33 605 IV Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties 2012

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN KONINKRIJKSRELATIES (IV)

Aangeboden 15 mei 2013

Gerealiseerde uitgaven naar beleidsterrein (x € 1.000)

 Gerealiseerde uitgaven naar beleidsterrein (x € 1.000)

Gerealiseerde ontvangsten naar beleidsterrein (x € 1.000)

Gerealiseerde ontvangsten naar beleidsterrein (x € 1.000)

INHOUDSOPGAVE

   

blz.

     

A.

Algemeen

5

 

1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

5

 

2. Leeswijzer

9

     

B.

Beleidsverslag

11

 

1. Beleidsprioriteiten

11

 

2. Beleidsartikelen

14

 

3. Niet-beleidsartikelen

25

 

4. Bedrijfsvoeringparagraaf

26

     

C.

Jaarrekening

28

 

1. De departementale verantwoordingsstaat

28

 

2. De saldibalans

29

     

D.

Bijlagen

38

 

1. Externe inhuur

38

 

2. Afkortingenlijst

39

 

3. Trefwoordenregister

40

A. ALGEMEEN

A.1 AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Koninkrijksrelaties (IV) over het jaar 2012 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2012 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel en materieel beheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2012;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2012 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van 's Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2012 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2012, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2012 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

A.2. LEESWIJZER

Opbouw Jaarverslag 2012

De begroting van Koninkrijksrelaties kent een vertrouwde opbouw waarbij het jaarverslag de opbouw van de begroting 2012 volgt.

Het jaarverslag 2012 bestaat uit vier delen:

  • A. een algemeen deel met de dechargeverlening;

  • B. het beleidsverslag 2012 over de prioriteiten en de beleidsartikelen;

  • C. de jaarrekening 2012;

  • D. de bijlagen.

Het beleidsverslag 2012

In het beleidsverslag 2012 wordt teruggekeken op de resultaten uit 2012.

In de paragraaf beleidsprioriteiten 2012 wordt op hoofdlijnen verantwoording afgelegd over het beleid van het afgelopen jaar. Hierin kunt u lezen welke resultaten zijn behaald bij de gemaakte beleidsafspraken (prioriteiten) voor 2012. Ook wordt ingegaan op een aantal urgente onderwerpen die in 2012 specifieke aandacht hebben gekregen.

In de paragraaf «De beleidsartikelen» wordt meer in detail ingegaan op de verantwoording over de verschillende onderwerpen. De paragraaf kent per beleidsartikel de volgende opzet:

  • 1. algemene doelstelling doelbereiking en maatschappelijke effecten;

    • externe factoren;

    • budgettaire gevolgen van beleid;

  • 2. operationele doelstellingen;

    • doelbereiking

    • instrumenten

Bij de budgettaire gevolgen van beleid, wordt de realisatie 2012 afgezet tegen de oorspronkelijke vastgestelde begroting 2012 en worden opmerkelijke verschillen toegelicht.

Bij de operationele doelstellingen, wordt per operationele doelstelling nader ingegaan op de behaalde resultaten in 2012. Hierbij wordt aandacht besteed aan de gerealiseerde instrumenten/ activiteiten en de prestatieindicatoren. De opmerkelijkste resultaten en verschillen worden per operationele doelstelling nader toegelicht.

Het jaarverslag Koninkrijksrelaties 2012 bevat ook een bedrijfsvoeringparagraaf. Hierin wordt verslag gedaan over specifieke bedrijfsvoeringpunten voor Koninkrijksrelaties (IV). Voor het verslag over de bedrijfsvoering in algemene zin wordt verwezen naar het jaarverslag van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).

De jaarrekening 2012

In de jaarrekening treft u de (samenvattende) verantwoordingsstaat voor de begroting van Koninkrijksrelaties en de saldibalans met toelichting. De slotwet wordt als een apart kamerstuk gepubliceerd.

De bijlagen

Voor de toegankelijkheid van het jaarverslag zijn ook een overzicht van gebruikte afkortingen en een trefwoordenregister opgenomen.

B. BELEIDSVERSLAG

B.1. BELEIDSPRIORITEITEN

Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (1954) regelt de staatkundige relatie tussen de landen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. De landen behartigen zelfstandig hun eigen aangelegenheden, maar ze zorgen samen voor de Koninkrijksaangelegenheden. Het Statuut geeft regels voor onderlinge samenwerking, bijstand, overleg en de staatsinrichting van de landen. Sindsdien hebben de landen van het Koninkrijk een gelijkwaardige positie.

Curaçao en Sint Maarten

De Nederlandse overheid heeft in 2012 Curaçao en Sint Maarten ondersteund bij het inrichten en opbouwen van de nieuwe landsorganisaties. De ondersteuning was met name bedoeld voor die onderdelen die op 10-10-’10 nog niet of onvoldoende functioneerden en werd verleend op basis van de Algemene Maatregel van Rijksbestuur: «Waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten» (Staatsblad 2010, nr. 344). De plannen van aanpak hebben betrekking op onderwerpen op het gebied van openbaar bestuur en veiligheid. De beide voortgangscommissies Curaçao en Sint Maarten hebben gerapporteerd over de voortgang van de uitvoering van de plannen van aanpak1. Naar aanleiding van deze rapportages hebben telkens Ministeriële Overleggen tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de minister-president en de Minister van Justitie van het betreffende land plaatsgevonden. In die overleggen is gesproken over de knelpunten die bij de uitvoering van de plannen van aanpak worden ondervonden. Uiteindelijk is per Koninklijk Besluit besloten om de werking van de plannen van aanpak met twee jaar te verlengen tot oktober 2014 (Kamerstuk II, 2011–2012, 31 568, nr. 104).

Tegelijkertijd is een bijdrage geleverd aan de verdere autonomie van Sint Maarten en Curaçao door de afbouw van het samenwerkingsbeleid. In 2012 is de laatste Nederlandse bijdrage gestort voor het samenwerkingsbeleid. Hoewel Nederland in 2012 binnen een aantal programma's ruimte heeft geboden voor een goede uitvoering van de projecten, heeft dit geen afbreuk gedaan aan de afspraken die gemaakt zijn over het feit dat de uitvoering van het samenwerkingsbeleid uiterlijk tot eind 2014 doorloopt.

Tot slot is elke gelegenheid benut waarbij van Nederlandse zijde jegens de nieuwe landen kon worden gewezen op het gevolg van het zijn van een autonoom land en de verantwoordelijkheden die dat met zich meebrengt.

Aruba

Nederland ondersteunt Aruba onder meer op gebieden als rechtshandhaving, wetgeving, het leefklimaat van de binnenstad en de economische initiatieven van het Arubaans Kabinet. De verbetering van de vreemdelingenketen en van het Korps Politie Aruba is met kracht voortgezet. Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van het land Aruba, maar waar nodig biedt Nederland op ambtelijk niveau expertise.

De laatste bijdragen voor de samenwerkingsmiddelen zijn begin 2013 gestort. In juni 2010 zijn Nederland en Aruba overeengekomen dat de bijdrage besteed mag worden aan een nieuw meerjarenprogramma, mits Aruba haar stortingen tot 2014 voldoet om de oorspronkelijk geplande projecten alsnog uit te voeren.

Waarborgfunctie

De doelstelling van de waarborgfunctie is het borgen van de fundamentele mensenrechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van bestuur. Dit komt vooral tot uitdrukking in de aandacht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor rechtshandhaving en goed bestuur binnen het Koninkrijk. Het beleid van het ministerie richt zich vooral op het voorkomen van toepassing van de waarborgfunctie in plaats van het daadwerkelijk toepassen daarvan. Hiermee is het beleid op het terrein van de rechtshandhaving wellicht meer te typeren als preventief en ondersteunend; hoe wordt voorkomen dat aan de waarborgfunctie daadwerkelijk invulling moet worden gegeven? Om de waarborgfunctie te borgen worden vanuit Nederland bijdragen geleverd door de Kustwacht, het Recherche Samenwerkingsteam, de Koninklijke Marechaussee en het Openbaar Ministerie. In 2012 zijn de bijdragen voornamelijk gericht op de maritieme rechtshandhaving, waarbij drugsbestrijding, mensenhandel en mensensmokkel en illegale immigratie prioriteiten waren, als ook de bestrijding van zware, georganiseerde en grensoverschrijdende criminaliteit en het beschikbaar stellen van rechters en officieren aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Financieel Toezicht

Het democratisch proces is in de landen bevorderd doordat de overheden van Curaçao en Sint Maarten sinds 2010 zelf verantwoordelijk zijn voor het sluitend houden van de begroting. In Curaçao is het niet gelukt een sluitende begroting te behouden wat heeft geleid tot het besluit van de Rijksministerraad (RMR) tot het geven van een aanwijzing aan Curaçao op 13 juli 2012. De aanwijzing is in het daaropvolgende beroep in essentie overeind gebleven. De vraagstukken zijn door de interim-regering op Curaçao volledig onderkend en er zijn serieuze inspanningen gedaan om het proces van herstel in te zetten. De Tweede Kamer is bij brief van 21 november 2012 geïnformeerd over de voortgang van de aanwijzing (Kamernummer 2011–2012, 31 568, nr. 123). Daarin is tevens aangegeven dat Curaçao geheel wordt gehouden aan de normen uit de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. In de RMR zal de toereikendheid van de maatregelen van Curaçao nauwlettend worden gevolgd. Het financieel toezicht op Curaçao en ook Sint Maarten blijft onverminderd noodzakelijk.

