32 545 Wet- en regelgeving financiële markten

Nr. 111 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2019

Hierbij ontvangt u een overzicht waarmee ik de Tweede Kamer informeer over de wijze waarop ik drie moties en negentien toezeggingen op het terrein van de financiële markten heb uitgevoerd.

Volledigheidshalve geef ik hierbij aan dat dit geen uitputtend overzicht is van alle moties en toezeggingen op het terrein van de financiële markten.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Bijlage uitvoering moties en toezeggingen najaar 2019

1. Moties

Nr.

Betreft

Vindplaats Kamerstuk

Reactie

1.

Lid Nijboer verzoekt de regering met banken in gesprek te gaan met als doel dat bankafschrijvingen altijd duidelijk herleidbaar zijn tot bedrijf en transactie.

Kamerstuk 34 813, nr. 25.

Naar aanleiding van de motie en mijn toezegging over dit onderwerp zijn de problemen rond onduidelijke afschriften aangekaart bij het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB). De Betaalvereniging Nederland heeft een aantal voorlichtingsacties ingezet richting pinacceptanten en iDEAL-acceptanten om onduidelijkheden omtrent bankafschriften te beperken. De Betaalvereniging Nederland heeft in de voorlichtingsacties gehamerd op het belang van gebruik van herleidbare namen in transactiesgegevens, zodat klanten deze herkennen en kunnen koppelen aan hun aankoop bij een winkel of een website.

Volgens het MOB zijn de ingezette acties voldoende om de herleidbaarheid van bankafschrijvingen te verbeteren. Hiernaast lopen er meerdere marktinitiatieven om het probleem van onduidelijke rekeningafschriften aan te pakken. Mocht een consument een betaling in zijn transactieoverzicht niet herkennen, dan kan hij navraag doen bij zijn bank. De inspanningen van het MOB, in combinatie met de initiatieven vanuit de sector en de mogelijkheden die de consument heeft om navraag te doen bij zijn of haar bank geven vertrouwen dat de herleidbaarheid van bankafschrijvingen op dit moment voldoende wordt aangepakt.1

2.

Lid Snels c.s. verzoekt de regering de effecten van PSD2 op het punt van marktverhoudingen te monitoren.

Kamerstuk 34 813, nr. 22.

De ACM zal in het najaar van 2019 starten met het monitoren van ontwikkelingen op de Nederlandse betaalmarkt in relatie tot Bigtechs. Daartoe zal de ACM een position paper uitbrengen over de gevolgen van mogelijke toetreding van Bigtechs voor de betaalmarkt, met daarin een schets van het theoretisch kader van recente ontwikkelingen op de Nederlandse betaalmarkt, een duiding wat wordt verstaan onder Bigtechs en digitale platforms en een uitwerking van mogelijke scenario’s betreffende toetreding van Bigtechs tot de Nederlandse betaalmarkt. Daarnaast wordt in kaart gebracht wat de feitelijke en verwachte activiteiten van Bigtechs op de Nederlandse betaalmarkt zijn en zal worden ingegaan op de mogelijke effecten van de komst van deze partijen op de Nederlandse betaalmarkt. Naar verwachting zal de ACM medio 2020 een definitieve rapportage opleveren. Deze stuur ik u toe, voorzien van mijn reactie. De uitkomsten in deze rapportage kunnen als basis dienen voor monitoring van de marktverhoudingen op Europees niveau als gevolg van PSD 2, zoals verzocht in de motie.

3.

Lid Ronnes c.s. verzoekt de regering om banken ertoe aan te zetten consumenten een toestemmingenoverzichtaan te bieden.

Kamerstuk 34 813, nr. 20.

Ten aanzien van de motie en mijn toezegging over het bieden van een dashboard/overzicht door banken kan ik melden dat het mogelijk is voor banken om aan hun klanten een dashboard/overzicht te bieden, waardoor klanten in hun online bankomgeving kunnen zien aan welke partijen zij toestemming hebben gegeven voor het verkrijgen van toegang tot hun betaalrekening. Het is daarnaast ook mogelijk dat klanten via dit overzicht een eerder verleende toestemming kunnen intrekken, mits banken dit op neutrale wijze aanbieden. DNB heeft een Q&A over dit onderwerp geplaatst op haar website.2

Een bank mag voor haar klanten niet in zijn algemeenheid vooraf beslissen dat zij geen gebruik willen maken van de betaaldiensten van derde partijen. Klanten zouden in dat geval expliciet moeten aangeven dat zij wel gebruik willen maken van de betaaldiensten. Dit zou ertoe leiden dat er een dubbele controle op toestemming wordt geïntroduceerd. Hierover heeft de European Banking Authority (EBA) in december 2018 in een Q&A geoordeeld dat hiermee het doel van PSD2 wordt ondermijnd om een gelijk speelveld te creëren tussen alle marktpartijen die betaaldiensten aanbieden.3

2. Toezeggingen

Nr.

