeveel missies of dienstreizen en mandaten het gaat. In het algemeen kan opgemerkt worden dat hoe groter het belang en de gevoeligheid van het onderwerp, hoe hoger het niveau waarop het mandaat of de instructie wordt goedgekeurd. Afzonderlijke missies of dienstreizen ter beïnvloeding van het EU-wetgevingsproces worden in het algemeen niet intensief geëvalueerd. Omdat beïnvloeding van het wetgevingsproces per dossier over langere tijd inzet vraagt, wordt wel met regelmaat bezien of de gepleegde inzet effectief was en of de ingezette strategie om aanpassing vraagt. Het niveau van evaluatie verschilt naar gelang het belang van het dossier.

3

Is er in 2012 of 2013 contact geweest met, of informatie geleverd aan de Europese Commissie in verband met het corruptieonderzoek naar het waterzuiveringsproject op Bonaire?

Antwoord

In januari 2013 maakte de Europese Commissie bekend dat er op korte termijn een «voorlopig rapport» van OLAF (antifraude bureau van Europese Commissie) zou komen over het waterzuiveringsproject op Bonaire. Dit rapport heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nog niet bereikt. Met betrekking tot het project is geen informatie aangeleverd door het Ministerie. Onbekend is wat er in het voorlopige rapport komt te staan. Wel is er contact geweest met de Europese Commissie over een eventuele mogelijkheid tot vervanging van de uitvoeringsorganisatie van het 10e Europees OntwikkelingsFonds. Dit verzoek kwam van de Europese Commissie. De kamer is hierover geïnformeerd, via brief aan de Tweede Kamer dd 12 september 2013, Kamerstuk 21 501-04, nr. 157

4

Worden voor alle begrotingsposten van het Ministerie, provincies, gemeenten en andere bestuursorganen maandelijks de voorlopige realisatie, per onderdeel, staat en post als open data digitaal ontsloten? Zo nee, om welke posten gaat het en waarom worden die niet ontsloten?

Antwoord

Op dit moment worden niet of nauwelijks begrotingsposten van het Ministerie, provincies, gemeenten en andere bestuursorganen, voorlopige realisatie, per onderdeel, staat en post als open data digitaal ontsloten. Er zijn wel initiatieven maar die zijn nog zeer beperkt en op kleine schaal. Het actieplan Open Overheid is in september jl. door het kabinet aangenomen. Onderdeel van dit actieplan is dat in de komende twee jaar pilots worden opgestart om onder andere te komen tot meer open data in de financiële kolom. Het Ministerie van Financiën zal in de komende twee jaar, als onderdeel van de staande praktijk, de jaarlijkse begroting als ook gewijzigde begrotingen van de departementen steeds meer via het mechanisme van open data ontsluiten. Voor de begrotingsposten van de andere bestuurslagen voorziet het actieplan in mogelijke pilots op het terrein van open spending (bijvoorbeeld inzicht in financiële cijfers van de 4 bestuurslagen(Rijk, Provincie/ Waterschap, Gemeente). De motie Voortman van 20 december 2012 waarin wordt gevraagd het uitgangspunt «ja tenzij» te hanteren voor de beschikbaarheid van overheidsinformatie is aangenomen. Om dit uitgangspunt in te voeren is een inhaalslag noodzakelijk, maar het is technisch onmogelijk en bovendien financieel onhaalbaar alle openbare overheidsinformatie direct actief openbaar te maken. Onderzoek zal worden gedaan naar de categorieën van overheidsinformatie die als eerste in aanmerking komen voor meer actieve openbaarheid waar dat nu nog niet gebeurt. Van een verplichting richting de diverse bestuurslagen om hun gegevens als open data te ontsluiten is geen sprake.

5

Aan welke instantie c.q. organisatie is het onderzoek naar (internet)stemmen vanuit het buitenland gegund?

Antwoord

De opdracht is gegund aan Verdonk, Klooster en Associates.

6

Welke meetbare en controleerbare resultaten zijn er van de initiatieven waarbij burgers «hun eigen kracht inzetten»?

Antwoord

Het inventariseren, meetbaar en controleerbaar maken van interventies van burgers – het inzetten van de eigen kracht – verkeert nog in een pril stadium. Movisie, landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor toepasbare kennis op het terrein van welzijn, participatie, sociale zorg en sociale veiligheid en Platform31 een kennis- en netwerkorganisatie voor stedelijke en regionale ontwikkeling hebben enkele, vooralsnog beperkte, verkennende onderzoeken uitgevoerd om een kennisfundament actief burgerschap en zelforganisatie te ontwikkelen, waarmee resultaten meetbaar en inzichtelijk kunnen worden gemaakt. Een complicerende factor bij de ontwikkeling van een dergelijk fundament is het veelsoortige karakter van actief burgerschap en de mate waarin het zich vaak aan directe waarneming van overheden onttrekt.

7

Op welke wijze leggen de «passende samenwerkingsverbanden» verantwoording af?

Antwoord

Het is aan gemeenten zelf te kiezen hoe zij samenwerkingsverbanden inrichten in het kader van de taken die in het sociaal domein gedecentraliseerd zullen worden. Het is vervolgens afhankelijk van de gekozen vorm van de samenwerking hoe verantwoording aan de betreffende gemeenteraden wordt afgelegd. Bij samenwerking op publiekrechtelijke basis is er een wettelijke regeling voor de positie van de gemeenteraad, vandaar de voorkeur van het kabinet voor samenwerking op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr).

De Wgr bevat bepalingen die de invloed en positie van de gemeenteraad regelen en daarmee het kader bieden voor de verantwoordingsrelatie tussen het samenwerkingsverband en de deelnemende gemeente(rade)n. Als bijvoorbeeld gekozen wordt voor de oprichting van een openbaar lichaam, heeft de gemeenteraad het recht inlichtingen te vragen en kan de gemeenteraad het lid van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam dat door de raad is aangewezen, ter verantwoording roepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid (artikel 16 lid 1 en 3 Wgr). Daarnaast is er bij een openbaar lichaam sprake van een interne verantwoordingsrelatie van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur.

In aanvulling op de huidige regels in de Wgr is een voorstel tot wijziging van de Wgr bij Uw Kamer aanhangig gemaakt, dat onder meer ziet op het versterken van de positie van de gemeenteraad bij intergemeentelijke samenwerking gebaseerd op de Wgr. Bijvoorbeeld door samenwerkingsverbanden te verplichten hun voorlopige jaarrekening voor 15 april aan te bieden aan de deelnemende gemeenten, zodat deze meegenomen kan worden in de gemeentelijke jaarrekening.

8

Wat wordt bedoeld met «de stroomlijning van het openbaar bestuur»?

Antwoord

Met de stroomlijning van het openbaar bestuur wordt gedoeld op het doelmatiger organiseren van de structuur van het openbaar bestuur, de taakverdeling tussen de verschillende overheidslagen en de wijze waarop deze taken worden behartigd.

9

Op welke wijze worden de geïnventariseerde behoeften van inwoners vertaald naar andere of aangepaste vormgeving van de stroomlijning van het openbaar bestuur?

Antwoord

Hierbij wordt gedoeld op het herindelingbeleid, waarbij het uitgangspunt is dat deze van onderop plaatsvinden op basis van democratisch gelegitimeerde besluitvorming door de betrokken gemeenteraden. De raden hebben zelf de mogelijkheid om desgewenst hun inwoners te consulteren via draagvlakmetingen etc.

10

Welke concrete voorbeelden zijn er van «behoeften van burgers» die invloed hebben op de stroomlijning van het openbaar bestuur?

Antwoord

Die voorbeelden bestaan niet in de zin als bedoeld in de vraag. In algemene zin kan worden gesteld dat burgers behoefte hebben aan een doelmatig ingericht en functionerend openbaar bestuur. Voor zover de bedoelde behoefte ziet op de mogelijkheden van burgers om zelf invulling te geven aan delen van de publieke taak en om te participeren in de publieke besluitvorming kan worden verwezen naar diverse relevante publicaties van het Sociaal-Cultureel Planbureau.

11

Met welke vernieuwende gemeenten worden nieuwe werkvormen voor de doe-democratie ontwikkeld?

Antwoord

De Minister van BZK voert gesprekken met tientallen gemeenten, maar ook provincies zoals Overijssel, Limburg en Noord-Brabant, over nieuwe werkvormen voor de doe-democratie. Zo zijn er pilots met wijkondernemingen in de gemeenten Alkmaar, Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, Den Bosch, Eindhoven, Emmen, Enschede, Haarlem, Hengelo, Leeuwarden, Rotterdam, Sittard-Geleen, Venray en Voerendaal. In Amsterdam, Den Haag, Nijmegen, Rosendaal en Zaanstad wordt geexperimenteerd met «waardecreatie in wijken». In de gemeenten Arnhem, Rotterdam, Deventer, Eindhoven, Groningen, Leeuwarden, Maassluis, Zaanstad en Zwolle lopen projecten rondom maatschappelijk aanbesteden. Dit is geen uitputtende lijst: ook met andere gemeenten worden nieuwe werkvormen ontwikkeld.

12

Wordt er voor de verkiezing van het Europees Parlement op 22 mei 2014 gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de Experimentenwet (Kamerstuk 33 573) biedt om het nieuwe ontwerp stembiljet per e-mail aan kiezers in het buitenland toe te zenden? Zo ja, naar hoeveel kiezers zal het nieuwe stembiljet per e-mail worden verzonden?

Antwoord

Ja (zie ook de brief die op 18 oktober 2013 aan de Tweede Kamer is gezonden). De kiezer geeft in het registratieformulier aan op welke wijze hij het stembiljet wil ontvangen. Er kan derhalve thans nog niet worden gezegd hoeveel kiezers het stembiljet per mail zullen ontvangen.

13

Kan de Kamer geïnformeerd worden over de vorderingen van de verkenning, die in het kader van de «doe-democratie wordt uitgevoerd naar de faciliterende en ruimte scheppende rol voor de overheid bij maatschappelijk initiatieven, aangeven of de verkenning aanleiding geeft tot beleidswijzigingen?