Vereffening Boedel Nederlandse Antillen

In 2011 is de vereffeningscommissie van start gegaan. De commissie is ingesteld om te adviseren over de toedeling van activa en passiva uit de boedel van het per 10-10-’10 opgeheven land Nederlandse Antillen. De commissie adviseert de ministers over de verdeling tussen Curaçao, Sint Maarten en Nederland (betreffende de delen van Bonaire, Saba en Sint Eustatius) van de aan het land Nederlandse Antillen toebehorende aandelen en de onderlinge vorderingen. De adviezen hebben betrekking op de vaststelling van de waarde van de boedel en de feitelijke toedeling van de activa en passiva uit die boedel. De commissie wordt ontbonden na het uitbrengen van het eindadvies. De onderliggende regeling vervalt op 1 januari 2014, maar kan door de minister bij gezamenlijk besluit steeds met 1 jaar verlengd worden. De commissie bepaalt zelf haar werkwijze en kan zich laten bijstaan door de ambtenaren van de landen. De commissie bestaat uit een onafhankelijke voorzitter, een lid namens Curaçao, een lid namens Sint Maarten en een lid namens Nederland. In 2012 heeft de commissie verschillende rapportages uitgebracht, een duidelijk beeld over het totaal van de boedelscheiding is er nog niet. De commissie verwacht uiterlijk eind 2013 het eindadvies uit te brengen, waarbij de omvang van het «erfdeel» van Nederland bekend gemaakt wordt.

Artikel

Realisatie

Toelichting

 

2012

2013

2014

 

1. Waarborgfunctie

       
 

x

   

Agendering stond in 2011 gepland. Beleidsdoorlichting is toen gestart en in 2012 opgeleverd.

         

2. Bevorderen autonomie Koninkrijkspartners

   

x

Agendering stond in 2012 gepland. De beleidsdoorlichting is verplaatst naar 2014.

B.2. DE BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1. Waarborgfunctie

1.1 Algemene doelstelling

Het waarborgen van de rechtszekerheid, deugdelijkheid van bestuur en de mensenrechten in Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De eigen verantwoordelijkheid van de landen voor de realisering van mensenrechten, rechtszekerheid en deugdelijk bestuur staat voorop. Er zijn factoren die het vervullen van deze verantwoordelijkheid beïnvloeden. Mondialisering en internationalisering zorgen ervoor dat landsgrenzen steeds minder een praktische betekenis hebben. Door onderlinge samenwerking kunnen de landen binnen het Koninkrijk eigenstandig de in het Koninkrijk geldende waarden garanderen. Nederland heeft hierin een belangrijke taak; dit past binnen de hulp en bijstand die de landen binnen het Koninkrijk elkaar op grond van artikel 36 van het Statuut verlenen. Ook in 2012 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zich gericht op het waarborgen van mensenrechten, rechtszekerheid en deugdelijk bestuur binnen het Koninkrijk. Nederland werkte en werkt hier aan door samen te werken met de landen binnen het Koninkrijk op terreinen als de kustwacht, de rechtspraak en de recherche. Gezien de beperkte schaalgrootte van de landen is het voor hen moeilijk om grensoverschrijdende criminaliteit, drugssmokkel, mensenhandel en terrorisme effectief te bestrijden. Door de bijdrage van Nederland aan onder meer de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied, het Recherchesamenwerkingsteam en de Gerechtelijke macht slaagde het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties er in deze effectieve maatregelen in stand te houden en gaven wij invulling aan internationale verplichtingen op het terrein van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit.

Externe factoren

Primair dient elk der landen zorg te dragen voor de verwezenlijking van de fundamentele mensenrechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van bestuur. Nederland ondersteunt de overheden van Aruba, Curaçao en Sint Maarten bij het invullen van de statutair bepaalde autonomie. Het resultaat van deze inspanning is echter afhankelijk van de mate waarin overeenstemming bestaat tussen de landen over de te volgen aanpak in het bereiken van de beleidsdoelstellingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 1 Waarborgfunctie

(bedragen x € 1.000)

Realisatie

Oorspronkelijk Vastgestelde begroting

Verschil

   

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

60.355

51.071

57.227

66.730

51.896

63.657

-11.761

                 

Uitgaven:

59.711

50.890

55.957

57.888

57.818

63.657

-5.839

                 

1.1

Rechterlijke macht en samenwerkingsmiddelen

59.711

50.890

55.957

57.888

57.818

63.657

-5.839

 

Bijdrage baten- en lastendienst KLPD

   

17.100

17.118

     
                 
 

Ontvangsten

4.618

2.557

10.025

2.460

4.497

4.857

-360

Financiële toelichting

De uitgaven voor de ondersteuning van de rechterlijke macht en samenwerkingsmiddelen zijn in 2012 lager uitgevallen dan aanvankelijk begroot.

Vanaf 2016 zijn vervangingsinvesteringen nodig voor de vloot van de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (hierna Kustwacht). Dit is vastgelegd in het door de Rijksministerraad goedgekeurde jaarplan 2012 van de Kustwacht. De meerjarenraming van de bijdrage aan de Kustwacht in het kader van de Waarborgfunctie (artikel 1) voorziet hier nog niet in. De raming 2012 is hiervoor bij begroting 2013 door middel van een kasschuif op aangepast. De ruimte daarvoor is binnen de Waarborgfunctie gevonden door een incidentele verlaging van de bijdrage aan het Recherche Samenwerkingsteam. Dit was mogelijk vanwege een vrijvallende reservering voor fiscalisering van buitenlandtoelagen daar. Via deze kasschuif wordt tegemoet getreden aan een deel van de vervangingsvraag.

Daarnaast had de Kustwacht de inzet van helikopters geraamd. Deze zijn uiteindelijk, gedurende enkele maanden, niet ingezet doordat ze er nog niet waren of nog niet operationeel waren. De uitgaven vallen hierdoor lager uit.

1.2 Operationele doelstellingen
1.2.1 Operationele doelstelling

Het versterken en waarborgen van rechtszekerheid en de mensenrechten door het bevorderen en in stand houden van structurele samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk.

Doelbereiking

De gezamenlijke bestrijding van georganiseerde en grensoverschrijdende criminaliteit en de ondersteuning van de rechterlijke macht is een belangrijk element van het Nederlandse beleid binnen het Koninkrijk. Nederland draagt hier aan bij door zowel mensen als middelen ter beschikking te stellen voor deze structurele samenwerking. Onder de instrumenten staan meer concrete resultaten toegelicht.

Instrumenten

Bijdragen aan het functioneren van de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied.

Conform de Rijkswet Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten, alsmede de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba dragen de landen van het Koninkrijk gezamenlijk bij aan de financiële middelen ten behoeve van de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied2. Het grootste aandeel wordt gefinancierd vanuit de begroting Koninkrijksrelaties. Ook het ministerie van Defensie draagt bij door middel van de inzet van defensiemiddelen. Door deze bijdragen is de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (hierna: Kustwacht) ook in 2012 in staat gesteld zijn taken uit te voeren.

De Kustwacht heeft ook in 2012 bijgedragen aan de maritieme rechtshandhaving, waarbij drugsbestrijding, mensenhandel en mensensmokkel en illegale immigratie prioriteiten waren. Daarmee was de Kustwacht voor het Caribische deel van het Koninkrijk een onmisbare schakel in de rechtshandhavingketen. Daarnaast heeft de Kustwacht een belangrijke bijdrage geleverd aan de veiligheid op het water door het uitvoeren van zoek- en reddingsoperaties (Search and Rescue) en haar toezichthoudende taken uitgevoerd, waaronder visserij- en milieu inspecties. In Caribisch Nederland lag het accent op de bescherming van het mariene milieu, waaronder de Sababank en koraalriffen, en het optreden tegen illegale (speer)visserij.

De Kustwacht beschikte in 2012 over onvoldoende varende en vliegende capaciteit. In 2012 zijn daar vijf kleine patrouille bootjes bijgekomen. Deze kleine varende capaciteit is bedoeld om te opereren in beschutte (binnen)wateren waar de waterdiepte beperkt is, zoals de ondiepere baaien. Ook is in 2012 de helikopter vervangen door twee helikopters, welke geleased worden van de Engelse firma FB Heli Services, die ook het onderhoud verzorgt. Met deze capaciteit kan de Kustwacht beter invulling geven aan zijn taken. Daarnaast maakt de Kustwacht 92 dagen per jaar gebruik van het stationsschip (met daarop ook een helikopter) van het ministerie van Defensie.