Betreft

Vindplaats

Reactie

1.

Zodra er concrete resultaten over het adresseren van de audit gap te melden zijn, informeer ik uw Kamer hierover.

Brief van 3 april 2018 met reactie op de motie van het lid Snels (GroenLinks) over de informatiepositie van rekenkamers. Kamerstuk 21 501-07, nr. 1502.

Op 9 oktober jl. hebben de Europese Rekenkamer (ERK) en de Europese Centrale Bank (ECB) een Memorandom of Understanding (MoU) gesloten.1 In dit MoU hebben de instellingen afspraken gemaakt over de onderlinge informatie-uitwisseling in het kader van controles door de ERK op het toezicht van de ECB binnen het Single Supervisory Mechanism (SSM). Op basis van het MoU krijgt de ERK toegang tot alle documenten en informatie die zij voor het uitoefenen van haar controletaak nodig heeft. De bijlage bij het MoU bevat hiertoe een niet-uitputtende opsomming van informatiecategorieën die de ECB desgevraagd aan de ERK beschikbaar stelt. Omdat het in veel gevallen gaat om toezichtvertrouwelijke informatie, bijvoorbeeld bankspecifieke informatie, bevat het MoU ook afspraken over de modaliteiten waaronder deze door de ERK mag worden ingezien en gebruikt.

De afgelopen jaren heeft Nederland zich in Europees verband actief ingezet om de informatiepositie van de Europese Rekenkamer te verbeteren. Ik zie het MoU als een belangrijke, bemoedigende stap in het continue proces om een goed georganiseerde, sluitende publieke controle op het bankentoezicht te organiseren.

2.

In gesprek gaan met De Nederlandsche Bank (DNB) en het Centraal Plan Bureau (CPB) te vragen of zij meer aandacht kunnen besteden aan de risico's in de verzekeringssector wanneer zij de jaarlijkse monitor schrijven en daar bij de Kamer op enig moment op terugkomen.

Tijdens het plenair debat wetsvoorstel herstel en afwikkeling van verzekeraars d.d. 6 juni 2018. Handelingen II 2017/18, nr. 90, item 13.

In meerdere gesprekken is bij zowel DNB als het CPB gevraagd meer aandacht te besteden aan de risico’s de afgelopen maanden.

3.

Fintech initiatieven InnovationHub en Maatwerk voor Innovatie: «De toezichthouders rapporteren later dit jaar over de ervaringen en inzichten die zij in dit kader hebben opgedaan».

Kamerbrief Innovatie in de financiële sector van 9 april 2019. Kamerstuk 32 013, nr. 213.

De toezichthouders (DNB en AFM) hebben gerapporteerd over de ervaringen en inzichten die zij hebben opgedaan in het kader van de lopende fintech-initiatieven; InnovationHub en Maatwerk voor Innovatie. Het lessons learned-rapport gepubliceerd, zie: https://www.afm.nl/nl-nl/nieuws/2019/aug/innovationhub-lessons-learned

https://www.dnb.nl/nieuws/dnb-nieuwsbrieven/nieuwsbrief-banken/nieuwsbrief-banken-augustus-2019/dnb385252.jsp.

4.

In overleg treden met banken om te spreken over de ontwikkelingen rond de toegang van Nederlanders, waaronder Nederlandse expats, in het buitenland tot dienstverlening van banken.

Beantwoording schriftelijke vragen d.d. 26 augustus 2019.

Aanhangsel Handelingen II, 2018/19, nr. 3634.

Tijdens een gesprek met de Betaalvereniging Nederland is dit onderwerp besproken. Er zijn op dit moment geen signalen dat er meerdere banken zijn die bankrekeningen van Nederlanders die in het buitenland wonen, waaronder Nederlandse expats, hebben opgeheven. Ik blijf aandacht houden voor de ontwikkelingen op dit gebied.

5.