Antwoord

Onderzoek naar en pilots op juridische en financiële knelpunten, een eventuele Nederlandse pendant van de bestaande Engelse «right to challenge» en de verkenning hoe de aanbestedingspraktijk in Nederland meer ruimte kan bieden voor sociale innovatie en sociaal ondernemerschap leveren steeds meer kennis en inzicht op. Concrete door maatschappelijke initiatieven genoemde knelpunten (juridisch, financieel, anders) worden nader onderzocht en «afgepeld» om tot de kern van de problemen te komen en te bepalen waar deze precies liggen. En in het kader van eventuele oplossingen wordt er gekeken hoe initiatieven en gemeenten deze problemen aanpakken. Over een eventuele Nederlandse pendant van de Engelse «right to challenge» is met diverse partijen gesproken over hun beelden en behoeften hierbij. Een verkenning in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken naar de wijze waarop de (rijks)overheid social enterprises het meest productief kan ondersteunen en stimuleren, mede in de context van de ontwikkelingen in het buitenland, wordt in november opgeleverd. Kijkende naar deze verkenningen, onderzoek en pilots en de voortgang daarop is het nog te vroeg voor concrete beleidswijzigingen.

14

Wat voor organisatie is het initiatievenplatform «Kracht in Nederland»? Wat houdt de samenwerking met deze organisatie in?

Antwoord

Het initiatievenplatform Kracht in Nederland is een coöperatie. Het Ministerie van BZK is een van de partners van de coöperatie. Samenwerking vindt plaats op basis van een jaarprogramma en komt in samenspraak tussen alle partners in de coöperatie tot stand. De activiteiten in het jaarprogramma sluiten aan bij de gewenste versnelling om tot een doe-democratie te komen en zijn met name gericht op zichtbaar maken van maatschappelijk initiatief en sociaal ondernemerschap in Nederland, en ontmoeting tussen initiatiefnemers, overheid, bedrijfsleven, de geef-sector en wetenschappers.

15

Gaat het terugdringen van het aantal gedeputeerden ook gelden voor de landsdelen?

Antwoord

Het kabinet streeft naar een vermindering van het aantal statenleden met 25 procent met ingang van de provinciale statenverkiezingen in 2015. Daartoe wordt na het kerstreces een wetsvoorstel tot wijziging van de provinciewet ingediend. In het gebied van de nieuw te vormen provincie neemt het totaal aantal statenleden verder af als gevolg van de samenvoeging. Een zo omvangrijke reductie van het aantal statenleden is, gezien het aantal inwoners van de nieuwe provincie, dat uitkomst op 4,3 miljoen, ongewenst. Het kabinet zal om die reden in het definitieve herindelingvoorstel voorzien in een extra inwonersklasse voor provincies met meer dan 4.000.000 inwoners.

16

Acht u de planning om per maart 2015 het aantal politieke ambtsdragers bij provincies te verminderen nog haalbaar? Wanneer kan de Kamer een daartoe strekkend voorstel verwachten?

Antwoord

Het wetsvoorstel wordt na het kerstreces aan de Kamer aangeboden. Onder normale omstandigheden moet dit ruim op tijd zijn om de vermindering van het aantal politieke ambtsdragers bij provincies per maart 2015 in werking te kunnen laten gaan

17

Verwacht u dat in 2014 naast de vijf nieuwe wetsvoorstellen nog meer voorstellen tot herindeling van gemeenten in de Kamer aan de orde zullen zijn?

Antwoord

Herindelingvoorstellen gericht op herindeling per 1 januari 2016 ontvang ik rond de zomer. Of de provincie rond die tijd voorstellen zullen indienen, is mij thans niet bekend.

18

Welke termijn heeft u voor ogen bij het eindperspectief van de landsdelige provincies, gelet op de ontwikkelingen op dit dossier?

Antwoord

Ik heb de provincies via het IPO gevraagd een inventarisatie uit te voeren naar lopende initiatieven op het gebied van samenwerking en naar de opgaven en uitdagingen die daaraan ten grondslag liggen. Het IPO is gevraagd daarbij te verduidelijken in hoeverre bestaande initiatieven richtinggevend kunnen zijn voor de vormgeving van een opgeschaald middenbestuur. Op 10 oktober jl. heeft het IPO mij een reactie op dit verzoek gestuurd, waaruit kan worden opgemaakt dat het IPO geen regisserende rol in het proces ambieert. De Minister van BZK zal derhalve met de afzonderlijke provincies in overleg treden over de beantwoording van de bovengenoemde vraag. Over de vervolgstappen wordt de Tweede Kamer geïnformeerd

19

Met welke provincies buiten de Noordvleugel zijn inmiddels «initiatieven gericht op vergroting van de provinciale schaal» besproken, zoals is aangekondigd in het regeerakkoord? Wat waren de uitkomsten van deze gesprekken?

Antwoord

Zie antwoord vraag 18.

20

Komt er samen met de inhoudelijke agenda van de Noordvleugelprovincie ook een beschouwing over de verhouding van dat landsdeel ten opzichte van andere bestaande provincies c.q. toekomstige landsdelen?

Antwoord

In de inhoudelijke agenda wordt ingegaan op onderwerpen als de provinciale ambities, de prioriteiten van de nieuwe provincie, rolopvatting en taakinvulling van de nieuwe provincie en de bestuurs- en organisatiecultuur.

Een breder perspectief op de verhoudingen in het middenbestuur zet ik uiteen in mijn reactie op de motie Vliegenthart, die ik uw Kamer op korte termijn zal doen toekomen

21

Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de taken en activiteiten die buiten het profiel worden uitgevoerd en de bedragen die daar aan worden besteed?

Antwoord

De Tweede Kamer wordt hierover in 2014 geïnformeerd.

22

Binnen welke termijn kan de Kamer de op pagina acht aangekondigde beschouwing op hoofdstuk zeven van de Grondwet verwachten. Zal deze beschouwing direct gepaard gaan met een wetsvoorstel?

Antwoord

De beschouwing inzake hoofdstuk zeven van de Grondwet zal in de eerste helft van 2014 aan de beide Kamers worden gezonden. Deze zal niet direct vergezeld gaan van een voorstel tot wijziging van de Grondwet.

23

Waarom wordt er gekozen voor het vrijwillig beperken van taken die buiten het profiel van provincies vallen?

Antwoord

Het kabinet is van mening dat het vrijwillig beperken van taken die buiten het profiel vallen de voorkeur verdient boven het afdwingen er van.

24

Op welke wijze wordt de kwaliteit van gegevens in de gemeentelijke basisadministratie verbeterd?

Antwoord

Het kabinet heeft incidenteel ca. € 1 mln. in opleidingen en examens van burgerzaken-ambtenaren geïnvesteerd, voor de deskundigheidsbevordering van burgerzaken-ambtenaren. Dit sluit aan op de maatregelen uit de Kwaliteitsagenda GBA: vanwege het belang van de GBA als noodzakelijk informatiesysteem voor veel overheidstaken is eind 2011 de kwaliteitsagenda GBA gestart om met name de adresgegevens op een zo hoog mogelijk niveau te brengen. De overige gegevens (naam, geboortedatum, partner, kinderen, ouders, curatele, gezag e.d.) zijn nagenoeg 100% betrouwbaar. Wat betreft de adresgegevens staat 97,8% van burgers op het juiste adres ingeschreven. Deze kwaliteitsagenda heeft als doel om de gemeenten als bijhouders van de GBA en de gebruikers van de gegevens optimaal te ondersteunen bij hun taakuitvoering. Over de vele maatregelen en de resultaten heeft BZK bij brieven van 5 juli 2012 en 23 mei 2013 de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstukken 27 859, nrs. 60 en 65). In de brief en het debat rond fraude met toeslagen (Kamerstuk 17 050, nr. 435) is aangekondigd om de kwaliteitsagenda versterkt in te zetten: de risicoprofielen die zijn ontwikkeld door de gemeenten in relatie tot het inschrijven van personen worden actief gedeeld met alle gemeenten, via de centrale verstrekkingsvoorziening wordt gemonitord op risicopatronen bij inschrijvingen bij gemeenten op adressen, voorts komt er meer samenwerking in de keten van afnemers van de GBA en is zoals gezegd door het kabinet geïnvesteerd in deskundigheidsbevordering van burgerzaken-ambtenaren.

25

Op welke termijn kan de Tweede Kamer de «roadmap» Digitale overheid 2017 verwachten?

Antwoord

Zoals besproken tijdens het AO over de digitale overheid d.d. 7 november jl. werk ik momenteel langs drie lijnen aan de verdere ontwikkeling van de digitale overheid:

  • 1) Betere dienstverlening aan burgers en bedrijven,

  • 2) Verminderen van administratieve lasten en regeldruk,

  • 3) Een doelmatige overheid. Ik ben hierover met de bestuurlijke partners in gesprek.

Het is gezien de wederzijdse afhankelijkheden belangrijk dat de digitaliseringsagenda’s van onder andere het Rijk, gemeenten en grote uitvoeringsorganisaties op elkaar aansluiten en dat we goed op de hoogte zijn van de wederzijdse afhankelijkheden. Concreet kan ik melden dat het programma I-NUP in 2014 wordt afgemaakt en dat de voorzieningen daarvan stapsgewijs in beheer en gebruik worden genomen. De tussenevaluatie medio 2013 is op 5 november jl. aan uw kamer gestuurd. Samen met de bestuurlijke partners ben ik op dit moment in gesprek over toekomstbestendige afspraken over de financiering en governance van de e-overheid. Dit zijn randvoorwaarden voor de verdere ontwikkeling van de digitale overheid en vormen een belangrijk onderdeel van de roadmap. Daarnaast vormt de wijziging van de Algemene Wet Bestuursrecht een belangrijk onderdeel van de roadmap. Dit wetgevingstraject is recentelijk van start gegaan. Medio volgend jaar hoop ik de Kamer over de voortgang van de roadmap te kunnen informeren.

26

Worden in de «roadmap» Digitale overheid 2017 concrete nulmetingen en doelstellingen opgenomen?

Antwoord

Hoe de monitoring zal plaatsvinden is nog een punt van overleg met de partners.

27

Wat zijn de doelstellingen van het programma Digitale overheid 2017 vanuit het oogpunt van dienstverlening en kostenefficiëntie?