Door de inzet van eigen personeel en geavanceerd varend en vliegend materieel hebben de vier landen van het Koninkrijk via dit unieke samenwerkingsverband in 2012 wederom goede resultaten geboekt, welke jaarlijks separaat door de Minister van Defensie middels een uitgebreid Jaarverslag van de Kustwacht aan de Tweede Kamer wordt aangeboden (Kamerstuk II 2011–2012, 33 000X, nr. 88).

Deelname aan Gemeenschappelijke Grenscontrole Teams op Curaçao en Sint Maarten

Sinds 2008 levert de Koninklijke Marechaussee (KMar) vanuit een flexibel inzetbare pool met 43 fte ondersteuning op Curaçao en Sint Maarten. Deze inzet geschiedt op basis van een protocol dat ondersteuning mogelijk maakt bij grenscontroles en drugscontroles aan de grenzen en de bestrijding van migratie-, drugs, en geweldscriminaliteit. Het huidige protocol loopt tot medio 2015. De inzet van het personeel binnen de lokale politiekorpsen vindt plaats onder het gezag van de Minister van Justitie ter plaatse en onder de hiërarchische leiding van de lokale brigadecommandant van de KMar.

Op Sint Maarten is de inzet van de KMar in 2012 verschoven van ondersteuning in de grenscontrole naar ondersteuning van de opsporing, voortvloeiend uit het controleproces aan de grens (de backoffice). Op Curaçao heeft een verschuiving plaatsgevonden van de ondersteuning bij drugscontroles aan de grenzen naar grenscontrole en daaraan gekoppelde opsporing. Daarnaast ondersteunt de KMar het politiekorps van Curaçao onder andere in de aanpak van gewapende overvallen, en het politiekorps van Sint Maarten onder andere op het terrein van geweld-, migratie- en drugscriminaliteit.

Eind 2012 is een evaluatie uitgevoerd naar de inzet van de KMar vanuit de flexibele pool. De Tweede Kamer wordt in 2013 geïnformeerd over de uitkomsten van deze evaluatie.

In stand houden van het Recherche Samenwerkingsteam (RST)

Het recherchesamenwerkingsteam (RST) is een in het Caribisch deel van het Koninkrijk functionerend rechercheteam, waaraan Nederland 73 rechercheurs levert. De hoofdtaak van het RST is de bestrijding van zware, georganiseerde en grensoverschrijdende criminaliteit. Dit kwam in 2012 onder andere tot uitdrukking in verschillende interne onderzoeken naar onder meer internationale verdovende middelenhandel en een witwasonderzoek. Daarnaast handelt het RST ook rechtshulpverzoeken af. In 2012 ging het om diverse rechtshulpverzoeken vanuit verschillende landen. Het RST levert tevens ondersteuning aan de recherchediensten van de landelijke politiekorpsen. Zo heeft het RST op Sint Maarten in 2012 veel werk geleverd in het onderzoek «Vesuvius» naar een serie liquidaties in het criminele circuit.

Leveren van ondersteuning aan de rechterlijke macht

Nederland stelt op verzoek rechters en officieren ter beschikking aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten om op die manier te komen tot een volledige bezetting van het Gemeenschappelijk Hof en het Openbaar Ministerie (OM). In 2012 zijn 34 rechters en officieren van justitie uitgezonden. Het OM in Nederland stelt de betreffende rechterlijke ambtenaren ter beschikking en vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt een «tropentoelage» gefinancieerd. Dit gebeurde tot 2012 op basis van de zogenoemde «Suppletieregeling» uit 1976. Deze is in 2012 vervangen door het «Voorzieningenstelsel Buitenlandtoelagen Rechterlijke Ambtenaren (VBRA).

Artikel 2. Bevorderen autonomie Koninkrijkspartners

2.1 Algemene doelstelling

Het ondersteunen van Curaçao, Sint Maarten en Aruba bij het verbeteren van het bestuur, de rechtszekerheid, de economische ontwikkeling, het onderwijs en de overheidsfinanciën.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In het kader van de nieuwe staatkundige verhoudingen zijn op 10-10-’10 schulden van Curaçao en Sint Maarten gesaneerd. In combinatie met financieel toezicht kregen de landen daardoor een sterk verbeterde financiële situatie. Conform de doelstelling zijn in 2012 door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de laatste samenwerkingsmiddelen verstrekt aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

De overheidsfinanciën van Curaçao en Sint Maarten ontwikkelen zich echter niet positief. In 2012 werd daarom duidelijk dat het financieel toezicht een effectief middel is om het inzicht te vergroten in de ontwikkeling van de overheidsfinanciën van Curaçao en Sint Maarten.

Externe factoren

Curaçao, Sint Maarten en Aruba zijn op basis van het Statuut zelf verantwoordelijk voor goed bestuur, rechtszekerheid, economische ontwikkeling, onderwijs, gezondheidszorg en overheidsfinanciën. De ontwikkelingen op deze gebieden worden derhalve met name bepaald door het eigen beleid van de landen. Er is sprake van een spanningsveld tussen de wens van grote autonomie van de Koninkrijkspartners en de wens van Nederland om de waarborgtaak van het Koninkrijk te concretiseren via het samenwerkingsbeleid. Er wordt steeds gezocht naar een voor alle partijen aanvaardbare balans tussen de gewenste mate van autonomie van de landen en de verantwoordelijkheid van het Koninkrijk.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 2 Bevorderen autonomie Koninkrijkspartners

(bedragen x € 1.000)

       

Realisatie

Oorspronkelijk Vastgestelde begroting

Verschil

   

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

411.392

620.010

3.593.418

151.728

64.066

68.372

-4.306

waarvan garantieverplichtingen

11.880

54.411

   

21.000

   
                 

Uitgaven:

436.813

556.984

1.688.040

378.666

373.839

362.799

11.040

                 

2.1

Apparaat

8.564

11.617

20.513

11.674

9.869

9.056

813

2.2

Bevordering autonomie koninkrijkspartners

417.821

102.943

129.460

90.816

65.775

57.794

7.981

2.3

Bevorderen staatkundige relaties

10.428

4.176

1.490

294

183

522

-339

2.4

Schuldsanering

0

438.248

1.536.577

275.882

298.012

295.427

2.585

                 
 

Ontvangsten

9.338

125.192

1.162.967

45.794

105.805

28.497

77.308

Financiële toelichting

2.2 Bevordering autonomie koninkrijkspartners

Door een fluctuerende koers heeft de bijdrage aan SONA gezorgd voor een tegenvaller van € 3,7 miljoen. Daarnaast is er in 2012 al een eerste tranche aan de Rijksdienst Caribisch Nederland uitgekeerd, voor de aanleg van de zeekabel tussen Saba en Sint-Eustatius in 2013. De storting aan Aruba voor de samenwerkingsmiddelen vindt begin 2013 plaats.

Ten behoeve van de aanleg, beheer en exploitatie van de Zeekabel is op 17 september 2012 op initiatief van de Rijksdienst Carabisch Nederland de besloten vennootschap Saba Statia Cable System (SSCS) opgericht. Over het voornemen tot oprichting is de Tweede Kamer in 2010 geïnformeerd.

2.4 Schuldsanering

Op het BES-fonds doet zich eveneens een wisselkoerstegenvaller voor. Deze wordt gedekt door de meerontvangsten uit de begroting Koninkrijksrelaties (IV). Hierdoor is er meer uitgegeven dan geraamd.

2.2 Operationele doelstellingen
2.2.1 Operationele doelstelling

Samenwerken met Curaçao, Sint Maarten en Aruba om daar de bestuurskracht, de rechtsorde, de economie en het onderwijs te versterken.

Doelbereiking

Het Nederlandse samenwerkingsbeleid voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland wordt in de navolgende jaren geëvalueerd. Uit de evaluatie moet de daadwerkelijke doelbereiking volgen. Belangrijke onderdelen van de evaluatie zijn de financiële verantwoording, de doel- en rechtmatigheid en de projectresultaten.

Voor de financiële verantwoording zijn in 2012 al stappen gezet. In juni 2012 is de beheersovereenkomst met SONA ondertekend. Hiermee zijn duidelijke afspraken gemaakt over de rechten en plichten in de subsidierelatie. Een transparante verantwoording is een belangrijk element uit de beheersovereenkomst.

Meer verantwoording over de uitvoering van de diverse samenwerkingsprojecten treft u onderstaand in de toelichting van de instrumenten.

Instrumenten

Samenwerkingsbeleid Curaçao en Sint Maarten

In 2012 is de laatste Nederlandse bijdrage gestort in de stichtingen SONA en de Antilliaanse Medefinancieringsorganisatie (AMFO). De storting van de laatste bijdrage in het Fondo Desaroyo Aruba (FDA) vindt in 2013 plaats. De uitvoering van het samenwerkingsbeleid zal nog tot en met 2014 doorlopen. Daarna is het aan de landen zelf om het beleid op het terrein van onderwijs, sociaaleconomische ontwikkeling, goed bestuur en veiligheid voort te zetten.