Met DNB bespreken of het mogelijk is om meer informatie te krijgen over de tarieven tussen banken voor bankrekeningen en over de kosten van pintransacties.

Tijdens het debat «Gebruik van contant geld in de samenleving» op 15 januari 2019. Kamerstuk 27 863, nr. 40.

Ik heb uw Kamer toegezegd om met DNB te bespreken of het mogelijk is om meer informatie te krijgen over tarieven tussen banken voor bankrekeningen en over de kosten van pintransacties. DNB heeft aangegeven geen informatie van banken over de hoogte van interbancaire vergoedingen te hebben. Ik heb daarom contact opgenomen met de Autoriteit Consument en Markt.

Het opnemen van geld uit een geldautomaat in euro’s binnen de Europese Unie is bij Nederlandse banken over het algemeen gratis. Banken zijn ook transparant over de kosten van het opnemen van geld, bijvoorbeeld via de informatie die ze publiceren op hun website. Consumenten kunnen op basis van de kosten van een betaalpakket en de door banken geboden dienstverlening kiezen waar ze hun betaalrekening(en) willen aanhouden.

Banken maken onderling (bilaterale) afspraken over de tarieven voor het gastgebruik van elkaars geldautomaat, net als voor veel andere vormen van onderlinge betalingen. Dit gaat om gevallen waarbij je klant bent bij de ene bank, en dan geld opneemt bij een geldautomaat van een andere bank. Bij banken van ongeveer dezelfde grootte kan het zijn dat er over en weer evenveel gastgebruik plaatsvindt en dat er netto geen of slechts beperkte geldbetalingen plaatsvinden. Bij banken van ongelijke grootte zullen er wel netto onderlinge betalingen plaatsvinden. Zoals aangegeven, kiest het overgrote deel van de Nederlandse banken ervoor om aan consumenten geen kosten door te berekenen voor het gastgebruik van een geldautomaat aan consumenten in binnen- en buitenland zolang het gaat om het opnemen van euro’s. Om die reden acht ik publicatie van de onderling overeengekomen tarieven voor gastgebruik niet noodzakelijk, mede gezien het bedrijfsvertrouwelijke karakter van deze tarieven.

Recent hebben de drie grootste banken in Nederland, ABN AMRO, ING en Rabobank, besloten samen te werken bij de exploitatie van het netwerk van geldautomaten via Geldmaat. Ik vind het belangrijk vanuit het oogpunt van marktwerking dat kaarthouders van niet in Geldmaat participerende banken via open, transparante en niet-discriminatoire voorwaarden toegang krijgen tot het netwerk van Geldmaat en dat kleinere banken niet op achterstand gezet worden door deze samenwerking doordat ze bijvoorbeeld hele hoge tarieven voor gastgebruik moeten betalen of moeilijk toegang krijgen. Dat beperkt immers de concurrentie tussen de Nederlandse banken.

6.

Voor- en nadelen digitaal centralebankgeld uiteenzetten.

Tijdens het AO «Effecten van het ECB-beleid» d.d. 24 september 2019. Kamerstuk 21 501-07, nr. 1630 (conceptverslag).

In de kabinetsreactie op het WRR-rapport «Geld en Schuld» (Kamerstuk 35 107, nr. 3) en de initiatiefnota «100% veilig sparen en betalen» van het lid Alkaya (Kamerstuk 35 107, nr. 2) is het kabinet reeds op hoofdlijnen ingegaan op de mogelijke voordelen en mogelijke context waarbinnen digitaal centralebankgeld (afnemend gebruik contact geld) nuttig zou kunnen zijn. De invoering van digitaal centralebankgeld zou, mede afhankelijk van de vormgeving, een structurele hervorming binnen het geldstelsel betekenen, met gevolgen voor onder andere de kredietverstrekking, de financiële stabiliteit en het monetaire beleid, die goed onderzocht moeten worden. Het kabinet heeft het belang van verder onderzoek daarom bij DNB onder de aandacht gebracht. DNB heeft in reactie hierop aangegeven onderzoek te doen, en verwacht de resultaten hiervan begin 2020 te kunnen presenteren. Hierbij gaat de aandacht van het kabinet in lijn met het verzoek van de heer Sneller in het bijzonder uit naar een maatschappelijke kosten- en batenanalyse.

7.

De Kamer nader informeren over de aanduiding die kan worden gehanteerd om het onderscheid te verhelderen tussen zelfstandig adviseurs en adviseurs die werkzaam zijn bij aanbieders van financiële dienstverleners.