Antwoord

Digitale overheid 2017 streeft ernaar de dienstverlening aan burgers te verbeteren en de kosten daarvan te verlagen door burgers het recht te geven op digitale communicatie met de overheid en door het gebruik van dit digitale kanaal te stimuleren. Wanneer overheden hun producten en diensten ook digitaal aanbieden, kunnen burgers, waar mogelijk, laagdrempelig zaken doen met de overheid op het tijdstip waarop het hen het beste uitkomt.

Door het gebruik van het digitale kanaal te stimuleren, kan de overheid ondermeer besparen op het verzenden en verwerken van papieren post, drukwerk, advertenties, baliehandelingen en op het dubbel inwinnen, controleren en vastleggen van gegevens. Voor de burgers betekent het gebruik van het digitale kanaal vooral gemak, tijdswinst en grotere toegankelijkheid tot informatie.

28

Hoe wordt de privacy van gebruikers gewaarborgd in de plannen van de Digitale overheid 2017?

Antwoord

De privacy van de gebruikers wordt op meerdere wijzen gewaarborgd in de plannen van Digitaal 2017.

Allereerst wordt, zoals mijn voorganger al heeft aangekondigd in haar brief d.d. 28 september 2012 (Kamerstuk 26 643, nr. 254), de informatiepositie van de burger verder verstevigd, onder andere door het versterken van het inzage- en correctierecht voor burgers met betrekking tot de GBA. Deze inspanningen worden de komende jaren voortgezet. Op deze wijze krijgt de burger een beter inzicht in welke gegevens geregistreerd staan en kunnen onjuistheden sneller gecorrigeerd worden.

Het borgen van de privacy van gebruikers bij het uitbreiden van de digitale dienstverlening van de overheid brengt daarnaast ook eisen ten aanzien van informatieveiligheid met zich mee. Overheden en uitvoeringsorganisaties dienen hun informatieveiligheid goed op orde te hebben en hier voldoende aandacht aan te besteden. Om het bewustzijn en de kennis over informatieveiligheid in het openbaar bestuur te verbeteren en te borgen is de taskforce Bestuur en Informatieveiligheid Dienstverlening ingericht. De taskforce ondersteunt en stimuleert Ministeries, uitvoeringsorganisaties, provincies, gemeenten, en waterschappen bij het verbeteren van hun bewustzijn op dit vlak en het nemen van adequate maatregelen.

Eveneens zet het kabinet in op het ex-ante beschermen van privacybelangen door het per 1 september 2013 verplicht stellen van een Privacy Impact Assessment (PIA) voor nieuwe wetgeving en beleid en de daarmee verbonden bouw van nieuwe ICT-systemen of de aanleg van grote databestanden door de Rijksdienst en ZBO’s. Met de PIA wordt invulling en uitvoering gegeven aan het regeerakkoord, de motie van het lid Franken c.s., de toezegging tot doorontwikkelen van een PIA, alsmede de in de iStrategie aangekondigde maatregelen om aandacht voor privacy te versterken bij grote ICT-projecten. De PIA is op 21 juni 2013 aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer. Met een PIA kan de verantwoordelijke de privacyrisico’s van wetgeving of bouw van ICT-systemen gestructureerd in kaart brengen, deze in een vroeg stadium onderkennen en indien noodzakelijk deze ondervangen door correcties door te voeren.

29

Hoe wordt de Kamer betrokken bij het integrale beeld van de digitale basisinfrastructuur anders dan via de specifieke dossiers?

Antwoord

In het kader van het iNUP en Digitaal 2017 zal de TK op de hoogte worden gehouden over het integrale beeld van de digitale basisinfrastructuur.

30

Aan welke niet-overheidsvoorzieningen moet worden gedacht bij het voorstel om een DigiD-kaart te ontwikkelen die ook buiten het domein van de overheid gebruikt kan worden?

Antwoord

Hierbij moet gedacht worden aan leeftijd gebonden diensten en producten, zoals een leeftijdverificatie bij online aankoop van alcohol, tabak, films en games en gokken.

31

Kunt u een toelichting geven op de voorzieningen, waar momenteel aan wordt gewerkt, waarmee burgers en bedrijven zelf identiteitsfraude kunnen tegengaan?

Antwoord

De voorzieningen waar momenteel aan wordt gewerkt, zijn een algemeen toegankelijke online voorziening voor het verifiëren van de geldigheid van identiteitsdocumenten (CheckID) en een online voorziening voor de burger voor het blokkeren van verloren of gestolen identiteitsdocumenten (StopID). De combinatie moet de kans op misbruik van gestolen, verloren en ongeldige documenten kleiner maken.

Verder wordt een bestaande voorziening extra onder de aandacht gebracht, met de campagne «Voorkom gedoe, kijk het na»: de mogelijkheid voor burgers om via mijnoverheid.nl in te zien welke gegevens er van hen in de GBA zijn geregistreerd. Aangezien ruim 600 overheidsorganisaties gebruik maken van de GBA is correcte registratie in de GBA de basis voor het voorkomen van fraude en fouten met identiteitsgegevens.

Op verzoek van de Kamer werkt het kabinet aan een integrale visie op de aanpak van identiteitsfraude. Deze wordt eind 2013 aan de Kamer gezonden.

32

Kunt u de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de resultaten van het onderzoek naar de kwaliteit van integriteitsonderzoek? En wilt u voorafgaand aan de implementatie van de aanbevelingen, die uit dit onderzoek voortkomen, hier eerst met de Kamer het debat over aangaan?

Antwoord

De Kamer wordt na definitieve afronding van het onderzoek zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek waarin tevens verschillende oplossingsrichtingen worden verkend. In mijn brief, die nog voor de begrotingsbehandeling valt te verwachten, geef ik een eerste oordeel over de bevindingen. Dat zal de basis zijn voor het overleg met Kamer en met de organisaties in het openbaar bestuur over de wenselijke oplossingen alsvorens tot implementatie kan worden overgegaan. [zie tevens vraag 100].

33

Betrekt u bij de evaluatie van het Adviespunt Klokkenluiders ook het initiatiefvoorstel over de oprichting van een Huis voor Klokkenluiders (Kamerstuknr. 33 258), dat momenteel door de Kamer wordt behandeld?

Antwoord

Ja; de Ministeries van BZK en SZW zullen het Adviespunt Klokkenluiders in 2014 evalueren.

34

Heeft de begrotingsafspraak waarin werkgevers in de marktsector zich garant stellen om in 2014 reeds vijfduizend mensen met een beperking aan het werk te helpen gevolgen voor het scheppen van banen in de publieke sector voor mensen met een arbeidsbeperking, gezien de voorbeeldfunctie van de overheid?

Antwoord

Nee, de overheid- en onderwijssectoren hebben hun eigen garantstelling van 25.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Deze zal vanaf 2014 jaarlijks 2500 extra banen bedragen en opbouwen naar 25.000 extra banen in 2024. De overheid- en onderwijssectoren nemen hun verantwoordelijkheid en gaan hiermee aan de slag.

De begrotingsafspraak voor werkgevers in de markt staat hier los van. Gelet op de garantstelling van 25.000 banen bij de overheid- en onderwijssectoren betekent de jaarlijkse opdracht om 2500 banen te creëren dat de overheid- en onderwijssectoren zich inzetten om in 2014 10% van het totale aantal te realiseren. Dit in vergelijking met de marksector waar marktsectoren in 2014 zich zullen inzetten voor 5% van het totaal.

35

Is de aangiftebereidheid van werknemers met een publieke taak toegenomen?

Antwoord

De monitors van het programma Veilige Publieke Taak indiceren dat de aangiftebereidheid van werknemers met een publieke taak in de afgelopen jaren licht is toegenomen. In 2009 gaf 5% van de werknemers aan dat er aangifte was gedaan bij de politie, terwijl dat in 2011 7% was. Het verschil is echter niet statistisch significant. Overigens betreffen niet alle VPT-incidenten strafbare feiten.

36

Hoe vaak leiden aangiftes van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak tot een sanctie voor de dader?

Antwoord

Er zijn geen cijfers over zaken van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak van de gehele strafrechtketen beschikbaar. Wel blijkt uit cijfers van het Openbaar Ministerie dat in de zaken van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak die bij het Openbaar Ministerie instromen (gemiddeld tussen 2011 en 2013) in bijna 90% van de zaken een interventie volgt, dat wil zeggen een transactie, strafbeschikking of schuldigverklaring door de rechter.

37

Welke ontwikkelingen hebben zich in de laatste tien jaar voorgedaan wat betreft agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak?

Antwoord

Sinds 2007 zijn ontwikkelingen op het gebied van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak in beeld gebracht door monitors. Daaruit blijkt een significante daling van het percentage slachtoffers tussen 2007 en 2011, grote verschillen tussen beroepsgroepen en meestal geen nadelige gevolgen voor slachtoffers. Ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan betreffen een toegenomen aandacht voor de problematiek bij werkgevers, meer werknemers die weten wat ze moeten doen, toegenomen interne steun en meer interne meldingen.

Voor het eind van 2013 wordt de monitor 2013 met recente cijfers en trends gepubliceerd.

38

In hoeverre heeft het programma Veilige Publieke Taak (VPT) bijgedragen aan het tegengaan van geweld of agressie tegen werknemers met een publieke taak?

Antwoord

Het programma Veilige Publieke Taak heeft een belangrijke rol gespeeld bij de bewustwording van werkgevers van de problematiek. Het programma heeft instrumenten ontwikkeld en ondersteunt werkgevers bij het implementeren van maatregelen, bijvoorbeeld door uitwisseling van goede voorbeelden. Daarnaast heeft het programma innovatieve pilots mogelijk gemaakt. De dadergerichte aanpak heeft een impuls gekregen door invoering van de Eenduidige Landelijke Afspraken voor politie en Openbaar Ministerie.

Er zijn 11 zogenaamde VPT-regio’s ingericht. In die regio’s wisselen werkgevers met een publieke taak ervaringen uit over de implementatie van maatregelen en worden afspraken gemaakt met de politie en het Openbaar Ministerie. Uit monitors van het programma Veilige Publieke Taak blijkt dat, mede als gevolg van deze aanpak het percentage slachtoffers tussen 2007 en 2011 significant is gedaald. De VPT-monitor 2013 wordt voor het einde van het jaar gepubliceerd.

39

Wat is de stand van zaken ten aanzien van de toegezegde (beknopte) evaluatie van de Wet normering topinkomens (Wnt)?