De laatste jaren van het samenwerkingsbeleid staan in het teken van het «verduurzamen» van de resultaten; die maatregelen nemen die ook na afloop van het samenwerkingsbeleid van nut zijn voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten en hiervoor ook voldoende geld reserveren op de begroting van de landen. Het Nederlandse samenwerkingsbeleid ten behoeve van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland zal de komende jaren worden geëvalueerd. Essentiële onderdelen van dit evaluatieonderzoek zijn de financiële verantwoording, de doelmatigheid en rechtmatigheid, en de projectresultaten op hoofdlijnen.

SONA

SONA (voorheen Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen) is de grootste ontvanger van Nederlandse subsidies in het Caribische deel van het Koninkrijk. In juni 2012 is de beheersovereenkomst ondertekend, die de laatste jaren van de subsidierelatie tussen de SONA en de Staat der Nederlanden regelt. Hiermee is duidelijkheid geschapen over de wederzijdse rechten en plichten in het kader van de subsidierelatie. Met deze overeenkomst, inclusief een herzien controleprotocol, de statutenwijziging in 2011 en een nieuw uitvoeringscontract tussen USONA en SONA, zijn ook concrete afspraken gemaakt die goede sturing op resultaten en transparante verantwoording door SONA en BZK mogelijk maken.

Onderwijs en Jongerenproblematiek

In Curaçao en Sint Maarten is in 2012 uitvoering gegeven aan de actieplannen die eind 2011 naar de Kamer zijn gestuurd (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 568, nr. 90). Zo is in Curaçao onder meer gewerkt aan een kwaliteitsverbetering van leermiddelen, zijn leraren getraind om met die leermiddelen te werken, zijn er school ontwikkelingsplannen gerealiseerd en is in Curaçao en Sint Maarten gewerkt aan de zorgstructuren in het onderwijs. Hiermee werd opvolging gegeven aan de aanbevelingen uit de mid-term evaluatie (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 568, nr. 84). Eind 2012 is geconstateerd dat Sint Maarten en Curaçao voor een beperkt aantal deelprojecten meer ruimte nodig hebben om tot een goede afronding van het programma te kunnen komen. Het gaat onder meer om projecten op het gebied van funderend onderwijs en het Youth Development Program/sociale vormingsplicht. Voor deze projecten kunnen uiterlijk in 2013 verplichtingen worden aangegaan. Dit past binnen de kaders van de afspraken die gemaakt zijn over de afbouw van het samenwerkingsbeleid: eind 2014 zal het samenwerkingsbeleid zijn afgerond. Daarnaast hebben de schoolbesturen in Curaçao een grotere inbreng gekregen in de uitvoering van projecten binnen het Onderwijs en Jongeren Samenwerkingsprogramma (OJSP) door het opstellen van actieplannen door schoolbesturen en door uitvoering te geven aan het zogenaamde Sint Jorisakkoord.

Bijdragen aan sociale ontwikkeling via subsidiering van non-gouvermentele organisaties

De Antilliaanse Medefinancieringorganisatie (AMFO) beheert sinds 2004 de Nederlandse ontwikkelingsgelden, die voor de NGO’s op Curaçao en Sint Maarten zijn bedoeld en ziet toe op een effectieve besteding van deze fondsen. De minister van BZK is in mei 2012 met de Raad van Bestuur van AMFO overeengekomen dat deze stichting per ultimo eind 2013 overgaat tot de volledige afbouw en afronding van de AMFO activiteiten op Curaçao en Sint Maarten. Eind juni vorig jaar is de Begroting Apparaatskosten 2013 en 2014 van AMFO door de minister van BZK goedgekeurd. Op de Begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2013 en 2014 zijn voor deze apparaatskosten echter geen middelen gereserveerd. Die dienen daarom gefinancierd te worden uit de middelen die AMFO voor projectsubsidiering in 2012 ter beschikking heeft gekregen. De minister van BZK heeft in juni 2012 ook concrete afspraken gemaakt over de wijze van verantwoording door de AMFO per land en per project. De laatste projecten in Curaçao en Sint Maarten zijn in 2012 goedgekeurd. De laatste Nederlandse subsidie is eind 2012 aan deze stichting overgemaakt. Het jaar 2013 staat in het teken van het op een verantwoorde wijze afronden van alle AMFO projecten en activiteiten. Het grootste gedeelte van de projecten in Caribisch Nederland en de landen Curaçao en Sint Maarten zijn nog in uitvoering.

Na afloop van het subsidieprogramma wordt eind 2013/begin 2014 een eindevaluatie gehouden.

Sociaal Economische Ontwikkeling

De uitvoering van het samenwerkingsprogramma Sociaal Economisch Initiatief (SEI) op Curaçao en Sint Maarten loopt volgens de planning tot eind 2014. Inmiddels zijn voor het SEI alle middelen toegewezen aan projectvoorstellen en zijn nagenoeg alle projecten in uitvoering. Zowel op Curaçao als op Sint Maarten ligt de uitvoering van verreweg de meeste SEI projecten op schema om uiterlijk 2014 afgerond te kunnen zijn. Een aantal infrastructurele projecten op Curaçao kampt met vertraging. Het tweede addendum op het SEI protocol van Curaçao is in 2012 niet getekend, wat betekent dat sinds het aflopen van het eerste addendum een aantal projecten stil is komen te liggen.

Institutionele versterking en bestuurskracht

In navolging van het actieplan: «Institutionele Versterking en Bestuurskracht» (IVB) van Sint Maarten is in 2012 ook het actieplan IVB Curaçao tot afronding gekomen en aan de Kamer toegezonden (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 568, nr. 118). Met de uitvoering van de actieplannen wordt opvolging gegeven aan de aanbevelingen van de mid-term evaluatie die in 2011 heeft plaatsgevonden (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 568, nr. 90). Voor Sint Maarten bleek eind 2012 dat voor een beperkt aantal deelprojecten meer ruimte nodig is om tot een goede afronding van het programma te kunnen komen. Het gaat onder meer om de opbouw van de Hoge Colleges van Staat en versterking van het financieel beheer. Voor deze projecten kunnen uiterlijk in 2013 verplichtingen worden aangegaan. Dit past evenals bij OJSP binnen de kaders van de afspraken die gemaakt zijn over de afbouw van het samenwerkingsbeleid: eind 2014 zal het samenwerkingsbeleid zijn afgerond.

Verbetertraject Detentie- en Correctiecentrum Curaçao (DCC)

In 2009 is een samenwerkingsovereenkomst getekend tussen de toenmalige Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen, de staatssecretaris van Justitie en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om de situatie in het Sentro di Detenshon i Korekshon Korsou (SDKK, voorheen Bon Futuro) te verbeteren en aan internationale normen te laten voldoen. Op basis van deze samenwerkingsovereenkomst biedt de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) gedurende drie jaar personele ondersteuning bij de uitvoering van het afgesproken verbetertraject. Dit verbetertraject is vastgelegd in het plan van aanpak dat valt onder de Algemene Maatregel van Rijksbestuur «Waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten» (Staatscourant 2010, nr. 344). De medewerkers van DJI hebben in 2012, evenals de drie voorgaande jaren, onder andere een belangrijke bijdrage geleverd aan de uitvoering van projecten, zoals de realisatie van het voorgebouw waar alle bezoekers, medewerkers en leveranciers gescreend worden voordat ze de inrichting betreden, de bouw van een magazijn en werkzalen. Ook is er in 2012 een start gemaakt met de verbouwing van de strafcellen. Al deze projecten zijn gefinancierd vanuit middelen die al gereserveerd stonden binnen het programma Plan Veiligheid.

Medio 2012 heeft de toenmalige Minister van Justitie van Curaçao verzocht om verlenging van de samenwerkingsovereenkomst. Dit heeft in juni geresulteerd in de ondertekening van een nieuwe samenwerkingsovereenkomst tussen de Minister van Justitie van Curaçao, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. In deze samenwerkingsovereenkomst ligt vastgelegd dat de ondersteuning van in beginsel vier medewerkers van DJI wordt verlengd tot uiterlijk 31 december 2014. Deze inzet zal geleidelijk worden afgebouwd. De kosten van deze inzet komen ten laste van samenwerkingsmiddelen die al ter beschikking waren gesteld aan Curaçao, maar hiermee een andere bestemming hebben gekregen.

Samenwerkingsbeleid Aruba

De laatste bijdrage voor het samenwerkingsprogramma met Aruba via Fondo Desaroyo Aruba (FDA) wordt begin 2013 gestort. Het FDA financiert projecten om het bestuur, het onderwijs, de rechtshandhaving en de overheidsfinanciën op Aruba te versterken. Nederland stortte tot en met 2009 bijna € 100 mln. in het fonds. Aruba betaalt een vergelijkbaar bedrag van € 70,2 mln. In juni 2010 zijn Nederland en Aruba overeengekomen dat het geld uit het fonds mag worden besteed aan een nieuw meerjarenprogramma. Tot 2014 stort Aruba het geld om de oorspronkelijk geplande projecten alsnog uit te voeren. Het eindpunt van het FDA programma is vastgesteld op eind 2014. Aruba is vooralsnog van plan om na de uittreding van Nederland het FDA voort te zetten en ziet de aanbevelingen in het rapport als een aanmoediging om het functioneren van het FDA waar nodig te verbeteren.