Tijdens het AO Financiële Markten op 12 juni 2019. Kamerstuk 32 545, nr. 111.

In mijn brief aan de Tweede Kamer van 15 januari 20192 heb ik aangegeven dat ik voornemens ben om voor financiëledienstverleners die adviseren over complexe producten voor te schrijven waaraan een adviseur die onafhankelijk adviseert moet voldoen. Hierbij heb ik voorgesteld om drie type adviseurs te onderscheiden; de onafhankelijk adviseur, de zelfstandig adviseur (een ongebonden adviseur die niet een toereikend aantal producten vergelijkt) en de adviseur in dienst bij een bank of verzekeraar. Naar aanleiding van dit schrijven, hebben verschillende partijen aangegeven dat de driedeling in type adviseurs niet veel verduidelijking zal bieden voor de consument. In het Algemeen Overleg Financiële Markten heb ik uw Kamer toegezegd hier opnieuw naar te kijken en u te informeren. Gelet op de reacties ten aanzien van de voorgestelde driedeling ben ik voornemens om de driedeling in type adviseurs los te laten. Daarnaast zal ik in het kader van het verbetertraject voor het dienstverleningsdocument bezien hoe de consument het beste geïnformeerd kan worden over of er sprake is van onafhankelijk advies en de achterliggende kenmerken van adviseurs die bepalen of er sprake is van onafhankelijk advies (of hij een toereikend aantal producten vergelijkt en niet uitsluitend producten adviseert die worden aangeboden door hemzelf, of door entiteiten waarmee de financiële dienstverlener nauwe banden heeft). Deze informatie is reeds onderdeel van het dienstverleningsdocument.

8.

Om de sector te vragen in de online bankomgeving een toegankelijk overzicht te bieden van derde partijen die toegang hebben of hebben gehad tot de betaalrekening van de klant, en te bezien in hoeverre het mogelijk is dat de klant via dit dashboard de toestemming bij de derde partij weer kan intrekken.

Brief van 10 september 2018 met overzicht toezeggingen gedaan tijdens plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 4 september 2018 Kamerstuk 34 813, nr. 24.

Zie motie nummer 3.

9.

Aandacht te vragen voor de risico’s bij het verwerken van gegevens van derden die hiervoor geen toestemming hebben gegeven.

Brief van 10 september 2018 met overzicht toezeggingen gedaan tijdens plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 4 september 2018. Kamerstuk 34 813, nr. 24.

In het gesprek met de AP is naar voren gekomen dat betaaldienstverleners een gerechtvaardigd belang kunnen hebben om persoonsgegevens van anderen dan de klant waarmee een overeenkomst is gesloten uitsluitend te gebruiken voor het verlenen van de betaaldienst (bijvoorbeeld de rekeninginformatiedienst). Het verdere gebruik van deze «silent party data» voor eventuele andere, bijkomende diensten is op grond van de AVG niet toegestaan. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) verwijst hiervoor naar het standpunt van de European Data Protection Board (EDPB) over het gebruik van silent party data.3 Het mogelijk onrechtmatig gebruik van silent party data heeft bijzondere aandacht van de AP bij de uitvoering van haar toezichtstaken. De AP verzamelt hierover signalen en tips en kan bij onrechtmatig gebruik van persoonsgegevens optreden.

10.

In een gesprek met de AP en/of DNB aandacht te vragen om bij het uitoefenen van toezicht aandacht te hebben voor de vraag of het wenselijk is dat wordt «betaald» met het verstrekken van persoonsgegevens, dan wel dat persoonsgegevens commercieel worden gebruikt, ook in relatie tot kwetsbare groepen.

Brief van 10 september 2018 met overzicht toezeggingen gedaan tijdens plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 4 september 2018. Kamerstuk 34 813, nr. 24.

Uit een gesprek met de AP is gebleken dat betaaldienstverleners verplicht zijn om begrijpelijke informatie over de verwerking van persoonsgegevens te verstrekken en hier transparant over te zijn. Over de (rechtmatige) verwerking van persoonsgegevens in verband met het aanbieden van online diensten heeft de EDPB richtsnoeren4 aangenomen. De AP betrekt deze richtsnoeren bij haar toezicht op betaaldienstverleners. Op grond van de AVG mogen de persoonsgegevens die zijn verkregen in het kader van de overeenkomst tussen klant en betaaldienstverlener niet zomaar voor andere doeleinden worden gebruikt. Voor het gebruik van persoonsgegevens voor een ander doel dan strikt het leveren van een betaaldienst dient een aparte wettelijke grondslag te bestaan.