Antwoord

Tijdens een algemeen overleg met de vaste commissie voor Binnenlandse zaken op 14 februari 2013 heb ik toegezegd om een brief over de eerste bevindingen van de Wnt te sturen (Kamerstuk 30 111, nr. 60). De brief is deze maand naar de Kamer gestuurd. Een eerste echte evaluatie van de effecten van de wet kan op zijn vroegst plaatsvinden, indien daarvoor de benodigde informatie beschikbaar is. De gegevens voor de eerste Wnt-rapportage, over 2013, dienen uiterlijk per 1 juli 2014 gemeld te worden. Mijn streven is, dat deze eerste rapportage tevens het karakter van een (beknopte) evaluatie zal hebben.

40

Welk tijdstip wordt bedoeld met «uiteindelijk», betreffende het gaan gelden van de Wnt voor niet-bestuurders in de (semi)-publieke sector?

Antwoord

Zoals ik in mijn brief van 10 juli 2013 aan de Tweede Kamer heb aangekondigd (Kamerstuk 30 111, nr. 64), worden de verlaging van de norm en de uitbreiding van de reikwijdte in twee aparte wetsvoorstellen voorbereid. Het kabinet wil bevorderen, dat het uitbreiden van de reikwijdte van de Wnt naar alle medewerkers in de publieke en semipublieke sector uiterlijk per 1 januari 2017 wordt geëffectueerd.

41

Welke veiligheidsrisico's brengt de genoemde instabiliteit specifiek met zich mee?

Antwoord

Het belangrijkste veiligheidsrisico betreft de dreiging van jihadistisch terrorisme. Deze dreiging neemt toe in instabiele staten door een combinatie van verscherpte tegenstellingen tussen verschillende maatschappelijke groepering en het (gedeeltelijk) wegvallen van staatsgezag. Het meest in het oog springt de situatie in Syrië, maar ook in Egypte (Sinai), Jemen, Libië en Mali is op deze wijze steeds meer ruimte ontstaan voor terroristische groeperingen. De terroristische dreiging doet zich in eerste instantie vooral voor in Noord-Afrika en het Midden-Oosten zelf, maar kan zich ook richten op Europa zelf, zeker wanneer Europese jihadisten zich aansluiten bij de gewapende strijd in landen als Syrië, Jemen of Egypte. Europa kan naast terrorisme ook te maken krijgen met de import van politieke, religieuze en sektarische tegenstellingen in landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika via migrantengemeenschappen. Hier valt ondermeer te denken aan radicalisering van het salafisme en verscherpte tegenstellingen tussen sjiieten en soennieten.

42

Wat wordt verstaan onder «een zo zelfstandige mogelijke» inlichtingenpositie?

Antwoord

Bij een zelfstandige informatiepositie beschikt de AIVD over de deskundigheid om de eigen inlichtingen en inlichtingen van buitenlandse inlichtingendiensten te beoordelen en te duiden. Een kritische grens wordt bereikt wanneer de AIVD bij de beoordeling van feiten uitsluitend afhankelijk is van inlichtingen van buitenlandse inlichtingendiensten.

43

Wat is de ondergrens voor een «zo zelfstandig mogelijke» inlichtingenpositie?

Antwoord

Bij een zelfstandige informatiepositie beschikt de AIVD over de deskundigheid om de eigen inlichtingen en inlichtingen van buitenlandse inlichtingendiensten te beoordelen en te duiden. Een kritische grens wordt bereikt wanneer de AIVD bij de beoordeling van feiten uitsluitend afhankelijk is van inlichtingen van buitenlandse inlichtingendiensten.

44

Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel Aanpassing Wnt ten behoeve van de verlaging van de maximumnorm tot 100% verwachten?

Antwoord

Een voorontwerp van het wetsvoorstel tot verlaging van het bezoldigingsmaximum tot 100% van de ministersbezoldiging is nog dit jaar onderwerp van consultatie. Hierna zal ik zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel bij de Kamer indienen.

45

Worden in het wetsvoorstel Aanpassing Wnt ten behoeve van de verlaging van de maximumnorm 100% de effecten voor het werkgeverschap in de publieke sector uiteen gezet?

Antwoord

In het wetsvoorstel met bijbehorende Memorie van Toelichting worden alle relevante aspecten belicht. De consultatie geeft bovendien een ieder de gelegenheid om op het voorontwerp te reageren. De resultaten van de consultatie zullen in het wetsvoorstel en de Memorie van Toelichting worden meegenomen.

46

Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel Aanpassing Wnt, dat de uitbreiding van de reikwijdte naar alle medewerkers beoogt, verwachten?

Antwoord

Zoals ik in mijn brief van 10 juli 2013 aan uw Kamer heb aangegeven (Kamerstuk 30 111, nr. 64), staat het voor het Kabinet vast, dat dit wetsvoorstel in deze kabinetsperiode, uiterlijk op 1 januari 2017, in werking moet treden. Hiertoe zal in de loop van 2015 een wetsvoorstel in procedure moeten worden gebracht.

47

Worden in het wetsvoorstel Aanpassing Wnt, dat de uitbreiding van de reikwijdte naar alle medewerkers beoogt, de effecten voor het werkgeverschap in de publieke sector uiteengezet?

Antwoord

Zoals ik in mijn brief van 10 juli 2013 aan uw Kamer heb aangegeven (Kamerstuk 30 111, nr. 64), is het noodzakelijk, dat duidelijkheid wordt verkregen over juridische, economische en arbeidsmarktaspecten voor de publieke en semipublieke sector. De effecten voor het werkgeverschap in de publieke sector maakt hiervan onderdeel uit.

48

Op welke termijn worden welke bezuinigingen verwacht als gevolg van het wetsvoorstel Aanpassing Wnt?

Antwoord

Het motief van de huidige Wnt en de afspraken over de aanscherping van de Wnt zijn niet gericht op het realiseren van bezuinigingen, maar op een evenwichtige beloning van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector. In het regeerakkoord is wel een financiële taakstelling opgenomen. Het betreft hier € 10 mln. structureel per jaar, met ingang van 2016. Het kabinet heeft voor de verdeling van deze taakstelling een verdeelsleutel over de departementen opgesteld. Doordat de bezoldiging van topfunctionarissen veelal niet via de rijksbegroting loopt, zullen soms nadere maatregelen in de betreffende sectoren moeten worden getroffen om de taakstelling daadwerkelijk te realiseren.

49

Welke operationele activiteiten van de AIVD worden op welke manier bijgesteld?

Antwoord

Zoals in de beleidsagenda wordt beschreven en nader is toegelicht in de brief aan de Kamer van 3 juni 2013, betreft het de volgende maatregelen:

  • Beperking van de inzet op rechts-, links, – en dierenrechtenextremisme

  • Beperking van de inzet op de geheime Aanwijzing Buitenlandtaak

  • Beperking van de aanwezigheid in het buitenland

  • Afbouwen van de eigen capaciteit van de operationele Financial Intelligence functie

  • Beperking van de dienstverlening en advisering aan het Rijk aangaande informatiebeveiliging

Door de halvering van de taakstelling op de AIVD, zoals afgesproken in het begrotingsakkoord, kan een aantal maatregelen worden uitgesteld. De eerste twee operationele maatregelen (beperking inzet op rechts-, links-, en dierenrechtenextremisme en beperking inzet op de geheime Aanwijzing Buitenlandtaak) worden zo mogelijk uitgesteld tot 2017. De overige maatregelen worden in 2015 geïmplementeerd.

50

Waarom is er voor de kassschuif openbaar bestuur een bedrag van 2,5 miljoen euro vermeld, terwijl op pagina 49 van de begroting een bedrag van 2,1 miljoen euro genoemd wordt?

Antwoord

Het bedrag van 2,5 miljoen verdeelt zich binnen artikel 1 Openbaar bestuur en democratie over twee artikelonderdelen, te weten: 1.1 (2,1 miljoen) en 1.2 (0,4 miljoen). Het deel op artikel 1.2 is vanwege de geringe omvang niet zichtbaar in de tabel.

51

Wat is de reden dat het programma VPT tot en met 2016 wordt verlengd?

Antwoord

De problematiek vraagt om een aanpak met een lange adem. Implementatie van maatregelen door werkgevers vordert, maar vraagt voordurend aandacht. Er worden mogelijkheden gezien om nieuwe impulsen te geven aan de preventieve aanpak.

Daarnaast wordt accent gelegd op de stimulerende werking van het lokale openbare bestuur in de richting van werkgevers met een publieke taak.

52

Hoe verhoudt het in de tabel opgenomen bedrag van 4,6 miljoen euro voor fraudebestrijding zich tot de op pagina 15 genoemde bijdrage van acht miljoen euro?

Antwoord

Van de genoemde 8 miljoen is 5 miljoen aan de begroting toegevoegd; 3 miljoen staat nog op de Aanvullende Post van Financiën. Van de 5 miljoen is 4,6 miljoen toegevoegd aan artikel 6 Dienstverlenende en innovatieve overheid en 0,4 miljoen aan artikel 11 Centraal apparaat. Het deel op Centraal apparaat is vanwege de geringe omvang niet zichtbaar in de tabel.

53

Waarom staat hier dat BZK een bedrag van 8 miljoen euro zou bijdragen aan de kosten voor fraudebestrijding, terwijl in de tabel op pagina 13 een bedrag van 4,6 miljoen euro is opgenomen?

Antwoord

Van de genoemde 8 miljoen is 5 miljoen aan de begroting toegevoegd; 3 miljoen staat nog op de Aanvullende Post van Financiën. Van de 5 miljoen is 4,6 miljoen toegevoegd aan artikel 6 Dienstverlenende en innovatieve overheid en 0,4 miljoen aan artikel 11 Centraal apparaat. Het deel op Centraal apparaat is vanwege de geringe omvang niet zichtbaar in de tabel.

54

Wanneer ontvangt de Kamer de in 2013 tot afronding komende beleidsdoorlichtingen?

Antwoord

Momenteel lopen binnen de begroting van BZK twee beleidsdoorlichtingen:

Artikel 1.1 Bestuurlijke en financiële verhoudingen en artikel 7.1 Integriteitsbeleid binnen het openbaar bestuur. De doorlichting van artikel 7.1 wordt nog voor het einde van dit jaar aan uw Kamer verzonden. De doorlichting van artikel 1.1 volgt begin 2014.