In opdracht van Aruba en Nederland is in de periode van 1 juni tot en met 1 oktober 2012 een evaluatie uitgevoerd van de werking van het FDA en de Meerjarenprogramma’s over de periode 2000 tot en met 2012. Doel van deze evaluatie was om te toetsen in hoeverre afspraken zijn nagekomen en of de aanbevelingen uit een eerdere evaluatie in 2005 zijn opgevolgd. Verder zijn ook de afspraken en procedures tegen het licht gehouden, zodat waar nodig de samenwerking de komende jaren verbeterd kan worden. De onderzoekers concluderen dat de aanbevelingen uit de tussentijdse evaluatie in 2005 «daar waar mogelijk» goed zijn nageleefd. Ook de afgesproken procedures voor FDA betreffende de projectcyclus worden goed gevolgd. Verder wordt in het evaluatierapport vastgesteld dat de oorspronkelijke doelstellingen nog niet zijn gehaald. Wel is er nu sprake van een meer integrale en programmatische aanpak, sturing op kwaliteit en duurzaamheid van projecten. Nederland heeft hierover met Aruba en het FDA verdere vervolgafspraken gemaakt Na afloop van het subsidieprogramma eind 2015 wordt een eindevaluatie gehouden.

National Security Plan

Het samenwerkingsbeleid met Aruba beperkte zich in 2012 nog tot de rechtshandhaving. De vrijgevallen samenwerkingsmiddelen over de periode 2003–2007 worden gebruikt voor een bijdrage aan het National Security Plan Aruba. Bij dit programma ligt de nadruk op de verbetering van het Korps Politie Aruba en de noodzakelijke versterking van de vreemdelingenketen. Oorspronkelijk liep het programma van 2008–2012, maar inmiddels is Aruba met het FDA overeengekomen dat het programma met twee jaar wordt verlengd tot eind 2014. Eind 2012 is de laatste storting ten behoeve van het National Security Plan aan het FDA overgemaakt.

Sociale Vormingsplicht

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt voor de duur van drie jaar maximaal € 1 mln. per jaar bij aan het Sociale Vormingstraject Aruba (SVA). Het SVA is bedoeld voor werkloze, niet naar schoolgaande jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot 24 jaar.

In november 2011 is de eerste lichting van 20 man van start gegaan met het SVA. Van deze lichting hebben 9 man het traject volledig doorlopen. Om diverse redenen is er een aantal jongens gedurende het traject afgevallen. Inmiddels zijn de selectiecriteria aangepast en is het programma op een aantal punten gewijzigd, om dit in de toekomst te voorkomen. In maart 2012 is een tweede lichting van 24 man gestart.

Doeluitkeringen Caribisch Nederland

De geldstroom voor een sociaal vangnet om de Openbare Lichamen te ondersteunen wanneer door reorganisatie ambtelijk personeel moet afvloeien is voor Saba en Bonaire in 2012 tot volledige besteding gekomen. De Openbare Lichamen bekostigen hiermee ondermeer de uitvoering van hun reorganisatieplannen. Sint Eustatius heeft in 2012 € 310.000 ontvangen voor haar reorganisatieplan en ondersteunende ICT projecten. In 2013 zal naar planning ook het laatste restant van de doeluitkering gestort worden.

2.2.2 Operationele doelstelling

Het ondersteunen van de nieuwe landen bij het opstellen en uitvoeren van de plannen van aanpak voor de nieuwe landsorganisaties, die op de transitiedatum nog niet of gebrekkig functioneren.

Doelbereiking

Om de plannen van aanpak voor de nieuwe landsorganisaties uit te voeren is bij Algemene Maatregelen van Rijksbestuur een termijn van twee jaar ingesteld met een mogelijke verlenging van nog eens twee jaar. Het gaat voor Curaçao om het Korps Politie en het gevangeniswezen. Op Sint Maarten gaat het om de afdeling burgerszaken, het Korps Politie, de landsrecherche, de gevangenis en de toelatingsorganisatie. Aangezien de plannen van aanpak nog niet (volledig) zijn uitgevoerd, is besloten (Kamerstukken II 2011–2012,31 568, nr. 104) de werking met twee jaar te verlengen tot 2014. Het doel van de plannen van aanpak is derhalve nog niet bereikt.

Instrumenten

De AMvRB

In 2012 was de Algemene Maatregel van Rijksbestuur «Waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten» (Staatsblad 2010, nr. 344) van kracht. Curaçao en Sint Maarten hebben verder uitvoering gegeven aan de plannen van aanpak zoals die in 2010 zijn vastgesteld. Het gaat om plannen voor het Korps Politie en de gevangenis op Curaçao en voor Sint Maarten om de afdeling burgerzaken, het Korps Politie, de Landsrecherche, de gevangenis, de toelatingsorganisatie, de afdeling juridische zaken en wetgeving en het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur. Het plan van aanpak voor de toelatingsorganisatie is in 2012 afgerond.

De Voortgangscommissie Curaçao en de Voortgangscommissie Sint Maarten hebben gerapporteerd over de voortgang van de uitvoering van de plannen van Aanpak. Hun rapportages zijn aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer (Kamerstukken II 2011–2012, 33 000 IV, nr. 56; Kamerstukken II 2011–2012, 33 000 IV, nr. 66; Kamerstukken II 2011–2012, 33 000 IV, nr. 74; Kamerstukken II 2011–2012, 33 000 IV, nr. 77; Kamerstukken II 2012–2013, 33 400 IV, nr. 3 en Kamerstukken II 2012–2013, 33 400 IV, nr. 18). Naar aanleiding van deze rapportages hebben er Ministeriële Overleggen tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister-president en de Minister van Justitie van het betreffende land plaatsgevonden. In deze overleggen is gesproken over de voortgang van de uitvoering van de plannen van aanpak en de knelpunten die worden ondervonden bij het opbouwen van de organisaties.

In beginsel was de werking van de Algemene Maatregel van Rijksbestuur «Waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten» voorzien voor twee jaar, maar er was in de AMvRB de mogelijkheid opgenomen om de werking met nog eens twee jaar te verlengen. Aangezien de plannen van aanpak nog niet uitgevoerd waren, is per Koninklijk Besluit besloten de werking met twee jaar te verlengen tot oktober 2014 (Kamerstukken II 2011–2012, 31 568, nr. 104).

B.3. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 3. Nominaal en Onvoorzien

Tabel 3 Nominaal en onvoorzien

(bedragen x € 1.000)

Realisatie

Oorspronkelijk Vastgestelde begroting

Verschil

   

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

0

0

0

0

0

1.673

-1.673

                 

Uitgaven:

0

0

0

0

0

1.673

-1.673

                 

3.1

Loonbijstelling

       

0

0

0

3.2

Prijsbijstelling

       

0

426

-426

3.3

Onvoorzien

       

0

1.247

-1.247

Financiële toelichting

De middelen zijn aangewend voor uitvoeringsproblematiek in 2012.

B.4. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt verslag gedaan van relevante kwaliteitsverbeteringen en aandachtspunten in de bedrijfsvoering. De bedrijfsvoeringparagraaf heeft conform de Comptabiliteitswet het karakter van een uitzonderingsrapportage. Voor de algemene en BZK brede onderwerpen wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf van het jaarverslag Hoofdstuk VII. In deze paragraaf komen de verplichte elementen en specifieke onderwerpen voor Hoofdstuk IV aan de orde, te weten de rechtmatigheid en de totstandkoming van de niet-financiële informatie.

1. Rechtmatigheid

De Auditdienst Rijk heeft in haar controle over 2012 bij Koninkrijksrelaties een onzekerheid geconstateerd in de rechtmatigheid van de projectuitgaven van SONA waarover in 2012 decharge is verleend. Het gaat om een bedrag van circa € 50 mln. De omvang van deze onzekerheid overschrijdt de tolerantiegrens.

Oprichting besloten vennootschap Saba Statia Cable System BV (SSCS BV)

Ten behoeve van de aanleg, beheer en exploitatie van de Zeekabel is op 17 september 2012 op initiatief van de Rijksdienst Caribisch Nederland de Besloten Vennootschap SSCS BV opgericht. Over het voornemen tot oprichting is de Tweede Kamer in 2010 geïnformeerd.

Bij deze oprichting zijn echter de voorgeschreven handelingen van artikel 34 van de Comptabiliteitswet niet nageleefd. Conform het advies van de Auditdienst Rijk worden zo spoedig mogelijk de nagelaten handelingen genomen, namelijk de Algemene Rekenkamer wordt geïnformeerd, een besluit in de Ministerraad ingebracht en de Staten-Generaal geïnformeerd. Daarnaast is aan voorfinanciering door de Rijksdienst Caribisch Nederland een bedrag toegekend van ca. € 1 mln. Dit bedrag is vanwege het niet naleven van de CW onrechtmatig.