11.

Nagaan of er daadwerkelijk drie jaar nodig is om PSD2 in zijn totaliteit te evalueren en of het mogelijk is om in praktische zin bij te sturen.

Brief van 10 september 2018 met overzicht toezeggingen gedaan tijdens plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 4 september 2018. Kamerstuk 34 813, nr. 24.

De toezichthouders achten een evaluatie van PSD2 nu nog te vroeg, aangezien de wetgeving ter implementatie van PSD2 nog maar recent in werking is. Voor een effectieve evaluatie zullen er eerst meer PSD2-partijen actief moeten zijn op de betaalmarkt. De RTS on strong customer authentication (SCA) and secure communication5 is pas sinds 14 september 2019 van kracht. De ervaringen met het toezicht zijn dus beperkt en het is onmogelijk om nu al duidelijke conclusies te trekken. Een periode van drie jaar na inwerkingtreding van genoemde wetgeving acht ik – samen met de toezichthouders – een reële periode voor evaluatie van PSD2.

De EBA heeft de bevoegdheid om tussentijds RTS-en te evalueren. Verder geldt dat indien zich ontwikkelingen voordoen die mogelijk in strijd zijn met PSD2, de verantwoordelijke toezichthouders deze kunnen onderzoeken en zo nodig maatregelen kunnen nemen. Er is sprake van doorlopend toezicht waarbij toezichthouders actief de ontwikkelingen op de markt monitoren en kunnen ingrijpen waar nodig.

12.

Onduidelijke afschriften aankaarten bij het MOB.

Brief van 10 september 2018 met overzicht toezeggingen gedaan tijdens plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 4 september 2018. Kamerstuk 34 813, nr. 24.

Zie motie nummer 1.

13.

Er zal een algemene evaluatie van PSD2 plaatsvinden. Dit zal niet gebeuren voor 2021, maar wel binnen vijf jaar.

Brief van 10 september 2018 met overzicht toezeggingen gedaan tijdens plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 4 september 2018. Kamerstuk 34 813, nr. 24.

De toezichthouders hebben gezamenlijk geconcludeerd dat een evaluatie van PSD2 nu nog te vroeg is. Voor een effectieve evaluatie zullen er eerst meer PSD2-partijen actief moeten zijn op de betaalmarkt. De ervaringen met het toezicht zijn nu te beperkt en het is onmogelijk om nu al duidelijke conclusies te trekken. De bevindingen van de Europese Commissie (EC) uit de evaluatie van 2021, worden betrokken bij de algemene evaluatie van PSD2 op nationaal niveau.

14.

Te evalueren of het voldoende duidelijk is welke betaalinstrumenten (met name van kleinere creditcardmaatschappijen) wel en niet onder het verbod op surcharging vallen.

Brief van 10 september 2018 met overzicht toezeggingen gedaan tijdens plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 4 september 2018. Kamerstuk 34 813, nr. 24.

Hierover is contact opgenomen met de ACM. De ACM heeft aangegeven geen klachten en/of signalen te hebben ontvangen over dat het onduidelijk is welke betaalinstrumenten wel of niet onder verbod op surcharging vallen. Alleen «pure» driepartijenschema’s, zoals American Express en Diner Cards vallen niet onder dit verbod. De ACM heeft aangegeven wel vragen gekregen te hebben over welke betaaldiensten (zoals iDEAL en andere diensten) wel en niet onder het verbod vallen. Met de invoering van PSD2 in februari 2019 is informatie hierover toegevoegd op de website. Deze toezegging neem ik verder mee in de algemene evaluatie van PSD2 op nationaal niveau.

15.

In gesprek gaan met DNB over de vraag of het mogelijk is om de Tweede Kamer bij het jaarverslag van het MOB te informeren over de ontwikkelingen met betrekking tot PSD2.

Brief van 10 september 2018 met overzicht toezeggingen gedaan tijdens plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 4 september 2018. Kamerstuk 34 813, nr. 24.

In het MOB jaarverslag over 2019 zal worden ingegaan op de ontwikkelingen met betrekking tot PSD2. Dit verslag wordt medio 2020 verwacht en zal t.z.t. aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

16.