55

Kunt u toezeggen dat de conclusies van deze beide beleidsdoorlichtingen conform de rijksbegrotingsvoorschriften in de volgende begroting worden opgenomen?

Antwoord

Na afronding van een beleidsdoorlichting ontvangt uw Kamer een rapportage met hierin de resultaten. Ook ontvangt u van mij een inhoudelijke reactie hierop, waarbij wordt aangegeven in hoeverre deze resultaten aanleiding geven tot beleidswijzigingen. Indien dit het geval is, wordt dit verwerkt in de ontwerpbegroting 2015. Voorwaarde hierbij is wel dat de beleidsdoorlichting reeds in de eerste helft van 2014 moet zijn afgerond.

56

Kunt u toezeggen dat in de volgende begroting zal worden onderbouwd waarom conclusies uit deze beleidsdoorlichtingen wel of niet aanleiding hebben gegeven tot beleidswijzigingen?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 55. Na afronding van een beleidsdoorlichting ontvangt uw Kamer een rapportage met hierin de resultaten. Ook ontvangt u van mij een inhoudelijke reactie hierop, waarbij wordt aangegeven in hoeverre deze resultaten aanleiding geven tot beleidswijzigingen. Indien dit het geval is, wordt dit verwerkt in de ontwerpbegroting 2015. Voorwaarde hierbij is wel dat de beleidsdoorlichting reeds in de eerste helft van 2014 moet zijn afgerond.

57

Bent u bereid per beleidsdoorlichting de Kamer te informeren over de opzet en inhoud ervan, voordat de doorlichting van start gaat?

Antwoord

U ontvangt jaarlijks in de Ontwerpbegroting een dekkende planning voor de beleidsdoorlichting, waarop u in gelegenheid wordt gesteld wijzigingen aan te brengen en aandachtspunten te benoemen. Daarnaast ziet de Minister van Financiën erop toe dat de beleidsdoorlichtingen worden uitgevoerd conform de daartoe opgestelde regelgeving in de Rijksbegrotingsvoorschriften. Hiermee is naar mijn mening de afstemming met uw Kamer over voorgenomen beleidsdoorlichting afdoende gewaarborgd.

58

Wanneer wordt het wetsvoorstel voor het afschaffen van de wachtgeldregelingen voor raadsleden en statenleden bij de Kamer ingediend?

Antwoord

Dit onderwerp is niet bij wet geregeld, maar bij algemene maatregel van bestuur. Bij besluit van 21 juni 2013 (Stb. 2013, 222) zijn de grondslagen voor de uitkeringsregelingen voor raads- en statenleden per 1 juli 2013 uit de relevante rechtspositiebesluiten geschrapt. Voor de zittende leden geldt overgangsrecht.

59

Waarom is er in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Kamerstuk 32 581) geen sprake van verschil in ontslaggronden, met daarbij de verschillende gevolgen voor de wachtgelduitkering? Welke argumenten pro en contra zijn er bij een verschil in ontslaggronden? In hoeverre is er daarbij sprake van praktische uitvoeringsproblemen? Om welke praktische problemen gaat het?

Antwoord

Uitvloeisel van de vertrouwensregel is dat een gewezen politiek ambtsdrager na zijn aftreden altijd recht heeft op een uitkering op grond van de Appa. De uitkering wordt automatisch toegekend. De reden van aftreden (vrijwillig of niet vrijwillig) is voor het krijgen van een uitkering niet van belang. De politieke afweging om al dan niet af te treden mag niet worden beïnvloed door het al dan niet verkrijgen van een uitkering. Als de uitkering afhankelijk wordt van de reden van aftreden, blijven politieke ambtsdragers mogelijk hun functie veel langer vervullen dan bestuurlijk is gewenst. Ook komt dan de vraag op wie na het vertrek van een ambtsdrager zou moeten bepalen dat de ontslagreden aanleiding geeft tot het niet toekennen van de uitkering. Het kan verder zijn dat een ambtsdrager aangeeft vrijwillig te vertrekken. Ook in een dergelijk geval is het mogelijk dat betrokkene «de eer aan zichzelf houdt» omdat binnenskamers is gebleken dat deze geen politieke steun meer heeft van zijn partij of zijn fractie. Kortom, voor een buitenstaander zijn dergelijke politieke redenen om af te treden niet altijd bekend.

Bovendien kan een politieke ambtsdrager in tegenstelling tot een (overheids)werknemer zijn ontslag niet aanvechten bij de rechter. Ook is er geen opzegtermijn of ontslagvergoeding voor een politieke ambtsdrager mogelijk.

60

Acht u het nog steeds haalbaar dat de behandeling van het wetsvoorstel over de afschaffing van de WGR+ in 2013 plaatsvindt?

Antwoord

Op 11 september jongstleden is het verslag van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken vastgesteld. De nota naar aanleiding van het verslag is medio november1 aan uw Kamer gestuurd. Of u het wetsvoorstel dit jaar nog zult agenderen, is aan uw Kamer.

61

Wat zijn de redenen dat de subsidie voor politieke partijen stijgt van 14,6 miljoen euro in 2012 naar 18,3 miljoen euro in 2013?

Antwoord

Het verschil tussen 2012 en 2013 kan voor een belangrijk deel worden verklaard doordat de subsidie voor de instelling voor buitenlandse activiteiten (de zogeheten MATRA-subsidie) met ingang van 2013 overgeboekt is van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Een tweede verklarende factor ligt bij het gegeven dat een deel van de subsidie wordt vastgesteld op basis van het aantal Kamerzetels waar een politieke partij over beschikt. De wet schrijft voor dat de subsidieverdeling na een verkiezing voor de Tweede Kamer wordt aangepast aan de hand van de zetelverdeling in de nieuwe Tweede Kamer. Met ingang van 1 februari 2013 wordt de subsidie daarom berekend op basis van de zetelverdeling in de in september 2012 verkozen Tweede Kamer. Aangezien de politieke partijen die aanspraak maken op subsidie sindsdien over meer zetels beschikken leidt dit ertoe dat er meer subsidie dient te worden uitgekeerd.

62

Welke visie heeft u op de toekomstige organisatie van de AIVD, gelet op de uitdagingen zoals de taakstellingen, cybercrime, uitreizigers, de Nuclear Security Summit en economische veiligheid?

Antwoord

In de brief aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 30 977, nr. 54 van 3 juni 2013) bent u geïnformeerd over de invulling van de taakstelling voor de eerste € 23 mln. Na de halvering van de taakstelling zoals afgesproken in het begrotingsakkoord dient voor € 11 mln. gezocht te worden naar maatregelen die de operationele taakuitvoering van de AIVD niet of zo min mogelijk raken. Het terugdringen van de verhoudingsgewijs hoge huisvestingskosten van de AIVD wordt op dit moment onderzocht. Daartoe worden ook de mogelijkheden voor gedeelde huisvesting met de MIVD en de structurele besparingen die daaruit kunnen voortvloeien verkend.

Begin volgend jaar moet duidelijk worden wat de maatregelen op het gebied van huisvesting kunnen opleveren en op welke termijn. Dan wordt dus ook duidelijk, of er nog aanvullende maatregelen in de operationele taakuitvoering nodig zijn om tot een besparing van in totaal € 11 mln. te komen. Ik zal de Kamer komend voorjaar hierover nader informeren.

De internationale veiligheidscontext stelt een aantal voorwaarden aan de inrichting en organisatie van de AIVD. De dienst moet in staat zijn om, gelet op de verwevenheid van de binnenlandse en buitenlandse dreiging (bijvoorbeeld Syrië), relevante ontwikkelingen voor de nationale veiligheid in samenhang te onderzoeken. Dit geldt niet alleen voor de (internationale) jihadistische dreiging, maar zal in de toekomst ook steeds sterker gaan gelden voor digitale spionage en economische veiligheid. De AIVD wordt in toenemende mate geconfronteerd met een diffuus en snel wisselend dreigingsbeeld (o.a. technologische ontwikkelingen en nieuwe dreigingen). De AIVD dient daarom het vermogen te hebben snel en effectief hierop in te spelen.

63

Hoe wordt de samenwerking met het Ministerie van Veiligheid en Justitie gewaarborgd nu belangrijke partners, zoals NCTV, NCSC, de politie en het Openbaar Ministerie daar zijn ondergebracht?

Antwoord

De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) werkt met veel verschillende partners samen. Een goede samenwerking vanuit Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met de genoemde partners is van belang en daarom wordt alle niveaus intensief samengewerkt om de aansluiting tussen de inlichtingenpositie van de AIVD en inzet van partners te optimaliseren.

64

In hoeverre wordt er bij de visie inzake de AIVD rekening gehouden met een gedeelde huisvesting met de MIVD? Wat levert gezamenlijke huisvesting op termijn aan structurele besparing op? Wordt onderzocht wat gezamenlijke huisvesting op termijn aan structurele besparing kan opleveren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Bij de visie wordt ook bezien of en zo ja in welke mate door gezamenlijke huisvesting besparingen gerealiseerd kunnen worden.

65

Welke visie heeft u op de inlichtingentaak «buitenland» waar zowel de AIVD als de MIVD zich mee bezighouden?

Antwoord

De AIVD en MIVD winnen op basis van het Aanwijzingsbesluit Buitenlandtaak inlichtingen in over politieke intenties, activiteiten en opinies van regeringen, instellingen en inwoners van specifiek benoemde landen of regio's (de respectievelijke d- en e-taken van de AIVD en MIVD). Het Aanwijzingsbesluit wordt voor een periode van vier jaar, met een jaarlijks evaluatiemoment, vastgesteld door de Minister-President, in overeenstemming met de Ministers van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie. De diensten leveren met de uitvoering van dit besluit een essentiële bijdrage aan de positionering en besluitvorming van de Nederlandse regering met betrekking tot de heimelijke politieke (en economische) intenties van de in het besluit genoemde landen en regio's.