2. Totstandkoming beleidsinformatie

Voor algemene aandachtspunten bij de totstandkoming van de niet financiële beleidsinformatie bij het ministerie van BZK verwijs ik naar de bedrijfsvoeringparagraaf van BZK (VII).

Een bijzondere categorie binnen de niet-financiële informatie zijn de beleidsdoorlichtingen. In de begroting voor 2012 stond geen beleidsdoorlichting gepland.

3. Financieel en materieel beheer

Het financieel en materieel beheer van de vertegenwoordigingen op Aruba, Curaçao en Sint Maarten en het College Financieel Toezicht voldoet in het algemeen aan de gestelde eisen.

Het financieel en materieel beheer van de directie Koninkrijksrelaties maakt onderdeel uit van het ministerie van BZK. Voor opmerkingen over de kwaliteit van onder meer de centrale inkoop, personeelsbeheer, financiën en betaalgedrag verwijs ik naar de bedrijfsvoeringparagraaf van BZK (VII).

Toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer

Toezicht op de stichtingen

De Algemene Rekenkamer heeft in het jaarverslag over 2011 geen onvolkomenheden geconstateerd. De Algemene Rekenkamer heeft wel aandacht gevraagd voor het toezicht op de drie stichtingen: de Antilliaanse Mede Financieringsorganisatie (AMFO), Fondo Desaroyo Aruba (FDA) en de Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (SONA). In 2012 is de rapportagestructuur van de subsidieprogramma’s gewijzigd om meer inzicht te bieden. De uitvoering van het samenwerkingsbeleid loopt voor AMFO, tot en met 2013 voor SONA en FDA tot en met 2014.

In 2012 is de benodigde inhaalslag in de verbetering van het toezicht op en de sturing van de fondsen voortgezet.

Medio 2012 is de beheersovereenkomst tussen BZK en SONA herzien en is een nieuw uitvoeringscontract tussen USONA en SONA overeengekomen. Met deze overeenkomst, inclusief een herzien controleprotocol, en een uitvoeringscontract zijn ook concrete afspraken gemaakt, die goede sturing op de resultaten en transparante verantwoording door SONA en BZK mogelijk maken. De kennis die is opgedaan in de eerste instantie voor SONA is ook bruikbaar voor AMFO en FDA.

Boedelbalans

In maart 2013 wordt de definitieve concept boedelbalans van de Vereffeningscommissie verwacht.

Na aanbieding van deze balans met een rapportage aan St. Maarten, Curaçao en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voorzien medio 2013, worden in een bestuurlijk overleg de afspraken vastgelegd over de uiteindelijke vereffening. De streefdatum om deze vereffening af te ronden is nog steeds 2014.

4. Overige bedrijfsvoeringaspecten

Totstandkoming jaarverslag

Het proces van de totstandkoming van het jaarverslag, en dan met name die van de saldibalans, is voor verbetering vatbaar. Hiervoor zijn diverse oorzaken aan te wijzen, zoals de in- en ontvlechting van het departement, de verhuizing en ICT-problematiek en een gebrekkige aandacht voor beheersmatige aspecten van de administratie. De reeds in 2012 genomen maatregelen om het hoofd te bieden aan de diverse problemen renderen nog onvoldoende. In 2013 zal BZK aan de hand van een verbeterplan het totstandkomingsproces oppakken en doorontwikkelen.

Voorschotten SONA

Koninkrijksrelaties heeft het bestuur van SONA tot en met 2010 decharge verleend over het gevoerde beheer. SONA heeft de rechtmatigheid van de projectuitgaven niet voldoende kunnen aantonen. Daardoor bestaat onzekerheid over de rechtmatigheid van die uitgaven (circa € 270 miljoen). Omdat in 2012 decharge is verleend over het jaar 2010 heeft alleen de afwikkeling van de voorschotten over 2010 overschrijding van de toleranties in dit jaar tot gevolg (zie ook punt 1 «rechtmatigheid»). De rest betreft voorgaande jaren.

Begin 2012 zijn verbeteracties afgesproken die onder meer de rechtmatigheid van de uitgaven beter moeten waarborgen. Dit jaar moet uit het rapport van de accountant van SONA blijken in hoeverre deze maatregelen effectief zijn geweest.

C. JAARREKENING 2012

C.1. DE DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT 2012

   

1

2

3

   

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(+ = tekortschietend t.o.v. geraamd bedrag)

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

 

428.129

33.354

 

431.657

110.302

 

3.528

76.948

                     
 

Beleidsartikelen

                 

1

Waarborgfunctie

63.657

63.657

4.857

51.896

57.818

4.497

– 11.761

– 5.839

– 360

2

Bevorderen autonomie Koninkrijkspartners

68.372

362.799

28.497

64.066

373.839

105.805

– 4.306

11.040

77.308

3

Nominaal en onvoorzien

0

1.673

0

0

0

0

 

– 1.673

0

C.2. SALDIBALANS

Koninkrijksrelaties (IV) PER 31 DECEMBER 2012 (bedragen x € 1.000)

1)

Uitgaven 2012

431.657

 

2)

Ontvangsten 2012

110.302

         

3)

Liquide middelen

26.029

 

3a)

Liquide middelen

 

         

4)

Rekening-courant RHB

   

4a)

Rekening-courant RHB

347.692

         

5)

Uitgaven buiten

5.146

 

6a)

Ontvangsten buiten

4.536

 

begrotingsverband

     

begrotingsverband

 
 

(intra-comptabele

     

(intra-comptabele

 
 

vorderingen)

     

schulden)

 
             
       

6b)

Begrotingsreserve schuld-

302

         

sanering

 
             

7)

Openstaande rechten

   

7a)

Tegenrekening

 
         

openstaande rechten

 
             

8)

Extra-comptabele

834.251

 

8a)

Tegenrekening

834.251

 

vorderingen

     

extra-comptabele

 
         

vorderingen

 
             

9a)

Tegenrekening extra-

   

9)

Extra-comptabele

 
 

comptabele schulden

     

schulden

 
             

10)

Voorschotten

382.325

 

10a)

Tegenrekening

382.325

         

voorschotten

 
             

11a)

Tegenrekening garantie-

73.181

 

11)

Garantieverplichtingen

73.181

 

verplichtingen

         
             

12a)

Tegenrekening open-

1.371.953

 

12)

Openstaande verplichtingen

1.371.953

 

staande verplichtingen

         
             

13)

Deelnemingen

1.998

 

13a)

Tegenrekening

1.998

         

deelnemingen

 
             
 

TOTAAL

3.126.540

   

TOTAAL

3.126.540

Toelichting bij de saldibalans per 31 december 2012 van Koninkrijksrelaties (IV)

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 2012

Bij deze posten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2012 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders.

Het totaalbedrag is als volgt opgebouwd:

Bedragen x € 1

Maduro & Curiel's Bank CFT Inzake Bonaire

0

Maduro & Curiel's Bank CFT Inzake Saba

0

Maduro & Curiel's Bank CFT Inzake St. Eustatius

0

Maduro & Curiel's Bank CFT Inzake Kredietfaciliteit BES

301.805

Maduro & Curiel's Bank CFT Inzake Bijzondere Leenfaciliteit

413.216

BNA lopende inschrijving

24.866.560

Vertegenw. van Nederland in de Nederlandse Antillen

214.860

College Financieel Toezicht Antillen

232.843

Totaal

26.029.284

De saldi op de bankrekeningen in beheer bij het CFT ten behoeve van de BES zijn in 2012 overgeboekt naar de bankrekeningen van de openbare lichamen. Hierdoor is het saldo van deze liquide middelen omgezet in een vordering op de openbare lichamen. In 2013 zullen deze vorderingen worden afgewikkeld.

Ad 4. Rekening-courant RHB

Deze post geeft de financiële verhouding met de Rijkshoofdboekhouding weer. Het bedrag per 31 december 2012 is in overeenstemming met de opgave van de Rijkshoofdboekhouding.

Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Het bedrag aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

Bedragen x € 1

a.

Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten:

 
 

Vertegenwoordiging van Nederland in de Nederlandse Antillen

188.736

 

College Financieel Toezicht

22.877

b.

Te vorderen van ministeries en derden

46.190

c.

Intra-comptabele voorschotten

173.971

d.

Intra-comptabele debiteuren

4.714.633

Totaal

5.146.407

Ad a. Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten

De vorderingen van de Vertegenwoordigingen van Nederland op Aruba, Curaçao en St. Maarten bestaan uit diverse vorderingen op ministeries en derden.

Ad b. Te vorderen van ministeries en derden

De vorderingen hebben voor € 42.226 betrekking op de SONA in verband met doorberekening van uitgezonden belastingambtenaren.