Aandacht vragen bij de EC voor de risico’s op het terrein van privacy, ook in het kader van de evaluatie die de Commissie over enige jaren gaat uitvoeren (januari 2021).

Brief van 10 september 2018 met overzicht toezeggingen gedaan tijdens plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 4 september 2018. Kamerstuk 34 813, nr. 24.

Uit het gesprek met de EC is gebleken dat zij ontwikkelingen in het kader van PSD2 in lidstaten monitoren, in het bijzonder lidstaten die al meer ervaring hebben met PSD2, zoals het VK en Zweden. Daarbij wordt binnen de EDPB gewerkt aan concept-richtsnoeren over de verhouding tussen de AVG en PSD2.

17.

De diversiteit van betaaldiensten, het ontstaan van monopolies en de marktmacht van BigTech te monitoren, waar mogelijk met behulp van de ACM.

Brief van 10 september 2018 met overzicht toezeggingen gedaan tijdens plenaire behandeling implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten op 4 september 2018. Kamerstuk 34 813, nr. 24.

Zie motie nummer 2.

18.

De facultatieve uitsluitingsgrond «ernstige beroepsfout» bij toekomstige aanbestedingen van het betalingsverkeer nader uitwerken.

Brief maatschappelijk verantwoord ondernemen d.d. 1 april 2019. Kamerstuk 26 485, nr. 305.

Ik heb uw Kamer toegezegd de facultatieve uitsluitingsgrond «ernstige beroepsfout» bij toekomstige aanbestedingen van het betalingsverkeer nader uit te werken en daarbij oog te hebben voor de institutionele verhouding met de toezichthouders en waarborgen dat er een gelijk speelveld is in Europa.

De eerste aanbesteding van het betalingsverkeer waarin de uitgewerkte facultatieve uitsluitingsgrond «ernstige beroepsfout» wordt opgenomen, is de aanbesteding van credit cards, waarvan het beschrijvend document naar verwachting in oktober gepubliceerd zal worden. Een inschrijvende partij die een ernstige beroepsfout heeft gemaakt, wordt in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat deze voldoende maatregelen heeft genomen om zijn betrouwbaarheid aan te tonen. Indien de aanbestedende dienst dat bewijs toereikend acht, wordt de betrokken inschrijver niet uitgesloten.

19.

Het betalingsverkeer van het Rijk (departementen en diensten) zal ik opnieuw aanbesteden. Voor wat betreft de bestaande betalingsverkeer overeenkomsten van de Belastingdienst en het buitenlands betalingsverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bezie ik overleg met de wederpartij of bestaande overeenkomsten aangescherpt kunnen worden.

Brief maatschappelijk verantwoord ondernemen d.d. 1 april 2019. Kamerstuk 26 485, nr. 305.

Ik heb aangegeven, rekening houdend met de voorbereidingstijd voor een nieuwe aanbesteding van een jaar, besloten te hebben om voor het betalingsverkeer van het Rijk (het betalingsverkeer van departementen en diensten) een nieuwe aanbestedingsprocedure op te starten. Dit leidt ertoe dat iedere partij opnieuw een gelijke kans heeft om de opdracht te winnen (ervan uitgaande dat de partij kan voldoen aan de voorwaarden).

De aanbestedingsprocedure voor het betalingsverkeer van het Rijk (departementen en diensten) is gestart met een verzoek tot deelname aan de marktconsultatie.

Ook is de aanbestedingsprocedure voor creditcards reeds van start gegaan en wordt de aanbestedingsprocedure voor het inkomende cards en online betalingsverkeer nu opgestart.

Daarnaast heb ik besloten de overeenkomst voor het betalingsverkeer van de Belastingdienst in 2022 met twee jaar te verlengen in verband met de lopende grote verandertrajecten bij de Belastingdienst. Het buitenlands betalingsverkeer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal in 2021 ook worden aanbesteed. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is thans in een optimalisatie- en centralisatieproces van het mondiale betalingsverkeer.

Ik ben in gesprek met de huidige wederpartij of het mogelijk is bovenstaande twee overeenkomsten aan te scherpen op het gebied van onherroepelijke rechtelijke veroordeling en transacties op andere terreinen zoals corruptie en fraude door een opzeggingsgrond toe te voegen.

X Noot
2

Kamerstuk 32 545, nr. 100.

X Noot
4

Guidelines 2/2019 on the processing of personal data under Article 6(1)(b) GDPR in the context of the provision of online services to data subjects.

Naar boven