Zoals ook in de Jaarplanbrief aangegeven zijn technologisering en internationalisering de belangrijkste trends en ontwikkelingen die impact hebben op de nationale veiligheid. Een gevolg hiervan is dat het onderscheid tussen de oorsprong van dreigingen – binnenland of buitenland – sterk is vervaagd; interne veiligheid wordt steeds onlosmakelijker verbonden met externe veiligheid. Het is daarom voor de (inter)nationale veiligheidsbelangen van Nederland van fundamenteel belang te beschikken over een stevige en onafhankelijke Nederlandse inlichtingenpositie, of het nu gaat om voorkomen van terrorisme, tegengaan van spionage, beschermen tegen digitale aanvallen, het doorgronden van intenties van een aantal landen of bijvoorbeeld risico’s van proliferatie van massavernietigingswapens. Hiervoor is een geïntegreerde multisource dienst nodig, met dus zowel een inlichtingen- als veiligheidstaak.

66

Hoe wordt het deel van de bezuiniging dat wordt teruggedraaid, opgevangen?

Antwoord

In het Begrotingakkoord 2014 is besloten de totale taakstelling voor de AIVD te halveren. Daarbij is afgesproken dat de tranche 2014 (structureel € 10 mln.) wordt gedekt binnen de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voor de maatregelen uit het Begrotingsakkoord die beginnen in begrotingsjaar 2014 wordt een Nota van Wijziging opgesteld. Uw Kamer ontvangt deze nog voorafgaand aan de behandeling van de begroting.

67

Hoeveel basisregistraties zijn er gepland bij het inrichten van de ICT-infrastructuur? Hoe verhoudt dit zich tot de gewenste complexiteitsreductie van overheids-ICT?

Antwoord

Bij wet worden voor vitale en veelvuldig gebruikte gegevens, basisregistraties aangewezen. In totaal zijn er 13 basisregistraties gepland. De basisregistraties hebben betrekking op de voor het handelen van de overheid belangrijkste subjecten, objecten en locaties. Het doel is dat de 13 basisregistraties de informatiebehoefte van de overheid voor een groot deel afdekken. Dat overheidsorganisaties deze gegevens niet meer afzonderlijk bij hoeven te houden leidt tot een aanzienlijke complexiteitsreductie.

68

Welke Ministeries zijn naast het Ministerie van BZK betrokken bij de besluitvorming inzake de uitrol van DigiD-kaarten?

Antwoord

De Ministeries van BZK en EZ werken samen met medeoverheden aan een publiek-privaat stelsel voor elektronische identiteiten (het eID Stelsel) en naar de invoering van een publiek uitgegeven eID-middel met hoog betrouwbaarheidsniveau (DigiD kaart). Belangrijke partijen die bij de ontwikkeling zijn betrokken zijn VWS, Financiën/Belastingdienst, IenM/RDW, SZW, VenJ, VNG, NVvB.

De Minister van BZK zal samen met zijn collega van EZ een voorstel voor het eID Stelsel en de DigiD kaart aan de Kamer voorleggen.

69

Hoe ziet het specifieke tijdspad voor de invoering van het elektronische identiteit (eID)-stelsel eruit?

Antwoord

Ik zal uw Kamer binnenkort, doch voor het einde van dit jaar, nader informeren over de uitwerking en invoering van het eID Stelsel en de DigiD-kaart.

70

Wat is de rol van private partijen bij de uitrol van DigiD-kaarten? Om wat voor private partijen gaat het?

Antwoord

Zie antwoord vraag 69:

71

Blijft voor burgers de mogelijkheid bestaan om schriftelijk hun officiële zaken met de overheid te regelen? Zo nee, voor welke dienstverlening niet?

Antwoord

Ja. Er staan op dit moment verschillende kanalen open om met de overheid in contact te treden: per post, aan de balie, per telefoon, via internet, of via e-mail. Dit wordt aangeduid als de «multikanaal benadering». Overheidsorganisaties bepalen nu vaak welk kanaal voor welke dienst wordt opengesteld en in de huidige situatie kan bijvoorbeeld een e-mail niet in behandeling worden genomen.

In de toekomst krijgen burgers en bedrijven meer mogelijkheden om zelf voor het digitale kanaal te kiezen. Daartoe krijgen zij via de Algemene Wet Bestuursrecht het recht op elektronisch berichtenverkeer met overheid. Dit geldt vanzelfsprekend ook voor Nederlanders die in het buitenland wonen en voor buitenlanders die in Nederland verblijven.

72

Wanneer vindt de beslissing over uitrol van de DigiD-kaart plaats en hoeveel kosten worden in voorbereiding op die beslissing gemaakt?

Antwoord

Zie antwoord vraag 69.

73

Wanneer wordt de verdere uitbouw van de basisinfrastructuur ten behoeve van het programma Digitale overheid 2017 gerealiseerd?

Antwoord

Met de afronding van het programma i-NUP eind 2014 zal een digitale basisinfrastructuur voor de overheid zijn gerealiseerd. Deze basisinfrastructuur is een van de belangrijke randvoorwaarden voor de verdere doorontwikkeling van de digitale overheid richting 2017 en verder. Na afronding van i-NUP en in gebruikname van de producten, zal gekeken worden naar waar bij overheidsorganisaties nog behoefte aan is voor verdere uitbouw van de basisinfrastructuur. In het Algemeen Overleg dat voor 7 november a.s. staat gepland, spreek ik met de Kamer over de midterm review van het i-NUP programma.

74

Wat is het ambitieniveau van de «open overheid»? Is er een «SMART"geformuleerde doelstelling?

Antwoord

Het Open Government Partnership verlangt van de deelnemende landen een actieplan dat een periode van twee jaar bestrijkt, waarin concrete acties worden verwoord die binnen die periode kunnen worden afgerond. Nederland heeft er voor gekozen niet alleen concrete acties op te pakken maar ook een visie op open overheid op te stellen, waarin een beeld wordt geschetst van de ambities op de lange termijn. De visie is tevens de kabinetsreactie op het Rob-advies. De visie is helder maar niet SMART. De uitwerking van de stappen in de komende twee jaar in het actieplan omvat 17 concrete, meetbare acties. Het actieplan zal, op basis van opgedane ervaringen uit de concrete actie, na 2 jaar worden herzien.

75

Welk actieplan ligt ten grondslag aan de uitvoering van het Open Government Partnership? Wanneer heeft de Kamer dit ontvangen?

Antwoord

Op 27 september heeft het kabinet de visie en actieplan voor het OGP naar de Kamer gezonden.

76

Welke inzet van een basisadministratie wordt versneld?

Antwoord

Ter ondersteuning van de realisatie van reeds ingeboekte bezuinigingen in het regeerakkoord is het project SGO3 Versnelde effectieve inzet van basisregistraties geformuleerd. In dit project zijn een aantal maatregelen geformuleerd die betrokken overheidspartijen (met name uitvoeringsorganisaties) kunnen helpen genoemde taakstellingen te realiseren met de versnelde effectieve inzet van basisregistraties. Hierbij is er sprake van maatregelen waarvoor businesscases worden uitgewerkt als ook maatregelen waarvoor een onderzoek wordt gedaan. Naast de genoemde maatregelen zijn er een aantal randvoorwaardelijke aspecten die moeten worden uitgewerkt ondermeer op het vlak van besturing, financiering en privacy.

Het project SGO3 zal naar verwachting maart 2014 haar resultaten opleveren en worden afgerond.

77

Welke financiering is beschikbaar voor het beheer van de NUP-voorzieningen en wie draagt hieraan bij? Ligt de invoering op schema om in 2014 afgerond te worden?

Antwoord

De verantwoordelijkheid voor de financiering van het beheer van de NUP-voorzieningen is belegd bij de beleidsverantwoordelijke departementen: EZ, I&M, FIN, SZW en BZK. Binnen de begroting van BZK is rekening gehouden met het beheer van de stelselvoorzieningen en het GBA, DigiD (inclusief machtigen), Samenwerkende Catalogi, en webrichtlijnen.

Het beheer en de ontwikkeling van MijnOverheid is in 2013 gefinancierd door de grote uitvoeringsorganisaties, IPO en Unie van Waterschappen. De financiering van het beheer en de ontwikkeling van MijnOverheid voor 2014 en volgende jaren is nog onderwerp van overleg.

De invoering van het i-NUP maakt goede voortgang. Hierover zal ik uitgebreid rapporteren in de tussenbalans die ik in november naar de TK stuur.

78

Waar wordt het geld voor de doe-democratie (programma burgerschap) precies aan besteed?

Antwoord

Het geld wordt besteed aan werkzaamheden die gericht zijn op de ontwikkeling van een ondersteuningsaanbod voor gemeenten en provincies, zoals het ontwikkelen van een maatwerkaanpak in nauwe samenwerking met de VNG onder de naam «krachttoer». Binnen deze zogenaamde maatwerkaanpak zal vanuit het Rijk, op verzoek van gemeenten, een passende aanpak voor de vraagstukken in hun gemeenten gezocht worden. BZK financiert het ondersteuningsaanbod en de ontwikkeling van de maatwerkaanpak. Ook levert BZK een financiële bijdrage aan de Krachttoer.

Daarnaast is het Ministerie van BZK financieel partner van enkele kennisnetwerken, zoals Kracht in Nederland, waar wetenschappelijke en ervaringskennis wordt opgehaald. Ook zullen belemmeringen in wet- en regelgeving voor maatschappelijk initiatief en sociaal ondernemerschap weggenomen worden. Hiervoor is in 2014 een loketfunctie voorzien waar maatschappelijke initiatiefnemers en sociaal ondernemers terecht kunnen bij belemmeringen op financieel, fiscaal en juridisch terrein.

79

Geldt de nullijn voor ambtenaren voor 2014 nog steeds?

Antwoord

Het kabinet heeft besloten tot het inhouden van de loonbijstelling voor kabinets- en onderwijssectoren (exclusief zorg) in 2014, als onderdeel van het in de Miljoenennota 2014 gepresenteerde aanvullende beleidspakket. Er is in 2014 zodoende geen geld gereserveerd op de begroting voor loonontwikkeling. Overigens, overheidswerkgevers en vakbonden kunnen afspraken maken over de arbeidsvoorwaarden in de kabinets- en onderwijssectoren in 2014. Daartoe geldt voor 2014 de loonsombenadering, waarbij besparingen op secundaire arbeidsvoorwaarden aan de cao-tafel kunnen worden ingezet voor loonstijging (zie ook antwoord op vraag 80). In 2015 zal het kabinet de loonbijstelling in lijn met de normale referentiesystematiek wel uitkeren.