Ad c. Intra-comptabele voorschotten

Het bedrag heeft betrekking op de toelagen en verhuiskosten van uitgezonden personeel. De bedragen worden in 2013 verrekend.

Ad d. Intra-comptabele debiteuren

De saldi op de bankrekeningen in beheer bij het CFT ten behoeve van de BES zijn in 2012 overgeboekt naar de bankrekeningen van de openbare lichamen. Hierdoor is het saldo van deze liquide middelen omgezet in een vordering op de openbare lichamen (circa € 4,1 mln). In 2013 zullen deze vorderingen worden afgewikkeld.

Ad 6a. Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

Het bedrag aan ontvangsten buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

Bedragen x € 1

a.

Schulden kasbeheerders Rijksdiensten:

 
 

Vertegenwoordiging van Nederland in Nederlandse Antillen

10.184

b.

Overig intra-comptabele schulden

415.433

c.

Te betalen aan ministeries

4.110.182

Totaal

4.535.799

Ad b. Overige intra-comptabele schulden

Dit betreft schulden in verband met personeel van 2012 die in 2013 verrekend zullen worden.

Ad c Te betalen aan ministeries

Dit bedrag betreft een schuld aan andere begrotingshoofdstukken die ook in administratief beheer zijn bij het ministerie van BZK.

Ad 6b. Begrotingsreserve schuldsanering

Bedragen x € 1
 

Begrotingsreserve schuldsanering

301.805

Totaal

301.805

Begrotingsreserve schuldsanering

Het gereserveerde bedrag was bestemd voor de sanering van de betalingsachterstanden van het Land Nederlandse Antillen, Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden. De schuldsanering vond plaats volgens de voorwaarden die zijn vastgelegd in de slotverklaring van 2 november 2006. De belangrijkste voorwaarde om tot schuldsanering over te gaan was het aanwezig zijn van financieel toezicht door middel van een College financieel toezicht (Cft) en voor het Land, Curaçao en Sint Maarten het verkrijgen van een positief advies van het Cft bij hun begroting. De BES-eilanden hebben in november 2007 voldaan aan de voorwaarden voor schuldsanering en konden vanaf dat moment hun achterstanden vergezeld van een accountantsverklaring indienen bij Nederland. In 2010 zijn de eerste betalingsachterstanden voor Bonaire en Saba gesaneerd. Ook is eind 2010 voor het Land de eerste achterstand gesaneerd. De beoordeling en sanering van betalingsachterstanden is in 2012 afgerond en het grootste restdeel (ad € 58,6 mln) is reeds naar Nederland teruggevloeid. Het nu nog resterende deel vloeit in 2013 terug naar Nederland.

Per 31-12-2012 is de opbouw van de begrotingsreserve als volgt:

Bedragen x € 1

Jaar

BES

L/C/M

Ontvangen rente BNA

Totaal

betalingsachterstanden

Aandeel schuld

achterstand t/m 2005

t/m 2005

2006/2007

Vorming

           

2007

33.000.000

 

42.500.000

   

75.500.000

2008

     

203.000.000

1.427.676

204.427.676

2009

 

20.000.000

   

2.642

20.002.642

Totaal beschikbaar

33.000.000

20.000.000

42.500.000

203.000.000

1.430.318

299.930.318

Vrijval 2009

   

42.500.000

 

1.430.317

43.930.317

Besteding 2009

7.279.321

220.984

 

34.280.443

 

41.780.748

Kredietfaciliteit

     

20.000.000

 

20.000.000

Besteding 2010

19.136.664

10.531.710

 

78.014.013

– 43.441

107.638.946

Besteding 2011

1.208.404

5.729.025

 

10.222.323

27.895

17.187.647

Stand per 1/1/2012

5.375.611

3.518.281

0

60.483.221

15.547

69.392.660

Mutaties vrijval 2012

         

– 66.196.636

Besteding 2012

         

– 2.894.219

             

Saldo per 31/12/2012

         

301.805

Ad 8. Extra-comptabele vorderingen

Ad 8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

Het saldo per 31 december 2012 kan als volgt worden gespecificeerd:

Bedragen x € 1
 

Totaal

Korte

Lange

Waarvan

Waarvan

 

bedrag

termijn

termijn

< 1 jaar

> 1 jaar

1. Algemeen

15.088.157

14.988.597

99.560

14.988.597

99.560

2. Leningen

819.163.152

0

819.163.152

0

819.163.152

Totaal

834.251.309

14.988.597

819.262.712

14.988.597

819.262.712

1. Algemeen

De vorderingen hebben onder andere betrekking op de doorberekening van de kosten van de uitvoering van de Kustwacht aan de landen Aruba, Curaçao en St. Maarten (€ 5,6 mln) en op vervallen aflossingen plus rente van verschillende vorderingen op Aruba (€ 3,3 mln).

Daarnaast is er een vordering ingesteld op de voormalige eigenaar van het Plant Hotel (€ 5,6 mln) in verband met een claim op achterstallige belasting. De verwachting is dat de bovenstaande posten in het eerste halfjaar van 2013 worden ontvangen.

2. Leningen

Bedragen x € 1

Ontstaansjaar leningen:

 

Leningen 1991–2000

29.971.346

Leningen 2010

778.580.861

Leningen 2011

10.610.945

Totaal leningen

819.163.152

De door Koninkrijksrelaties verstrekte geldleningen (niet zijnde voorschotten) worden, conform het gestelde in de Regeling Departementale Begrotingsadministratie, afzonderlijk weergegeven.

Bedragen x € 1
 

Gehanteerde koersen

Valuta

Euro

a. Begrotingssteun Aruba

begrotingskoers in €

 

10.890.725

b. Maatregel Tussenbalans

begrotingskoers in €

 

11.926.823

c. Water- en Energiebedrijf (akte 263-JZ/1995)

AFL

18.343.072

7.153.797

d. Leningen lopende inschrijving Curaçao

begrotingskoers in €

 

657.550.638

e. Leningen lopende inschrijving St. Maarten

begrotingskoers in €

 

131.641.169

TOTAAL

   

819.163.152

(AFL is € 0,39)

Ad a. Begrotingssteun Aruba

In 1985 tot 1988 is aan Aruba een begrotingssteun verleend in de vorm van een lening van € 45,4 mln met een jaarlijkse rente van 2,5%. Vanaf eind 1994 vindt aflossing plaats in 25 jaarlijkse termijnen van € 1,8 mln. Eind 2018 zal de laatste aflossing plaatsvinden.

Ad b. Maatregel Tussenbalans

In het kader van de maatregel Tussenbalans zijn met ingang van 1991 begrotingsleningen verstrekt aan Aruba ter financiering van projecten, waarvan een bepaald rendement verwacht mag worden. De leningen hebben een looptijd van 30 jaar waarvan de eerste acht jaar vrij van aflossing zijn. Het jaarlijkse rentepercentage is 2,5%. In 2025 zullen de laatste aflossingen plaatsvinden.

De specificatie van de leningen is als volgt:

Bedragen x € 1
   

Bedrag hoofdsom per 31-12-2012

1991

Aruba

3.155.561

1992

Aruba

3.850.249

1993

Aruba

2.410.712

1994

Aruba

1.000.637

1995

Aruba

169.559

2000

Nederlandse Antillen (OBNA)

1.244.000

2001

Nederlandse Antillen (OBNA)

96.105

Totaal

 

11.926.823

Alle leningsovereenkomsten met uitzondering van de Ontwikkelingsbank Nederlandse Antillen zijn ondertekend.

Ad c. Water- en Energiebedrijf Aruba

Begrotingslening ten behoeve van het Water- en Energiebedrijf NV gevestigd te Aruba. De lening is verstrekt voor het aldaar verrichten van een groot aantal investeringen voor de renovatie en uitbreiding van het Water- en Energiebedrijf. Deze leningsovereenkomst is opgesteld in Arubaanse valuta ad AFL 28 mln. (€ 10,9 mln.). Inmiddels is er op deze lening een bedrag van € 3,8 mln. afgelost. De lening heeft een looptijd tot 30 juni 2026 waarvan de eerste acht jaar vrij van aflossing zijn. Het jaarlijkse rentepercentage is 2,5%.

Ad d. Leningen lopende inschrijving Curaçao

Op 15 oktober 2010 heeft de Nederlandse Staat een vijftal leningen verstrekt aan het land Curaçao. De maximale looptijd van de langstlopende lening is 30 jaar. De Rijkshoofdboekhouding van het ministerie van Financiën voert het beheer over deze leningen, de belasting vindt evenwel plaats op Hoofdstuk IV.

Ad e. Leningen lopende inschrijving Sint Maarten

Op 21 oktober 2010 heeft de Nederlandse Staat een vijftal leningen verstrekt aan het land Sint Maarten. De maximale looptijd van de langstlopende lening is 30 jaar. Op 12 oktober 2012 heeft de Nederlandse Staat een volgende lening verstrekt. De maximale looptijd van deze lening is 5 jaar. De Rijkshoofdboekhouding van het ministerie van Financiën voert het beheer over deze leningen, de belasting vindt evenwel plaats op Hoofdstuk IV.

Ad 10. Openstaande voorschotten

Ad 10a. Tegenrekening openstaande voorschotten

De saldi van de per 31 december 2012 openstaande voorschotten en van de in 2012 afgerekende voorschotten worden hieronder per jaar gespecificeerd:

Bedragen x € 1

Jaar

Saldo 1 januari 2012

Bevoorschot 2012

Afgerekend 2012

Saldo 31 december 2012

t/m 2008

95.438.757

 

8.254.985

87.183.772

2009

70.258.665

 

12.171.288

58.087.377

2010

74.150.207

 

36.374.716

37.775.491

2011

102.558.767

 

59.266.649

43.292.118

2012

0

206.600.747

50.614.613

155.986.134

Totaal

342.406.396

206.600.747

166.682.251

382.324.892

De openstaande voorschotten zijn onder te verdelen in de navolgende begrotingsartikelen:

Artikel 01 Waarborgfunctie

De openstaande voorschotten op dit artikel betreffen voornamelijk de voorschotten aan het ministerie van Defensie voor de inzet van de Kustwacht in het Caribisch gebied (€ 35,0 mln.). Ook zijn er voorschotten verstrekt aan het Korps Landelijke Politiediensten ten behoeve van de inzet van het Recherchesamenwerkingsteam (€ 9,3 mln.) en de inzet van de KMar (€ 6,0 mln.). De voorschotten worden in 2013 en volgende jaren afgewikkeld na ontvangst van de goedgekeurde jaarrekeningen.

Artikel 02 Bevorderen autonomie Koninkrijkpartners

Een groot deel van de openstaande voorschotten op dit artikel betreft de voorschotten aan de Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (circa € 202,0 mln.) en aan de Antilliaanse Medefinancieringsorganisatie (€ 10,7 mln.) ten behoeve van de uitvoering van projecten. Voor de afwikkeling van deze voorschotten moet voldaan zijn aan de voorwaarden die bij de financiering van deze projecten zijn gesteld. Ook zijn er in het kader van de «Arubadeal» voorschotten verstrekt aan de Centrale Bank van Aruba (€ 73,0 mln.). Het streven is deze voorschotten in 2014 af te handelen.

Derden

De voorschotten op derden bestaan voornamelijk uit de betalingen aan Loyalis over de jaren 2008 t/m 2012 (€ 0,4 mln.). De voorschotten uit 2008 zullen in 2013 worden afgerekend nadat er een goedkeurend accountantsrapport is ontvangen.

Ad 11. Garantieverplichtingen

Ad 11a. Tegenrekening garantieverplichtingen

Het bedrag aan garantieverplichtingen is als volgt opgebouwd:

Bedragen x € 1

Garanties per 1 januari 2012

   

54.003.607

 

Verleende garanties in 2012

   

21.000.000

 
     

75.003.607

 

Vervallen garanties in 2012

1.822.866

     

Uitbetaalde garanties in 2012

0

     
     

1.822.866

-/-

Openstaande garanties per 31 december 2012

   

73.180.741

 

De openstaande garantieverplichtingen zijn als volgt opgebouwd:

Bedragen x € 1

1. Garantie van rente en aflossing van door Atradius verstrekte leningsgelden

8.580.741

2. Bankgarantie van de door de Europese Commissie aan Bonaire verstrekte leningen

43.600.000

3. Bankgarantie van de door de Europese Commissie voor het 10e EOF aan Curacao, St. Maarten en de BES-eilanden

21.000.000

Totaal

73.180.741

ad 1. Garantie Atradius

De garantieverplichting op de leningen die door Atradius verstrekt zijn, hebben betrekking op een overeenkomst van het Rijk voor het garant staan van Nederland voor de aflossing en rente van deze leningen door het Land Aruba. Tot op heden is er geen beroep gedaan op deze garantstelling. Aruba betaalt consequent en de garantie verloopt contractueel in 2019.

ad 2. Bankgarantie Europese Commissie t.b.v. Bonaire

De bankgarantie ten behoeve van de leningen aan Bonaire bij de Europese Commissie hebben betrekking op het Sociaal Infrastructuur-programma en het Bonaire riolerings- en waterzuiveringsprogramma. Deze garantie loopt tot 31 december 2014.

ad 3. Bankgarantie Europese Commissie t.b.v. 10e EOF

De bankgarantie ten behoeve van de leningen aan Curaçao, St. Maarten en de BES-eilanden bij de Europese Commissie hebben betrekking op het 10e EOF-programma en is opgebouwd uit projecten t.b.v. de infrastructuur, ontwikkeling haven en woningbouw.

De garantieverplichting heeft betrekking op het uitvoeren van diverse projecten in het kader van subsidieverstrekking van de EEG. De landen/openbare lichamen dienen garant te staan voor de uitvoering. In geval van de BES-eilanden staat Nederland garant, in geval van Curaçao en Sint Maarten staat Nederland garant tegenover de EU. Van beide landen is een volledige garantie ad € 16 mln gekregen.

Ad 12. Openstaande verplichtingen

Ad 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

Het bedrag aan openstaande verplichtingen en openstaande verplichtingen buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

Bedragen x € 1

Verplichtingen per 1 januari 2012

 

1.717.878.874

 

Aangegane verplichtingen in 2012

 

94.960.924

 
   

1.812.839.798

 

Tot betaling gekomen in 2012

431.655.522

   

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

9.231.698

   
   

440.887.220

-/-

Totaal openstaande verplichtingen per 31 december 2012

 

1.371.952.578

 

Ad 13. Deelnemingen

Ad 13a. Tegenrekening deelnemingen

Financiering Deelnemingen en Participaties

Het verwerven van aandelen door de staat in privaatrechtelijke ondernemingen wordt conform het gestelde in de Regeling Departementale Begrotingsadministratie, tegen de oorspronkelijke aankoopprijs extra-comptabel vastgelegd. In onderstaande tabel wordt inzicht verkregen in de deelnemingen in privaatrechtelijke ondernemingen en nationale instellingen via de Nederlandse Participatie Maatschappij voor de Nederlandse Antillen (NPMNA). De opgave over 2012 werd ontvangen op 9 januari 2013.

Bedragen x € 1
 

Valuta

Bedrag in Valuta

Bedrag in EUR

Deelnemingen

     

Aruba Investment Bank N.V.

AFL

5.123.424

1.998.135

Totaal

   

1.998.135

De deelnemingen zijn in het kader van de continuïteit gewaardeerd tegen de begrotingskoers (AFL is € 0,39).

D. BIJLAGEN

D.1. EXTERNE INHUUR

Het overzicht inhuur externen is voor het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgenomen in de bijlagen van het begrotingshoofdstuk VII.

D.2. AFKORTINGENLIJST

AMFO

Antilliaanse Medefinancierings Organisatie

AMvRB

Algemene Maatregel van Rijksbestuur

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Bofv

Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CN

Caribisch Nederland

FDA

Fondo Desaroyo Aruba

GVP

Gemeenschappelijke Voorziening Politie

IVB

Institutionele Versterking Bestuur

KMar

Koninklijke Marechaussee

NAf

Antilliaanse gulden

NGO

Non-gouvernementele Organisatie

OJSP

Onderwijs en Jongeren Samenwerkingsprogramma

RMR

Rijks Ministerraad

RST

Recherche Samenwerkingsteam

SBO

Secundair Beroeps Onderwijs

SEI

Sociaal Economisch Initiatief

SONA

Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen

SVA

Sociale Vormingstraject Aruba

USONA

Uitvoeringsorganisatie Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen

VSBO

Voorbereidend Secundair Beroeps Onderwijs

WODC

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

YDP

Youth Development Program

ZBO

Zelfstandig bestuursorgaan

D.3. TREFWOORDENREGISTER

Begroting 20, 29, 31, 33, 34, 37

BZK 11, 20, 26, 27, 31, 39

FDA 19, 22, 27, 39

Grenscontrole 16

Kustwacht 12, 14, 15, 16, 32, 35

Openbaar Ministerie 12, 17

RMR 12, 39

RST 17, 39

Samenwerking 12, 15, 17, 19, 20, 22, 39

SEI 21, 39

SONA 19, 20, 26, 27, 30, 39

USONA 20, 27, 39

Waarborgfunctie 12, 13, 14, 15, 28, 35


X Noot
1

Kamerstukken 2011–2012, 33 000 IV, nr. 56; 2011–2012, 33 000 IV, nr. 66; 2011–2012, 33 000 IV, nr. 74; 2011–2012, 33 000 IV, nr. 77; 2012–2013, 33 400 IV, nr. 3 en 2012–2013, 33 400 IV, nr. 18.

X Noot
2

Aruba, Curaçao en Sint Maarten dragen volgens een door de Rijksministerraad vastgestelde verdeelsleutel bij aan de personele kosten, de exploitatie kosten en aan investeringen (Kamerstukken II, 2011–2012 33 000 IV, nr. 35).

Naar boven