80

Wat is het effect van de budgettaire nullijn voor de secundaire arbeidsvoorwaarden van overheidspersoneel?

Antwoord

Er is geen direct effect van de budgettaire nullijn op de secundaire arbeidsvoorwaarden van overheidspersoneel. Ten aanzien van de budgettaire nullijn in 2014, geldt net als de afgelopen twee jaar de loonsombenadering. Dat wil zeggen dat de totale arbeidsvoorwaardenruimte in budgettaire zin niet mag stijgen. Dat geldt voor het geheel van primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. Afspraken over wijzigingen in de secundaire arbeidsvoorwaarden, of dit verruimingen zijn of versoberingen, moeten derhalve bezien worden in het totaal van de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden. Binnen deze spelregels maken de sociale partners aan de cao-tafels hun afspraken.

81

Wie draagt de zorg voor het controleren van de sollicitatieplicht van oud-politieke ambtsdragers zoals die voortvloeit uit de Appa?

Antwoord

De uitvoering van de Appa is de verantwoordelijkheid van de Minister van BZK wat betreft de voormalige bewindspersonen, de leden van de Tweede Kamer, de voorzitters van de Eerste Kamer, de Rijksvertegenwoordigers BES, de (substituut) Nationale Ombudsmannen, de waarnemend commissarissen van de Koning, de waarnemend burgemeesters en de burgemeesters van herindelingsgemeenten.

De uitvoering van de sollicitatieplicht voor de commissarissen van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters, wethouders, waterschapsvoorzitters en dagelijks bestuurders van een waterschap, is een verantwoordelijkheid van het desbetreffende bestuursorgaan.

82

Hoe wordt concreet de controle op de sollicitatieplicht van oud-politieke ambtdragers met wachtgeld uitgevoerd?

Antwoord

Zeker in het begin is er intensief contact met betrokkene in het kader van het opstellen van het re-integratieplan. In dat plan staat op welke wijze betrokkene wordt begeleid, welke sollicitatieactiviteiten hij gaat verrichten, de eventuele opleidingen of cursussen die hij gaat volgen, eventuele overige activiteiten, en de wijze waarop en de frequentie waarin de contacten tussen hem en het re-integratiebedrijf plaats zullen vinden. Niet elke politieke ambtsdrager heeft dezelfde mate van begeleiding nodig. Dit plan wordt (zolang de sollicitatieplicht voor betrokkene geldt) elke drie maanden door het re-integratiebedrijf samen met betrokkene geëvalueerd en eventueel uitgewerkt en bijgewerkt.

83

Hoe vaak moeten oud-politieke ambtsdragers met wachtgeld solliciteren om het recht op wachtgeld te behouden?

Antwoord

Gemiddeld voert de uitkeringsgerechtigde één keer per week een sollicitatieactiviteit uit. Dit kan anders zijn als in het door het bestuursorgaan vast te stellen re-integratieplan afwijkend is bepaald. In dat re-integratieplan zijn de activiteiten opgenomen die van betrokkene kunnen worden verlangd, gezien zijn of haar individuele omstandigheden. Hierbij kunnen ook andere inspanningen worden verlangd naast of in plaats van sollicitaties, zoals het volgen van een opleiding of workshop. Het daaraan meedoen telt als sollicitatieactiviteit.

84

Welke functionaris binnen een bestuursorgaan, dat wachtgeld aan een oud-politieke ambtsdrager betaald, controleert of de desbetreffende ambtsdrager aan zijn sollicitatieplicht voldoet? Wie doet dat bijvoorbeeld bij een gemeente en wie bij de Kamer?

Antwoord

Bij het antwoord op vraag 81 is aangegeven welk bestuursorgaan in voorkomend geval verantwoordelijk is. Dat bestuursorgaan kan ervoor kiezen de uitvoering over te laten aan een uitvoeringsorganisatie. In het geval van de Tweede Kamer is de uitvoeringsorganisatie Loyalis Maatwerk Administraties (LMA). Bij de gemeenten verschilt het: sommigen hebben gekozen voor een uitvoeringsorganisatie en sommigen voeren de sollicitatieplicht zelf uit. BZK heeft geen zicht welke functionarissen met die uitvoering belast zijn.

85

Is de sollicitatieplicht die voortvloeit uit de wet Appa in onderliggende regelgeving uitgewerkt? Zo ja, waar is dit uitgewerkt? Zo nee, betekent dat dat ieder bestuursorgaan hier binnen de grenzen van de Appa zelf invulling aan mag geven?

Antwoord

Ja. De sollicitatieplicht is uitgewerkt in het Besluit van 18 november 2010 tot het stellen van nadere regels betreffende het vinden van passende arbeid voor gewezen politieke ambtsdragers en het opleggen van sancties aan gewezen politieke ambtsdragers (Besluit sollicitatieplicht Appa voor gewezen politieke ambtsdragers, Staatsblad 2010, 788). Deze is destijds in een voorhangprocedure aan de Tweede kamer voorgelegd. Daarnaast is onder alle bestuursorganen een brochure verspreid die op allerlei vragen antwoord geeft. Deze brochure is opgesteld in samenwerking met VNG, IPO en Unie van Waterschappen en heeft haar nut bewezen.

86

Moeten oud-politieke ambtsdragers met wachtgeld naar verloop van tijd een functie beneden het niveau van hun voormalig ambt aanvaarden? Zo ja, welke termijn geldt hier? Is die gelijk aan de termijn zoals die geldt voor werknemers die een werkloosheidsuitkering hebben?

Antwoord

In mijn brief van 11 april 2013 (Kamerstuk 28 479, nr. 65), over de evaluatie van de sollicitatieplicht voor politieke ambtsdragers in 2012, heb ik op pagina 2 een korte schets gegeven van de verschillende aspecten van de sollicitatieplicht voor de politieke ambts-dragers, en waar deze overeenkomt met of juist verschilt van de WW. Op grond van de Appa wordt niet alleen rekening gehouden met het begrip passende arbeid, maar ook met de regionale arbeidsmarktsituatie en het aantal beschikbare vacatures, de mogelijkheden van betrokkene, en eventuele medische beperkingen. Dit kan betekenen dat de gewezen politieke ambtsdrager een functie moet gaan vervullen die ligt onder het niveau van het oude ambt. Wanneer dat precies het geval is, hangt af van individuele omstandigheden. Zolang om die reden de Appa-uitkering deels in stand blijft, blijft de sollicitatieplicht in volle omvang van kracht.

87

In welke mate hebben bestuursorganen, die verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van wachtgeld aan oud-politieke ambtsdragers, de ruimte om naar eigen inzicht de sollicitatieplicht in te vullen en te controleren?

Antwoord

Het bij de beantwoording van vraag 85 genoemde Besluit sollicitatieplicht Appa voor gewezen politieke ambtsdragers geldt voor alle bestuursorganen. Er is dus geen ruimte voor een eigen invulling of controle.

88

Kunnen oud-politieke ambtsdragers wachtgeld krijgen als zij in het buitenland wonen? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de regels ten aanzien van werkloosheidsuitkeringen voor werknemers?

Antwoord

Ja. De sollicitatieplicht blijft evenwel van toepassing omdat deze is gekoppeld aan de Appa-uitkering. Daarom werken eventuele sancties uit de Appa ook door als de gewezen politieke ambtsdrager in het buitenland woont. Hoe, binnen het kader van het sollicitatiebesluit, invulling moet worden gegeven aan de sollicitatieplicht als iemand in het buitenland woont, is niet in algemene zin te beantwoorden. Dat hangt af van de individuele omstandigheden.

89

Waarom is het UWV niet verantwoordelijk voor de uitvoering van de wachtgeldregeling voor oud-politieke ambtsdragers?

Antwoord

Het UWV houdt zich uitsluitend met haar kernactiviteiten bezig. Daartoe behoort niet de uitvoering van de Appa.

90

Is het juridisch mogelijk om de uitvoering van de Appa over te dragen aan het UWV? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ja. De Appa geeft geen beperking bij aanbesteding van de uitvoering.

91

Is er voor alle oud-politieke ambtsdragers die wachtgeld krijgen en een sollicitatieplicht hebben een plan gemaakt waarin is vastgelegd op welke wijze de gewezen politieke ambtsdrager wordt begeleid bij het verkrijgen van passende arbeid? Zo nee, in hoeveel gevallen is dat niet het geval en waarom niet?

Antwoord

Ja. Dit re-integratieplan is juist de kern van de sollicitatieplicht voor politieke ambtsdragers. Op deze manier is maatwerk mogelijk. Wat betreft de wijze waarop dit op centraal niveau is uitgevoerd (inclusief aantallen), wordt op deze plaats kortheidshalve verwezen naar de in vraag 86 genoemde brief met de evaluatie van de sollicitatieplicht voor politieke ambtsdragers in 2012.

92

Bestaat de controle op het nakomen van de sollicitatieplicht van bijvoorbeeld oud-Kamerleden of voormalig burgemeesters er mede in dat deze oud-Kamerleden concreet moeten aantonen dat zij hebben gesolliciteerd?

Antwoord

Ja.

93

Welke gevolgen heeft het programma Beter werken in het openbaar bestuur voor lokale overheden?

Antwoord

De gevolgen van het programma Beter werken in het openbaar bestuur voor lokale overheden zijn dat zij ondersteuning ontvangen bij hun eigen investeringen in de kwaliteit van het overheidsapparaat en in de wijze van werken. Het programma is bijvoorbeeld relevant voor lokale overheden die het werk losser willen organiseren (meer opdrachten, klussen), mensen overgang willen laten maken naar ander werk binnen of buiten de eigen organisatie en sector, of nieuwe werkwijzen willen beproeven om de dienstverlening te innoveren. Het programma ondersteunt deze organisaties met kennis, contacten en waar nodig een vorm van co-financiering. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulp bij de uitwerking van regionale Van-Werk-Naar-Werk-modellen, samenwerking tussen en aansluiting op arbeidsmarktnetwerken, het regionaal vindbaar en deelbaar maken van werk en profielen, het opzetten van inhuurstrategieën en strategieën voor personele inzet, de inzet van lerende actiegroepen van professionals (Doetanks) en professionalisering van het management (in samenwerking met de Vereniging van Gemeentesecretarissen). Op de website www.beterwerkeninhetopenbaarbestuur.nl vinden lokale overheden meer informatie.

94

In hoeverre worden ambtenaren die hun baan kwijtraken als gevolg van een reorganisatie verplicht om een andere passende functie te aanvaarden binnen een ander bestuurlijk niveau?

Antwoord

Ambtenaren die hun functie verliezen als gevolg van een reorganisatie, worden in eerste instantie aangewezen als herplaatsingskandidaat. Een herplaatsingskandidaat verliest als gevolg van een reorganisatie weliswaar zijn functie, maar behoudt zijn dienstverband. Voor de betreffende ambtenaar zijn in dit geval de aanspraken en verplichtingen van de sociale plannen (die sectoraal zijn afgesproken) van toepassing. Zo heeft de ambtenaar die als herplaatsingshandidaat is aangewezen de plicht om binnen de zogenoemde herplaatsingstermijn een andere passende functie te aanvaarden. Het herplaatsingsbereik verschilt per overheidssector en beperkt zich dikwijls tot functies binnen of buiten de eigen sector die enkele salarisniveau’s lager zijn dan van de oorspronkelijke functie van de ambtenaar. Mocht de ambtenaar er na afloop van de herplaatsingstermijn niet in geslaagd zijn een passende functie te vinden, dan volgt reorganisatie-ontslag en is de (bovenwettelijke) WW van toepassing.

Ambtenaren die werkloos worden, hebben onder dezelfde voorwaarden als andere werknemers recht op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW). Vanuit de WW zijn zij verplicht actief een passende baan te zoeken, te verkrijgen en te behouden, op straffe van sancties ten aanzien van hun uitkering. Het begrip passende arbeid binnen de WW beweegt zich op een glijdende schaal. Naarmate de werkloosheid langer duurt, wordt steeds meer arbeid als passende arbeid beschouwd, totdat uiteindelijk (bijna) alle arbeid passend is. Voor de WW maakt het niet uit in welke sector of branche een passende baan kan worden gevonden. Het ligt wel voor de hand dat een ambtenaar gezien de kwalificaties, ervaringen en competenties een relatief grotere kans heeft om een passende baan te vinden op hetzelfde dan wel een ander bestuurlijk niveau dan in het bedrijfsleven.

95

Welke financiële gevolgen heeft de uitwisseling van personeel onder overheidsinstanties?

Antwoord

Bij de uitwisseling (detachering) van personeel tussen verschillende overheidssectoren kunnen er extra kosten voor de inlenende organisatie zijn, aangezien er BTW moet worden afgedragen. Dit komt omdat detachering in fiscale zin als een «dienst» wordt beschouwd conform de Wet op de omzetbelasting. Slechts indien er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, is ontheffing van de BTW-plicht bij detachering mogelijk op basis van het Besluit van de Staatsecretaris van Financiën van 14 maart 2007 ter zake omzetbelasting in relatie tot het ter beschikking stellen van personeel.

Het afdragen van BTW is overigens niet aan de orde bij detachering van personeel binnen dezelfde overheidssector.

96

Hoe draagt de uitwisseling van overheidspersoneel onder verschillende overheidsniveaus bij aan de kwaliteit van de overheid en aan de dienstverlening aan burgers?

Antwoord

Uitwisseling van overheidspersoneel kan op verschillende manieren bijdragen aan de kwaliteit van de overheid en de dienstverlening aan burgers. De uitwisseling van expertise binnen de overheid kan helpen om verkokering binnen de overheid terug te dringen en kwaliteitsverbetering en flexibilisering te bevorderen. Uitwisseling van personeel en het werken in wisselende contexten kan ook functioneel zijn voor de ontwikkeling van medewerkers en hun bredere inzetbaarheid, wat weer effect heeft op de kwaliteit van de overheid en de dienstverlening aan burgers. Ook ontstaan er zo nieuwe netwerken en mogelijk ook meer begrip en waardering van collega’s wat de bereidheid tot samenwerking kan bevorderen. Bij uitwisseling die leidt tot betere benutting van aanwezige capaciteit (de juiste persoon op de juiste plek) bij fluctuaties in taken of werk binnen de overheid tenslotte is ook de belastingbetaler gebaat.

Concrete illustraties zijn de volgende. Gemeente Almere heeft met uitwisseling van personeel tussen diverse organisatieonderdelen, de telefonische bereikbaarheid van de gemeente op peil gehouden. Ook hebben zij met uitwisseling van personeel bemensing van verkiezingsbureaus kunnen regelen. Dit was efficiënt, kostenbesparend en creëerde meer betrokkenheid bij de stad van medewerkers. In de Flexpool Publieke Sector delen ruim 30 publieke organisaties hun tijdelijke werk. Hierdoor wordt optimaal gebruik gemaakt van beschikbare capaciteit en expertise van overheidsmedewerkers. Rijksmedewerkers worden gestimuleerd om meer van functie te wisselen en zich zo verder te ontwikkelen. Interdepartementale mobiliteit versterkt de samenwerking tussen de Ministeries. Denk aan de mogelijke overgang van medewerkers van de Dienst Justitiële Inrichtingen naar de beveiligingssector (RijksBeveiligingsOrganisatie) en de publicatie van tijdelijke functies op de mobiliteitsbank Rijk waardoor er beter gebruik kan worden gemaakt van beschikbare expertise binnen het Rijk.

97

In hoeverre is de norm van 10% externe inhuur nog passend bij de flexibele overheid die het kabinet voorstaat? Welke knelpunten doen zich in de praktijk voor?

Antwoord

De norm van 10% heeft het karakter van «comply-or-explain» en geeft dus ruimte om in specifieke situatie van de norm af te wijken. Dit dient dan wel verantwoord te worden in de departementale jaarverslagen.

De uitgavennorm wordt over het algemeen steeds beter nageleefd. In 2009 overschreed nog circa de helft van de Ministeries norm. In 2012 gold dit alleen nog voor de Ministeries van I&M en van BZK. Voor beide Ministeries geldt dat de overschrijding van de norm wordt veroorzaakt door de onder deze Ministeries ressorterende uitvoeringsorganisaties en zogeheten shared services organisaties. De kernministeries blijven wel onder de norm.

98

Waarom worden de Rijksgebouwendienst en het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf langjarig apart verantwoord? Zijn de synergievoordelen van de geplande samenvoeging met de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie al meegenomen?

Antwoord

De staten van baten en lasten van beide diensten zijn nog niet samengevoegd. Dit zal plaatsvinden bij de vorming van het agentschap per 1 januari 2015. Synergievoordelen zullen derhalve zichtbaar zijn in de begroting 2015. De programmagelden zijn wel geïntegreerd opgenomen in de begroting. BZK draagt namelijk directe verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van deze programma’s.

99

Hoe en waar wordt de dekking gevonden voor de korting op de prijsbijstelling (tranche 2014) die in het kader van de Begrotingsafspraken 2014 (d.d. 11 oktober 2013) overeen is gekomen? Wat zijn de gevolgen van de korting van 480 miljoen euro op de prijsbijstelling 2014 uit het onderhandelakkoord voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de uitvoering van het beleidsprogramma? Welk deel van die 480 miljoen euro komt voor rekening van het Ministerie van BZK?

Antwoord

Het inhouden van prijsbijstelling betekent dat BZK geen inflatiecorrectie krijgt voor de beleidsbudgetten of apparaatsbudgetten die prijsgevoelig zijn. Eventuele prijsstijgingen worden dan door een departement zelf opgevangen binnen de begroting.

De Minister van Financiën heeft de Tweede Kamer voorafgaand aan de Algemene Financiële Beschouwingen geïnformeerd over de ingehouden prijsbijstelling per departement. Daar is uitgegaan van de begrotingsstanden voor de departementale herverkaveling. Rekening houdend met de departementale herverkaveling is het percentage voor BZK niet 4%, maar 2%.

100

Wanneer verwacht u het onderzoek naar integriteitsschendingen in de publieke sector en de kabinetsreactie hierop, naar de Kamer te sturen?

Antwoord

De Kamer wordt na definitieve afronding van het onderzoek zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek waarin tevens verschillende oplossingsrichtingen worden verkend. In mijn brief, die nog voor de begrotingsbehandeling valt te verwachten, geef ik een eerste oordeel over de bevindingen. Dat zal de basis zijn voor het overleg met Kamer en met de organisaties in het openbaar bestuur over de wenselijke oplossingen alsvorens tot implementatie kan worden overgegaan. [zie tevens antwoord 32].

101

Op welke termijn stuurt u de aan de Eerste Kamer toegezegde brief over het overleg met de VNG over maximumsalarissen bij lokale overheden, naar de Kamer?

Antwoord

In de Memorie van Toelichting op de Aanpassingswet Wnt heb ik de agendering van het voeren van topinkomensbeleid door gemeenten tegen de achtergrond van de Wnt in het overleg met VNG aangestipt (Kamerstuk 33 715, nr. 3). Dit overleg vindt plaats parallel aan de consultatie voor het wetsvoorstel tot verlaging van het bezoldigingsmaximum naar 100% van het ministersalaris. Over de resultaten hiervan zult u vervolgens worden geïnformeerd.

102

Wanneer stuurt u de brief met informatie over de eerste bevindingen met de Wnt? Neemt u in deze brief ook de toezegging over topinkomens bij gemeenschappelijke regelingen mee?

Antwoord

Deze brief, die ik op 14 februari 2013 in een algemeen overleg met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heb toegezegd (Kamerstuk 30 111, nr. 60), is deze maand naar de Kamer gestuurd. In deze brief wordt ook ingegaan op de toezegging over topinkomens bij gemeenschappelijk regelingen.

103

Wanneer heeft de Expertgroep klokkenluiders de toegezegde subsidies van 850.000 euro (2012) en 975.000 euro (2013) ontvangen?

Antwoord

In de bijlage wordt ten onrechte de indruk gewekt dat € 850.000 aan de Expertgroep klokkenluiders wordt toegezegd. De in de bijlage opgenomen reeks heeft betrekking op de gelden die vanuit de begroting BZK ter beschikking zijn gesteld aan het adviespunt Klokkenluiders.

Deze gelden zijn per abuis vermeld als subsidie.


X Noot
1

De planning is om de Nota naar aanleiding van het verslag in de week van 11 november aan de Kamer te sturen

Naar boven